Artikel 2 Wonen - Woondoeleinden eengezinshuizen Ma
2.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - Woondoeleinden eengezinshuizen Ma' aangewezen gronden zijn bestemd voor eengezinshuizen, met bijbehorende bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
2.2 Bouwregels
Op de tot 'Wonen - Woondoeleinden eengezinshuizen Ma' bestemde gronden mogen uitsluiten worden gebouwd eengezinshuizen met bijbehorende bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:
-
a. de gebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de plankaart als zodanig aangeduide bouwvlak, behoudens dat overschrijding van het bouwvlak is toegestaan voor de bijgebouwen ter plaatse waar op de plankaart de specifieke bouwaanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebied bijgebouwen toegestaan' voorkomt;
-
b. Voor de woningcategorie 'Wonen - Woondoeleinden eengezinshuizen Ma' moet worden voldaan aan de volgende bepalingen:
woningcategorie
|
min. gevel breedte
|
min.- max. aantal aan een te bouwen
|
max. hoogte
|
min. inhoud
|
eengezinshuizen MA
|
6 m
|
1 - 1
|
6 m
|
350 m3
|
-
c. een bouwperceel bebouwd wordt:
-
1. Bij vrijstaande dan wel blokken van twee aan gebouwde woningen tot ten hoogste 40 %;
-
d. Voor bijgebouwen moet worden voldaan aan de navolgende bepalingen:
-
1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
-
2. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 45 m2.
-
e. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
2.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van:
-
a. het bepaalde onder lid 2.2, sub a, ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak door woningen, met dien verstande dat:
-
1. Het totale begane grond vloeroppervlak van een woning ten hoogste 120 m2 bedraagt ;
-
2. de afstand van de woning tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 3m bedraagt ;
-
3. de diepte van een woning ten hoogste 15 m bedraagt ;
-
4. De overschrijding van de naar de weg gelegen grens van het bebouwingsvlak ten hoogste 3m bedraagt;
-
5. de afstand van de voorgevel van de woning tot de dichtstbijzijnde grens van de bestemming verkeersdoeleinden tenminste 5 m bedraagt.
-
b. het bepaalde onder lid 2.2, sub a, ten behoeve van een andere situering en/of vergroting van het op de plankaart aangeduid 'specifieke bouwaanduiding - gebied bijgebouwen toegestaan' met dien verstande dat de afstand van het 'specifieke bouwaanduiding - gebied bijgebouwen toegestaan' tot de enige bestemming verkeersdoeleinden tenminste 5 m bedraagt;
-
c. de onder lid 2.2, sub b, bedoelde hoogtemaat voor de woningcategorie Wa tot ten hoogste 5,5 m mits deze vrijstelling zich beperkt tot ten hoogste 50 % van de oppervlakte van de woning;
-
d. het bepaalde onder lid 2.2, sub d , tot een gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen per woning van ten hoogste 60 m2.
2.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet op de ruimtelijke ordening de begrenzing van het aangeduide 'specifieke bouwaanduiding - gebied bijgebouwen toegestaan', het totale oppervlak aan bijgebouwen, alsmede het bebouwingspercentage, zoals vermeld in lid 2.2, sub a, c en d, te wijzigen ten behoeve van aan huis gebonden beroepen, met dien verstande dat:
-
a. het totale oppervlakte aan bijgebouwen per woning, buiten het bebouwingsvlak, ten hoogste 120 m2 mag bedragen;
-
b. Een bouwperceel bebouwd wordt tot ten hoogste 60 %;
-
c. De landschappelijke waarden van het gebied niet in onevenredige mate worden aangetast.
2.5 Omgevingsvergunning aanleg werken en andere werkzaamheden
-
a. Het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren binnen het plangebied:
-
1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 35 cm, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor vrijstelling, zoals in lid 3 bedoeld, is verleend;
-
2. het ophogen van gronden met meer dan 30 cm;
-
3. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
4. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
-
5. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
-
6. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en;
-
7. daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
-
b. Het verbod, zoals in lid 1 bedoeld, is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
-
1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
-
2. een oppervlakte van minder dan 50 m2 beslaan;
-
3. een diepte van minder dan 35 cm hebben;
-
4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
-
5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
-
c. Omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de vergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn.
-
d. Omgevingsvergunning wordt voorts verleend, indien:
-
1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
-
2. de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voorschriften te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
-
e. Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige.