direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Ruinen 2015
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BV00386-0401

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De gemeente De Wolden heeft op 14 februari 2013 de Beheersverordening Ruinen vastgesteld. in de loop van de werking van deze verordening is gebleken dat een aantal regels die in deze beheersverordening zijn opgenomen, niet voldoen en verbeterd dan wel aangepast moeten worden. Het betreft onder meer de erfbebouwingsregeling, waarvan het gewenst is deze aan te laten sluiten op de meest recente regeling voor vergunningvrij bouwen. Daarnaast betreft het wat zaken van meer ondergeschikte aard, zoals onder meer de regeling voor bedrijfswoningen op bedrijventerreinen, de regeling voor bijbehorende bouwwerken bij niet-woonfuncties en de regeling voor de opwekking van windenergie.

Deze aanpassingen worden als het ware toegevoegd aan de beheersverordening van 2013 die in zijn geheel wordt vervangen door de onderhavige beheersverordening.

In figuur 1 is de ligging en begrenzing van het gebied aangegeven waarop deze beheersverordening van toepassing is (het beheersgebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0001.jpg"

figuur 1 De ligging en begrenzing van het beheersgebied

De begrenzing van het beheersgebied is exact afgestemd op het gebied van de beheersverordening van 2013. Ook wat betreft de ontwikkelingen in het dorp die uit het beheersgebied zijn gehouden ('witte vlekken'). Deze ontwikkelingen hebben in de afgelopen paar jaar een eigen juridisch planologisch kader gekregen dat nog actueel is. Bovendien moeten enkele van deze ontwikkelingen nog plaatsvinden, zodat het opnemen van deze gebieden in deze beheersverordening niet mogelijk is. Een opsomming van de ontwikkelingen is terug te vinden in de bijlagen bij deze toelichting.

1.2 Waarom een beheersverordening

Bij de actualisatie van een juridische ruimtelijke regeling kan gekozen worden voor een bestemmingsplan en een beheersverordening. In dit geval is gekozen voor een beheersverordening, omdat:

  • er nu ook sprake is van een beheersverordening;
1.2.1 Feitelijk bestaande situatie

De toepassing van de beheersverordening is voor dit beheersgebied mogelijk, omdat daarin sprake is van een feitelijk bestaande situatie. De bestaande situatie wordt in dit geval bepaald door de al gerealiseerde bebouwing en het openbare gebied. De bestaande situatie is gebaseerd op de luchtfoto 2015 (opnamedatum 21 april 2015), de Inventarisatiekaart beheersgebied en de WOZ lijst bestaand gebruik die zijn opgenomen in de bijlagen en nader beschreven worden in hoofdstuk 2. Illegale bouwwerken horen niet bij de feitelijk bestaande situatie en worden in de beheersverordening niet zonder meer gelegaliseerd.

1.2.2 Perceelsgebonden ontwikkelingen

Daarnaast worden in het beheersgebied geen (grote) ontwikkelingen meer mogelijk gemaakt, alleen nog enkele perceelsgebonden ontwikkelingen. Bij de perceelsgebonden ontwikkelingen gaat het om kleinschalige ontwikkelingen die in de geldende bestemmingsplannen al mogelijk waren gemaakt. Dit houdt in dat bijvoorbeeld een bestaande woning mag worden uitgebreid tot een bepaalde oppervlakte en dat nieuwe bijbehorende bouwwerken mogen worden gebouwd. Bij functies anders dan het wonen is qua uitbreiding van de bebouwing aangesloten op de mogelijkheden uit de bestemmingsplannen die vóór de vaststelling van de beheersverordening uit 2013 op het dorp van toepassing waren. Dit betekent dat de oppervlakte van bijvoorbeeld een school of een winkel mag worden uitgebreid of dat ook de goothoogte van een gebouw mag worden vergroot.

1.2.3 Procedure

Een beheersverordening is een goed middel om binnen korte termijn een actuele juridische regeling voor het grond gebied te hebben. Een beheersverordening heeft een relatief korte procedure om te komen tot de vaststelling. De procedure wordt besproken in 4.2.

1.3 Waaruit bestaat deze beheersverordening

Kort gezegd bestaat een beheersverordening uit een verbeelding van het beheersgebied en regels. Meer concreet gaat het om:

  • een object dat bestaat uit het gebied waarop de verordening betrekking heeft (het beheersgebied);
  • een of meer objecten binnen het gebied (besluit(sub)vakken);
  • regels die gekoppeld zijn aan het gebied en/of de objecten binnen het gebied en die gericht zijn op het beheer van het gebied;
  • regels die gaan over gebruiken, bouwen, aanleggen en slopen, afwijken met een omgevingsvergunning en overgangsrecht.

De beheersverordening gaat vergezeld van een toelichting. Deze motiveert in ieder geval de keuze voor het instrument, waarom er geen ruimtelijke ontwikkelingen worden voorzien, welke onderzoeken hebben plaatsgevonden, etc. De toelichting bevat ook een uitleg van de regeling.

1.4 Wat regelt deze beheersverordening

Het belangrijkste uitgangspunt voor deze beheersverordening is dat deze de bestaande situatie vastlegt. De feitelijk bestaande situatie is dus het uitgangspunt. Een beheersverordening mag in principe geen “ruimtelijke ontwikkelingen” bevatten.

Dit betekent echter niet dat de situatie volledig op slot gaat. De feitelijke situatie is in deze verordening aangevuld met onbenutte mogelijkheden uit de geldende bestemmingsplannen voor het beheersgebied. In deze beheersverordening gaat het onder andere om:

  • 1. een erfbebouwingsregeling die is afgestemd op de meest recente regeling voor vergunningvrij bouwen;
  • 2. een regeling voor bijbehorende bouwwerken bij niet-woonfuncties;
  • 3. uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen en bedrijfswoningen, bij recht en/of via afwijking;
  • 4. algemene afwijkingsregels.

Daarmee is geen sprake van “ruimtelijke ontwikkelingen”. De ruimte die de beheersverordening biedt voor uitbreidingsmogelijkheden voor hoofdgebouwen, is afhankelijk van de te bieden ruimte voor perceelsgebonden mogelijkheden. Hierbij wordt gerefereerd aan de bestaande mogelijkheden uit de voorheen geldende bestemmingsplannen in combinatie met de regeling voor vergunningvrij bouwen. De erfbebouwingsregeling en de algemene afwijkingsregels zijn hiervan niet afhankelijk.

Het kan voorkomen dat een ontwikkeling gewenst is die niet binnen de in deze beheersverordening opgenomen (perceelsgebonden) ontwikkelingsmogelijkheden past. In zo een geval is een nieuwe juridisch-planologische regeling nodig, bijvoorbeeld een bestemmingsplan.

De beheersverordening legt dus de feitelijke situatie vast door middel van een algemene regeling, waardoor een eenvoudige regeling mogelijk is. Er zijn echter aandachtspunten die invloed kunnen hebben op de systematiek van de verordening. Het kan nodig zijn om meer te specificeren en/of detailleren door middel van besluit(sub)vlakken op de kaart of specifieke bepalingen in de regels. Uit de inventarisatie van Ruinen blijkt dat inderdaad sprake is van enkele gebieden met specifieke regelingen. Hier over wordt in hoofdstuk 4 meer informatie gegeven.

1.5 Hoe werkt de verordening

De beheersverordening moet digitaal worden gemaakt volgens de Praktijkrichtlijn Gebiedsgerichte Besluiten. De verordening wordt door de gebruiker daarom via een digitaal platform (meestal de website RO-online, www.ruimtelijkeplannen.nl) benaderd. Digitaal gezien zijn er verschillende vlakken zichtbaar, namelijk het besluitgebied, de besluitvlakken en (eventueel) de besluitsubvlakken. Hierna volgt een korte omschrijving van wat deze vlakken regelen:

  • Besluitgebied. Het besluitgebied is het gebied waarvoor de beheersverordening van toepassing is. De regelingen die niet specifiek gekoppeld zijn aan een besluitvlak of een besluitsubvlak zijn altijd van toepassing op het hele besluitgebied. De regels zijn gericht op het behouden van de bestaande situatie.  
  • Besluitvlak. Op het hele besluitgebied, of een bepaald deel daarvan, kan een besluitvlak zijn gelegd. In deze beheersverordening heeft het hele besluitgebied één besluitvlak namelijk 'Bestaand'. Dit omdat de regels, die bij dit besluitvlak horen, gericht zijn op het behoud van de bestaande situatie. Deze regels zijn (digitaal) direct gekoppeld aan het besluitvlak.
  • Besluitsubvlak. Binnen het besluitvlak is in deze verordening sprake van meerdere besluitsubvlakken. De besluitsubvlakken zijn bedoeld om in een bepaald deel van het besluitvlak aanvullende regelingen te geven, gebaseerd op de vigerende bestemmingsplannen. Eén daarvan in deze verordening is bijvoorbeeld het besluitsubvlak "Centrum". De regels van dit besluitsubvlak zijn gericht op het bieden van meer gebruiksmogelijkheden dan de exacte handhaving van de bestaande situatie. In een andere situatie, bijvoorbeeld het besluitsubvlak 'karakteristiek', worden aanvullende regels gegeven die gericht zijn op het behoud van de karakteristieke vorm van het gebouw. Ook bouwmaatvoeringen zijn in een besluitsubvlak opgenomen, waarbij meer of minder ruimte wordt gegeven dan de bestaande situatie.
  • Overige. Naast de regelingen zoals hiervoor omschreven kan ook sprake zijn van afwijkingsregels. Ook deze kunnen zijn gekoppeld aan een besluit(sub)vlak.

1.6 Leeswijzer

De beheersverordening is als volgt opgebouwd. In het volgende hoofdstuk wordt allereerst een beschrijving gegeven van de bestaande situatie in het beheersgebied aan de hand van de voorkomende functies en voorzieningen. De bestaande situatie is immers het uitgangspunt voor deze beheersverordening en daarom van belang.

Daarna wordt in hoofdstuk 3 het beleid en de milieu- en omgevingsaspecten uiteengezet. Deze kunnen extra uitgangspunten voor deze beheersverordening geven.

Hoofdstuk 4 geeft een juridische toelichting op de beheersverordening. In dit hoofdstuk staat dus de toelichting op de regeling in deze beheersverordening en staat een korte uitleg van de procedure die de beheersverordening doorloopt om rechtskracht te krijgen.

In hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

De luchtfoto 2015 (opnamedatum 21 april 2015) en de bijlagen 3 en 4 geven inzicht in de bestaande situatie in het beheersgebied. De bestaande situatie wordt onderscheiden in perceelsgebonden functies2) (te verdelen in wonen en overige functies) en functies in de openbare ruimte. Bij de ruimtelijke verschijningsvorm van de bebouwing en openbare ruimte is de bestaande situatie het uitgangspunt. Dit hoofdstuk gaat daarom alleen in op de bestaande functies.

2.1 Historische ontwikkeling

Ruinen is van oorsprong een esdorp, de eerste bebouwing stond rond de brink. De brink is nog aanwezig in het dorp. Het dorp is vanaf de Middeleeuwen tot de Franse Tijd een hoge heerlijkheid aangeduid als heerlijkheid Ruinen. In een akte van 1139 wordt Otto van Ruinen genoemd als één der dienstmannen van de bisschop van Utrecht. In 1140 werd door benedictijner monniken een klooster gesticht met een bijbehorende Mariakapel. Het klooster werd later naar Dickninge verplaatst.

Van 1811 tot 1998 was Ruinen een zelfstandige gemeente. Het grootste deel van Ruinen werd per 1 januari 1998 onderdeel van de nieuwe gemeente De Wolden, kleinere gedeeltes werden bij de gemeentes Hoogeveen en Westerveld gevoegd. Het dorp heeft van oudsher een agrarisch karakter (veeteelt en akkerbouw).

Na de tweede wereldoorlog is het dorp snel uitgebreid aan de noord- en zuidzijde van de Meppelerweg en Westerstraat. In plaats van de individuele bouw van voor de oorlog gaat het bij de nieuwe wijken om een meer planmatige opzet.

Ter illustratie van de huidige situatie van Ruinen, staat in onderstaande figuur een luchtfoto van het dorp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0002.jpg"

figuur 2 Luchtfoto Ruinen, situatie 2012

2.2 Perceelsgebonden functies

In figuur 3 is de functionele inventarisatie van het dorp Ruinen in beeld gebracht. Deze paragraaf is gebaseerd op de gegevens vanuit die inventarisatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0003.jpg"

figuur 3 Functionele situatie Ruinen in 2012

2.2.1 Wonen

De hoofdfunctie van het dorp Ruinen is wonen. Het grootste deel van de bebouwing (en daarbij horende percelen) in het beheersgebied heeft dan ook deze functie, zoals ook te zien in de hiervoor opgenomen afbeelding (gele kleur). Meestal betreft het eengezinswoningen, in sommige gevallen is sprake van meergezinswoningen in appartementengebouwen of woongebouwen voor ouderen en/of andere doelgroepen.

Bij sommige woningen is een aan huis verbonden beroep of bedrijf aanwezig. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om een kleinschalige kantoorfunctie als een administratiekantoor. Dit zijn vaak kleinschalige functies die ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie wonen.

Bij de meeste woningen is een tuin en/of erf aanwezig dat gebruikt wordt voor de woonfunctie (tuin, oprit, bijgebouwen).

Bij de woningen, appartementengebouwen en overige woongebouwen zijn bijgebouwen aanwezig. Deze bijgebouwen zijn qua afmeting over het algemeen ondergeschikt aan de hoofdgebouwen. Functioneel horen ze nadrukkelijk bij de woonfunctie. In sommige gevallen wordt een bijgebouw gebruikt voor een aan huis verbonden beroep of bedrijf.

Daarnaast zijn in sommige gevallen woningen bij andere functies aanwezig; de bedrijfswoningen. Deze andere functies worden hierna kort besproken.

2.2.2 Bedrijven

In Ruinen zijn enkele op zichzelf staande bedrijven en is een bedrijventerrein aanwezig (paars in bovenstaande afbeelding). De op zichzelf staande bedrijven liggen midden tussen de woonbebouwing, bijvoorbeeld aan de Meppelerweg. Bij deze bedrijven gaat het om onder meer een tuincentrum en een tankstation (met LPG-verkoop). Bij dergelijke bedrijven is vaak op hetzelfde perceel een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijvigheid wordt uitgeoefend in een aangebouwd of vrijstaande bijgebouw.

Aan de westzijde van het dorp ligt het bedrijventerrein Voor de Blanken. Op dit terrein komen grotere bedrijven voor dan in de rest van het dorp. Het gaat bijvoorbeeld om een waterbehandelingsbedrijf, een gereedschappenfabriek en een landbouwmechanisatiebedrijf. Op enkele plaatsen zijn ook op dit terrein bedrijfswoningen aanwezig bij de bedrijven.

2.2.3 Centrum

Rond de Hoofdstraat zijn verschillende functies aanwezig. Het gaat daarbij om detailhandel, dienstverlenende bedrijfjes, horeca en kantoren. De detailhandel strekt van kleinere winkels als boetiekjes, tot grotere vormen van detailhandel als een supermarkt. Bij de dienstverlening kan gedacht worden aan kapsalons. De horeca is ook in verschillende vormen aanwezig, zoals een café en restaurant. Bij de kantoren gaat het bijvoorbeeld om een verzekeringskantoor. Bedrijfswoningen komen bij de hiervoor genoemde functies voor, zowel inpandig als in een apart pand. Wel is sprake van maximaal 1 woning per pand.

2.2.4 Maatschappelijke voorzieningen

In het dorp zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij om kleinere voorzieningen als een tandartspraktijk en grotere voorzieningen in de vorm van bijvoorbeeld een verzorgingshuis, een kerk en een basisschool. Deze maatschappelijke voorzieningen zijn verspreid over het hele dorp aanwezig, er is geen sprake van een nadrukkelijke clustering.

Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.2.5 Sport

In het dorp zijn meerdere sportvoorzieningen aanwezig. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om het sportveldcomplex De Baete aan het Meester Harm Smeengestraat. Het sportveldcomplex herbergt velden voor onder meer voetbal en een tenniscomplex. Daarbij is ook een sporthal aanwezig en de bij de verenigingen aanwezige gebouwen voor kleedruimten en kantines.

Bij deze voorzieningen komen geen bedrijfswoningen voor.

2.3 Functies openbare ruimte

2.3.1 Wegen

Het overgrote deel van de openbare ruimte van het beheersgebied bestaat uit een verblijfsgebied waar een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Dit zijn namelijk de woonstraten (erfontsluitingswegen) in de woonwijken. De wegen op het bedrijventerrein Voor de Blanken zijn wel erfontsluitingswegen, maar hierop geldt een maximumsnelheid van 50 km/uur.

Het dorp kent enkele hoofdontsluitingswegen, namelijk de Meppelerweg, Huttenweg, Meester Harm Smeengestraat, Westerstraat, Geuzinge, Armstraat, Brink, Kloosterstraat, Smeestraat en Oosterstraat. Voor deze wegen geldt in principe een maximum snelheid 50 km/uur. Uitzonderingen hierop zijn het wegvak Meppelerweg/ Westerstraat/ Brink/ Kloosterstraat tussen Hoge Kamp en het parkeerterrein van de kerk aan de Kloosterstraat en het wegvak Brink/ Oosterstraat vanaf de aansluiting met de Westerstraat tot het eind van de bebouwde kom. Voor deze wegvakken geldt ook een maximumsnelheid van 30 km/uur.

Buiten de grenzen van het beheersgebied liggen ontsluitingswegen voor het omliggende landelijke gebied. Daarbij gaat het meestal om erfontsluitingswegen waarop een maximum snelheid van 60 km/uur geldt. Op enige afstand ten zuiden van het dorp ligt de N375; de provinciale weg tussen de A28 en Meppel.

2.3.2 Water

In het beheersgebied zijn geen grotere van belang zijnde waterlopen en -partijen aanwezig. Wel kan sprake zijn van vijvers en kleinere sloten.

2.3.3 Groen

Het dorp is omgeven door een slagenlandschap dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en kleinere bospercelen. In het noorden en oosten liggen in het beheersgebied landbouwgronden. Deze bestaan uit akkers en weilanden, die in sommige gevallen begrensd zijn door houtsingels en/of houtwallen. Daarnaast zijn langs verschillende wegen in het beheersgebied laanbeplantingen aanwezig. Tot slot is de brink, centraal in het dorp, een belangrijke groenstructuur. Bij de brink is nadrukkelijk sprake van een (dag)recreatief medegebruik.

Kleinere groenstructuren zijn in het hele dorp aanwezig. Daarbij gaat het onder meer om zichtgroen en trapveldjes. Deze zijn verspreid in het dorp aanwezig.

In de groenstructuren is over het algemeen geen sprake van gebouwen. Wel kan sprake zijn van hekwerken en meubilair als (picknick)banken en verlichting.

Hoofdstuk 3 Beleid en omgevingsaspecten

3.1 Beleid

Op verschillende niveaus gelden beleidsnota's die betrekking hebben op het beheersgebied. Op rijks- en provinciaal niveau zijn dit onder andere de “Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur", de “Omgevingsvisie Drenthe 2010” en de "Provinciale omgevingsverordening Drenthe". Deze geven geen specifieke uitgangspunten voor het beheersgebied. In algemene zin wordt gestreefd naar een voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau. Dit geldt dan ook voor het beheersgebied.

Op gemeentelijk niveau zijn dit onder andere de “Structuurvisie De Wolden” en de “Woonplan 2011-2015”. De gemeentelijke beleidsnota's geven voor het beheersgebied geen ontwikkelingen aan die voor de beheersverordening van belang zijn. Wanneer wel sprake is van ontwikkelingen, zijn deze buiten het beheersgebied gehouden. Net als op rijks- en provinciaal niveau wordt gestreefd naar voortzetting en verbetering van het bestaande kwaliteitsniveau.

3.2 Omgevingsaspecten

Het uitgangspunt is dat - ook in de toekomst - een goede omgevingssituatie voor de aanwezige functies in en rond het beheersgebied behouden blijft. In de volgende paragrafen worden de omgevingsaspecten behandeld.

3.2.1 Milieuzonering

Ten behoeve van de milieuzonering is door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) het systeem “Bedrijven en milieuzonering” ontwikkeld. Het systeem heeft de vorm van een bedrijvenlijst, waarin de bedrijven zijn gecategoriseerd op hun milieueffecten. Afhankelijk van de mate waarin de in deze lijst opgenomen bedrijven milieuhinder (uitgaande van de gemiddelde bedrijfssituatie) kunnen veroorzaken, kent de lijst aan de bedrijven een milieucategorie toe. Naarmate de milieuhinder toeneemt, loopt de milieucategorie op van 1 t/m 6. Per categorie zijn richtlijnafstanden tot een “rustige woonwijk / rustig buitengebied” of een “gemengd gebied” aangegeven.

Het beheersgebied van deze verordening is, met uitzondering van het bedrijventerrein Voor de Blanken, de (centrum)functies langs de Westerstraat, Brink en Oosterstraat en het sportcomplex aan het Meester Harm Smeengestraat, vooral te karakteriseren als een “rustige woonwijk”.

In het beheersgebied blijft de situatie van de "rustige woonwijk" gehandhaafd, omdat de feitelijk bestaande situatie wordt vastgelegd. De bestaande milieuhygiënische situatie blijft daarom gehandhaafd en een verslechtering is niet mogelijk.

Rondom het beheersgebied kunnen functies voorkomen die een milieuzone hebben, bijvoorbeeld een agrarisch bedrijf. De milieuvergunningen (of omgevingsvergunningen voor milieuactiviteiten) van de functies in de omgeving van het beheersgebied zijn afgestemd op de aanwezigheid van de woningen in het beheersgebied. Hierdoor kunnen die functies op de huidige locaties blijven functioneren. Vanuit milieuzonering gelden er geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.2 Geluid

De Wet geluidhinder (Wgh) stelt eisen met betrekking tot de geluidbelasting van geluidgevoelige gebouwen en terreinen door drie verschillende geluidsbronnen: wegverkeer, spoorwegverkeer en industrie.

In de Wgh is bepaald dat elke weg in principe een zone heeft, waar aandacht aan geluidhinder moet worden besteed. Wegen waar deze zone in principe niet geldt, zijn onder andere wegen waarvoor een maximumsnelheid geldt van 30 km/uur. Uitgezonderd van de wegen in het beheersgebied waar een maximumsnelheid van 50 km/uur is toegestaan, zijn er geen zoneplichtige wegen aanwezig die van invloed zijn op het beheersgebied.

Zoals eerder aangegeven geldt op verschillende wegen in het beheersgebied een maximumsnelheid van 50 km/uur. Buiten het beheersgebied zijn erfontsluitingswegen waarop een maximumsnelheid van 60 km/uur of meer is toegestaan. Deze wegen hebben een wettelijke zone die over het beheersgebied valt. De beheersverordening maakt het echter niet mogelijk nieuwe geluidgevoelige gebouwen in deze geluidszones op te richten. De bestaande situatie wordt gehandhaafd en hiermee wordt voldaan aan de Wgh.

3.2.3 Externe veiligheid

Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds).

Risicovolle inrichtingen

In en in de nabijheid van het beheersgebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig die invloed hebben op het beheersgebied (bron: risicokaart.nl). Er is wel een tankstation aanwezig (Oosterstraat), maar deze verkoopt geen LPG. In figuur 4 staat een fragment van de risicokaart, het tankstation is hierop echter niet aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0004.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0005.png"

figuur 4 Fragment Risicokaart.nl

Transportroutes gevaarlijke stoffen

Zoals te zien is op het voorgaande fragment van de risicokaart vindt door het beheersgebied en in de nabijheid daarvan geen ondergronds en bovengronds transport van gevaarlijke stoffen plaats.

3.2.4 Luchtkwaliteit

De Wet luchtkwaliteit is een deel van de Wet milieubeheer. In de wet zijn normen opgenomen voor de luchtkwaliteit. De luchtkwaliteitseisen vormen onder meer geen belemmering voor een ruimtelijke ontwikkeling wanneer sprake is van (1) een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde of (2) wanneer een project, al dan niet per saldo, niet leidt tot een verslechtering van de luchtkwaliteit. Op dit moment is in het beheersgebied geen sprake van een overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen.

In het beheersgebied is geen sprake van een verslechtering van de luchtkwaliteit. Het betreft immers een bestaande situatie waar geen overschrijding van de wettelijke luchtkwaliteitsnormen plaatsvindt.

3.2.5 Bodem

Voor het aspect bodem is onder meer de Wet bodembeheer van toepassing. Vooral bij nieuwe (woningbouw)ontwikkelingen moet aangetoond worden dat woningen op een bodem van voldoende kwaliteit worden gebouwd. In het beheersgebied worden geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan waarvoor op voorhand bodemonderzoek noodzakelijk is. Vanuit het aspect bodem bestaan dan ook geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.6 Water

Het beheersgebied valt onder het beheer van het waterschap Reest en Wieden. Dat waterschap zorgt voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is het waterschap belast met het peilbeheer in het beheersgebied.

Binnen het beheersgebied liggen vrijwel geen waterlopen en -partijen. De wel aanwezige kleinere waterlopen en -partijen (sloten, vijvers) vallen niet onder het beheer van het waterschap Reest en Wieden. Bovendien zijn in het beheersgebied geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen toegestaan waardoor de waterhuishouding kan veranderen. De beheersverordening is gericht op de bestaande situatie, veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk. Vanuit het aspect water bestaan dan ook geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.7 Archeologie en cultuurhistorie

In wet- en regelgeving, onder andere de Monumentenwet, is aangegeven dat rekening gehouden moet worden met bestaande archeologische en cultuurhistorische waarden.

In het gebied zijn cultuurhistorische waarden in de vorm van rijksmonumenten aanwezig. Hiervoor geldt dat deze beschermd worden via de Monumentenwet. Om die reden wordt in deze beheersverordening voor de rijksmonumenten geen regeling opgenomen. Daarnaast heeft de gemeente enkele gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden aangewezen. Daarbij is van belang dat de hoofdvorm van de bebouwing behouden blijft. Dit is in deze beheersverordening geregeld door middel van het besluitsubvlak 'karakteristiek'.

De gemeentelijke archeologische beleidskaart geeft duidelijkheid over mogelijk aanwezig archeologische waarden. Bij die kaart is het beleid opgenomen. Een fragment hiervan is in figuur 5 aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0006.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0007.png"

Figuur 5: Fragment archeologische beleidskaart De Wolden

Zoals uit figuur 5 en het beleidskader blijkt zijn er gebieden aanwezig waar archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Het gaat daarbij om een 'gebied met een hoge of middelhoge verwachting' (zalmroze) en een 'gebied met hoge verwachting (essen)' (bruin). Voor beide gebieden geldt dat een archeologisch onderzoek nodig is wanneer ingrepen groter zijn dan 1.000 m2 en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld. Voor het gebied met de hoge verwachting (essen) geldt daarbij dat het (deels) gaat om provinciaal van belang zijnde gebieden. Er is daarom bij ingrepen, via de gemeente, overleg met de provinciaal archeoloog noodzakelijk.

Voor de 'bufferzone rond AMK-terreinen' (lichtblauw) en 'bufferzone rond voordes en bruggen' (donkergroen) geldt bij ingrepen in alle gevallen een archeologische onderzoeksplicht.

Vervolgens zijn historische elementen aanwezig, namelijk een 'historische kern' (roze). Hierbij is onderzoek nodig voor ingrepen vanaf 100 m2 en dieper dan 0,30 meter onder het maaiveld.

De overige gebieden hebben een lage verwachting (wit). Hiervoor is pas onderzoek noodzakelijk op het moment dat ingrepen groter zijn dan 3 hectare en dieper gaan dan 0,30 meter onder het maaiveld.

De beheersverordening is gericht op het behoud van de bestaande situatie en het slechts in geringe mate toestaan van perceelsgebonden ontwikkelingen. Omdat archeologie daarbij een belangrijk toetsingskader is, is het hiervoor opgenomen beleid overgenomen in deze beheersverordening. Vanuit archeologie en cultuurhistorie bestaan bij het behoud van de bestaande situatie geen belemmeringen voor het beheersgebied.

3.2.8 Ecologie

Het beheersgebied is getoetst aan de ecologische aspecten. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming (Natuurbeschermingswet) en soortenbescherming (Flora- en faunawet).

Gebiedsbescherming

Op een afstand van ongeveer 1.200 meter ten noorden van het beheersgebied ligt het Natura 2000-gebied Dwingelerveld. Hiervoor gelden instandhoudingsdoelstellingen die niet geschaad mogen worden door activiteiten en ontwikkelingen in de omgeving ervan. Daarnaast zijn in en direct rond het beheersgebied gebieden aanwezig die onder het regime van de Ecologische HoofdStructuur (EHS) vallen. Daarnaast is een Ecologische verbindingszone aanwezig. De genoemde gebieden zijn aangegeven en begrensd zoals op onderstaand fragment van het provinciaal beleid aangegeven.

De beheersverordening is gericht op de bestaande situatie waarbij geen (grootschalige) nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt. Een toetsing aan beschermde natuurgebieden is daarom niet noodzakelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BV00386-0401_0008.png"

figuur 6 Fragment provinciaal beleid EHS

Soortenbescherming

Voor het beheersgebied wordt gesteld dat het om een bestaande situatie gaat waarin geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen worden toegestaan. Het is en blijft voornamelijk in gebruik als woongebied. Wat betreft de soortenbescherming, zijn er daarom geen belemmeringen te verwachten.

Hoofdstuk 4 Juridische toelichting

In dit hoofdstuk vind een toelichting op de juridische regeling en de procedure van deze beheersverordening plaats.

4.1 Juridische regeling

In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een besluitgebied. De bestaande situatie is weergegeven in de luchtfoto (d.d. 2015) en de bijlagen 3 en 4. De bijlagen geven een beeld van de bestaande situatie. De "Inventarisatiekaart beheersgebied" geeft het bestaande gebruik weer en is de basis voor enkele besluitsubvlakken en voor een deel van de 'Regels'. De bijlage "WOZ lijst bestaand gebruik" geeft meer specifiek en per adres aan wat het huidige gebruik is. Dit is een belangrijke basis voor het bepalen van het bestaande gebruik.

Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:

  • het gebruik van de gronden en bouwwerken zoals aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van de beheersverordening;
  • bouwwerken die op het tijdstip van de inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig zijn, dan wel gebouwd kunnen worden krachtens een (al verleende) omgevingsvergunning voor het bouwen.

In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is vastgelegd op hetgeen opgenomen in de bijlagen. De regeling is in enkele gevallen aangevuld met regelingen uit de bestemmingsplannen zoals die tot vaststelling van deze verordening gelden.

4.1.1 Gebruiksregels

De gebruiksregels beschrijven het toegestane gebruik van bebouwing en openbare ruimte. De basis hiervoor is het bestaande gebruik zoals aangegeven in de luchtfoto (d.d. 2015) en de bijlagen 3 en 4. Algemeen worden daarmee de bestaande functies mogelijk gemaakt op de plaats waar deze nu aanwezig zijn. In het geval van een specifieke functie, bijvoorbeeld een centrumfunctie, is een besluitsubvlak opgenomen. Dit betekent dat deze specifieke functie alleen op die locatie gehandhaafd mag worden. Een besluitsubvlak is bijvoorbeeld opgenomen voor het centrumgebied, waardoor enige uitwisseling van functies mogelijk wordt gemaakt.

Bij de gebruiksregels zijn afwijkingsregels opgenomen. Deze geven bijvoorbeeld de mogelijkheid om na afwijking een ander gebruik toe te staan op een plaats waar dit in de bestaande situatie niet aanwezig is. In sommige gevallen is een afwijking gekoppeld aan een besluitsubvlak. In die gevallen geldt een afwijkingsmogelijkheid alleen voor het gebied waarop het besluitsubvlak ligt. Aan het afwijken van de regels zijn voorwaarden verbonden, deze zijn opgenomen in de regels. De afwijkingen zijn gebaseerd op die al in de geldende plannen zijn opgenomen en waar nodig geactualiseerd als gevolg van nieuwe (beleids)inzichten.

Tot slot is bij de gebruiksregels een regeling opgenomen voor een omgevingsvergunning. Met die regeling wordt het mogelijk na verlening van de vergunning werken (geen bouwwerken) en/of werkzaamheden uit te voeren. Hierbij gaat het dus niet om de bouw van bouwwerken.

4.1.2 Bouwregels

De bouwregels van deze beheersverordening geven in eerste instantie aan dat bestaande bouwwerken toegestaan zijn. De feitelijk bestaande situatie is daarbij het uitgangspunt. Er is echter gekozen om vergroting van bestaande bouwwerken en nieuwe bouwwerken in beperkte mate toe te staan. De basis hiervoor zijn de geldende bestemmingsplannen. Daaraan zijn voorwaarden gekoppeld, die ook opgenomen zijn in de bouwregels. Het gaat daarbij om voorwaarden over de afmeting van de gebouwen, maar ook over de plaats. Bepaalde bebouwing is alleen toegestaan binnen een bepaald besluitsubvlak.

In de bouwregels is een onderscheid gemaakt in karakteristieke en niet-karakteristieke bebouwing. Daarbij mag bij de aanduiding 'karakteristiek' het hoofdgebouw niet wijzigen. Een verder onderscheid is gemaakt tussen gebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

Onder de gebouwen vallen in deze beheersverordening de woonhuizen. Bijbehorende bouwwerken zijn bouwwerken die ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw (bijvoorbeeld bijgebouwen). De bouwregels hiervan bepalen dat deze bijbehorende bouwwerken ruimtelijk ondergeschikt zijn aan de (hoofd)gebouwen op het betreffende perceel.

Onder bouwwerken, geen gebouwen zijnde, vallen onder meer erfafscheidingen, palen en masten.

De regeling die opgenomen is, is gericht op het handhaven van de bestaande situatie, maar ook op het mogelijk maken van perceelsgebonden ontwikkelingen. De bestemmingsplannen die tot voor vaststelling van deze verordening gelden, zijn hiervoor de basis.

Ook bij de bouwregels zijn afwijkingsregels opgenomen. Deze geven bijvoorbeeld de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de in de verordening genoemde afmetingen die in de bestaande situatie aanwezig zijn. Het gaat hierbij om afwijkingsregels die algemeen toegepast kunnen worden. Aan het afwijken van de regels zijn voorwaarden verbonden, deze zijn opgenomen in de regels. In veel gevallen zijn de afwijkingen gebaseerd op die al in de geldende plannen zijn opgenomen.

4.1.3 Specifieke regels

Daarnaast zijn regels opgenomen met betrekking tot archeologie en een riool leiding. De regels omtrent archeologie zijn gebaseerd op het beleid zoals is genoemd in 3.2.7. Bij ingrepen in de grond moet hieraan getoetst worden. De regeling voor de rioolleiding heeft tot doel de aanwezige rioolleiding te beschermen.

4.2 Procedure beheersverordening

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Volgens de gemeentelijke inspraakverordening kan gelegenheid worden geboden tot inspraak. Omdat er sprake is van een aanpassing van de bestaande beheersverordening en er geen essentiële (ruimtelijke) beleidswijzigingen aan de orde zijn, is er voor gekozen geen inspraak te voeren en de beheersverordening direct door de gemeenteraad vast te laten stellen. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het vaststellingsbesluit van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De veranderingen die de beheersverordening mogelijk maakt zijn perceelsgebonden en kleinschalig van aard. De beheersverordening voorziet niet in ingrijpende veranderingen waarbij particuliere belangen geschaad kunnen worden. De bestaande situatie en mogelijke situatie uit de (voor deze beheersverordening) geldende juridische regelingen worden voortgezet. De maatschappelijke uitvoerbaarheid is hiermee gewaarborgd.

Deze ontwerpbeheersverordening heeft gedurende 6 weken ter inzage gelegen volgens de inspraakverordening van de gemeente. Daarnaast is in Ruinen een inspraakavond georganiseerd, waarbij informatie gegeven is over deze beheersverordening. De inspraak heeft geleid tot geringe wijzigingen. De is opgenomen in de bijlagen.

Op 14 februari 2013 is de beheersverordening vastgesteld door de gemeenteraad van De Wolden.

5.2 Economische uitvoerbaarheid

De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke regeling wordt bepaald door de financiële haalbaarheid van daarin mogelijk gemaakte ontwikkelingen en de grondexploitatie.

Door middel van de grondexploitatieregeling in de Wro en het Bro beschikken gemeenten over mogelijkheden voor het verhalen van kosten. De vaststelling van een exploitatieplan is bij een beheersverordening niet mogelijk. De beheersverordening regelt immers het bestaande gebruik en maakt geen bouwplannen (Besluit ruimtelijke ordening) mogelijk. Hierdoor is geen sprake van gemeentelijke kosten voor bijvoorbeeld het opstellen van een plan of planschade. Het aantonen van de financiële haalbaarheid hierom is ook niet nodig.