direct naar inhoud van Regels
Plan: Partiële herziening Herenweg 22
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP6800Hrnwg222022-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Partiële herziening Herenweg 22 met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP6800Hrnwg222022-va01 van de gemeente Wijdemeren.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013

Het bestemmingsplan 'Plassengebied Loosdrecht 2013' van de gemeente Wijdemeren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Wijdemeren op 7 juli 2016, inclusief herzieningen van het bestemmingsplan 'Plassengebied Loosdrecht 2013' die betrekking hebben op het plan;

1.4 bestemmingsplan Parapluplan Parkeren Wijdemeren 2019

Het bestemmingsplan 'Parapluplan Parkeren Wijdemeren 2019' van de gemeente Wijdemeren, zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Wijdemeren op 15 december 2020.

Artikel 2 Relatie plan - bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013

De regels behorende bij het bestemmingsplan Plassengebied Loosdrecht 2013 zijn onverminderd van toepassing voor het onderhavige plan, tenzij anders bepaald in deze regels.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  • b. bos en andere houtopstanden;
  • c. water, sloten, kreken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • d. beschoeiingen, golfbrekers en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden;

doorvaarroutes;

  • f. bestaande steigers die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan;
  • g. bestaande parkeerplaatsen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die aanwezig zijn ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.

met daaraan ondergeschikt

fiets- en wandelpaden.

3.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen ten behoeve van het behoud, herstel en/of ontwikkeling
  • a. de oppervlakte per gebouw mag niet meer bedragen dan 16 m² met dien verstande dat wordt beschikt over minimaal 1 ha aansluitende grond met de bestemming 'Natuur' en de totale oppervlakte van gebouwen binnen de bestemming niet meer mag bedragen dan 160 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van een bergschuur, jachthut, steigers en/of golfbrekers, indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:p
    • 1. er bouwperceel binnen de bestemming 'Wonen' grenzend aan de bestemming 'Natuur' één steiger is toegestaan, waarbij dit niet mag leiden tot onevenredige beperkingen voor aangrenzende gronden;
    • 2. de breedte van steigers niet meer mag bedragen dan 1,20 meter;
    • 3. de lengte van steigers niet meer mag bedragen dan 15 meter;
    • 4. de lengte van golfbrekers niet meer mag bedragen dan 15 meter;
    • 5. de bouwhoogte van steigers en golfbrekers, gemeten ten opzichte van het waterpeil ter plaatse, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
    • 6. de lengte van de steiger en golfbreker samen maximaal 20 meter uit de oeverlijn mag bedragen, gemeten vanaf het punt waar de steiger of golfbreker aan de oeverlijn of bestemming grenst;
    • 7. de oppervlakte en hoogte van een jachthut mag niet meer mag bedragen dan respectievelijk 6 m2 en 2 meter, mits positief advies wordt gegeven door het Plassenschap Loosdrecht en omgeving.
  • b. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van botenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    • 1. toepassing uitsluitend kan plaatsvinden voor zover op basis van het bepaalde in 4.4 onder b een botenloods is toegestaan en deze als gevolg van de situering van de oeverlijn gedeeltelijk binnen de bestemming 'Natuur' dient te worden gerealiseerd,
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag ter voldoening aan de eis om in de oeverlijn te bouwen de gehele botenloods binnen de bestemming 'Natuur' worden gerealiseerd, met dien verstande dat deze direct aansluit op de bestemming 'Wonen'.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 3.1 bedoelde gronden voor:

  • a. paardenbakken;
  • b. opslag van goederen ter plaatse van niet-bebouwde gronden.
3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.5.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren van gronden;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van een beschoeiing;
  • d. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • e. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen;
  • f. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en fiets- en wandelpaden;
  • g. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies of apparatuur.
3.5.2 Uitzondering op het verbod
  • a. Het in lid 3.5.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 3. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.
3.5.3 Toetsing
  • a. de in lid 3.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden;
  • b. de in lid 3.5.1 sub c genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de beschoeiing wordt opgericht ten dienste van de in lid 3.1 sub a t/m e genoemde activiteiten indien geen afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en/of landschappelijke waarden.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep;
  • b. bestaande botenloodsen;
  • c. het behoud en beheer van waterhuishoudkundige waarden;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' uitsluitend voor de instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden.
4.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. de totale bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 30% van het bouwperceel, met dien verstande dat:
    • 1. bij bouwpercelen kleiner dan 1.000 m² het totale bebouwingsoppervlak niet meer mag bedragen dan 150 m²;
    • 2. bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen groter is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 230 m²;
    • 3. bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen kleiner is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 190 m².
  • b. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 22.27 sub a van het Omgevingsplan gemeente Wijdemeren (de Bruidsschat), zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.
4.2.2 Gebouwen
  • a. het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
4.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 5 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter, terwijl de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast mag niet meer bedragen dan 15 meter;
  • d. de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • e. de bouwhoogte van schotelantennes mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen:

  • a. aan de situering, de goot- en bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen, ter waarborging van de verkeersveiligheid, een evenwichtig ruimtelijk beeld en de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen;
  • b. aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
4.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag is bevoegd af te wijken van de bouwregels ten aanzien van:

  • a. het bepaalde in lid 4.2.3 onder a indien het bijgebouw niet op een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel kan worden gebouwd, mits de afstand van het bijgebouw tot aan de voorste perceelsgrens ten minste 1 meter bedraagt;
  • b. het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van botenloodsen indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de natuurlijke en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind, met dien verstande dat:
    • 1. per bouwperceel één botenloods is toegestaan;
    • 2. de oppervlakte van een botenloods niet meer mag bedragen dan 30 m²;
    • 3. de goot- en bouwhoogte van een botenloods niet meer mag bedragen dan respectievelijk 2,75 meter en 5 meter;
    • 4. de botenloods in de oeverlijn dient te worden gebouwd,
    • 5. indien de situering van de oeverlijn als bedoeld onder 4 daar aanleiding toe geeft mag de botenloods, onder toepassing van het bepaalde in artikel 3.3, onder b1 gedeeltelijk, of artikel 3.3, onder b2 geheel, binnen de bestemming 'Natuur' worden gerealiseerd.
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Algemeen

Als gebruik in strijd met de bestemming geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 4.1 bedoelde gronden voor:

  • a. bewoning van bijgebouwen;
  • b. gebruik bouwwerken voor mantelzorg;
  • c. paardenbakken;
  • d. permanente bewoning van recreatiewoningen.
4.5.2 Aan-huis-verbonden beroepen of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

In een woning zijn een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige activiteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de aan-huis-verbonden beroeps- of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mogen aan de woonfunctie geen afbreuk doen en dienen daaraan ondergeschikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de primaire functie dient te blijven. Dit betekent dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten mag worden gebruikt;
  • b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie. Dit betekent dat in geval van bedrijfsactiviteiten uitsluitend bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan in categorie 1 van de van deze regels deel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen;
  • e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
4.5.3 Bed&breakfast

Een bed&breakfast is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. een bed&breakfast mag alleen op de 1e verdieping van de woning worden geëxploiteerd;
  • b. een bed&breakfast mag maximaal 8 slaapplaatsen omvatten.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 4.5.1 onder c ten behoeve van paardenbakken, met dien verstande dat:

  • a. per bouwperceel is maximaal één paardenbak toegestaan, mits het daarbij behorende bouwperceel minimaal 2.000 m² bedraagt;
  • b. de paardenbak dient achter de bebouwing van de wegzijde af gesitueerd te worden;
  • c. de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
  • d. de hoogte van de erfafscheiding van de paardenbak mag niet meer dan 1,60 meter bedragen;
  • e. de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stankgevoelig object mag niet minder dan 50 meter bedragen;
  • f. lichtmasten, stap- en tredmolens mogen niet ten behoeve van paardenbakken worden gebouwd.
4.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.7.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het dempen, afdammen, vergroten of herprofileren van oppervlaktewater waardoor de bestaande oeverlijn wordt verplaatst.
4.7.2 Uitzondering op het verbod

Het in lid 4.7.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.
4.7.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning, zoals in lid 4.7.1 bedoeld, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 4 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor bouwen een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor bouwen regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid 5.2 onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 35 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en, voor zover sprake is van grondwerkzaamheden, met een diepte groter dan 35 cm uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 35 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.3.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkintreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. normaal onderhoud betreffen ten dienste van de bestemming, waaronder in ieder geval wordt verstaan het telen van maïs, het scheuren van grasland in het kader van graslandvernieuwing, het ploegen, eggen, uitbaggeren van sloten en greppels, het vervangen van bestaande drainage, de aanleg van drainage door middel van sleufloos draineren en andere ondiepe werkzaamheden.
5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overhandigd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgelegd;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
5.4 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' wijzigen door de bestemmingsaanduiding geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien op basis van archeologisch onderzoek, dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: "Regels van de Partiële herziening Herenweg 22".