direct naar inhoud van Regels
Plan: Moleneind 46 (voorheen 45) Kortenhoef
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BPMoleneind46-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Moleneind 46 (voorheen 45) Kortenhoef met identificatienummer NL.IMRO.1696.BPMoleneind46-on01 van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanbouw

Een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat te onderscheiden is van en in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en direct in verbinding staat met dat hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.6 archeologie

De bestudering van menselijke geschiedenis door middel van de overblijfselen van materiële cultuur, de omgeving en van dierlijke resten;

1.7 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.8 bebouwingspercentage

Een in het plan aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouw- dan wel bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.9 bestaand
  • bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als ontwerp, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan;
1.10 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.11 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.12 bijgebouw

Een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw.

1.13 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan.

1.16 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.17 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden, of een constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

1.18 erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.19 extensieve natuurgerichte recreatie

Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen ten behoeve van wandelen, vissen, kanoën en natuurobservatie, visstekjes, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, zitbanken, e.d..

1.20 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.22 nutsvoorziening

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.23 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.24 peil
  • voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.25 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 de oppervlakte van een overkapping

Tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk;

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Natuur aangewezen gronden zijn bestemd voor doeleinden voor:

  • a. natuur en landschap, zijnde het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuur- en landschapswaarden van het gebied;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

met daaraan ondergeschikt:

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op en onder de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming Natuur met inachtneming van de volgende regels.

3.2.2 Gebouwen

Er zijn geen gebouwen toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. Uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegestaan ten behoeve van het bepaalde onder 3.1 waaronder begrepen:
    • 1. oeververbindingen;
    • 2. overbescherming zoals beschoeiingen en/of meerpalen;
  • b. De hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 2 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag is bevoegd om in afwijking van het bepaalde onder 3.2.2 voor het bouwen van een botenhuis aan de oeverzijde ten behoeve van een aangrenzende woning zoals bestemd in Artikel 4 Wonen met een maximum oppervlakte van 18 m2 en een maximum goothoogte van 2,50 meter.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren van gronden;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van een beschoeiing;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen;
  • e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en fiets- en wandelpaden;
  • f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies of apparatuur.
3.4.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 3.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.
3.4.3 Toetsing
  • a. de in lid 3.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  • b. de in lid 3.4.1 sub c genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de beschoeiing wordt opgericht ten dienste van de in lid 3.1 genoemde activiteiten indien geen afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-gestapelde woningen met inbegrip van aan-huis-verbonden beroep;
  • b. bij de woning behorende parkeervoorzieningen;
  • c. tuinen en erven;

met bijbehorende bouwwerken.

4.2 Bouwregels

Op en onder de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels.

4.2.1 Algemeen
  • a. Een bouwperceel mag voor niet meer dan 25% worden bebouwd of overdekt;
  • b. Gebouwen dienen te worden gebouwd binnen de op de planverbeelding aangegeven bouwvlak, behoudens het gestelde onder 4.2.2 onder a en 4.2.3;
  • c. Per bouwvlak mag niet meer dan één woning worden gebouwd;
  • d. De maximum oppervlakte (footprint) van de woning bedraagt 85 m2;
  • e. De hoofdgebouwen en aan- en uitbouwen mogen pas worden gebouwd als de huidige woning inclusief de bijbehorende bouwwerken op het adres Moleneind 45 conform Bijlage 1 Bestaande woning en bijgebouw Moleneind 45 zijn gesloopt.
4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van het hoofdgebouw mag buiten het bouwvlak met maximaal 15 m2 worden vergroot;
  • b. De goothoogte van de hoodgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • c. De bouwhoogte van de hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • d. In afwijking van het bepaalde onder b is een goothoogte tot 8 meter toegestaan ten behoeve van een architectonisch accent met een maximum oppervlakte (footprint) van 20 m2.
4.2.3 Aan- en bijgebouwen

Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn buiten het bouwvlak toegestaan, zulks met inachtneming van onderstaande bepalingen:

  • a. de oppervlakte van aanbouwen, bijgebouwen of overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 24 m2;
  • b. deze bouwwerken dienen tenminste 1 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  • c. de goothoogte van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter, de bouwhoogte niet meer dan 5 meter.
4.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter met uitzondering van erfafscheidingen;
  • b. erfafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze zonder omgevingsvergunning kunnen worden gerealiseerd, één en ander conform bijlage II, artikel 2 van het Besluit omgevingsrecht of diens rechtsopvolger.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegde gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 voor het bouwen van 50 m² aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen op voorwaarde dat er wordt voldaan aan het maximum bebouwingspercentage van het bouwperceel van 25%.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Een omgevingsvergunning voor het oprichten van gebouwen en bouwwerken kan alleen worden verleend indien in, op of onder het gebouw dan wel op het onbebouwde terrein dat bij het gebouw hoort, in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien één en ander conform de parkeernormen zoals opgenomen in de 'Beleidsregel parkeernormen gemeente Wijdemeren' of diens rechtsopvolger.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 4.4, indien anderszins in voldoende parkeergelegenheid kan worden voorzien.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene afwijkingsregels

6.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:

  • a. geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane bijgebouwen, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
  • b. geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
6.2 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangepast.

Artikel 7 Overige regels

7.1 Verwijzing naar andere regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 8 Overgangsrecht

8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • 2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht gebruik
  • 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • 2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 9 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:


Regels van het bestemmingsplan Moleneind 46 (voorheen 45) Kortenhoef.



Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


………………………


De voorzitter, De griffier,


………. ………