1.1 plan:
het wijzigingsplan "Wijzigingsplan Moleneind 56 te Kortenhoef" met identificatienummer
"NL.IMRO.1696.WP17Molnd562018-va00" van de gemeente Wijdemeren;
1.2 wijzigingsplan:
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in
bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat
met dat hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge
de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
en dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij
de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling
heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.7 agrarisch bedrijf
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van
gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van maneges; onder agrarisch
bedrijf worden mede verstaan verkoopactiviteiten van eigen geteelde of gekweekte
producten;
1.8 agrarisch bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop geconcentreerde bebouwing ten behoeve van
één agrarisch bedrijf is toegestaan;
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.10 bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte van een bouwperceel, dat mag worden bebouwd;
1.11 bedrijf:
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en
verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij
eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de
onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of
herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de
uitgeoefende handelingen;
1.12 bedrijfsgebouw
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het
verkopen en / of leveren van goederen aan diegenen die die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
voor de toepassing van deze voorschriften wordt horeca niet onder detailhandel begrepen;
1.13 bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het
gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.14 beschoeiing:
een constructie die wordt gebruikt voor de bescherming van een oever of waterkant tegen
afkalven, golfkrachten en andere invloeden;
1.15 bestaand:
- bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het wijzigingsplan als vastgesteld, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
- bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het wijzigingsplan;
1.16 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel
opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk;
1.20 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.21 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.22 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden;
1.23 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegestaan;
1.24 cultuurhistorische waarden:
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met
ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;
1.25 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het
verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden,
onder te verdelen in maatschappelijke, openbare, persoonlijke en zakelijke dienstverlening,
evenwel met uitzondering van een garagebedrijf, detailhandel, een seksinrichting en
(kinder)opvang;
1.27 erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.28 extensieve dagrecreatie:
niet gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden,
vissen, zwemmen, natuurobservatie en kleinschalig tuinieren;
1.29 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met
wanden omsloten ruimte vormt;
1.30 grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij in hoofdzaak gebruik wordt gemaakt van de open grond;
1.31 geluidsgevoelige functies:
bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder, het
Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden
binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.32 gestapelde woning:
een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;
1.33 (groot)handel:
de handel tussen de producent en de detailhandel. Bij groothandel gaat het om de verkoop
van goederen in grote aantallen en hoeveelheden;
1.34 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan
wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.35 horeca:
een bedrijf dat gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het verstrekken van
dranken en voedsel, overwegende ter plaatse te nuttigen en/of het exploiteren van
zaalaccommodatie met uitzondering van een discotheek/bar-dancing;
1.36 jachthaven:
een haven waar bedrijfsmatig voor pleziervaartuigen ligging, berging en onderhoud wordt
geboden;
1.37 jachtwerf/ scheepswerf:
ruimte en werkplaats waar pleziervaartuigen worden gebouwd, hersteld of uitgerust;
1.38 botenverhuurbedrijf:
een bedrijf welke gericht is op de verhuur van roeiboten, kano's e.d.;
1.39 kampeermiddel:
tent, tentwagen, kampeerauto of caravan, dan wel enig ander onderkomen of enig ander
voertuig, gewezen voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover deze
onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel
worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.40 kas:
een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of
ander (zon)licht doorlatend materiaal, dienende tot het kweken van vruchten, bloemen of
planten;
1.41 kantoor:
een ruimte of complex van ruimten, welke dient voor het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord
wordt gestaan en geholpen;
1.42 kap:
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm danwel
met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°;
1.43 kwetsbaar object:
een object ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen van 27 mei 2004,
staatsblad 2004, nr. 250;
1.44 kwekerij:
een niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het kweken van
planten,waarbij de productie plaatsvindt in kassen;
1.45 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het
aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de
onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
1.46 ligplaats:
een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om door een woonschip en/of
bedrijfschip te worden ingenomen;
1.47 maaiveld:
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.48 natuurlijke waarden:
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, geomorfologische,
bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang,
voorkomende in dat gebied;
1.49 niet-grondgebonden agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf waarbij nagenoeg geen gebruik wordt gemaakt van de open grond;
1.50 nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes,
gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur
voor telecommunicatie;
1.51 omgevingsvergunning:
Vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.52 maatvoeringsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak dat binnen een bestemmingsvlak de grens aangeeft
tussen bijvoorbeeld gebruik, maximum bouwhoogte, maximum bebouwingspercentage,
maximum aantal wooneenheden, etc.;
1.53 nok:
het snijpunt van twee hellende vlakken, of, indien voorgaande niet van toepassing is, het
hoogste punt van het dak;
1.54 onderdoorgang:
een op de verbeelding aangegeven gebied waar binnen het aanduidingsvlak een doorgang
mogelijk moet zijn, waarboven bebouwing mag worden opgericht;
1.55 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden;
1.56 pand
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige
eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar
is.
1.57 peil:
- voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.58 plangebied:
de gronden waar dit wijzigingsplan op van toepassing is;
1.59 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander
tegen vergoeding;
1.60 recreatiewoning:
een permanent aanwezig gebouw, geen woonkeet of kampeermiddel zijnde, bestemd
voor verblijfsrecreatie gedurende een gedeelte van het jaar uitsluitend voor diegenen die
hun woonadres elders hebben;
1.61 seksinrichting:
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch
pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een
(raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een
parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met
elkaar;
1.62 standplaats:
een kavel bestemd voor het plaatsen van een woonwagen waarop voorzieningen aanwezig
zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van de
gemeente kunnen worden aangesloten;
1.63 stacaravan:
een kampeermiddel van maximaal 45 m2 in de vorm van een caravan of een soortgelijk
onderkomen voorzien van een as/wielstelsel dat mede gelet op de afmetingen kennelijk
niet bestemd is om (in zijn geheel) regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen
ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen.
1.64 verbeelding:
de weergave van de inhoud van een wijzigingsplan
"NL.IMRO.1696.WP17Molnd562018-va00" conform het gestelde in de Regeling
Standaarden Ruimtelijke Ordening 2012. Onder het begrip 'verbeelding' wordt zowel de
analoge wijze als de digitale wijze verstaan;
1.65 verblijfsrecreatiebedrijf
bedrijfsmatige exploitatie van kampeerterreinen;
1.66 vloeroppervlakte:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken op de begane
grond;
1.67 voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer
dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van
het vastgesteld van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;
1.68 vrijstaand bijbehorend bouwwerk:
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar
niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.69 vrijstaande woning:
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw;
1.70 woning:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde
ruimten;
1.71 woning in niet-gestapelde vorm:
een woning, welke een zelfstandig gebouw vormt en direct toegankelijk is vanaf het
aangrenzende maaiveld;
1.72 woonwagen:
voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of
in delen kan worden verplaatst;