direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a 'Molenweg Colijnsplaat'
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01

Regels

Preambule

Dit TAM-IMRO omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie 'Molenweg' in Colijnsplaat. Dit TAM-IMRO omgevingsplan vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Noord-Beveland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Noord-Beveland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '22a.' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '22a.' gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. De regels van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie 'Molenweg' in Colijnsplaat waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het gml-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01 zoals vastgelegd op www.ruimtelijkeplannen.nl.
  • 2. De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn op de locatie, bedoeld in het eerste lid, niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet.
  • 3. De regels in afdeling 22.2, met uitzondering van paragraaf 22.2.7.3, en de regels in afdeling 22.3 zijn niet van toepassing op de locatie, bedoeld in het eerste lid, voor zover die regels in strijd zijn met regels in dit hoofdstuk.

Artikel 2 Begripsbepalingen

2.1 Begripsbepalingen uit AMvB's

Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn ook van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij artikel 2.2 een afwijkende of aanvullende begripsomschrijving bevat.

2.2 Afwijkende en aanvullende begripsbepalingen

In aanvulling op en in afwijking van de begripsbepalingen zoals bedoeld in artikel 2.1 worden voor de toepassing van de regels in dit hoofdstuk de volgende begrippen gehanteerd:

achtererf

gedeelte van het erf tussen de achtergevelrooilijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens;

archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige inzake archeologie;

archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling, beschikkend over het certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied aanwezige archeologische sporen en relicten;

aquacultuur

  • a. extensieve aquacultuur: de teelt van zoutwatergebonden organismen in de open lucht;
  • b. intensieve aquacultuur: een niet aan de grond gebonden bedrijf dat zich toelegt op de teelt en de verwerking van zoutwatergebonden organismen in gebouwen;

bebouwing

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

bed & breakfast

het bieden van de ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

beroeps- of bedrijfsactiviteit waarvan de activiteiten niet specifiek publiekgericht zijn en dat op kleine schaal in een woning en of in het bijbehorend bouwwerk wordt uitgeoefend.

bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van dit hoofdstuk;

bestaand bouwen

op het tijdstip van het ter visie leggen van het ontwerp van dit hoofdstuk legaal aanwezige of vergunde bouwwerken;

bestaand gebruik

het op het tijdstip van het in werking treden van dit hoofdstuk aanwezige of vergunde gebruik van grond en opstallen;

bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangegeven, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;

detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

dwarskap

een kapvorm waarbij de nok loodrecht op de openbare weg staat;

erf

al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;

escortbedrijf

de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;

grondgebonden agrarisch bedrijf

  • a. akkerbouw-, fruitteelt- en tuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf dat zich toelegt op het telen of veredelen van gewassen in of op de open grond;
  • b. grondgebonden veehouderij: een agrarisch bedrijf dat is gericht op het houden van dieren en dat voor de bedrijfsvoering afhankelijk is van het producerend vermogen van de grond die tot dat bedrijf behoort;
  • c. paardenfokkerij: een agrarisch bedrijf dat is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij;

huishouden

de bewoning van een woning door één persoon dan wel door meerdere personen in de vorm van een samenlevingsverband, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid, niet zijnde kamerverhuur;

kamerverhuur

woonvorm waarin sprake is van woonruimte zonder eigen toegang en waarbij de bewoner(s) van de woonruimte afhankelijk is/zijn van één of meer gedeelde voorzieningen zoals keuken, badkamer, toilet, buiten de woonruimte;

kweektunnel

een halfronde of min of meer halfronde constructie overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor het voortrekken van gewassen of het opkweken van plantmateriaal en/of voorkomen van vogelvraat;

molendeskundige

een door het college aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;

opgraving

de ontsluiting van een archeologische vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het bepalen van de onderzoeksdoelstellingen. Opgravingen worden verricht door een erkende partij, beschikkend over een certificaat als bedoeld in paragraaf 5.1, artikel 5.1 tot en met artikel 5.6, van de Erfgoedwet en worden uitgevoerd volgens de desbetreffende specificatie in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);

peil

de kruin van de weg indien afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 meter bedraagt, en in de andere gevallen de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;

raamprostitutie

een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

regenkap

niet door wanden omsloten bouwwerk overtrok­ken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, bestemd voor de bescherming van gewassen tegen neerslag;

seksautomatenhal

een gelegenheid waarin bedrijfsmatig door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;

seksbioscoop/-theater

een gelegenheid waarin bedrijfsmatig erotische en/of pornografische aard kunnen worden vertoond;

seksinrichting

de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

straatprostitutie

zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

tijdelijke kweektunnels

kweektunnels die slechts gedurende één seizoen op de landbouwgronden aanwezig zijn;

uitvoeren van grondwerkzaamheden

onder het uitvoeren van grondwerkzaamheden wordt verstaan:

  • a. het afgraven van gronden voor zover geen ontgrondingsvergunning is vereist op basis van artikel 5.1, sub c, van de Omgevingswet; of;
  • b. het aanbrengen van transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.

voorgevellijn

de gevellijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan;

vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;

waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, (hemel) infiltratie en waterkwaliteit. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan voorzieningen als duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten, ondergrondse bergbezinkbassins;

wonen

het gehuisvest zijn in een (zelfstandige) woning/wooneenheid of ander daartoe bedoeld object;

woning

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden:

  • a. vrijstaande woning: een woning, die als woning niet aan een andere woning is aangebouwd en die zich op een zekere afstand van beide zijdelingse perceelsgrenzen bevindt;
  • b. twee-aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van twee als woning aan elkaar gebouwde woningen (twee-onder-een-kap) of twee door middel van een bijbehorend bouwwerk geschakelde woningen (één-aan-één), en die met één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd en zich op een zekere afstand tot de andere zijdelingse perceelsgrens bevindt;
  • c. aaneengebouwde woning: een woning, die deel uitmaakt van een blok van meer dan twee als woning aan elkaar gebouwde woningen en die met minimaal één zijgevel in de zijdelingse perceelsgrens is gebouwd;

zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.

Artikel 3 Meet- en rekenbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden de volgende meet- en rekenbepalingen:

de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:

de kortste afstand tussen de (zijdelingse) grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;

de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

de breedte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;

de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/ of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

het bebouwde oppervlak

optellen van de oppervlakten van alle op een terrein gelegen gebouwen en overkappingen bij elkaar, tenzij in deze regels anders is bepaald;

ondergeschikte bouwdelen

bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overtekende daken worden buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen en de grens van de functie maximaal 1,00 m bedraagt.

Artikel 4 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

Hoofdstuk 2 Regels over functies en activiteiten

Artikel 5 Algemeen gebruiksverbod

  • 1. Het is verboden om gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.
  • 2. Het is verboden gronden alsmede gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te doen gebruiken of te laten gebruiken ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie.

Artikel 6 Agrarisch

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties aangewezen als 'Agrarisch'.

6.2 Functieomschrijving

Een als Agrarisch aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. de bedrijfsvoering van grondgebonden agrarische bedrijven;

alsmede

  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. het hobbymatig houden van dieren;
  • d. het hobbymatig telen van gewassen;
  • e. ter plaatse van de locatie 'aquacultuur': extensieve aquacultuur;
  • f. ter plaatse van de locatie 'specifieke vorm van bedrijf-veehandel': een veehandel.
6.3 Beoordelingsregels voor het bouwen
6.3.1 Verbod bouwen nieuwe gebouwen

Ter plaatse van de locatie 'Agrarisch' is het verboden nieuwe bebouwing in de vorm van een gebouw te bouwen.

6.3.2 Beoordelingsregels voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend de volgende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd:
    • 1. hekken, afrasteringen en andere erfafscheidingen;
    • 2. hagelnetten en regenkappen, mits deze landschappelijk worden ingepast met een windsingel;
    • 3. bouwwerken van geringe afmetingen ten behoeve van de waterhuishouding;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van extensieve aquacultuur worden gebouwd ter plaatse van de locatie 'aquacultuur';
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van een veehandel worden gebouwd ter plaatse van de locatie 'specifieke vorm van bedrijf - veehandel'.
  • d. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. 2 meter voor hekken, afrasteringen en andere erfafscheidingen;
    • 2. 1 meter voor bouwwerken ten behoeve van extensieve aquacultuur;
    • 3. 4 meter voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.4 Specifieke functieregels
6.4.1 Specifieke functieregels - aquacultuur

Met betrekking tot het gebruik ter plaatse van de aanduiding ‘aquacultuur’ gelden de volgende regels:

  • a. landschappelijke inpassing van bassins is uitsluitend toegestaan in de vorm van een grondwal met een hoogte maximaal 1 meter;
  • b. het gebruik van gronden voor aquacultuur is uitsluitend toegestaan indien er geen negatieve effecten zijn voor de waterhuishouding;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins bedraagt maximaal 125 hectare.
6.4.2 Specifieke functieregels - tijdelijke kweektunnels

Het plaatsen en gebruiken van tijdelijke kweektunnels is toegestaan met een hoogte van minder dan 1,5 meter.

Artikel 7 Groen

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties aangewezen als 'Groen'.

7.2 Functieomschrijving

Een als Groen aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. speelvoorzieningen;
  • c. water;
  • d. paden.
7.3 Beoordelingsregels voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte maximaal 4 meter bedraagt.

Artikel 8 Natuur

8.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties aangewezen als 'Natuur'.

8.2 Functieomschrijving

Een als Natuur aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. het behoud en versterking van landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden;
  • b. een fietspad met de bijbehorende kunstwerken ter plaatse van de locatie 'specifieke vorm van verkeer - zoekgebied fietspad';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. dagrecreatief medegebruik.

Artikel 9 Verkeer

9.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties aangewezen als 'Verkeer'.

9.2 Functieomschrijving

Een als Verkeer aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. voetpaden;
  • b. fietspaden;

alsmede voor:

  • c. groenvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties aangewezen als 'Woongebied'.

10.2 Functieomschrijving

Een als 'Woongebied' aangewezen locatie heeft de volgende functies:

  • a. permanent wonen;
  • b. bed & breakfast;
  • c. ondersteunende medische en sociale/maatschappelijke voorzieningen;
  • d. woonstraten, paden, wegen, parkeervoorzieningen en andere verhardingen;
  • e. groenvoorzieningen, bermen en beplantingen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. verblijfsvoorzieningen;
  • h. afvalverzamelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • i. beeldende kunstwerken;
  • j. water, waterlopen, al dan niet secundaire watergangen met schouwstroken, waterbergingen en waterhuishouding;
  • k. tuinen en erven.
10.3 Beoordelingsregels voor het bouwen
10.3.1 Beoordelingsregels voor het bouwen van grondgebonden woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt maximaal het aantal dat aangegeven is ter plaatse van 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. als hoofdgebouw mogen aaneengebouwde, twee-aaneengebouwde of vrijstaande woningen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte voor grondgebonden woningen bedraagt maximaal 6 meter;
  • d. de bouwhoogte voor grondgebonden woningen bedraagt maximaal 11 meter;
  • e. een hoofdgebouw wordt met de voorgevel in de figuur 'gevellijn' en evenwijdig aan deze figuur gebouwd;
  • f. de minimale afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens voor vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen (aan een zijde) bedraagt minimaal 3 meter;
  • g. woningen zijn met de voorgevel georiënteerd op de openbare weg.
10.3.2 Beoordelingsregels voor het bouwen van gestapelde woningen

Voor het bouwen van gestapelde hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt maximaal het aantal dat aangegeven is ter plaatse van 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de locatie 'gestapeld' mogen gestapelde woningen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte voor gestapelde woningen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat;
  • d. de bouwhoogte voor gestapelde woningen bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven maat.
10.3.3 Afwijkende beoordelingsregels voor het bouwen van woningen
  • 1. In afwijking van 10.3.1 onder f, g en h wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen ook worden verleend bij een overschrijding van de goot- en bouwhoogte, indien:
    • a. de maximale goot- en/of bouwhoogte met maximaal 1 meter wordt overschreden; en
    • b. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.
  • 2. In afwijking van 10.3.1 , onder i wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen ook worden verleend bij een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens, indien:
    • a. de minimale afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse perceelsgrens voor vrijstaande woningen en twee-aaneengebouwde woningen (aan een zijde) minimaal 1 meter bedraagt; en
    • b. dit passend is bij het straat- en bebouwingsbeeld.
  • 3. In afwijking van 10.3.1 onder i wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen ook verleend voor het bouwen van de woning uit of niet evenwijdig aan de figuur 'gevellijn', indien:
    • a. een hoofdgebouw met de voorgevel maximaal 1,5 meter achter de figuur 'gevellijn' wordt gebouwd;
    • b. onderlinge verspringingen in de afstand van de voorgevel tot de figuur 'gevellijn' maximaal 1,5 meter bedragen.
10.3.4 Beoordelingsregels bouwen van een bijbehorend bouwwerk

Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de bebouwde oppervlakte van het achtererf bedraagt maximaal 50% met een maximum van 40 m2;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 3,25 meter;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter; en
  • d. het bijbehorend bouwwerk wordt minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn gebouwd.
10.3.5 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van een bijbehorend bouwwerk
  • 1. In afwijking van 10.3.4 onder a wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk ook verleend bij een groter bebouwd oppervlakte, indien:
    • a. maximaal 60 m2 wordt bebouwd; en
    • b. de bebouwde oppervlakte van het erf maximaal 50% bedraagt.
  • 2. In afwijking van 10.3.4 onder d wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk ook verleend bij een kortere afstand tussen het bijbehorend bouwwerk en (het verlengde van) de voorgevel, indien:
    • a. het bijbehorend bouwwerk minimaal 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn wordt gebouwd; en
    • b. het past bij het straat- en bebouwingsbeeld.
10.3.6 Beoordelingsregels bouwen van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde

Voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2 meter indien achter de voorgevellijn of in de zijgevel wordt gebouwd; of
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 1 meter indien deze voor de voorgevellijn wordt gebouwd;
  • c. een buitenunit van een warmtepomp, koelmotor, koelinstallatie of airco wordt niet aan de voorgevel een bouwwerk bevestigd.
10.3.7 Afwijkende beoordelingsregels bouwen van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde

In afwijking van artikel 10.3.6 onder a wordt de omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ook verleend bij een hogere bouwhoogte, indien:

  • a. de bouwhoogte maximaal 10 meter bedraagt;
  • b. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden; en
  • c. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.
10.4 Specifieke functieregels
10.4.1 Verboden gebruik

Het is verboden om:

  • a. een bijbehorend bouwwerk te doen gebruiken of te laten gebruiken als gastenverblijf;
  • b. een bijbehorend bouwwerk te doen gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.
10.4.2 Omgevingsvergunning bed & breakfast

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een bed & breakfast uit te oefenen in- of bij een woning.

10.4.3 Aanvraagvereisten bed & breakfast

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, als bedoeld in 10.4.2, worden in ieder geval de volgende documenten en gegevens verstrekt:

  • a. een tekening waarin wordt aangegeven waar bed & breakfast is voorzien;
  • b. gedurende welke periode(n) van het jaar bed & breakfast wordt aangeboden; en
  • c. een beschrijving van de wijze waarop omgegaan wordt met parkeren.
10.4.4 Beoordelingsregels bed & breakfast

De omgevingsvergunning, als bedoeld in 10.4.2, wordt verleend indien:

  • a. een bed & breakfast wordt uitgeoefend in bestaande eet- en slaapvertrekken in een woning;
  • b. een bed & breakfast wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • c. in een woning wordt maximaal 1 kamer gebruikt voor bed & breakfast; en
  • d. in een woning wordt aan maximaal 2 volwassen gasten gelijktijdig bed & breakfast verstrekt;
  • e. er wordt voldaan aan de realisatie van parkeergelegenheid op eigen terrein; en
  • f. de uitoefening van bed & breakfast niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.
10.4.5 Omgevingsvergunning kamerverhuur

Het is verboden zonder omgevingsvergunning een woning te gebruiken voor kamerverhuur.

10.4.6 Aanvraagvereisten kamerverhuur

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, als bedoeld in 10.4.5, worden in ieder geval de volgende documenten en gegevens verstrekt:

  • a. een beschrijving van de wijze waarop omgegaan wordt met parkeren;
  • b. een tekening waarop is aangegeven:
    • 1. waar de in- en uitgang van de woning zich bevinden;
    • 2. de indeling van de woning in kamers, waarbij per kamer het type kamer (keuken, badkamer, toilet, etc.) en het oppervlak wordt aangegeven;
    • 3. waar het gebouw verwarmd wordt;
    • 4. welke maatregelen zijn getroffen in het kader van brandveiligheid.
  • c. voor hoeveel personen de kamerverhuur is beoogd; en
  • d. in hoeveel kamers de beoogde kamerverhuur plaatsvindt.
10.4.7 Beoordelingsregels kamerverhuur

De omgevingsvergunning, als bedoeld in 10.4.5, wordt verleend indien:

  • a. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden niet onevenredig aangetast worden;
  • b. er voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein gerealiseerd wordt;
  • c. de huisvesting plaatsvindt in een bestaande woning;
  • d. de kamers door de bouwkundige opzet, indeling en maatvoering niet functioneren als een zelfstandige woning;
  • e. maximaal 2 kamers per woning worden verhuurd aan maximaal 4 personen;
  • f. het gebouw waarin de kamerverhuur voorzien is, voldoet aan de eisen als bepaald in het Besluit bouwwerken leefomgeving, de gemeentelijke verordening(en), andere van toepassing zijnde regelgeving en de volgende voorwaarden:
    • 1. per persoon is er minimaal 12 m2 aan bewoonbaar vloeroppervlak beschikbaar;
    • 2. er is sprake van voldoende privacy;
    • 3. er is een keuken aanwezig;
    • 4. er zijn toereikende sanitaire voorzieningen;
    • 5. er is toereikende verwarming;
    • 6. er is sprake van een toereikende brandveiligheidssituatie; en
  • g. de kamerverhuur niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straat en bebouwingsbeeld.
10.4.8 Omgevingsvergunning beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij wonen

Het is verboden zonder omgevingsvergunning beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten uit te oefenen bij wonen.

10.4.9 Aanvraagvereisten beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij wonen

Bij een aanvraag van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 10.4.8, worden in ieder geval de volgende documenten en gegevens verstrekt:

  • a. de beoogde vloeroppervlakte van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;
  • b. de naam van degene die de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit zal uitvoeren; en
  • c. indien relevant, een beschrijving hoe wordt omgegaan met het parkeren van bezoekers.
10.4.10 Beoordelingsregels beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten bij wonen

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 10.4.8, wordt verleend indien:

  • a. de vloeroppervlakte van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit maximaal 40 m2 bedraagt;
  • b. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit een nevenfunctie van het wonen is;
  • c. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner van de woning;
  • d. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet leidt tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer;
  • e. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit niet leidt tot een onevenredige toename van de parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit geen activiteit betreft die in de regel wordt uitgeoefend in een winkelcentrum of op een bedrijventerrein; en
  • h. geen detailhandel wordt uitgeoefend, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de beroeps- of bedrijfsmatige activiteit.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 4

11.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op locaties aangewezen als 'Waarde - Archeologie - 4'.

11.2 Functieomschrijving

Een als Waarde - Archeologie - 4 aangewezen locatie heeft, naast de andere daar voorkomende functies, als functie de bescherming en veiligstelling van de ter plaatse in de grond aanwezige of verwachte archeologische waarden.

11.3 Beoordelingsregels voor het bouwen
11.3.1 Beoordelingsregels bouwen van een bouwwerk, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken ten dienste van de functie, zoals bedoeld in 11.2, geldt dat de bouwhoogte maximaal 2 meter bedraagt.

11.3.2 Aanvullende beoordelingsregels bouwen van bouwwerken

In aanvulling op hetgeen elders in dit hoofdstuk is bepaald ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. het bevoegd gezag beschikt over een verklaring van een archeologisch deskundige, waaruit blijkt dat het opstellen van een rapport met daarin een beschrijving van de archeologische waarden van de betrokken gronden niet nodig is; of
  • b. op basis van archeologisch onderzoek, waarvan de resultaten zijn neergelegd in een rapport, is vastgesteld dat ter plaatse geen behoudenswaardige archeologische waarden aanwezig zijn of de aanwezige behoudenswaardige archeologische waarden hierdoor niet onevenredig worden geschaad. Het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
11.3.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. het voorschrift tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. het voorschrift tot het doen van opgravingen;
  • c. het voorschrift de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan de door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
11.3.4 Advies

Voordat het bevoegde gezag een omgevingsvergunning verleent, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een archeologische deskundige.

11.3.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 11.3.1, 11.3.2, 11.3.3 en 11.3.4 geldt niet voor:

  • a. het vernieuwen of veranderen van reeds bestaande bouwwerken, mits de bestaande oppervlakte, voor zover gelegen op of onder het maaiveld, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de locatie en maat van de bestaande fundering;
  • b. het uitbreiden of bouwen van bouwwerken, indien de oppervlakte van de bodemverstoring niet groter is dan 2.500 m2 of de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld wordt geroerd.
11.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
11.4.1 Aanwijzing vergunningplicht voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden

Het is ter plaatse van 'Waarde - Archeologie 4' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:

  • a. het afgraven van gronden voor zover geen omgevingsvergunning voor een ontgrondingsactiviteit is vereist;
  • b. het aanbrengen van transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het graven van sloten, watergangen, vijvers of vaarten.
11.4.2 Beoordelingsregels omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 11.4.1, wordt verleend indien:

  • a. door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport op basis van de in de beroepsgroep geldende normen is overgelegd waaruit naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate blijkt dat:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad.
  • c. het rapport, het onderzoeksproces dat tot het rapport heeft geleid als ook de archeologische waardestelling dienen te voldoen aan de binnen de beroepsgroep algemeen gangbare kwaliteitsafspraken en –criteria, zoals verwoord in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA).
11.4.3 Vergunningvoorschriften

Het bevoegd gezag kan aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften verbinden:

  • a. het voorschrift tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;

b. het voorschrift tot het doen van opgravingen; of

c. het voorschrift om de uitvoering van de werken of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.

11.4.4 Advies

Voordat het bevoegde gezag een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 11.4.1 verleent, wordt schriftelijk advies ingewonnen bij een door het bevoegd gezag aan te wijzen archeologisch deskundige.

11.4.5 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 11.4.1, 11.4.2, 11.4.3 en 11.4.4 geldt niet voor:

  • a. werken of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit hoofdstuk;
  • b. werken of werkzaamheden in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe erkende partij;
  • c. werken of werkzaamheden die betrekking hebben op locaties die niet groter zijn dan 2.500 m2 of werken en werkzaamheden waarbij de bodem tot maximaal 40 cm onder maaiveld wordt geroerd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene functieregels

13.1 Aanvullende beoordelingsregels parkeren
13.1.1 Toepassingsbereik

De regels in 13.1 zijn van toepassing op:

  • a. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, uitbreiden of wijzigen van gebouwen; en
  • b. het verlenen van een omgevingsvergunning voor het wijzigen van het gebruik.
13.1.2 Aanvullende beoordelingsregel parkeren
  • 1. Het bevoegd gezag toetst bij het verlenen van een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 13.1.1, of wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
  • 2. Van voldoende parkeergelegenheid als bedoeld in lid 1 is in ieder geval sprake indien:
    • a. een vrijstaande woning en twee-onder-een-kapwoning parkeergelegenheid op het eigen bouwperceel bieden;
    • b. een gebouw met gestapelde woningen parkeergelegenheid in de openbare ruimte biedt;
    • c. woningen anders dan bedoeld in sub a en sub b parkeergelegenheid in de openbare ruimte bieden.
13.1.3 Parkeernorm

De benodigde hoeveelheid parkeergelegenheid, zoals bedoeld in 13.1.2, wordt bepaald overeenkomstig de minimale norm volgens de CROW/ASVV, publicatie 317 2012, of daaropvolgende uitgaven, met dien verstande dat deze norm inclusief bezoekersparkeren is en bij de parkeerbalans een onderscheid moet worden gemaakt tussen het theoretische en berekeningsaantal.

13.1.4 Grondslag parkeernorm

De benodigde hoeveelheid parkeergelegenheid, zoals bedoeld in 13.1.2, wordt bepaald over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte van een gebouw.

13.1.5 Uitzondering

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 13.1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • b. het ruimtelijk gezien niet wenselijk is de nodige parkeer- of stallingruimte op eigen terrein te voorzien; en/of
  • c. aangetoond kan worden dat er voldoende openbare parkeerplaatsen binnen een acceptabele afstand aanwezig zijn die benut kunnen worden.
13.1.6 Beoordelingsregels uitzondering

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 13.1.5, wordt verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de:

  • a. belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden;
  • b. parkeersituatie in de openbare ruimte;
  • c. woon- en leefsituatie;
  • d. verkeersveiligheid.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

14.1 vrijwaringszone - molenbiotoop
14.1.1 Toepassingsbereik

De regels in 14.1 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'vrijwaringszone - molenbiotoop'.

14.1.2 Aanvullende beoordelingsregels

In aanvulling op de beoordelingsregels elders in dit hoofdstuk gelden de volgende regels:

  • a. binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen aan de Havelaarstraat 113 wordt geen nieuwe bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek, te weten 2,50 meter;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen aan de Havelaarstraat 113 wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (2,50 meter);
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b staat het bevoegd gezag een hogere bouwhoogte toe indien de windvang en de cultuurhistorische waarde van de molen niet onevenredig worden aangetast.
14.1.3 Uitzonderingen

De regels, zoals bedoeld in 14.1.2, gelden niet voor:

  • a. bestaand gebruik en bestaande bebouwing;
  • b. het toelaten van een bouwwerk dat, gezien vanuit de molen, aan de achterzijde van bestaande bebouwing wordt opgericht en waarbij de hoogte en breedte blijft binnen de hoogte en de breedte van de bestaande bebouwing waarachter het bedoelde bouwwerk wordt opgericht;
  • c. het toelaten van een bouwwerk dat strekt ter vervanging van de bestaande bebouwing en dat al dan niet wordt gebouwd ten behoeve van een andere functie dan de functie van de bestaande bebouwing voor zover de bebouwingsmogelijkheden niet worden vergroot.
14.1.4 Advies

Bij het verlenen van de omgevingsvergunning voor een bouwwerk met een hogere bouwhoogte, zoals bedoeld in 14.1.2 onder c, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij een molendeskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning de windvang voor de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element niet onevenredig in gevaar wordt of kan worden gebracht.

14.2 overige zone - beperkingengebied gewasbescherming
14.2.1 Toepassingsbereik

De regels in 14.2 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'overige zone - beperkingengebied gewasbescherming'.

14.2.2 Verbod gebruik gewasbeschermingsmiddelen

Het is binnen de 'overige zone - beperkingengebied gewasbescherming' verboden zonder omgevingsvergunning gebruiksactiviteiten te verrichten die zien op het gebruiken van bestrijdingsmiddelen in de vorm van gewasbeschermingsmiddelen dan wel biociden en/of andere verspuitbare middelen.

14.2.3 Beoordelingsregels gebruik gewasbeschermingsmiddelen

De omgevingsvergunning, zoals bedoeld in 14.2.2, wordt verleend indien aangetoond is dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen geen negatieve effecten voor de menselijke gezondheid heeft.

14.2.4 Uitzondering

Het bepaalde in artikel 14.2.2 geldt niet indien:

  • a. driftreducerende maatregelen worden toegepast;
  • b. neerwaarts wordt gespoten.
14.3 milieuzone - aanvullende regels geluid wegverkeer
14.3.1 Toepassingsbereik

De regels in 14.3 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'milieuzone - aanvullende regels geluid wegverkeer'.

14.3.2 Aanvullende beoordelingsregels - bouwen geluidgevoelig gebouw
  • 1. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend indien wordt voldaan aan onderstaande bepaling.
  • 2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend indien wordt voldaan aan de standaardwaarde uit tabel 5.78t van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
14.3.3 Afwijkende beoordelingsregels - bouwen geluidgevoelig gebouw
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 14.3.2 wordt de omgevingsvergunning ook verleend indien wordt voldaan aan onderstaande bepalingen.
  • 2. Als niet voldaan wordt aan de standaardwaarde voor geluid wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw ook verleend indien, voor zover relevant, voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3 tot en met lid 6.
  • 3. De grenswaarde uit tabel 5.78u van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt niet overschreden; en
    • a. de overschrijding van de standaardwaarde als bedoeld in lid 2 door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt; en
    • b. de geluidbelasting op de gevels van geluidgevoelige gebouwen als gevolg van wegverkeer op de Molenweg maximaal 62 dB bedraagt.
  • 4. Geluidbeperkende maatregelen zoals bedoeld in lid 3 worden in onderstaande volgorde afgewogen:
    • a. bronmaatregelen;
    • b. overdrachtsmaatregelen;
    • c. gevelmaatregelen
  • 5. Geluidbeperkende maatregelen zoals bedoeld in lid 3 worden in aanmerking genomen indien:
    • a. die financieel doelmatig zijn; en
    • b. daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.
  • 6. Als de standaardwaarde zoals bedoeld in lid 1, al dan niet na het treffen van de maatregelen zoals bedoeld in lid 3, overschreden wordt, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van een geluidgevoelig gebouw alleen verleend indien:
    • a. deze beschikt over ten minste één geluidluwe gevel waarop de geluidbelasting per geluidbron minder bedraagt dan 50 dB;
    • b. minimaal 50% van het aantal verblijfsruimtes of 50% van de oppervlakte van het verblijfsgebied gelegen is aan de geluidluwe gevel;
    • c. als sprake is van één of meer buitenruimten bij grondgebonden woningen moet minimaal één buitenruimte aan de geluidluwe gevel gesitueerd worden;
    • d. de geluidbelasting in de buitenruimte die aan de geluidluwe gevel gesitueerd wordt mag maximaal 5 dB hoger zijn dan de geluidbelasting op de geluidluwe gevel.
14.4 milieuzone - aanvullende regels geluid milieubelastende activiteit
14.4.1 Toepassingsbereik

De regels in 14.4 zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'milieuzone - aanvullende regels geluid milieubelastende activiteit'.

14.4.2 Aanvullende beoordelingsregels - bouwen geluidgevoelig gebouw
  • 1. Een omgevingsvergunning voor de bouw van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend indien wordt voldaan aan onderstaande bepaling.
  • 2. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw wordt verleend indien wordt voldaan aan de standaardwaarde uit tabel 5.65.1 van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
14.4.3 Afwijkende beoordelingsregels - bouwen geluidgevoelig gebouw
  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 14.4.2 wordt de omgevingsvergunning ook verleend indien wordt voldaan aan onderstaande bepalingen.
  • 2. Als niet voldaan wordt aan de standaardwaarde voor geluid wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen van een geluidgevoelig gebouw ook verleend indien, voor zover relevant, voldaan wordt aan het bepaalde in lid 3 tot en met lid 6.
  • 3. De grenswaarde uit tabel 5.65.2 van het Besluit kwaliteit leefomgeving wordt niet overschreden; en
    • a. de overschrijding van de standaardwaarde als bedoeld in lid 1 door het treffen van geluidbeperkende maatregelen zoveel mogelijk wordt beperkt.
  • 4. Geluidbeperkende maatregelen zoals bedoeld in lid 3 worden in onderstaande volgorde afgewogen:
    • a. bronmaatregelen;
    • b. overdrachtsmaatregelen;
    • c. gevelmaatregelen
  • 5. Geluidbeperkende maatregelen zoals bedoeld in lid 3 worden in aanmerking genomen indien:
    • a. die financieel doelmatig zijn; en
    • b. daartegen geen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of technische aard bestaan.
  • 6. Als de standaardwaarde zoals bedoeld in lid 1, al dan niet na het treffen van de maatregelen zoals bedoeld in lid 3, overschreden wordt, wordt een omgevingsvergunning voor de bouw van een geluidgevoelig gebouw alleen verleend indien:
    • a. deze beschikt over ten minste één geluidluwe gevel waarop de geluidbelasting per geluidbron minder bedraagt dan 50 dB;
    • b. minimaal 50% van het aantal verblijfsruimtes of 50% van de oppervlakte van het verblijfsgebied gelegen is aan de geluidluwe gevel;
    • c. als sprake is van één of meer buitenruimten bij grondgebonden woningen moet minimaal één buitenruimte aan de geluidluwe gevel gesitueerd worden;
    • d. de geluidbelasting in de buitenruimte die aan de geluidluwe gevel gesitueerd wordt mag maximaal 5 dB hoger zijn dan de geluidbelasting op de geluidluwe gevel.

Hoofdstuk 4 Uiterlijk van bouwwerken

Artikel 15 Beoordelingsregels over het uiterlijk van bouwwerken

15.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op bouwactiviteiten aangewezen in artikel 10.3.

15.2 Inleiding

Colijnsplaat is door de jaren heen ontstaan en heeft een aantal karakteristieke bebouwingskenmerken die gerelateerd zijn aan het gebied en de periode waarin het gebouwd is. Zowel de historie als de meer recente bebouwing kan een inspiratiebron zijn voor deze ontwikkeling.

15.3 Identiteit en beeldkwaliteit van het historisch dorpshart

De beoogde sfeer en identiteit van het woningbouwplan dient aan te sluiten bij de eigenheid en het dorpse karakter van Colijnsplaat. Kenmerken daarvan zijn gevels van baksteen gecombineerd met (donkere) houten gevelbekleding en een kap met rode dakpan. Waarbij er in de kap aandacht is voor detaillering. De gevelkleur varieert binnen een natuurlijk palet van warme aardetinten, van zandkleurig tot donkerbruin. Wit gekeimde of gestucte gevels komen ook voor in het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0001.png"

15.4 Identiteit en beeldkwaliteit van nieuwbouw in Colijnsplaat

Bij de recentere woningbouw van Colijnsplaat zijn het overwegend grondgebonden woningen van één tot maximaal twee bouwlagen en een grijze dakpankap, met een eenduidige kaprichting. Afgewisseld met een kleinschalig appartementenblok tot maximaal drie bouwlagen met platte daken en met een kap. De gevels zijn van baksteen gecombineerd met hout. In het kleurenpalet van de gevel zijn aardetinten gebruikt. Bij deze woningen komen ook veel zonnepanelen voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0002.png"

15.5 Samenhang versus keuzevrijheid

De beleving en het straatbeeld binnen de woonwijk wordt sterk bepaald door de positionering en hoofdvorm van de woningen. Het is van belang dat richtlijnen met betrekking tot positionering, bouw- en goothoogte zorgen voor een bepaalde mate aan stedenbouwkundige samenhang binnen de woonwijk.

15.6 Welstandscriteria woningen

Voor de uitbreidingswijk aan de Molenweg zal er een hedendaagse maar bovenal dorpse architectuur voorgesteld worden waarbij er in de detaillering aangesloten wordt bij het traditionele dorpse karakter.

15.6.1 Aanvullende beoordelingsregels

In aanvulling op de beoordelingsregels van 10.3 gelden voor het uiterlijk van bouwwerken de bepalingen uit artikel 15.6.1 tot en met artikel.

15.6.2 Situering
  • 1. Woningen zijn georiënteerd op de weg.
  • 2. Woningen zijn gespiegeld en om en om gepositioneerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0003.png"

15.6.3 Massa en vorm
  • 1. Circulair en biobased bouwen wordt gestimuleerd.
  • 2. Het bouwblok dient een gelijkwaardige uitstraling te hebben.
  • 3. Variatie in het straatbeeld door differentiatie in vormbehandeling, kapvorm en -richting is wenselijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0004.png"

15.6.4 Gevelkarakteristiek
  • 1. Gevels van woningen zijn niet uitgevoerd in kunststof of beton.
  • 2. (Zij-)gevels van woningen die grenzen aan de openbare ruimte hebben 1 of meer gevelopeningen.
15.6.5 Kleur en materiaal
  • 1. Er is afstemming in kleur en materiaal tussen de woningen.
  • 2. Gevels van woningen zijn uitgevoerd in:
    • a. een gradatie van wit dan wel zandkleurige tot roodbruine baksteen;
    • b. wit gekeimde of gestucte gevels; en/of
    • c. hout.
  • 3. Het hout van gevels van woningen bestaat uit:
    • a. donkergekleurd potdekselwerk; of
    • b. houtsoort met natuurlijke verkleuring;
  • 4. De kap van een woning is uitgevoerd in een rood- of antracietkleurige dakpan, riet of zink;
  • 5. Materiaal- en kleurgebruik van aan- en bijgebouwen stemt overeen met het materiaal- en kleurgebruik van het hoofdgebouw;
  • 6. Er wordt geen gebruik gemaakt van geëngobeerde of geglazuurde dakpannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0006.png"

15.6.6 Erfafscheidingen
  • 1. De vormgeving en uitvoering van erfafscheidingen voldoet aan de criteria uit onderstaande figuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1695.TAMMolenweg-ON01_0007.png"

15.7 Welstand

De aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst door de welstandcommissie. Het is mogelijk om het schetsontwerp te laten toetsten door de welstandscommissie (evt. aangevuld met deskundigen inzake stedenbouw). Dit team begeleidt de verdere planontwikkeling, bewaakt de kwaliteit van de openbare ruimte en private initiatieven en draagt voorts zorg voor de ruimtelijke samenhang tussen de diverse bouwplannen, waarbij het bestemmingsplan als toetsingskader en leidraad wordt gebruikt.

Hoofdstuk 5 Overgangsbepalingen

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het bepaalde in dit hoofdstuk mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de regels die op grond van dit omgevingsplan golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.
16.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van dit hoofdstuk voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met de regels die op grond van dit omgevingsplan golden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit hoofdstuk, daaronder begrepen de op dat moment geldende overgangsbepalingen.