Plan: | Camping Wilgenoord |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1695.OVWilgenoord-VA01 |
Landschapscamping Wilgenoord heeft 75 toeristische standplaatsen, dit is inclusief de eenheden van de minicamping. Hiervoor in de plaats beoogt de initiatiefnemer 75 permanente eenheden in de vorm van chalets. In het geldende bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013' zijn de betreffende gronden bestemd als 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - landschapscamping'. In deze regeling is het plaatsen van chalets niet mogelijk.
De gemeente Noord-Beveland heeft besloten planologische medewerking te verlenen aan het initiatief. Gekozen is voor het instrument van een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor afwijken van het geldende bestemmingsplan. In artikel 2.12 lid 1 sub a onder 3 van deze wet is bepaald dat deze omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat. Een aanvraag voor een dergelijke vergunning dient daarom vergezeld te gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing (hierna RO). Voorliggende rapportage bevat deze RO.
In hoofdstuk 1 wordt ingegaan op de beschrijving van het initiatief en de ruimtelijke aspecten ervan. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief getoetst aan het geldende beleid en omgevings- en financiële aspecten.
De camping ligt in het buitengebied van de gemeente Noord-Beveland, ten oosten van de kern Wissenkerke. Het wordt ontsloten op de provinciale weg N255 via de Vlietenburgweg, de Dorpsdijk en de Oostmolenweg. Aan de noord- en oostzijde wordt het projectgebied omgeven door natuur. Aan de zuidzijde grenst de camping aan een boomgaard. Ten noorden van de projectlocatie, op circa 150 meter bevinden zich een agrarisch bedrijf en een woning. Ook aan de zuidwestelijke zijde ligt op circa 300 meter een agrarisch bedrijf. In figuur 1.1 is de ligging van het projectgebied weergegeven.
Figuur 1.1. Ligging projectgebied
Ter plaatse van het projectgebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied 2013', vastgesteld op 29-08-2013 (zie figuur 1.2). In dit bestemmingsplan is aan het perceel de bestemming 'Agrarisch' toegekend. Tevens is de aanduiding opgenomen dat ter plaatse een landschapscamping is toegestaan. Ter plaatse van de landschapscamping is het toegestaan 60 kampeermiddelen te plaatsen. In de bijlage van de regels is aangegeven dat aan de Vlietenburgweg 6 ook een kleinschalig kampeerterrein met maximaal 15 standplaatsen is toegestaan. Met betrekking tot het gebruik ter plaatse van de aanduiding ‘landschapscamping’ geldt dat chalets niet zijn toegestaan. De geldende dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 voorziet in een regeling ter bescherming van de aanwezige of verwachte archeologische waarden. In deze regeling staat dat de oppervlakte van de bodemverstoring niet groter mag zijn dan 250 m² en dat de bodem tot maximaal 40 centimeter onder maaiveld mag worden geroerd.
Figuur 1.2. Uitsnede geldend bestemmingsplan (Bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Huidige situatie
Het projectgebied is nu in gebruik als een landschapscamping en minicamping met respectievelijk 60 en 15 toeristische standplaatsen (zie figuur 1.3). Aan de zuidkant van het perceel bevindt zich de zogenoemde bedrijfswoning. De camping is landschappelijk ingepast door middel van een bomenhaag rondom (zie figuur 1.4). Aan de noord- en oostzijde ligt een natuurgebied en aan de zuidzijde een boomgaard, welke ook is omgeven is door een bomenhaag.
Figuur 1.3. Luchtfoto (Bron: Google Maps)
Figuur 1.4. Landschappelijke inpassing
Beoogde ontwikkeling
De ontwikkeling bestaat uit het plaatsen van maximaal 75 chalets binnen de grenzen van de huidige camping (zie figuur 1.5). Hiermee kan worden voldaan aan de veranderende marktvraag. De recreant wil de mogelijkheid hebben om het jaarrond te recreëren en wenst steeds meer luxe. Het plaatsen van chalets ter plaatse van de toeristische standplaatsen voorziet hierin.
De hoogte van de beoogde chalets is maximaal 3,5 meter en het oppervlak van de chalet bedraagt maximaal 75 m². De provincie is akkoord met een verhouding van 1:4 van de oppervlakte chalet: netto grootte standplaats. Een chalet van 75 m2 moet dus minimaal een kavel van 300 m2 hebben. Er dient echter ook rekening te worden gehouden met de wens van de provincie van een bruto dichtheid van maximaal 30 eenheden per ha. Aan deze wens wordt voldaan, met 75 chalets op een oppervlak van de camping van 2,5 ha is de dichtheid 30 eenheden per ha. Bij het plaatsen van de chalets zal geen sprake zijn van bodemverstoring dieper dan 40 centimeter.
De parkeervoorzieningen en interne wegenstructuur van de camping zullen in de nieuwe opzet niet veranderen en ook de bedrijfswoning blijft behouden. De bestaande groenvoorziening rondom zal behouden blijven. De landschappelijke inpassing is daarmee gewaarborgd.
Figuur 1.5. Beoogde inrichtingsplan
Het doel van voorliggende ruimtelijke onderbouwing is het planologisch regelen van de plaatsing van 75 chalets ter plaatse van de huidige camping. De huidige groenvoorziening die de landschappelijke inpassing vormt blijft behouden. De beoogde ontwikkeling is ruimtelijk en stedenbouwkundig aanvaardbaar.
In dit hoofdstuk wordt de voorgenomen ontwikkeling beoordeeld op basis van het geldende beleidskader en de sectorale aspecten.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR) bevat het ruimtelijke beleid van het rijk als opvolger van de Nota Ruimte. De SVIR is in maart 2012 in werking getreden.
In de SVIR is geen specifiek ruimtelijk beleid voor de omgeving van het projectgebied geformuleerd.
Wel zijn in de SVIR de dertien onderwerpen aangegeven die het rijk als 'nationaal belang' beschermingswaardig acht. Voor een aantal van deze onderwerpen is reeds een (beschermende) regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro, zie hierna).
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Voor de ruimtelijke onderwerpen die de rijksoverheid van 'nationaal belang' acht, heeft de Minister van Infrastructuur & Milieu een beschermende regeling opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van het Barro in acht te nemen.
Voor het voorliggende plan zijn geen specifieke elementen uit het SVIR en het Barro die moeten worden geregeld.
Ladder van duurzame verstedelijking
Analyse
Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van nut en noodzaak van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. Overheden die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk willen maken, moeten standaard een aantal stappen zetten die borgen dat tot een zorgvuldige ruimtelijke afweging en inpassing van die nieuwe ontwikkeling wordt gekomen. Ruimtelijke besluiten moeten aandacht besteden aan de Ladder van duurzame verstedelijking.
In het artikel 3.1.6. lid 2 Bro (Besluit ruimtelijke ordening) staan de drie stappen van de Ladder voor Duurzame verstedelijking als volgt beschreven:
Toetsing
Het plaatsen van de stacaravans ter plaatse van de huidige toeristische standplaatsen betreft geen stedelijke ontwikkeling op grond van artikel 1.1.1. onder 1i Besluit ruimtelijke ordening. Toetsing aan de drie stappen van de 'duurzaamheidsladder' is niet aan de orde.
Conclusie
De ladder van duurzame verstedelijking is niet van toepassing bij de ontwikkeling.
Omgevingsplan Zeeland 2012 – 2018
Analyse
Voor een krachtig Zeeland zijn economische groei, ontwikkeling en innovatie nodig. De Provincie Zeeland draagt daar als regionaal bestuur met eigen taken en verantwoordelijkheden actief aan bij. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
De provincie wil de kernkwaliteiten van Zeeland verder benutten, (h)erkennen en versterken. Het karakter van verschillende delen van Zeeland, met sterke, beeldbepalende economische sectoren en eigenheid van de omgeving, is daarvoor de basis. De provincie onderscheid drie deelgebieden:
Het beoogde initiatief ligt binnen het deelgebied 'Beleven van Land en Zee'. In dit deelgebied is volgens het Omgevingsplan Zeeland 2012 - 2018 de versterking van de kernkwaliteiten van Zeeland te realiseren door nieuwe ontwikkelingen te stimuleren die de kwaliteiten benutten en ruimte te bieden voor die ontwikkelingen.
Recreatiekansenkaart
De recreatiekansenkaart vormt de onderlegger voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland. Camping Wilgenoord ligt in de zone 'Overig Zeeland'. Binnen deze zone geldt voor bestaande bedrijven dat de nadruk op kwaliteitsverbetering en productinnovatie ligt.
Recreatiewoningen
Bedrijfsmatige exploitatie
Omdat chalets qua gebruik en verschijningsvorm gelijk zijn aan recreatiewoningen wordt het beleid uit het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 ten aanzien van recreatiewoningen van toepassing beschouwd.
Aan de realisatie van recreatiewoningen zijn specifieke voorwaarden gekoppeld, waaronder de volgende.
Op deze manier wordt het beschikbare recreatieve verhuuraanbod ook daadwerkelijk in de markt gezet, blijft de verhuur gebundeld bij één aanbieder en kan een kwalitatief beter verhuurproduct worden gewaarborgd. Het is niet verplicht de recreatiewoningen ook daadwerkelijk jaarrond voor verhuur aan te bieden.
Voorkomen van permanente bewoning
Het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde parken.
Ruimte voor maatwerk
Het Omgevingsplan biedt ruimte voor lokale afweging en daarmee voor maatwerk bij concrete initiatieven. Dit krijgt onder meer vorm binnen het vereveningsbeleid en het beleid ontwikkelen met deskundig advies.
Verevening
Met het principe van verevening heeft de provincie een regeling waarin (extra) ontwikkelingsruimte wordt geboden en tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in het versterken van de kwaliteit van de omgeving. De uitgangspunten voor deze regeling zijn vastgelegd in een provinciale handreiking en het convenant met alle Zeeuwse gemeenten. Bij toepassing van het vereveningsprincipe moet altijd sprake zijn van een duidelijke relatie tussen het initiatief en de te leveren investering in de omgevingskwaliteit. Dit moet in principe rechtstreeks worden vormgegeven in het project of in de directe nabijheid. Als uitzondering kan een gemeente ook kiezen voor het instellen van een kwaliteitsfonds. Hiervoor is het echter wel noodzakelijk dat vooraf in het gemeentelijk beleid een relatie wordt gelegd tussen de geboden ontwikkelruimte en de kwaliteitsmaatregelen waar het fonds voor zal worden ingezet.
Ontwikkelen met deskundig advies
In het landelijk gebied ziet de provincie nadrukkelijk een rol voor zichzelf weggelegd als het gaat om het bevorderen van de economische vitaliteit in combinatie met de zorg voor het behoud van een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Hier wordt onder andere invulling aan gegeven door de inzet van deskundigheid op het gebied van economische ontwikkeling en landschap. Op verzoek van een gemeente of initiatiefnemer adviseren deskundigen over concrete initiatieven in het landelijk gebied. Met het advies wordt beoogd de economische, landschappelijke en cultuurhistorische meerwaarde van initiatieven in het landelijk gebied te vergroten, de proceduretijd te verkorten en combinatiemogelijkheden met overige initiatieven in de betreffende regio te bevorderen. Uitgangspunt hierbij is dat maatwerk wordt geleverd en regels voor ontwikkelingen in het landelijk gebied worden beperkt. De inzet van de deskundigen wordt in overleg met de betrokken partners nader ingevuld en kan per regio verschillen.
Landschappelijke inpassing
Voor nieuwe ontwikkelingen in het landelijk gebied geldt dat zij aansluiten bij het bestaande karakter van het landschap. Als algemeen uitgangspunt geldt daarom dat een nieuwe ontwikkeling zodanig in het landschap moet worden ingebed dat het als een logisch onderdeel deel uitmaakt van het landschap. Hiervoor wordt uitgegaan van een 10 m brede afschermende groengordel.
Maatwerk behoort hierdoor tot de mogelijkheden. Wanneer alternatieve maatregelen worden getroffen, dient uit de ruimtelijke onderbouwing te blijken dat de maatregelen die worden getroffen qua investering gelijkwaardig zijn aan het realiseren van een 10 m brede afschermende groengordel.
Toetsing
Handreiking verevening 2012
Beleid
Met het Omgevingsplan 2006-2012 heeft de provincie een ontwikkelingsgerichte benadering geïntroduceerd, waarbij meer ontwikkelingsruimte wordt geboden in het landelijk gebied.
Hieraan is als voorwaarde verbonden dat wanneer initiatiefnemers gebruikmaken van deze ontwikkelingsruimte er tevens een investering in de omgevingskwaliteit dient plaats te vinden ter compensatie van het verlies aan ecologisch kapitaal, oftewel het principe van verevening.
Meer concreet wil het principe van verevening zeggen dat een 'rode' ontwikkeling, ter verevening van het verlies aan ecologisch kapitaal, gepaard dient te gaan met een gelijktijdige investering in de omgevingskwaliteiten, publieke voorzieningen of de ruimtelijke kwaliteit.
Met het Omgevingsplan 2012-2018 wil de provincie meer sturen op hoofdlijnen en minder op details. Daarbij zijn bovendien de geboden ontwikkelingsmogelijkheden in het landelijk gebied opnieuw bezien. Het principe van verevening is daarbij als algemeen uitgangspunt gehandhaafd. Wel dienen de spelregels aangepast te worden aan het nieuwe beleidskader. Het resultaat hiervan is verwoord in de handreiking verevening 2012.
Toetsing
Het toestaan van stacaravans op een bestaande camping behoeft niet verevend te worden indien de standplaats voldoende groot is.
Verordening Ruimte Provincie Zeeland
Analyse
Algemeen
Voor de ruimtelijke onderwerpen die het provinciebestuur heeft aangemerkt als van 'provinciaal belang' is een beschermende regeling opgenomen in de Verordening Ruimte provincie Zeeland. Op grond van de Wro dient een gemeentebestuur bij het vaststellen van een ruimtelijk plan de algemene regels van de PRV in acht te nemen. Voor wat betreft dit project zijn de regels uit de PRV aangaande verblijfsrecreatie van belang.
In artikel 2.5, lid 1, is het volgende bepaald. In een bestemmingsplan worden regels gesteld ter voorkoming van permanente bewoning. In de toelichting bij artikel 2.5 van de verordening is opgenomen dat het provinciale beleid is gericht op het voorkomen van permanente bewoning van tot verblijfsrecreatie bestemde complexen. Hiermee worden bedoeld zomerhuizenterreinen, recreatieve appartementencomplexen en kampeerterreinen. Een doelstelling is dergelijke complexen te behouden voor de verblijfsrecreatieve markt. Dit aspect wordt van provinciaal belang geacht.
Artikel 2.5, lid 2, stelt dat in de toelichting van een bestemmingsplan aannemelijk wordt gemaakt dat duurzaam beheer en onderhoud van het terrein is gewaarborgd. In de bijbehorende toelichting van dit artikellid van de verordening worden hiervoor enkele voorbeelden gegeven.
Onder duurzaam beheer wordt verstaan een verzorgde openbare ruimte en maatregelen die leiden tot een intensiever gebruik van ruimte en, zo mogelijk, maatregelen die leiden tot een hoger bedrijfseconomisch rendement.
In artikel 2.7 wordt gesteld dat nieuwe recreatie op minimaal 100 meter afstand van agrarische bouwblokken moet zijn gelegen, tenzij aannemelijk wordt gemaakt dat geen of nagenoeg geen hinder optreedt bij woon- of verblijfsrecreatieve functies en de kleinere afstand niet leidt tot onevenredige beperkingen in de bedrijfsvoering van de betrokken agrarische bedrijven.
Toetsing
Structuurvisie Noord-Beveland 2008
Middels de Structuurvisie Noord-Beveland, die is vastgesteld door de gemeenteraad op 30 oktober 2008, is de visie op het samenhangend gemeentelijk ruimtelijk beleid voor de lange termijn vorm gegeven. De visie heeft tot doel richting en sturing te geven aan toekomstige ontwikkelingen en initiatieven. Daarnaast is een uitvoeringsprogramma opgenomen, waarin wordt aangegeven op welke wijze beleidsdoelstellingen verwezenlijkt kunnen worden. Voor het te voeren ruimtelijk beleid voor Noord-Beveland worden twee centrale beleidsdoelen gehanteerd. Ten eerste dient Noord-Beveland zich zodanig te ontwikkelen dat er sprake is van een versterking van de identiteit. Ten tweede dienen kwalitatieve ontwikkelingen gestimuleerd en kwantitatieve ontwikkelingen beheerst te worden om zodoende de basiskwaliteiten te behouden.
Het accent van het ruimtelijk beleid ten aanzien van verblijfsrecreatie ligt op kwaliteitsverbetering van de aanwezige verblijfsrecreatie, waarbij ingespeeld dient te worden op de toenemende behoefte aan kwaliteit en differentiatie. Om dit te kunnen bereiken zal dit in veel gevallen gepaard gaan met oppervlaktevergroting.
Toetsing
Door het realiseren van het beoogde plan wordt voldaan aan de veranderende vraag in de markt. Gezien de goede staat van het bestaande terrein is er geen noodzaak tot kwaliteitsverbetering van de inrichting. Omdat de basiskwaliteiten behouden blijven wordt aan het ruimtelijk beleid ten aanzien van kwaliteitsverbetering voldaan.
Eindeloos Eiland Noord-Beveland - Visie toerisme Noord-Beveland 2011-2020
Noord-Beveland staat bekend als een hoogwaardig gebied voor toerisme en recreatie. De visie beoogd om door verlenging van verblijf van zowel vaste gasten als nieuwe doelgroepen een hogere besteding te bewerkstelligen. Speerpunten van het beleid is dan ook het creëren van de beleving:
In 2016 wordt een tussentijdse evaluatie gehouden om in kaart te brengen of bijstelling nodig is.
Toetsing
Door het plaatsen van stacaravans kan het verblijf op de camping worden verlengd. Aan bovenstaande visie om door het verlengen van het verblijf de bestedingen te verhogen wordt door het beoogde initiatief voldaan.
In deze paragraaf wordt de voorgenomen ontwikkeling getoetst aan de relevante sectorale aspecten en wetgeving.
In Europees verband is het zogenoemde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. Hiertoe wordt, naast de in ontwikkeling zijnde regelgeving en beleid, een economische factor toegevoegd. De kosten voor het zorgvuldig omgaan met het bodemarchief, dus de kosten voor inventarisatie, (voor)onderzoeken, bodemonderzoek en documentatie, worden door de initiatiefnemer betaald.
Aan de beleidskaart van het Beleidsplan Archeologie (behandeld in hoofdstuk 2 Beleidskader) zijn beleidsadviezen gekoppeld die als input dienen voor de voorwaarden bij ontwikkelingen. De archeologische onderzoeksgebieden dienen planologisch te worden beschermd.
Ten aanzien van de vergunningverlening wordt een aantal gebieden onderscheiden, waarvoor verschillende drempelwaarden en voorwaarden gelden.
Toetsing
Volgens het gemeentelijk archeologiebeleid worden de gronden van de camping aangemerkt
met een hoge verwachting, categorie 4 (zie figuur 2.1).Bij deze categorie geldt dat als het plangebied groter is dan 250 m² èn de grond dieper wordt geroerd dan 0,40 meter, een archeologisch vooronderzoek noodzakelijk is. Omdat bij het plaatsen van de stacaravans vooralsnog geen bodemverstoring wordt verwacht en voor kabels en leiding gebruik wordt gemaakt van de bestaande voorzieningen is geen archeologisch onderzoek nodig.
Figuur 2.1. Archeologiebeleid Noord-Beveland(Bron: Gemeente Noord-Beveland)
Normstelling en beleid
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de realisatie van woningen nabij milieuhinderlijke inrichtingen of visa versa:
Om de belangenafweging tussen een goed woon- en leefklimaat en de bedrijfsvoering van de milieuhinderlijke inrichtingen goed mee te nemen wordt voor dit plan gebruik gemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze uitgave is een lijst opgenomen met allerhande activiteiten en bijbehorende richtafstanden die gehanteerd worden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. De richtafstanden vormen een eerste indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende activiteiten worden gesitueerd. Bouwen binnen de richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder voorkomen wordt.
Onderzoek
Stacaravans zijn zowel milieubelastend als milieugevoelig. Daarom is zowel gekeken naar het effect van de ontwikkeling ten opzichte van omliggende woningen, als de milieubelasting van omliggende inrichtingen ten opzichte van de stacaravans.
Agrarisch bedrijf Vlietenburgweg 5
Ten noordwesten van de camping ligt het agrarische bedrijf aan de Vlietenburgweg 5. Een agrarisch bedrijf beschikt over een richtafstand van 50 meter. De afstand van de grens van het bedrijf tot aan de stacaravans bedraagt minimaal 145 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand.
De afstand van de bedrijfswoning tot aan de camping bedraagt ruim 200 meter. Ook hier wordt voldaan aan de gestelde richtafstand.
Agrarisch bedrijf Oostmolenweg 2
Ten zuidoosten van de camping ligt het agrarische bedrijf aan de Oostmolenweg 2. Ook voor dit agrarisch bedrijf geldt een richtafstand van 50 meter. De afstand van de grens van het bedrijf tot aan de stacaravans bedraagt circa 300 meter. Hiermee wordt ruimschoots voldaan aan de richtafstand. De afstand van de bedrijfswoning tot aan de camping bedraagt ongeveer 350 meter. Ook hier wordt voldaan aan de gestelde richtafstand.
Woning Vlietenburgweg 4
Voor kampeerterreinen geldt conform de VNG-brochure een richtafstand van 50 meter, het maatgevende aspect is hierbij geluid. De dichtstbijzijnde woning van derden is gelegen aan de Vlietenburgweg 4, op ruim 200 meter van de ontwikkeling. Aan de richtafstand van 50 meter wordt ruimschoots voldaan. Er is dan ook sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Spuitzones
Emissie van bestrijdingsmiddelen zoals toegepast in de akkerbouw, fruitteelt en de glastuinbouw kan milieuproblemen veroorzaken (diffuse verspreiding via lucht, bodem en water). Ook speelt de aanwezigheid van gevoelige functies een rol.
Op grond van het Omgevingsplan dient daarom rekening te worden gehouden met een afstand van minimaal 50 m van glastuinbouwbedrijven en fruitteeltpercelen tot woon- en verblijfsrecreatiegebieden. In de Verordening Ruimte van de provincie Zeeland staat dat in een bestemmingsplan, waarin voor de eerste maal verblijfsrecreatieve bestemmingen worden aangewezen, nieuwe verblijfsrecreatieve functies niet worden toegelaten binnen een afstand van 50 meter vanaf buiten de bebouwde kom gesitueerde gronden waarop fruitteelt is toegelaten. Als er geen schadelijke gevolgen voor de volksgezondheid optreden kan een kleinere afstand gehanteerd worden.
Direct ten zuiden van camping Wilgenoord ligt een boomgaard op een afstand van circa 15 meter. De camping wordt omringd door een boomhaag van circa 4 meter hoog. Deze haag zorgt voor een afschermende werking. Bij het gebruik van bestrijdingsmiddelen dient vanuit wetgeving rekening gehouden te worden met de camping. De boomgaard is eigendom van dezelfde eigenaar als de camping. Dit is dus gewaarborgd.
Het beoogde initiatief betreft geen functiewijziging. Daarom is een bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met eventuele ecologische waarden in of nabij het plangebied. Op dit aspect zijn een tweetal wetten van toepassing, namelijk de Natuurbeschermingswet (gebiedsbescherming) en de Flora- en faunawet (soortbescherming). Daarnaast moet rekening worden gehouden met het provinciaal beleid ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), inmiddels aangeduid als Natuurnetwerk Zeeland (NNZ).
Toetsing
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt op circa 90 meter van het Bokkegat dat een onderdeel vormt van het NNZ en op circa 1.200 meter van het Natura 2000 gebied de Oosterschelde. Ook het noordelijke deel van het Bokkegat is aangewezen als Natura 2000-gebied.
Het Bokkegat is niet vrij toegankelijk. Er is derhalve geen kans op verstoring van kwetsbare natuurwaarden.
Gezien het gelijkblijvende aantal recreatieve eenheden zal de stikstofemissie op de omliggende natuurgebieden niet toenemen. Er is derhalve geen negatief effect op deze beschermde natuurgebieden.
Beschermde soorten
De stacaravans worden geplaatst op de bestaande standplaatsen. Gezien het huidige recreatieve gebruik zijn er in het plangebied geen zwaar beschermde soorten aanwezig. Er zijn geen broedvogels aanwezig met een vaste nestplaats. De aanleg en het gebruik van de stacaravans zal dan ook leiden tot verstoring van beschermde soorten.
Conclusie
De Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet en het provinciale beleid ten aanzien van de EHS/NNZ staan de uitvoering van het plan niet in de weg.
Het aspect externe veiligheid staat de het verlenen van de omgevingsvergunning niet in de weg. Het plangebied ligt niet binnen de relevante plaatsgebonden (PR 10-6) risicocontour en ligt evenmin binnen het invloedsgebied van het groepsrisico. Daarnaast vindt in de omgeving van de projectlocatie geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaats door de buisleidingen, over het spoor, water of weg. (De N255 ligt op circa 550 meter. Conform het Besluit transportroutes externe veiligheid geldt dat op een afstand van meer dan 200 meter vanaf een transportroute geen ruimtelijke beperkingen kunnen worden gesteld. Daarbij geldt dat ten gevolge van de ontwikkeling geen sprake is van een toename van het personenaantal.
Verkeer
Het perceel wordt ontsloten op de provinciale weg N255 via de Vlietenburgweg, de Dorpsdijk en de Oostmolenweg. In de huidige situatie betreft het programma 75 standplaatsen. in de toekomstige situatie heeft camping “Wilgenoord” een maximaal programma van 75 chalets. Dit heeft een toename van het autoverkeer op de genoemde wegen tot gevolg. Dit komt doordat de verkeersgeneratie voor een standplaats lager is dan voor een chalet. De verkeersgeneratie voor een standplaats betreft 0,4 mvt/etmaal. De verkeersgeneratie voor een chalet betreft 2,7 mvt/etmaal. Hiermee neemt de verkeersgeneratie toe van 30 naar 203 mvt/dag (+173 mvt/etmaal). Uitgangspunt is dat dit verkeer zich, vanaf de toegang naar de camping, 50/50 verdeeld in de noord- en zuidrichting.
Op basis van de ruimtelijke onderbouwing die in 2003 ten behoeve van de landschapscamping is opgesteld, zijn intensiteitgegevens bekend voor de wegen die het plangebied ontsluiten. Deze intensiteiten zijn opgehoogd naar het planjaar 2025 op basis van een autonome groei van 1% per jaar. Hier is vervolgens, op basis van een 50/50 verdeling, de verkeersgeneratie van de ontwikkeling bij opgeteld. In de volgende table zijn de intensiteitgegevens opgenomen.
Tabel 2.1 Intensiteitgegevens ontsluitend wegennet (afgerond op 5-tallen)
Weg | Intensiteit basis | Intensiteit planjaar | Intensiteit planjaar inclusief ontwikkeling |
Vlietenburgweg | 125 mvt/etmaal | 155 mvt/etmaal | 240 mvt/etmaal |
Dorpsdijk | 100 mvt/etmaal | 110 mvt/etmaal | 200 mvt/etmaal |
Oostmolenweg | 160 mvt/etmaal | 200 mvt/etmaal | 290 mvt/etmaal |
Op smalle plattelandswegen bij tegemoetkomende voertuigen, afhankelijk van de wegbreedte, door de berm gereden, waardoor schade aan de berm kan ontstaan. De mate van Schade is afhankelijk van de frequentie waarmee door de berm wordt gereden. Door het CROW is ten aanzien van dit type wegen een maximale capaciteit vastgesteld, waarbij bermschade nihil is. In de zomermaanden is de berm uiterst draagkrachtig waardoor de waarden in de CROW-tabel zonder risico's met 25% kunnen worden opgehoogd (bron: 'Ontsluitingstoets Oud Bommenede te Zonnemaire', Waterschap Scheldestromen 2013). In tabel 2.2 is per weg de wegbreedte en de daarbij horende capaciteit opgenomen.
Tabel 2.2 Wegbreedte en capaciteit plattelandswegen
Weg | Breedte | Capaciteit | Capaciteit zomer |
Vlietenburgweg | 2,70 meter | 270 mvt/etmaal | 340 mvt/etmaal |
Dorpsdijk | 3,50 meter | 350 mvt/etmaal | 440 mvt/etmaal |
Oostmolenweg | 3,20 meter | 320 mvt/etmaal | 400 mvt/etmaal |
Uit bovenstaande blijkt dat de intensiteit, na planontwikkeling, in geen geval toeneemt tot boven de maximaal toelaatbare wegvakintensiteiten. De huidige wegcapaciteit is voldoende om het toegenomen intensiteit te kunnen afwikkelen.
Parkeren
De parkeernorm op de camping van 1 op 1 is niet meer actueel. Bij herinrichting dient rekening gehouden te worden met extra parkeerruimte voor het aantal chalets. De parkeernorm voor deze permanente recreatieverblijven is 1 : 1,5. Het parkeren vindt volledig plaats op eigen terrein. In het nieuwe ontwerp zal worden voorzien in 1,5 parkeerplaats per chalet. Dit betreft in totaal 113 parkeerplaatsen.
Conclusie
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
In het kader van het huidige bestemmingsplan is destijds een watertoets uitgevoerd. Feitelijk is er alleen een toename van een aantal daken van de stacaravans. De waterafvoer wordt niet gekoppeld aan het riool maar zal infiltreren. Voor het plan is een aanmeldnotitie watertoets opgesteld. Deze is gevoegd als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing.
Met het oog op de watercompensatie is van belang dat het plan een toename aan verharde oppervlakken teweeg brengt. Er is sprake van 75 chalets van maximaal 75 m2. Dit komt overeen met een toename van het verharde oppervlak van 5625 m2. Het waterschap gaat voor ruimtelijke plannen uit van een water 0.075 meter per vierkante meter toename aan verhardingen. Er geldt een compensatieopgaaf van 422 m3. Deze compensatie wordt gerealiseerd in een waterbuffer op het terrein.
Afvloeiend hemelwater wordt voor de helft afgevoerd naar bestaande oppervlaktewater en voor de helft naar de aan te leggen buffersloot op het perceel.
De chalets worden aangesloten op de bestaande riolering van de camping. Deze is door de eigenaren in 2003 aangelegd. De aangelegde rioolaansluiting (met dubbele pomp) is ruimt voldoende voor een bezetting van 75 standplaatsen met elk 4 persoons bezetting. Ook in de nieuwe situatie is deze voorziening van voldoende capaciteit. Er zijn geen belemmeringen te verwachten.
Het aspect water staat de uitvoering van de voorliggende omgevingsvergunning voor het wijzigen van gebruik niet in de weg.
Ingevolge artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn in principe alle wegen gezoneerd. Uitzondering op deze regel zijn wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km per uur geldt en wegen waarvan vaststaat dat de 48 dB-contour op maximaal 10 meter uit de wegas ligt. Als een geluidzone geheel of gedeeltelijk binnen het plangebied ligt, moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan akoestisch onderzoek worden verricht naar de geluidsbelasting op nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidzone (artikel 77 Wgh).
Bij het opstellen van het bestemmingsplan “Landelijk gebied” was sprake van zogenoemde 50 dB(A)-contouren. Intussen is dit aangepast naar 48 dB-contouren. Alle wegen in het landelijk gebied zijn destijds op basis van tellingen en observaties geïnventariseerd. Hierbij heeft een selectie plaatsgevonden van gezoneerde wegen en wegen waarbij op grond van de tellingen geconstateerd is dat de 50 dB(A)-contouren op minder dan 10 meter uit de wegas liggen. In de praktijk betreffen dat wegen met een gemiddelde intensiteit van minder dan 450 motorvoertuigen per etmaal, uitgaande van een gemiddelde verkeerssamenstelling. De gezoneerde wegen zijn opgenomen in een geluidsniveaukaart. De toevoerende wegen naar de camping, de Vlietenburgweg, de Dorpsdijk en de Oostmolenweg, zijn niet opgenomen in de geluidsniveaukaart. Dit betekent dat voor deze weg de 48 dB-contour op minder dan 10 meter uit de wegas ligt en de weg daarmee op grond van de Wgh tot de uitzonderingscategorie behoort. De camping ligt op meer dan 10 meter uit de wegas. Akoestisch onderzoek kan derhalve achterwege blijven.
De grond waar de omgevingsvergunning betrekking op heeft is volledig in eigendom bij de initiatiefnemer.
De initiatiefnemer zal gegevens overleggen aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen.
Uit de toetsing aan beleid, omgevings- en financiële aspecten blijkt dat er geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling.