Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Voor de Blanken 4 Ruinen 2018
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.BP00434-0401

Toelichting

1 Inleiding
1.1 Aanleiding
 
Het perceel Voor de Blanken 4 in Ruinen omvat een bedrijfsperceel van ca één hectare. Het bedrijfsperceel staat reeds lange tijd te koop. De forse omvang van het perceel belemmerd de verkoop. Door de bedrijfskavel op te delen in vier bedrijfskavels wordt de verkoop bevorderd. Inmiddels zijn er reeds drie van de vier voorgenomen kavels (voorlopig) verkocht.
 
Het opsplitsen van het perceel en het vestigen van meerdere bedrijven is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Tevens zijn de bouwrechten geldende voor het gehele perceel waardoor een onevenredige verdeling van de bouwwerken zou kunnen ontstaan.
 
In de volgende hoofdstukken zal worden aangetoond dat de in dit bestemmingsplan besloten ontwikkeling in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.
1.2 Ligging projectgebied
Het plangebied is gelegen aan Voor de Blanken 4 in het buitengebied van Ruinen (gemeente De Wolden). Ten oosten van het plangebied is de kern Ruinen gelegen. Het perceel ligt tegenover het bedrijventerrein ‘Voor de Blanken’ in Ruinen. Aan de oost- en noordzijde wordt het plangebied begrensd door agrarisch gebied. Aan de westzijde van het plangebied ligt een woning, Voor de Blanken 6. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven.
 
1.3 Verantwoording
 
Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.
1.4 Leeswijzer
 
In hoofdstuk 2 wordt de huidige- en gewenste situatie in het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het rijks-, provinciale- en gemeentelijk beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de indeling en de (juridische) opzet van het bestemmingsplan toegelicht. In hoofdstuk 6 is de economische uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en wordt ingegaan op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.
2 Beschrijving van het plangebied
     
2.1 Huidige situatie
 
Het plangebied omvat een bestaand bedrijfsperceel van ca. 1 ha plaatselijk bekend Voor de Blanken 4 te Ruinen. Ten oosten van het plangebied is de kern Ruinen gelegen. Het perceel ligt tegenover het bedrijventerrein ‘Voor de Blanken’ in Ruinen. Dit bedrijventerrein is een gemengd bedrijventerrein met veelal woon- werklocaties. Aan de oost- en noordzijde grenst het plangebied aan het agrarisch gebied. Aan de westzijde van het plangebied is het woonperceel, Voor de Blanken 6, gelegen. In afbeelding 1.1 is de ligging van het plangebied aangegeven.
 
Op het perceel, met een omvang van circa één hectare, is momenteel een handelsonderneming gevestigd. Op het perceel zijn twee bedrijfshallen (ca 1700 m²), een schuur (ca 200 m²), een bedrijfswoning met bijgebouw (ca 150 m²), aanwezig. Tevens een omgevingsvergunning bouwen en afwijken verleend voor de bouw van een bedrijfsgebouw van (ca 550 m²). De overige gronden worden veelal gebruikt ten behoeve van buitenopslag, gazon, parkeren en als erf bij de woning. Het buitenterrein is deel voorzien van een asfaltverharding (ca 1000 m2), een klinkerverharding (ca 350 m2) en een puinverharding (ca 3300 m2). Afbeelding 2.1 geeft het aanzicht van de huidige situatie van het plangebied aan.
 
Het oostelijke deel van het perceel met opstallen zijn momenteel in gebruik ten behoeve van de handelsonderneming. De overige gronden zijn momenteel niet bedrijfsmatig in gebruik. Het bedrijfsperceel bevat een zeer brede toegang ter hoogte van de bestaande bedrijfsbebouwing en een toegang aan de zuidwestzijde van het perceel, welke beiden ontsluiten op de Voor de Blanken.
 
Aan de westzijde van het plangebied is een eikenwal aanwezig ter afscheiding tussen het bedrijfsperceel en woonperceel. Aan de noordoostzijde is sprake van een houtwal van een circa 8 meter brede houtwal op een circa 1,15 meter hoog wallichaam aan de oostkant.
 
Het perceel staat reeds enige tijd te koop. Vanwege de omvang is er nauwelijks vraag naar het bedrijfsperceel. Er is in Ruinen echter wel vraag naar bedrijfskavels van een geringere omvang.
 
Het bedrijfsperceel is gelegen in het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013. Het perceel is daarin bestemd tot ‘bedrijf’ en ‘Groen’.
 
Binnen de bestemming ‘bedrijf" zijn bedrijven, onder de categorieën 1, 2 of 3.1 zoals vermeld in de staat van bedrijven, toegestaan. De voornoemde categorie indeling is aangegeven met een specifieke gebruiksaanduiding. Binnen het plangebied is niet meer dan één bedrijf met één bedrijfswoning toegestaan. Het bebouwingspercentage van het plangebied mag niet meer dan 60 % bedragen. Uiteraard gelden er bepalingen met betrekking tot de oppervlakte, situering en goot- en bouwhoogte voor bebouwing.
 
2.2 Gewenste situatie
 
Het bestaande bedrijfsperceel wordt opgesplitst in vier bedrijfskavels. Afbeelding 2.3 geeft de verdeling van de vier kavels weer. Tevens is in de afbeelding de bestaande en inmiddels vergunde bebouwing aangegeven.
 
 
Op het westelijke perceel zal Autobedrijf De Jong zich vestigen. Het bedrijf wordt verplaatst vanaf De Brink in Ruinen, waarin een nieuwe ruimtelijke invulling (meer) passend voor De Brink is voorzien. Voor die ontwikkeling wordt een afzonderlijke procedure gevolgd. Deze afgesplitste kavel is onbebouwd. Middels een (tijdelijke) omgevingsvergunning in afwijking van het geldende bestemmingsplan is de bouw van een bedrijfsgebouw ten behoeve van het garagebedrijf vergund. Aan de westzijde op de grens met het woonperceel Voor de Blanken 6 is voorzien in een groenstrook. De achter grens is voorzien van een groenstrook met een breedte van 5 meter. De bestaande eiken wal aan de westzijde blijft behouden en wordt voor het overige voorzien van een waterloop en gras. De bestaande landschappelijke elementen, zijn aangegeven in het bij de regels als bijlage gevoegde inrichtingsplan opgesteld door Project-ID. Om deze landschappelijke inpassing te borgen is in de regels voorzien in een voorwaardelijke verplichting. De waterloop is bedoeld als waterberging ter compensatie van toename van het verhard oppervlak (zie paragraaf 4.8 alsmede bijlage A)
 
Op de middelste twee kavels zal het bedrijf BL Egalisatie zich vestigen. Het bedrijf verleent diensten in de grondverzet ten behoeve van weg- en waterbouw, utiliteit en woningbouwprojecten. De bedrijfsactiviteiten binnen het plangebied omvatten een beperkte kantoorfunctie en in hoofdzaak opslag en stalling van materieel en materiaal. Op deze kavel is een deel van de bestaande bedrijfshal en de bestaande schuur gesitueerd. Deze bedrijfsbebouwing is vooralsnog voldoende voor dit te vestigen bedrijf.
 
De oostelijke kavel is nog in gebruik door de reeds gevestigde handelsonderneming. Op deze kavel is een deel van de bestaande bedrijfshal en de bestaande bedrijfswoning met bijgebouw gesitueerd. Deze bedrijfsbebouwing is vooralsnog voldoende voor dit te vestigen bedrijf.
 
De vier bedrijfskavels zullen ontsloten blijven aan Voor de Blanken. Ten behoeve van de westelijke kavels is reeds een vergunning voor de aanleg van een (gewijzigde) uitweg vergund. Er zullen met dit plan geen nieuwe inritten worden toegevoegd.
 
De voorgenomen bedrijfsactiviteiten zijn ter plaatse op grond van het geldende bestemmingsplan wel toegestaan evenals de bestaande dan wel voorgenomen bebouwing. De vestiging van meer dan één bedrijf binnen het plangebied is niet toegestaan op grond van het geldende bestemmingsplan. Daarbij zijn de bouwmogelijkheden vrij indeelbaar binnen de gronden met bestemming bedrijf waardoor een ongelijke verdeling van bebouwing kan ontstaan. Met dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is.
3 Beleid
   
Dit hoofdstuk beschrijft, voor zover van belang, het rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifieke voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit bestemmingsplan afgewogen en door vertaald op de verbeelding en in de regels.
3.1 Rijksbeleid
 
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
 
Een aantal van deze nationale belangen worden juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
 
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd en vervolgens vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
 
Volgens de Nota van Toelichting van het Bro worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, maar bebouwing reduceren of verplaatsen niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer sprake is van een functiewijziging moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
 
Dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is. In dezen is sprake van een wijziging binnen een bestaand bedrijfsperceel welke naar aard en omvang ruimtelijk zeer beperkte impact heeft. Daarmee kan geconcludeerd worden dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
 
Conclusie
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
3.2 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie Drenthe
Op 26 september 2018 is de actualisatie Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld, welke op 1 november 2018 in werking is getreden.
 
In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
 
Op de visiekaart 2020 is het plangebied deels aangeduid als ‘multifunctionele gebieden’ en deels niet met enige waarde aangeduid. Zie afbeelding 3.1.
 
De afgelopen decennia hebben veel gebieden in Drenthe een ontwikkeling doorgemaakt die gericht was op één bepaalde functie. Hierdoor zijn op veel plaatsen scherpe landschappelijke overgangen ontstaan, bijvoorbeeld tussen natuur en landbouw of tussen stad en land. De multifunctionele gebieden kenmerken zich door het naast elkaar voorkomen van meerdere functies. In één gebied kan bijvoorbeeld zowel landbouw, natuur, recreatie als wonen voorkomen, zonder dat een van deze functies als dominant is aan te wijzen.
 
Voor deze gebieden is geen sprake van een hoofdfunctie die leidend is in de ordening. In deze gebieden zijn meerdere functies van belang. Naast water, landbouw en natuur gaat het in de meeste gevallen om recreatie.
In de multifunctionele gebieden is geen duidelijke samenhang tussen de genoemde functies en de aanwezige kernkwaliteiten. Uitgangspunt is dat de van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mag ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.
 
Kernkwaliteiten
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen.
 
Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofd structuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemd.
 
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
 
Het plangebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als Esdorpenlandschap.
De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch-, ecologisch- en cultureel kapitaal. Daarbij heeft de provincie de ambitie voor een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en –onderdelen zich blijvend manifesteert.
 
Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil de provincie in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.
 
De doelstellingen voor de kernkwaliteit landschap in dezen zijn:
  • het behouden en versterken van de ruimtelijke afwisseling van landschapstypen;
  • het behouden en versterken van de (eenmans)essen en beekdalen (het esdorpen-/ esgehuchtenlandschap);
  • het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden.
Het plangebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden en voor de kernkwaliteit archeologie aangeduid met het beschermingsniveau "generiek".
 
Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
 
Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren. Het plangebied in gelegen in het Deelgebied 6: de velden in centraal Drenthe - van nut maken van de stille heide. De structuur van dit gebied wordt gedomineerd door de twee grote bos- en heidegebieden van het Dwingelderveld en bij Hooghalen, door de beekdalen van de Elperstroom en de Westerborkerstroom met de daarbij gelegen esdorpen die al in de middeleeuwen zijn ontstaan. Richtinggevend voor dit deelgebied is het herkenbaar houden van de samenhang van twee bos- en heidegebieden met de nabijgelegen esdorpen. De bos- en heidegebieden van het Dwingelderveld en van Hooghalen zijn een resultante van de ontginning van de woeste gronden rond de esdorpen.
 
Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur en rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.
In dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is. In dezen is sprake van een wijziging binnen een bestaand bedrijfsperceel welke naar aard en omvang ruimtelijk zeer beperkte impact heeft. Met het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4, Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013 is een landschappelijk inrichtingsplan.
 
Op basis van dat inrichtingsplan is aan de noord, oost en west zijde van het plangebied voorzien in de bestemming groen. De bestaande landschappelijke elementen aan de noord, oost en westzijde blijven behouden met dit plan. De bestaande elementen zijn aangegeven in het bij de regels als bijlage gevoegde inrichtingsplan opgesteld door Project ID. Aan de inpassing is een waterloop om te voorzien in waterberging. Om deze landschappelijke inpassing en waterberging te borgen is in de regels voorzien in een voorwaardelijke verplichting.
 
De bestaande ruimtelijke afwisseling van landschapstypen blijft met dit plan behouden. Binnen het bestaande plangebied, mede gezien het landschappelijke inpassingsplan van 2013, is er naar redelijkheid onvoldoende ruimte dan wel mogelijkheden om landschappelijke elementen en kenmerken nog meer te versterken.
 
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken.
 
Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
 
Met het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013 is het plangebied reeds bestemd tot ‘bedrijf’ en ‘Groen’. Met dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is. In dezen is sprake van een wijziging binnen een bestaand bedrijfsperceel welke naar aard en omvang ruimtelijk zeer beperkte impact heeft. Hiervoor is reeds onderbouwd dat de kernkwaliteiten niet (significant) worden aangetast met dit plan. Daarbij is met dit plan geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarmee kan worden geconcludeerd dat dit plan niet in strijd is met de provinciale verordening.
 
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.3 Waterschapsbeleid
 
Vanaf 1 januari 2016 zijn de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland gefuseerd tot Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta). Het plangebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Voor het gebied is het vastgesteld waterbeheerplan 2016 - 2021 Reest en Wieden van toepassing. Het waterplan is opgesteld in samenhang met de waterschappen binnen het beheersgebied Rijn-Oost. Bij het opstellen van dit beheersplan waren de omgevingsplannen (Drenthe en Overijssel) en een waterhuishoudingsplan (provincie Gelderland) kader stellend.
 
Het waterschap laat in dit waterbeheerplan zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten we in de samenwerking met de partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning wordt vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor onze primaire taakgebieden:
  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
Bij ruimtelijke plannen adviseert het waterschap om te komen tot een duurzame ruimtelijke inrichting. Ruimtelijke aanpassingen kunnen bijdragen aan het voorkomen van een overstroming of wateroverlast en het beperken van eventuele gevolgen.
 
Daarnaast gaat het ook om de bijdrage die inwoners, gemeenten, provincies en belangenorganisaties zelf kunnen leveren aan waterveiligheid. De betrokkenheid vanuit de samenleving bij de gewenste veiligheid is een belangrijk aandachtspunt in de planperiode.
 
Doelstellingen van het waterschap inzake ruimtelijke plannen is het beperken van de gevolgen van wateroverlast en overstromingen (overlast, schade en slachtoffers) en het vergroten van het bewustzijn van de (resterende) eigen verantwoordelijkheid van de inwoners, overheden en bedrijven.
 
Dit plan zal geen negatieve gevolgen van wateroverlast en overstromingen veroorzaken. Voor dit plan is de digitale watertoets doorlopen. De uitkomst van deze toets en nadere uitwerking van het wateradvies, is aangegeven in paragraaf 4.8.
 
Conclusie
Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering.
3.4 Gemeentelijk beleid
 
Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceel niveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
 
De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
 
Het plangebied maakt onderdeel uit van het "esdorpenlandschap". Het esdorpenlandschap is het grootst in oppervlakte. Dit is het landschap waar Drenthe bekend om is: essen, beken, velden en bossen in een samenhangend systeem. De structuur komt voort uit de natuurlijke eenheden en wordt gekenmerkt door kromme lijnen. Het esdorpenlandschap is weer nader onderverdeeld in "het gave esdorpenlandschap", "de bossen van het esdorpenlandschap" en "het minder gave esdorpenlandschap". Het gebied rondom Ruinen en Ansen behoort tot "het gave esdorpenlandschap"(gebied 1A). Zie afbeelding 3.2.
 
Op basis van de gebiedsindeling is vervolgens bepaald welke ontwikkelingen op welke locatie gewenst zijn. Deze ontwikkelingen zijn neergelegd in de structuurvisiekaart. In afbeelding 3.3 is een uitsnede van de visiekaart opgenomen.
 
3.3.1.3 Bedrijvigheid
De Wolden is aan te merken als plattelandsgemeente, hierdoor is er veelal sprake van een verspreiding van lokale bedrijvigheid. Een grootschalig bedrijventerrein is momenteel niet aanwezig en wordt ook niet wenselijk geacht. Meer wordt ingezet op het behoud van de lokale bedrijvigheid, in de kernen en in het buitengebied, passend binnen de landschappelijke kenmerken. In samenwerking met andere gemeenten richt De Wolden zich vooral op het midden- en kleinbedrijf.
 
Met het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013 is het plangebied reeds bestemd tot ‘bedrijf’ en ‘Groen’. Met het dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is. In dezen is sprake van een wijziging binnen een bestaand bedrijfsperceel welke naar aard en omvang ruimtelijk zeer beperkte impact heeft. Door de splitsing naar vier kavels wordt de aantrekkelijkheid voor de vestiging van midden- en kleinbedrijf vergroot. Het bedrijfsperceel zal daarmee niet lange tijd braak liggen, maar spoedig een invulling krijgen.
Het aanbod van bedrijfsgronden wordt niet vergroot aangezien er reeds sprake is van een bestaande
bedrijfskavel.
 
Welstandsnota 2013
In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft er toe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente.
Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan.
Het plangebied is op de kaart behorende bij de welstandsnota 2013 aangewezen als welstandsvrij gebied.
 
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
4 Omgevingsaspecten
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
 
Met het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013 is het plangebied reeds bestemd tot ‘Bedrijf’ en ‘Groen’. Met dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is.
4.1 Milieuzonering
 
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
 
Met dit plan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestaand perceel met bedrijfsbestemming gewijzigd. De wijziging van een bedrijfsbestemming kan gevolgen hebben voor nabij gelegen woningen. De bestaande bedrijfswoning blijft in dezen behouden. Met dit plan worden er geen extra bedrijfswoningen mogelijk gemaakt.
 
Bedrijven en Milieuzonering
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidhinder.
 
De genoemde richtafstanden zijn gebaseerd op een rustige woonwijk. Indien het plangebied is gelegen in een zogenaamd gemengd gebied is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de aangegeven richtafstanden een stap worden verlaagd. Het plangebied en de omgeving volgens de brochure Bedrijven en Milieuzonering worden beschouwd als een gemengd gebied (ligging aan een doorgaande weg alsmede gebied met (lint)bebouwing met een variatie aan functies en bedrijvigheid).
 
In het kader van het geldende bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’ vastgesteld 28 maart 2013 zijn binnen het plangebied op de voor bedrijf aangewezen gronden reeds bedrijfsactiviteiten toegestaan.
 
In de directe omgeving van het plangebied zijn er (bedrijfs)woningen van derden aanwezig, dit betreft de burgerwoning aan Voor de Blanken 6 en de bedrijfswoning aan Voor de Blanken 31. In het voorgaande bestemmingsplan (2013) is daarmee rekening gehouden door gebruik te maken van een zonering voor wat betreft de toegestane milieucategorie. Hoe dichter bij de woningen, hoe lager de milieucategorie en hoe minder belastend de bedrijfsactiviteiten mogen zijn. Met dit plan is de voornoemde zonering voor wat betreft de toegestane milieucategorie overgenomen. Daarmee kan dit plan geen (extra) belemmering opleveren voor nabij gelegen (bedrijfs)woningen. Omdat voldaan wordt aan de (hinder)richtafstanden kan gesteld worden dat bettreffende de nabij gelegen (bedrijfs) woningen volstaan wordt in een goed woon- en leefklimaat
 
Wet geurhinder en veehouderij
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt het toetsingskader vergunningverlening, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv stelt één land dekkend beoordelingskader met een indeling in twee categorieën. Voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld, wordt deze waarde uitgedrukt in een ten hoogste toegestane geurbelasting op een geurgevoelig object. Voor de andere diercategorieën is die waarde een wettelijke vastgestelde afstand die ten minste moet worden aangehouden.
 
Op grond van de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) dient voor diercategorieën waarvoor per dier geen geuremissie is vastgesteld (bijvoorbeeld melkkoeien en paarden) en een geurgevoelig object de volgende afstanden aangehouden te worden:
  • ten minste 100 meter indien het geurgevoelige object binnen de bebouwde kom is gelegen, en
  • ten minste 50 meter indien het geurgevoelige object buiten de bebouwde kom is gelegen.
Voor diercategorieën waarvoor in de Wgv een geuremissie per dier is vastgesteld geldt dat, buiten een concentratiegebied, de geurbelasting op geurgevoelige objecten binnen de bebouwde kom niet meer dan 2 odour units per kubieke meter lucht mag bedragen. Voor geurgevoelige objecten buiten de bebouwde kom mag deze niet meer bedragen dan 8 odour units per kubieke meter lucht.
 
In de directe omgeving van het plangebied bevindt zich als dichtstbijzijnde agrarisch bedrijf een intensieve veehouderij aan de Huttenweg 8. De afstand tussen het perceel en de intensieve veehouderij bedraagt meer dan 300 meter. Er worden ten opzichte van de huidige situatie geen nieuwe geurgevoelige objecten opgericht. Daarnaast wordt de intensieve veehouderij reeds belemmerd door nabij gelegen woningen.
 
Conclusie
Vanuit het aspect milieuzonering alsmede geur zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.
4.2 Bodem
 
In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. Met dit plan wordt geen andere bestemming mogelijk gemaakt.
 
In het kader van het bestemmingsplan van 2013 is een bodemonderzoek uitgevoerd. Uit het bodemonderzoek blijkt dat op de locatie geen verontreinigingen met asbest of andere stoffen uit het NEN pakket aanwezig zijn. Daarbij is beoordeeld dat de kwaliteit van de bodem voldoende is voor de huidige bedrijfsbestemming. Er is sprake geweest van de vestiging van een handelsonderneming. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat er zich na het voornoemde onderzoek vervuiling van de bodem is opgetreden.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect bodem zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan verwacht.
4.3 Geluid
 
Met dit plan is sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt.
 
Wegverkeerslawaai
Het plangebied is gelegen binnen de zone van de weg Voor de Blanken. Op grond van het geldende bestemmingsplan is de bestaande bedrijfswoning alsmede de bedrijfsactiviteiten bij recht toe gestaan. Daarmee is in de zin van de Wet geluidshinder sprake van een bestaande situatie.
 
Spoorweglawaai en industrielawaai
In de nabijheid van het plangebied is geen spoorweg gesitueerd . Tevens is in de nabijheid geen gezoneerd industrieterrein gelegen. Daarmee kan in dezen een akoestische afweging achterwege blijven.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect geluid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
4.4 Luchtkwaliteit
 
De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
 
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Er is in dezen geen sprake van een NIBM-project zoals bedoeld onder c. Als een ruimtelijke ontwikkeling niet genoemd staat in de Regeling NIBM kan deze nog steeds niet in betekenende mate bijdragen indien de bijdrage aan NO2 en PM10 moet dan minder zijn dan 3% van de grenswaarden.
 
Er is in dezen geen sprake van een zogenaamd project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.
 
Volgens de "Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)" opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in het jaar 2015 minder dan 18 μg/m3.
 
En is de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het plangebied in de jaren 2020, 2025 en 2030 (gebaseerd op meetgegeven uit 2017) tussen de 18 en 20 μg/m3.
 
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10) voor de bescherming van de gezondheid van de mens een grenswaarden van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
Met dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is, op gronden welke reeds bestemd zijn als "bedrijf". Gezien het voornoemde is niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde.
 
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
4.5 Externe veiligheid
 
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. In deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen.
 
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
 
Aan hand van de Risicokaart Drenthe is een inventarisatie verricht van risicobronnen in en rond het plangebied. Uit de inventarisatie blijkt dat het plangebied:
  • zich niet bevindt binnen de risicocontour van Bevi- en Brzo-inrichtingen dan wel inrichtingen die vallen onder het Vuurwerkbesluit (plaatsgebonden risico);
  • zich niet bevindt binnen een gebied waarbinnen een verantwoording van het groepsrisico nodig is;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van het vervoer gevaarlijke stoffen;
  • niet is gelegen binnen de veiligheidsafstanden van buisleidingen voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Conclusie
Vanuit het aspect externe veiligheid zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
4.6 Besluit milieueffectrapportage
 
Een m.e.r.-beoordeling is een toets om te beoordelen of bij een project belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden. Wanneer uit de toets blijkt dat er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen optreden moet er een m.e.r.-procedure worden doorlopen. Met andere woorden dan is het opstellen van een MER nodig. Voor deze toets wordt ook wel de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
  • belangrijke nadelige milieugevolgen zijn uitgesloten: er is geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk;
  • belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu zijn niet uitgesloten: er moet een m.e.r.(-beoordeling) plaatsvinden.
Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig plan, dient te worden beoordeeld of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
 
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit bestemmingsplan voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r.. Dit betekent dat dit bestemmingsplan m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
 
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
 
Op basis van onderdeel D kan de in dit plan besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'. Indien de volgende drempelwaarden worden overschreden is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig plan:
  1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
Met dit plan wordt de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
 
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden.
Het plangebied grenst aan een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. volgens paragraaf 4.9 heeft dit bestemmingsplan geen significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden en op het NNN.
 
Milieugevolgen
Uit de voorgaande paragrafen, zoals 4.2 bodem, 4.3 geluid en 4.4 luchtkwaliteit, blijkt dat dit plan geen significante nadelige milieugevolgen tot gevolg, waarmee het doorlopen van een m.e.r.-procedure vereist is.
 
Conclusie
Dit bestemmingsplan is niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig. Tevens zijn als gevolg van de vaststelling van dit bestemmingsplan geen nadelige milieugevolgen te verwachten die aanleiding geven tot het voeren van een m.e.r. procedure.
4.7 Cultuurhistorie en Archeologie
 
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
 
Monumenten
De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.
 
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart aangeduid als "Hoge of middelhoge verwachting" alsmede een gedeelte "historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties". In afbeelding 4.1 is een uitsnede van de archeologische verwachtingskaart opgenomen. Daarin is het plangebied aangeduid met een rode cirkel.
 
Voor gebieden met een hoge of middelhoge verwachting is een archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 1.000 m² en dieper dan 30 cm – Mv. Daarnaast heeft een gedeelte van het plangebied de aanduiding "historische kernen (1832), buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingslocaties". Voor deze gronden geldt bij ingrepen groter dan 100 m² en dieper dan 30 cm –Mv dat een archeologisch onderzoek verplicht is.
 
De aanduiding historische elementen heeft alleen betrekking op de bestaande bedrijfswoning en een gedeelte van de bedrijfshal. Met dit plan zijn op die locatie geen ontwikkelingen met een bodemingreep voorzien. Een archeologisch onderzoek inzake dit plan is derhalve niet noodzakelijk geacht. In het bestemmingsplan zijn wederom de dubbelbestemmingen opgenomen waarin een onderzoek plicht is opgenomen afhankelijk van de archeologische verwachting. Hiermee is de archeologische waarde bij eventuele toekomstige ontwikkelingen voldoende beschermd.
 
Ten behoeve van het garage bedrijf, welke zich heeft gevestigd op de westelijke kavel, is reeds met een omgevingsvergunning nieuwe bedrijfsbebouwing opgericht. Deze bebouwing is opgericht in het deel aangeduid met een hoge of middelhoge verwachting. De archeologische afweging heeft reeds plaats gevonden met de verleende en inmiddels onherroepelijk geworden omgevingsvergunning. Eventuele voor de vergunde bebouwing vereiste voorzieningen zullen de voornoemde oppervlakte eis van ten minste 1.000 m² niet kunnen overschrijden.
 
Indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 53 van de Monumentenwet).
 
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk vastgesteld (inrichting en beheer).
 
Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 2. Daarbij is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol dienen te spelen. De cultuurhistorie kan daarbij inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
 
Het plangebied is volgens de inventarisatie kaart gelegen in het cultuurlandschap: Beekdalen en broeken, strookvormig verkaveld broek met halfopen structuur, bebouwd. zie afbeelding 4.2
 
Beekdalen en broeken zijn de nattere delen van het landschap en werden als wei- of hooiland gebruikt. Afhankelijk van de afwatering (liep er een beek of niet?) was men gedwongen een slotenpatroon aan te leggen. De beekdalen en broekgebieden liggen voornamelijk in de dalen die vanaf het Drents Plateau in zuidwestelijke richting lopen.
 
De beekdalen van De Wolden hebben een verkaveling die grofweg in drie categorieën uiteenvalt. Een deel van de beekdalen kent een strookvormige kavels, waarbij de percelen soms wel, soms niet even breed zijn. Overeenkomst is dat hun lengte vele malen groter is dan hun breedte. In andere delen van de beekdalen komen regelmatige of onregelmatige blokverkavelingen voor.
 
De strookvormig verkaveld broek met halfopen structuur kenmerkt zich door zeer smalle, lange percelen in oost-westrichting met randbeplanting langs elke kavel. In de gebouwde variant was al in 1832 bebouwing aanwezig. Voorbeelden zijn onder meer te vinden ten westen van Ruinen. Het gebied tussen Blanken, Huttenweg, Ruinerdijk en Voor de Blanken kent nog, zij het wat fragmentarisch, zijn beplantingsstructuur. De bebouwing bevindt zich nog altijd langs de Blanken en Voor de Blanken, al is er een enkel erf bijgekomen en een ander erf verdwenen. Al met al is het karakter van het gebied nog redelijk goed bewaard gebleven.
 
Op de inventarisatie kaart is aangeduid dat er aan Voor de Blanken sprake van historische nederzettingslocaties (1832) van het type woning of boerderij. Binnen het plangebied is geen sprake van dergelijke bebouwing.
De bestaande bedrijfskavel is reeds aan drie zijden voorzien van randbeplanting en is daarmee passend binnen de structuur van dit cultuurlandschap
 
Conclusie
Vanuit het aspect cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
4.8 Water
 
In dit plan wordt voorzien in de mogelijkheid voor vestiging van meerdere bedrijven, waarbij per bedrijfskavel een eigen bedrijfsbebouwing mogelijk is. Ten behoeve van het garage bedrijf, welke zich heeft gevestigd op de westelijke kavel, is reeds nieuwe bedrijfsbebouwing opgericht conform de bouwregels van het bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4 Ruinen’. Daarvoor is een afzonderlijke procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning bouwen en planologisch strijdig gebruik (gebruiksregels) doorlopen. Deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. De bedrijfsbebouwing is reeds gebouwd alsmede het garagebedrijf is reeds in werking ter plaatse. In dezen is enkel sprake van een wijziging van de gebruiksregels binnen een bestaand bedrijfsperceel van ca 1 ha. Met de wijziging van de gebruiksregels is de vestiging van vier bedrijven, waar voorheen slecht een bedrijf gevestigd, mogelijk. De wijziging waarin dit plan voorziet heeft naar aard en omvang ruimtelijk een beperkte impact.
 
Voor dit plan is een watertoets uitgevoerd op de website www.dewatertoets.nl. Op basis van deze toets blijkt de normale procedure van toepassing te zijn. Dat houdt in dat het
waterschap Drents Overijsselse Delta een watertoetsdocument met een maatwerk wateradvies heeft opgesteld. Het watertoetsdocument is bijgevoegd als bijlage A.
 
Het watertoetsdocument gaat in op de waterhuishouding in en rond het plangebied. Daarmee komen betreffende dit plan de volgende aspecten aan de orde:
  1. De bestaande waterhuishouding van het plangebied;
  2. Concrete uitgangspunten voor het plan op basis waarvan u waterhuishouding kunt regelen;
  3. Het vervolg van de watertoets en de uiteindelijke beoordeling van het waterschap in het kader van de watertoets.
Hieronder wordt de bestaande waterhuishouding alsmede de uitgangspunten voor het plan betreffende waterhuishouding nader aangegeven.
 
Bestaande waterhuishouding
Het perceel is in de huidige toestand grotendeels verhard, waar met dit plan nauwelijks verandering in komt. Ten behoeve van het garagebedrijf, welke zich heeft gevestigd op de westelijke kavel, is reeds nieuwe bedrijfsbebouwing opgericht. Daarvoor is een afzonderlijke procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning doorlopen en deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. In paragraaf 2.1 is de huidige situatie nader beschreven.
 
De bestaande bebouwing is en de vergunde bebouwing zal worden, aangesloten op het bestaande riool. Het hemelwater vanaf de vergunde bebouwing voor het garagebedrijf zal worden afgevoerd naar een aan te leggen waterberging.
 
Uitgangspunten waterhuishouding
Met dit plan is voorzien in een waterberging van 65 m³ aan de westzijde van het plangebied binnen de daar aangegeven bestemming groen. De waterberging zal dienen voor de berging van het hemelwater van het nieuw te bouwen bedrijfsgebouw op de westelijke kavel. Tevens zal de waterberging voorzien in het tegengaan van de bestaande wateroverlast bij hevige regenval ter hoogte van de nabijgelegen kruising Voor de Blanken noordelijk van het bedrijventerrein ‘Voor de Blanken’. De voornoemde waterberging is nader weergegeven in het inrichtingsplan (bijlage 2). De aanleg van het inrichtingsplan, waaronder de waterberging, is in dit plan geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting.
 
Conclusie
Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
4.9 Ecologie
 
Bij de ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan de natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming.
 
Gebiedsbescherming
Op ongeveer 2,5 kilometer bevindt zich het Natura 2000-gebied ‘Het Dwingelderveld’. Op basis van de afstand, aard van de ingreep en tussenliggende barrières zijn uitstralende effecten op dergelijke gebieden ook niet aan de orde. Toetsing aan de Wet Natuurbescherming is hier niet aan de orde.
 
De Natuurnetwerk Nederland (NNN gebieden), voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS), is de kern van het Nederlandse natuurbeleid. De EHS is in provinciale structuurvisies uitgewerkt. In of in de directe nabijheid van deze gebieden geldt het ‘nee, tenzij’- principe. In principe zijn er geen ontwikkelingen toegestaan als zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Het plangebied is gelegen op circa een kilometer van de NNN gebieden (EHS 2016).
 
Met dit plan worden de gebruiks- en bouwmogelijkheden van een bestaand perceel met bedrijfsbestemming gewijzigd. Het effect van dit plan is naar aard en omvang beperkt en zal daarmee de wezenlijke kenmerken en kwaliteiten van gebieden niet danwel nauwelijks (significant) kunnen aantasten.
 
Soortenbescherming
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Als hiervan sprake is, moet ontheffing worden aangevraagd.
 
Het plangebied is thans in gebruik als bedrijfslocatie. Tevens is zuidzijde van het plangebied het bedrijventerrein ‘Voor de Blanken’ gelegen. Daarmee is sprake van een zogenaamd ‘verstoord gebied’.
 
De bestaande bebouwing en de bestaande landschappelijke elementen aan de noord, oost en westzijde blijven behouden met dit plan. Ten behoeve van het garage bedrijf, welke zich heeft gevestigd op de westelijke kavel, is reeds nieuwe bedrijfsbebouwing opgericht. Daarvoor is een afzonderlijke procedure voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning doorlopen en deze vergunning is inmiddels onherroepelijk. Deze bestaande bebouwing is reeds bij recht toegestaan. De voornoemde bestaande landschappelijke inpassing zal in de regels geborgd worden door middel van een voorwaardelijke verplichting.
 
Gezien het feit dat de gronden reeds (intensief) worden gebruikt en beheerd is er geen bijzondere of beschermde flora en/of fauna te verwachten.
 
Conclusie
Naar verwachting is er met dit plan geen sprake van een negatief effect op aanwezige natuurwaarden.
5 Juridische vormgeving
  
In de voorgaande hoofdstukken is ingegaan op het plangebied, het relevante beleid en de milieu- en omgevingsaspecten. Op basis van de informatie uit deze hoofdstukken is het juridische bindende deel van het bestemmingsplan: de verbeelding en de regels, bepaald. De regels omvatten bepalingen betreffende het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De verbeelding geeft de indeling van de bestemmingen en aanduidingen weer.
5.1 Algemeen
 
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
 
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
De opzet van de bestemmingsregels is gebaseerd op de beheersverordening Buitengebied. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen niet opgenomen in dit plan.
 
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
  1. Inleidende regels;
  2. Bestemmingsregels;
  3. Algemene regels;
  4. Overgangs- en slotregels.
Inleidende regels
Begrippen (Artikel 1): In dit artikel is een omschrijving gegeven van de in regels van dit bestemmingsplan gebruikte begrippen.
 
Wijze van meten (Artikel 2): Hierbij is een omschrijving aangegeven over de wijze van meten van in de regels aangegeven afstanden, oppervlakte- en inhoudsmaten.
 
Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de regels betreffende de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen opgenomen.
 
De bepalingen zijn als volgt opgebouwd:
  1. Bestemmingsomschrijving: de omschrijving van het gebruik wat is toegestaan binnen de bestemming,
  2. Bouwregels: de regels, waar en met welke maatvoering, mag worden gebouwd,
  3. Nadere eisen: Eisen welke met het oog op het voorkomen van onevenredigs aantasting van de aangegeven aspecten kunnen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing
  4. Afwijken van de bouwregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de bouwregels van de betreffende bestemming;
  5. Specifieke gebruiksregels: in de specifieke gebruiksregels wordt aangegeven welk gebruik in strijd is met de bestemming, waaronder indien nodig specifieke voorwaardelijke verplichtingen.
  6. Afwijken van de gebruiksregels: de afwijkingsmogelijkheden welke specifiek gelden voor de gebruiksregels van de betreffende bestemming;
  7. Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden: vergunningstelsel voor specifiek aangegeven werkzaamheden en werken
In paragraaf 6.2 wordt een nadere toelichting gegeven van en de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen.
 
Algemene regels
De op het plan van toepassing zijnde algemene regels worden beschreven in hoofdstuk 3.
 
Dit hoofdstuk is opgebouwd uit:
  • Anti-dubbeltelregel: Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat een perceel of een gedeelte daarvan, meer dan één keer betrokken wordt bij de beoordeling van een bouwplan en op die wijze meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd.
  • Algemene gebruiksregels: In deze regel is aangegeven wat onder strijdig gebruik wordt verstaan. Deze regel gaat uit van de gedachte dat het gebruik uitsluitend mag plaatsvinden in overeenstemming met de bestemming.
  • Algemene afwijkingsregels: In deze regel is aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij een omgevingsvergunning af te wijken van bepaalde, in het bestemmingsplan geregelde, onderwerpen. De criteria, die bij toepassing van deze bevoegdheid in acht moeten worden genomen, zijn aangegeven.
Overgangs- en slotregels
In dit hoofdstuk staan de overgangs- en slotregels vermeld. In de overgangsregels is aangegeven wat de juridische consequenties zijn van bestaande situaties die in strijd zijn met dit bestemmingsplan. In de slotregel wordt aangegeven onder welke titel het plan bekend staat.
5.2 Wijze van bestemmen
 
In deze paragraaf worden de gemaakte keuzes nader onderbouwd. Hierbij zullen de bestemmingen in dezelfde volgorde als in de regels worden behandeld.
 
Bedrijf (Artikel 3)
De gronden met de bestemming ‘Bedrijf ‘zijn bedoeld voor bedrijven uit de categorie 1, 2 of 3 zoals vermeld op de Staat van bedrijfsactiviteiten behorende bij dit plan, met daarbij behorende gebouwen, tuinen, erven en terreinen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Daarbij is bepaald dat bij recht geluidzoneringsplichtige, risicovolle en vuurwerkbedrijven niet zijn toegestaan.
 
De regels zijn gebaseerd op de regels voor het bestemmingsplan ‘Voor de Blanken 4, Ruinen, waarbij enkele maatwerk aanpassingen zijn getroffen.
 
Ter hoogte van de bestaande bedrijfswoning is voorzien een in bouwaanduiding "bedrijfswoning" waarmee een eventuele herbouw mogelijk blijft. In de bouwregels de afstand tot de bouwperceelgrens aangepast naar 3 meter, waarbij tevens in de bouwperceelgrens kan worden gebouwd. Deze aanpassing voorkomt dat met de inwerkingtreding de bestaande alsmede de onlangs verleende omgevingsvergunning onder het overgangsrecht komt te vallen. In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting voor het in stand houden van de bestaande landschappelijke elementen.
 
Verder zijn de niet van toepassing zijnde regels weggelaten.
 
Groen (artikel 4)
De gronden met de bestemming ‘Groen‘ zijn bedoeld voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de cultuurhistorische, natuurlijke en landschappelijke waarden van het bosgebied, met daaraan ondergeschikt waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
 
Archeologie (Artikel 5 en 6)
De gronden met de bestemming ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde hoog’ alsmede ‘Waarde - Archeologische verwachtingswaarde middelhoog’ zijn bedoeld voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de archeologische waarden, met daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.
6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
   
6.1 Economische uitvoerbaarheid
 
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de (toekomstige) eigenaren van de westelijke alsmede middelste kavels.
6.2 Inspraak en overleg
 
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
 
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is door het college het voorontwerp bestemmingsplan worden toegezonden aan de provincie Drenthe en waterschap Drents Overijsselse Delta (DOD). Bij brief van 6 juli 2018 hebben gedeputeerde staten van Drenthe aangegeven dat het ontwerpbestemmingsplan geen aanleiding geeft tot aan- en opmerkingen.
 
Namens het dagelijkse bestuur van DOD is bij mail van 9 juli 2018 aangegeven dat de uitwerking van het watertoetsdocument te summier in het ontwerpbestemmingsplan en het bijbehorende inrichtingsplan tot uitwerking is gekomen. Het ontwerpbestemmingsplan en bijbehorende inrichtingsplan is daarop aangepast. Voor de overweging van de ingebrachte vooroverleg reacties wordt verwezen naar de reactienota (bijlage 2).
 
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan heeft als ontwerp ter visie gelegen van 19 maart tot en met 29 april 2020. Tijdens de periode van terinzagelegging zijn geen zienswijzen ontvangen.