Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herontwikkeling Kanaalstraat 66 Roden
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1699.2021BP095-vg01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan Herontwikkeling Kanaalstraat 66 Roden met identificatienummer NL.IMRO.1699.2021BP095-vg01 van Gemeente Noordenveld;
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  
1.6 bedrijf
een inrichting of instelling, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen, dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden werkactiviteiten daaronder niet begrepen;
1.7 bedrijfsgebouw
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.8 bestaand
  1. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend; 
  2. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van inwerkingtreding van het plan legaal bestaat;
1.9 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.10 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.11 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd of ander bouwwerk bouwwerk met een dak;
  
1.12 biologische productiemethode
een duurzame productiemethode, gebaseerd op:
  1. het produceren van voedingsmiddelen, die voedingsfysiologisch hoogwaardig zijn, in een voldoende hoeveelheid, zonder residuen van stoffen die de gezondheid van mens en dier kunnen schaden;
  2. het behoud of herstel van een optimale bodemvruchtbaarheid;
  3. het behoud of herstel van natuur en landschap;
  4. het behoud van de genetische diversiteit;
  5. het vermijden van handelingen die het milieu belasten of tot verarming daarvan bijdragen;
  6. een minimaal gebruik van eindige grondstoffen;
  7. het houden van landbouwhuisdieren op een zodanige wijze dat deze hun belangrijkste soorteigen gedragingen kunnen uiten.
1.13 bodemingreep/bodemverstoring
alle grondwerkzaamheden/activiteiten die een effect hebben op het voortbestaan van (archeologische) waarden of verwachtingen in de bodem;
  
1.14 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
  
1.15 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
  
1.16 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.17 bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.18 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde zijn toegelaten;
  
1.19 bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;
  
1.20 cultuurhistorische waarden
waarden van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
 
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die de goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 erfafscheiding
de afbakening van een erf of perceel van een ernaast gelegen erf of perceel, of van de openbare ruimte;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.24 gebruik
het gebruiken, doen gebruiken en/of laten gebruiken;
1.25 gevellijn
de in het plan als zodanig opgenomen aanduiding, waar de voorgevel van het hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd;
1.26 hoofdgebouw
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;
  
1.27 kap
een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30 graden en minder 65 graden;
 
1.28 maaiveld
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.
1.29 nadere eis
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
1.30 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;
1.31 ondergeschikte kantoorruimten
een gebouw of een deel van een gebouw dat geheel of grotendeels in gebruik is of te gebruiken is voor bureaugebonden werkzaamheden of daaraan ondersteunende activiteiten, waarbij deze werkzaamheden en activiteiten uitsluitend worden verricht ten dienste van en ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie op hetzelfde bouwperceel;
1.32 opslag
het in bewaring houden van goederen;
 
1.33 overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct of indirect en duurzaam met de aarde is verbonden;
  
1.34 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een (gesloten) dak, zonder eigen wanden;
  
1.35 perceelgrens
de grens van een bouwperceel;
  
1.36 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
  
1.37 prostitutiebedrijf
prostitutie in een daarvoor ingerichte ruimte en in dienstverband (seksclub, bordelen, privé-huizen), niet zijnde sekswinkels, seksbioscopen, sekstheaters en daarmee gelijk te stellen bedrijfstypen;
 
1.38 veldschuur
een vrijstaand eenvoudig gebouw die gebruikt wordt of voorheen gebruikt werd als schuilplaats voor vee, opslag van agrarische hulpmaterialen zoals machines of opslag van gewassen zoals stro, hooi en zaagsel;
1.39 verblijfsbied
het tot de openbare ruimte behorende gebied hoofdzakelijk bestemd en ingericht voor (ontsluitings)wegen, fiets- en voetpaden, water, parkeer-, speel- en groenvoorzieningen, alsmede evenementen in de open lucht.
1.40 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;
 
1.41 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel;
 
1.42 woongebouw
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat met één of meer gemeenschappelijke toegangen en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 Meetmethode
 
2.1.1 de afstand tot de (zijdelingse) bouwperceelgrens
tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.1.4 lengte, breedte en diepte van bouwwerken
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;
 
2.1.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren en/of de buitenzijde van overige niet-ondergeschikte bouwonderdelen, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.1.6 de vloeroppervlakte van een bouwwerk
de oppervlakte gemeten tussen de scheidingsconstructies van de afzonderlijke ruimten in een gebouw;
2.1.7 algemene regels
Alle maten zijn in meters (m) en voor:
  • oppervlakten in vierkante meters (m²);
  • inhoudsmaten in kubieke meters (m³);
  • verhoudingen in procenten (%);
  • hoek en/hellingen in graden (°);
In het plan wordt altijd gemeten vanuit het hart van de lijn.
 
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Groen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. (openbare) groenvoorzieningen;
  2. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen bebouwing;
met daaraan ondergeschikt:
  1. paden en verhardingen;
met de daarbij behorende:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van een gebouw geldt de volgende regel:
  1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, geldt de volgende regel:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedragen.
Artikel 4 Verkeer - Verblijfsgebied
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen, straten en paden;
  2. verhardingen en parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
  1. groenvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van een gebouw gelden de volgende regels:
  1. er mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van aan de bestemming gerelateerde gebouwen van algemeen nut, zoals abri's en fietsenbergingen met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. in overige gevallen mag de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, ten hoogste 3 m bedragen.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
  • het bebouwings- en straatbeeld;
  • het landschapsbeeld;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats, de goot- en/of bouwhoogte, de dakhelling en dakvorm van de bebouwing.
Artikel 5 Wonen - Woongebouw
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, in de vorm van woongebouwen, waarbij het aantal wooneenheden niet meer mag bedragen dan 22;
met daaraan ondergeschikt:
  1. paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. nutsvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met de daarbij behorende:
  1. tuinen, erven en terreinen;
  2. gebouwen;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  4. werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van een hoofdgebouw, in de vorm van een woongebouw/-complex, gelden de volgende regels:
  1. een hoofdgebouw dient uitsluitend binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen niet meer bedragen dan is aangegeven;
  3. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 11 m.
 
5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
  1. indien het voor de voorgevel of voor een naar de weg, dan wel naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan wordt opgericht, bedraagt de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen ten hoogste 1,0 m;
  2. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m;
  3. in overige gevallen mag de bouwhoogte ten hoogste 3 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving.
 
Onder strijdig gebruik wordt in elk geval verstaan:
  1. de bewoning van al dan niet vrijstaande bijgebouwen en voormalige bedrijfsgebouwen;
  2. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een bedrijf.
5.3.2 Voorwaardelijke verplichting akoestische maatregelen
Gronden en gebouwen kunnen niet eerder in gebruik worden genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 lid 1 sub a  dan dat:
  1. De appartementen zodanig worden geïsoleerd/gerealiseerd zodat daar binnen in de geluidsgevoelige vertrekken wordt voldaan aan de vereiste geluidswering zoals opgenomen in tabel 1 zoals weergegeven in het akoestisch onderzoek gedateerd 2 januari 2023;
  2. Door burgemeester en wethouders van de gemeente Noorderveld voor de inrichting op het perceel aan de Kanaalstraat 65 maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn gesteld en onherroepelijk zijn geworden waarmee de geluidbelasting op de gevels van de woningen overeenkomstig tabel 1 en 2 zoals deze als bijlage bij deze regels is opgenomen zijn toegestaan;
  3. Door burgemeester en wethouders van de gemeente Noorderveld voor de inrichting op het perceel aan de Kanaalstraat 72 maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn gesteld en onherroepelijk zijn geworden waarmee de geluidbelasting op de gevels van de woningen overeenkomstig tabel 3 en 4 zoals deze als bijlage bij deze regels is opgenomen zijn toegestaan;
  4. Door burgemeester en wethouders van de gemeente Noorderveld voor de inrichting op het perceel aan de Ceintuurbaan Noord 103A maatwerkvoorschriften als bedoeld in artikel 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer zijn gesteld en onherroepelijk zijn geworden waarmee de geluidbelasting op de gevels van de woningen overeenkomstig tabel 5 en 6 zoals deze als bijlage bij deze regels is opgenomen zijn toegestaan.
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van bouwgrenzen, aanduidingen of bestemmingsgrenzen door gebouwen, voor zover de overschrijding ten behoeve van de isolatie van het betreffende gebouw geschiedt en de overschrijding maximaal 0,25 m betreft;
7.2 Ondergronds bouwen
  1. Op plaatsen waar gebouwen zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  2. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde onder a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder gebouwen mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
7.3 Bestaande afstanden en andere maten
 
7.3.1 Maximale maatvoering
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  
7.3.2 Minimale maatvoering
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingswet, op het tijdstip van vaststelling van het bestemmingsplan, minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
7.3.3 Heroprichting
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in artikel 7 lid 3.1 en artikel 7 lid 3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats mits dit niet strijdig is met de geldende (dubbel)bestemming.
 
7.4 Wet- en regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen cq. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van vaststelling van het plan, tenzij anders bepaald.
  
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik met de bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven;
  2. zelfstandige bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  3. een seksinrichting, (raam- en/of straat)prostitutie en/of escortbedrijf;
  4. een coffeeshop;
  5. de uitoefening van beroepen en bedrijven aan huis in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  6. als opslag-, stort- of bergplaats van machines, voer- en vaartuigen en al of niet afgedankte stoffen, voorwerpen en producten, een en ander tenzij dit gebruik verband houdt met het op de bestemming gerichte beheer van de gronden.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van:
  1. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  2. het bepaalde in het bestemmingsplan, met het oog op de aanpassing aan de werkelijke afmetingen van het terrein, mits de structuur van het plan niet wordt aangetast, de belangen van derden in redelijkheid niet worden geschaad en de afwijking gewenst en noodzakelijk wordt geacht voor de juiste verwezenlijking van het plan;
  3. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat wordt afgeweken van de voorgeschreven maatvoering bij (gedeeltelijke) nieuwbouw, verbouw of uitbreiding van bestaande bebouwing, mits dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is;
  4. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de inhoud per gebouwtje ten hoogste 50 m³ bedraagt;
    2. de bouwhoogte van het gebouwtje ten hoogste 3 m bedraagt;
  5. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat de bouwhoogte van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot ten hoogste 40 m;
  6. het bepaalde in het bestemmingsplan en toestaan dat bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die kunnen worden aangemerkt als tuin- en straatmeubilair, waaronder vlaggenmasten, reclame- en mededelingenborden, monumenten/gedenktekens en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits de bouwhoogte ten hoogste 6 m bedraagt;
De onder a tot en met f bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
  • het bebouwings- en straatbeeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
  • het landschapsbeeld;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid;
  • de verkeersveiligheid;
  • bebouwing met de aanduiding 'karakteristiek'.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
10.1 Algemeen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 m en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. het aanpassen van opgenomen regels in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar regels in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Parkeergelegenheid en los- en laadmogelijkheden
  1. Bij de verlening van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor een gebruiksverandering moet, indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, (motor)fietsen of andere voertuigen in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel. Van voldoende parkeergelegenheid is sprake als wordt voldaan aan het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), waarin is aangegeven dat van de meest actuele CROW-publicatie moet worden uitgegaan of aan de gewijzigde beleidsregels indien deze gedurende de planperiode worden gewijzigd.
  2. Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het bijbehorend bouwperceel.
  3. Gerealiseerde voorzieningen als bedoeld in sub a en b, dienen na de realisering in stand te worden gehouden.
  4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaaalde in sub a en b:
    1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuw of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a onder 1 van dit artikel met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde in lid a van dit artikel is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van bestemmingsplan Herontwikkeling Kanaalstraat 66 Roden van de Gemeente Noordenveld.