direct naar inhoud van Regels
Plan: Buitengebied herziening 2005 PH Nienenhoek 8
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1700.201402BPBGPH-vas1

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan "Buitengebied herziening 2005 PH Nienenhoek 8" met identificatienummer NL.IMRO.1700.201402BPBGPH-vas1 van de gemeente Twenterand;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 ander-werk:
  • a. een werk, geen bouwwerk zijnde;
  • b. een werkzaamheid;
1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.7 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.8 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.9 bijlage:

een bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende bijlage;

1.10 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.11 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.12 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.13 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.14 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.15 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.16 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verko- pen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor ge- bruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.17 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.18 peil:
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang plus 0,25 m;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
1.19 permanente bewoning:

bewoning door een persoon of door groepen van personen van een voor recreatieve bewoning bedoelde ruimte/gebouw als hoofdverblijf c.q. vaste woon- of verblijfplaats;

1.20 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;

1.21 seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.22 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt;

1.23 verblijfsrecreatie:

een vorm van recreatief verblijf, buiten het hoofdverblijf/de eerste woning elders van de gebruikers, waarbij sprake is van overnachting(en) anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of vaartuig of overnachting(en) bij familie of kennissen;

1.24 woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

Ruimten, zoals kelders, niet zijnde kruip- en soortgelijke ruimten, onder de onderzijde van de begane grondvloer en tussen de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) worden niet meegerekend, tenzij de onderzijde van de begane grondvloer op meer dan 0,3 m boven peil is gelegen of de kelder van buiten een directe toegang heeft;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie in de vorm van recreatiewoningen en/of kampeermiddelen en/of trekkershutten, alsmede voor landschapsverzorging;

tevens zijn de gronden bestemd voor:

  • b. een kantine en speelhal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kantine en speelhal';
  • c. randbeplanting ten behoeve van landschappelijke inpassing van bovengenoemde voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - randbeplanting';
  • d. horeca-activiteiten in de categorie 3b zoals genoemd in de in Bijlage 1 opgenomen Staat van horeca-activiteiten;
  • e. het vasthouden, bergen en afvoeren van water;

een en ander met bijbehorende bebouwing en voorzieningen, waaronder terrassen, parkeer- en ontsluitingsvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bebouwing binnen het bouwvlak

De bebouwing binnen het bouwvlak dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. dienstgebouwen, waaronder een kampwinkel, receptie, opslag- en werkplaatsen, horeca-, dag- en verblijfsgebouwen met een maximale bouwhoogte van 6,5 m en een maximale goothoogte van 3,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kantine en speelhal' de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m en 7,5 m;
  • b. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak, met een maximale bouwhoogte van 9 m, een maximale goothoogte van 4,5 m en een maximale inhoud van 750 m3, dan wel de op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere hoogte, goothoogte of inhoud;
  • c. ondergeschikte gebouwen, op geen grotere afstand dan 25 m van de bedrijfswoning, met per bedrijfswoning een gezamenlijke maximale oppervlakte van 75 m2, een maximale bouwhoogte van 6 m en een maximale goothoogte van 3 m, dan wel in geval van een grotere afstand, inhoud, bouwhoogte en/of goothoogte, uitsluitend de ondergeschikte gebouwen zoals deze bestaan op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en speelwerktuigen maximaal 8 m mag bedragen en de bouwhoogte van antennemasten bij bedrijfswoningen maximaal 15 m mag bedragen.

3.2.2 Bebouwing buiten het bouwvlak

De bebouwing buiten het bouwvlak dient te voldoen aan de volgende regels:

  • a. stacaravans met per stacaravan een maximale bebouwde oppervlakte van 60 m2 inclusief berging en een maximale bouwhoogte van 3,5 m, met dien verstande dat per stacaravan één berging met een maximale bebouwde oppervlakte van 6 m2 en een maximale bouwhoogte van 2,5 m is toegestaan, dan wel de op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere bebouwde oppervlakte en hoogte;
  • b. trekkershutten met per hut een maximale inhoud van 30 m3 en een maximale bouwhoogte van 3 m;
  • c. sanitaire bebouwing met een maximale bebouwde oppervlakte van 200 m2 en een maximale goothoogte van 3 m en maximale bouwhoogte van 6 m;
  • d. overige kampeermiddelen;
  • e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een maximale bouwhoogte van 3 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van lichtmasten en speelwerktuigen maximaal 8 m mag bedragen;
  • f. maximaal 15 recreatiewoningen, met dien verstande dat de recreatiewoningen aan de volgende voorschriften dienen te voldoen:
    • 1. de inhoud per recreatiewoning (inclusief berging en onderkeldering) mag maximaal 250 m3 bedragen;
    • 2. de goothoogte van de recreatiewoning mag maximaal 4 m bedragen;
    • 3. dan wel de op moment van terinzagelegging van het ontwerpplan bestaande grotere inhoud of goothoogte.
3.3 Specifieke gebruiksregels
3.3.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik wordt in ieder geval verstaan een gebruik van gebouwen ten behoeve van permanente bewoning.

3.3.2 Parkeren

Indien de omvang, het gebruik of de bestemming van een gebouw of terrein daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, dan wel op het betreffende terrein, met dien verstande dat:

  • a. de hiervoor bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan:
    • 1. indien de afmetingen van bedoelde parkeerruimten ten minste 2,50 meter bij 5,00 meter in geval van haaks en gestoken parkeren en 2,20 meter bij 6,50 meter bij langs parkeren bedragen;
    • 2. indien de afmetingen van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte, voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst, ten minste 3,50 meter bij 6,00 meter bedragen.
  • b. de gerealiseeerde voorzieningen na de realisering in stand worden gehouden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van de afmetingen, nidien de feitelijke inrichting daartoe aanleiding geeft.

3.3.3 Laden en lossen
  • a. Indien het gebruik van een terrein of de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • b. de gerealiseeerde voorzieningen dienen na de realisering in stand worden gehouden;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a kan het bevoegd gezag bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a, indien en voor zover:
    • 1. het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Vergunningplicht

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning opgaande beplantingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - randbeplanting' te verwijderen.

3.4.2 Beoordelingscriteria

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de uitvoering van het ander-werk, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de beoogde landschappelijke inpassing van het terrein en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

3.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is vereist voor:

  • a. andere-werken behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  • b. andere-werken, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangehaalde vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik in verband met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, anders dan als stort- en/of opslagplaats voor normaal gebruik.
  • b. een gebruik voor (detail)handel, anders dan detailhandel zoals genoemd in lid 3.2.1 onder a;
  • c. een gebruik van gebouwen, niet zijnde een toegestane (dienst- c.q. bedrijfs)- woning, voor bewoning;
  • d. een gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seks- en/of pornobedrijf en/of prostitutiebedrijf;
  • e. een gebruik van de gronden ten behoeve van het oprichten van niet voor bedrijfsdoeleinden bestemde buitenbakken voor paarden.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Afwijkingsbevoegdheid

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels van dit plan ten behoeve van:

  • a. het oprichten van bouwwerken voor doeleinden van openbaar nut met een oppervlakte, voor zover het een gebouw betreft, van maximaal 25 m² en een maximale hoogte van 3 m, in verband waarmee bij het oprichten van bedoelde bouwwerken langs een weg, de kade of een waterloop, de wegbeheerder en/of het waterschap gehoord worden;
  • b. het aanbrengen van geringe wijzigingen van maximaal 10 m in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen of bebouwingsgrenzen ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding dan wel, uitsluitend ten aanzien van bebouwingsgrenzen, ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan, waarbij belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het oprichten van vlaggenmasten, voor zover deze geen grotere hoogte hebben dan 7 m.

Artikel 7 Algemene wijzigingsregels

7.1 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. voor wat betreft het opnemen van nieuwe waterlopen en wegen ten behoeve van de landinrichting;
  • b. voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van wegen, fietspaden en overige verkeersvoorzieningen ten behoeve van het mogelijk maken van de aanleg van rotondes tot een afstand van maximaal 10 m;
  • c. voor wat betreft het veranderen van de bestemmingsgrenzen van waterlopen ten behoeve van de inrichting van de waterlopen tot een afstand van maximaal 10 m.
7.2 Afwegingskader

Alvorens een wijzigingsbesluit te nemen als bedoeld in artikel 7.1, dienen burgemeester en wethouders aan te tonen dat de waarden en functies alsmede de belangen van de gebruikers en/of eigenaren van de nabijgelegen gronden en agrarische bedrijven niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 8 Overige regels

De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. anti-cumulatiebepaling;
  • b. bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer;
  • c. bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. ruimte tussen bouwwerken;
  • e. bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • f. parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.1.1 Overgangsbepaling

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
9.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1.1 met maximaal 10%.

9.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik
9.2.1 Overgangsbepaling

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

9.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.2.1 , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

9.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 9.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

9.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied herziening 2005 PH Nienenhoek 8'.