Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 Plan
Het wijzigingsplan Middenweg 63, Nederhorst den Berg met identificatienummer NL.IMRO.1696.BP22Mwg63-va01 van de Gemeente Wijdemeren.
1.2 Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.3 Aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.4 Antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antennestaaf, –spriet (al dan niet met dwarssprieten) of -schotel, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie;
1.5 Antennedrager:
antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestging van een antenne;
1.6 Beleidsregel parkeren:
de "Beleidsregel parkeernormen van de gemeente Wijdemeren", zoals vastgesteld door burgemeester en wethouders op 31 maart 2015;
1.7 Bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.8 Bebouwingspercentage:
het percentage van de oppervlakte dat mag worden bebouwd;
1.9 Beschoeiing:
een constructie die wordt gebruikt voor de bescherming van een oever of waterkant tegen afkalven, golfkrachten en andere invloeden;
1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.11 Bestaande bouwwerken:
bouwwerken, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van het plan zijn, of alsnog kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.12 Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.14 Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.15 Bijbehorende bouwwerken:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.16 Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.17 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop, ingevolge de regels, een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de egels, bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.19 Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirectm met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.20 Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt;
1.21 Dakkapel:
een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst;
1.22 Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.23 Dienstverlening:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan derden;
1.24 Erf:
de oppervlakte van het bouwperceel, uitgezonderd de oppervlakte van het hoofdgebouw;
1.25 Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.26 Golfbreker:
niet beloopbaar bouwwerk in het water, niet zijnde een beschoeiing, bedoeld om afkalving van de oever ten gevolge van golfslag te voorkomen;
1.27 Hobby-farming:
het houden van dieren en gewassen als hobby;
1.28 Hobby:
liefhebberij voor eigen gebruik, niet op bedrijfsmatige basis uitgeoefend;
1.29 Hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.30 Huishouden:
Een persoon of groep personen die een (duurzame) gemeenschappelijke huishouding voert. Indien het huishouden uit twee of meer personen bestaat, betreft het een leefvorm of samenlevingsvorm met een continuïteit in de samenstelling en een onderlinge verbondenheid.
1.31 Lichtmast:
bouwwerk dat dient ter bevestiging van lampen of verlichtingsapparaten;
1.32 Longeercirkel:
ruimte in de vorm van een cirkel waarin een paard onder begeleiding training kan worden gegeven;
1.33 Maaiveld:
de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
1.34 Mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
1.35 Nutsvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie;
1.36 Onderkomens:
voor verblijf geschikte - al dan niet aan hun bestemming onttrokken - voer-, vaar- en vliegtuigen, arken, caravans, livingvans alsook tenten;
1.37 Onzelfstandige woonruimte:
Woonruimte die geen eigen toegang heeft of die niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen (keuken, douche en/of toilet) buiten die woonruimte.
1.38 Overkapping:
een bouwwerk geen gebouw zijnde voorzien van een gesloten dak;
1.39 Paardenbak:
buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed, al dan niet in combinatie met een andere ondergrond en al dan niet voorzien van een omheining;
1.40 Peil:
- voor bouwwerken waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.41 Prostitutie:
het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen met een ander, nader te onderscheiden in:
- raamprostitutie: prostitutie waarbij de seksueelerotische dienstverlening zichtbaar vanaf de openbare weg wordt aangeboden;
- bordeelprostitutie: prostitutie waarbij de seksueelerotische dienstverlening in een besloten daarvoor ingerichte of bedoelde ruimte wordt aangeboden;
1.42 Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.43 Staat van bedrijfsactiviteiten:
de bijlage Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze planregels deel uitmaakt;
1.44 Tredmolen of trainingsmolen:
een bouwwerk dat met behulp van een (elektro)motor een of meer paarden dwingt in dezelfde cirkel te lopen, draven of galopperen;
1.45 Tuin:
gedeelte van het erf dat geheel of gedeeltelijk is ingericht met gazons, planten en/of bomen;
1.46 Volkstuin:
een tuin van een particulier welke niet bij de eigen woning is gelegen en bedoeld is voor het hobbymatig kweken en telen van gewassen;
1.47 Voorgevel:
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;
1.49 Wonen:
Huisvesting waarbij de bewoner(s) van een woning gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen.
1.50 Woning:
Een complex van ruimten, niet zijnde onzelfstandige woonruimte, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
1.51 Zijdelingse perceelgrens:
de grens van een perceel die loodrecht of nagenoeg loodrecht staat op de voorste perceelgrens.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het (water)peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.2 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het (water)peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
- bij een gebouw: tussen de buitenzijden van de gevels (of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren) en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het gebouw;
- bij een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk,
een en ander met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals overstekende daken, balkons, plinten en kozijnen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen en schoorstenen, tot maximaal 1 meter.
2.5 de oppervlakte van een overkapping:
tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren en/of tussen de verticale projectie van de buitenste maten van het bouwwerk;
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor '
Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wonen, al dan niet in combinatie met een aan huis verbonden beroep of bedrijf;
- paardenbakken, indien deze ten dienste staan van een hobbymatige activiteit;
- bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, erven, parkeervoorzieningen, tuinen en erftoegangswegen.
3.2 Bouwregels
Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
3.2.1 Algemeen
de totale bebouwingsoppervlakte mag niet meer bedragen dan 45% van het bouwperceel, met dien verstande dat:
- bij bouwpercelen kleiner dan 1.000 m² het totale bebouwingsoppervlak niet meer mag bedragen dan 180 m²;
- bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot één van de zijdelingse perceelsgrenzen groter is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 230 m²;
- bij bouwpercelen groter dan 1.000 m² waarbij de afstand van het hoofdgebouw tot beide zijdelingse perceelsgrenzen kleiner is dan 10 meter, de maximale bebouwingsoppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m².
3.2.2 Hoofdgebouwen
- het aantal woningen mag per bestemmingsvlak niet meer bedragen dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- de goothoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 meter;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 meter.
3.2.3 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
- bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend op een afstand van 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd;
- de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer dan de hoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw mag bedragen;
- de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 meter, terwijl de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
3.2.4 Paardenbakken
- per bouwperceel van minimaal 2000 m² is maximaal één paardenbak toegestaan;
- de paardenbak dient achter de bebouwing, van de wegzijde af, gesitueerd te worden;
- de oppervlakte van de paardenbak mag niet meer dan 800 m² bedragen;
- de hoogte van de erfafscheiding van de paardenbak mag niet meer dan 1,60 m bedragen;
- de kortste afstand van de paardenbak tot de dichtstbijzijnde grens van het bouwvlak van de woning van derden of een ander stankgevoelig object mag niet minder dan 50 m bedragen;
- een longeercirkel mag binnen het bouwperceel worden opgericht mits de doorsnee niet meer dan 12 m bedraagt;
- lichtmasten en/of tredmolens mogen niet ten behoeve van paardenbakken worden gebouwd.
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de bouwhoogte van vrijstaande antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast mag niet meer bedragen dan 15 meter;
- de bouwhoogte van antenne-installaties op bouwwerken, niet zijnde schotelantennes mag niet meer bedragen dan 5 meter;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 1 meter;
- de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen:
- aan de situering, de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen, ter waarborging van:
- de verkeersveiligheid;
- een evenwichtig ruimtelijk beeld;
- de bezonning, privacy en/of gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen.
- aan het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de bouwregels ten aanzien van het bepaalde in
artikel 3.2.4 sub b indien de aanleg achter de bebouwing geen reële mogelijkheid is, mits:
- deze achter de achtergevelrooilijn van de woning is gesitueerd, en;
- niet zichtbaar is vanaf de openbare weg middels de aanleg van een groenstrook met opgaande beplanting tussen de weg en de paardenbak.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in
artikel 3.1 bedoelde gronden voor:
- bewoning van vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- een aan huis verbonden beroep of bedrijf van ten hoogste categorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, tenzij:
- de aan huis verbonden beroepsactiviteiten geen afbreuk doen aan de woonfunctie en daaraan ondergeschikt zijn in die zin dat niet meer dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, ten behoeve van het aan huis verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt, met dien verstande dat een bijgebouw ook voor dit doel mag worden gebruikt;
- de activiteiten geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
- de activiteiten zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
- de activiteiten geen detailhandel, behoudens ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', en/of horeca betreffen;
- de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en onevenredige parkeerdruk veroorzaken.
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
5.1 Percentages
Een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
5.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
5.3 Ondergronds bouwen
Bouwen van geheel of gedeeltelijk beneden het maaiveld gelegen ruimten is toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:
- het bouwen van ondergrondse ruimten is uitsluitend toelaatbaar onder gebouwen of onder bijbehorende bouwwerken behorende bij gebouwen;
- het bouwen van bedoelde ruimten is uitsluitend toegestaan indien de bijhorende voorzieningen voor licht- en luchttoetreding en toegangen zijn gesitueerd aan de van de weg afgekeerde zijden van het gebouw;
- voorzieningen voor licht- en luchttoetreding voor ondergrondse ruimten zijn aan de niet van de weg afgekeerde zijde(n) van het gebouw binnen een strook van 1 meter vanuit de bovengrondse voorgevel toegestaan, tot maximaal 25% van de breedte van de desbetreffende gevel.
Artikel 6 Algemene afwijkingsregels
6.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan, indien het betreft:
- het oprichten van bouwwerken, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, bemalingsinrichtingen, gasdrukregel- en meetstations, telefooncellen, wachthuisjes voor verkeersdiensten, schuilgelegenheden en schaftlokalen, mits de inhoud van elk van deze gebouwtjes niet meer zal bedragen dan 50 m³ en de bouwhoogte ervan niet meer zal bedragen dan 3 meter;
- het overschrijden van de bepalingen inzake goothoogte, bouwhoogte, percentage en oppervlakte van gebouwen met niet meer dan 10%;
- het overschrijden van de bepalingen inzake de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met niet meer dan 20%;
- het overschrijden van de in de planregels genoemde maximum bouwhoogte ten behoeve van lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties, antennes, lichtkappen, schoorstenen en torens van gebouwen, mits de hoogte met niet meer dan 5 meter wordt overschreden;
- geringe afwijkingen van de bepalingen opgenomen in deze planregels inzake de afmetingen van woningen, alsmede de afmetingen van de bij de woningen toegestane vrijstaande bijbehorende bouwwerken, voor zover zulks in het belang van een goede huisvesting van minder valide personen noodzakelijk is en geen omgevingsvergunning van de desbetreffende bepalingen van het plan kan worden verleend op basis van het bepaalde onder b van dit artikel;
- geringe overschrijdingen van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft en de overschrijding ten opzichte van hetgeen is aangeduid niet meer bedraagt dan 2 meter;
- het plaatsen van masten ten behoeve van mobiele telecommunicatie, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de bouwhoogte van een vrijstaande mast mag niet meer bedragen dan 40 meter;
- de bouwhoogte van een mast op een gebouw mag niet meer bedragen dan 5 meter.
6.2 Voorwaarden waaronder kan worden afgeweken
Een afwijking als bedoeld in
artikel 6.1 kan niet worden verleend, indien de bouw- en gebruiksmogelijkheden van nabijgelegen percelen in onevenredige mate worden beperkt en/of indien ter plaatse aanwezige waarden op onevenredige wijze worden of kunnen worden aangetast.
6.3 Bed & Breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels van het plan ten behoeve van een bed & breakfast, mits:
- het gebruik als bed & breakfast ondergeschikt blijft aan de woonfunctie;
- de houder van de bed & breakfast de hoofdbewoner is;
- maximaal 50% tot een maximum van 60 m² van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van de gerealiseerde bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt ten behoeve van bed & breakfast;
- er geen zelfstandige woonruimte ontstaat in vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
- er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- ten hoogste acht slaapplaatsen ten behoeve van bed & breakfast worden gebruikt;
- er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein minimaal 1 parkeerplaats per verhuurbare ruimte.
6.4 Mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen van het plan en toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte voor mantelzorg, met dien verstande dat:
- een dergelijke woning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
- er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
- de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m2;
- een omgevingsvergunning alleen wordt toegepast binnen de bestemming 'Wonen'.
Artikel 7 Algemene wijzigingsregels
7.1 Geringe afwijkingen
Het bevoegd gezag is bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 2 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
7.2 Staat van Bedrijfsactiviteiten
7.2.1 Toevoegen bedrijf
Het bevoegd gezag is bevoegd de van deze planregels deeluitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten te wijzigen, door het opnemen dan wel afvoeren van een bedrijf in de categorie-indeling van bedrijfsactiviteiten indien ontwikkelingen op het gebied van de milieuhygiëne dan wel technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geven.
7.2.2 Wijzigen, doorhalen, afvoeren bedrijf
Het bevoegd gezag is bevoegd de van deze planregels deeluitmakende Staat van bedrijfsactiviteiten te wijzigen, door het doorhalen c.q. afvoeren van een bedrijf uit die Staat, indien de desbetreffende bedrijfsactiviteiten ter plaatse permanent beëindigd zijn.
7.3 Hobby-farming
Het bevoegd gezag is bevoegd de bestemmingen te wijzigen ten behoeve van de bouw van gebouwen in de vorm van schuilgelegenheden voor vee en voederbergingen in het kader van hobby-farming, met dien verstande dat:
- de wijziging slechts mag worden toegepast ten behoeve van de realisering van gebouwen achter een woning;
- er dient sprake te zijn van een samenhangend geheel van gronden van tenminste 2500 m2;
- de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen ten behoeve van hobby-farming mag bij een samenhangend geheel van gronden ten hoogste bedragen:
- 40 m2 bij gronden van tenminste 2500 en ten hoogste 5000 m2;
- 50 m2 bij gronden van tenminste 5000 en ten hoogste 10000 m2;
- 60 m2 bij gronden groter dan 10000 m2;
- voor het overige gelden de regels van respectievelijk Wonen.
8.1 Bestaande maten
- Indien afstanden tot, en hoogte-, lengte- en breedtematen, inhoud, aantallen en oppervlakten van bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden.
- Indien afstanden tot bestaande bouwwerken op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
- In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde sub a en b uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.
8.2 Verwijzing naar andere regelgeving
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
8.3.1 Voorwaardelijke verplichting
- voor parkeren geldt dat bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen danwel voor het toestaan van een andere planologische gebruiksactiviteit, voldoende parkeergelegenheid moet worden gerealiseerd en in stand wordt gehouden, waarbij voldoende betekent dat wordt voldaan aan de beleidsregel parkeren, met dien verstande dat:
- het aantal parkeerplaatsen dat bij een bestaande functie in aanmerking is genomen of moet worden genomen, niet geheel of gedeeltelijk in mindering kan worden gebracht bij de berekening van het aantal parkeerplaatsen ten behoeve van de vestiging van een nabijgelegen functie;
- in afwijking van het bepaalde onder 1 is het mogelijk het aantal benodigde te realiseren parkeerplaatsen geheel of gedeeltelijk in mindering te brengen bij functies die naar het oordeel van burgemeester en wethouders aanvullend zijn in hun parkeerbehoefte, vanwege verschillende periodes van de dag of week (dubbelgebruik), met dien verstande dat het daarbij moet gaan om een openbare toegankelijke parkeervoorziening;
- ingeval een combinatie van meerdere functies die onderling aanvullend en ondersteunend zijn op één terrein is geprojecteerd, dan wel op aansluitende terreinen, kunnen burgemeester en wethouders afzien van cumulatie van de normen. De aanvrager moet aannemelijk maken dat de relatie tussen de functies bestaat en multifunctioneel gebruik feitelijk mogelijk is en blijft. Hiervoor dient tabel B uit de parkeernormen Wijdemeren 2015 gebruikt te worden.
- in aanvulling op het bepaalde onder a is de Verordening reserve parkeergelegenheden Wijdemeren 2012 van toepassing voor het gehele grondgebied van de kern Oud-Loosdrecht, waarvan de begrenzing is aangegeven op de als bijlage bij die verordening opgenomen kaart.
- bij een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag afwijken van het bepaalde onder a indien wordt voldaan aan de afwijkingsmogelijkheden die vastliggen in de beleidsregel parkeren.
8.3.2 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
artikel 8.3.1,
artikel 1, lid 1.6 te wijzigen indien zijn college danwel de gemeenteraad een nieuwe beleidsregel voor het parkeren vaststelt.
4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
- Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het wijzigingsplan Middenweg 63, Nederhorst den Berg.