direct naar inhoud van Artikel 11 Recreatie - Jachthaven
Plan: Buitengebied Kortenhoef
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1696.BP0800BuitKRT2012-on00

Artikel 11 Recreatie - Jachthaven

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Jachthaven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een jachthaven;
  • b. recreatievaart;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': maximaal 1 bedrijfswoning;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals steigers, parkeer-, groen- en speelvoorzieningen, water, wandel- en fietspaden en erftoegangswegen.

11.2 Bouwregels

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

11.2.1 Algemeen
  • a. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend in het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. een nieuwe bedrijfswoning mag uitsluitend worden gebouwd met in achtneming van de voorgevelrooilijn van de bestaande bedrijfswoning;
  • c. de totale oppervlakte van bedrijfsgebouwen mag niet meer dan 100 m² bedragen, exclusief de oppervlakte van de bedrijfswoning;
  • d. de goothoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter;
  • e. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • f. per bestemmingsvlak mag ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van de bedrijfswoning mag, inclusief aan- en uitbouw, bijgebouwen en overkappingen, niet meer bedragen dan 190 m²;
  • h. de goothoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 6 meter;
  • i. de bouwhoogte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 8 meter;
  • a. de bouwhoogte van steigers mag niet meer bedragen dan 1 meter, gemeten ten opzichte van het waterpeil ter plaatse;
  • b. de breedte van steigers mag niet meer bedragen dan 1,20 meter;
  • c. de lengte van steigers mag niet meer bedragen dan 15 meter.
11.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op een afstand van tenminste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning;
  • b. de bouwhoogte van aan-en uitbouwen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter dan wel niet meer dan de bouwhoogte van het vloerpeil van de eerste verdieping van de bedrijfswoning;
  • c. goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • d. de bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan 5 meter.
11.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevel en/of grenzend aan openbaar gebied mag niet meer bedragen dan 1 meter;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders mag niet meer bedragen dan 2 meter;
  • c. de bouwhoogte van antenne-installaties ten behoeve van telecommunicatie, niet zijnde schotelantennes en zonder techniekkast, mag niet meer bedragen dan 20 meter;
  • d. de bouwhoogte van silo's en hijsinrichtingen mag niet meer bedragen dan 9 meter;
  • e. de bouwhoogte van antenne-installaties die op bouwwerken worden geplaatst, niet zijnde schotelantennes, mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • f. de bouwhoogte van masten en lantaarnpalen mag niet meer bedragen dan 5 meter;
  • g. de bouwhoogte van beschoeiingen mag niet meer bedragen dan het aansluitend terrein;
  • h. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaats en/of afmetingen van de bebouwing voor het behoud van het open karakter van het bebouwingsbeeld en de doorzichten naar het achterliggende natuurgebied;
  • b. het oppervlak en de plaatsing van bouwwerken voor zover dit noodzakelijk is om te kunnen voorzien in voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein.
11.4 Specifieke gebruiksregels

Als gebruik in strijd met de bestemming, geldt in ieder geval het gebruik van de in lid 11.1 bedoelde gronden:

  • 1. als opslagplaats van onbruikbare of aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen behoudens voor zover dit noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van gronden;
  • 2. voor paardenbakken.