direct naar inhoud van Artikel 3 Kantoor
Plan: Benderse 20 te Ruinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00279-0401

Artikel 3 Kantoor

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren
  • b. tuinen en erven;
  • c. groenvoorzieningen
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • f. een toegangsweg ter plaatse van de aanduiding 'infrastructuur';
  • g. opslag en een werkplaats ter plaatse van de aanduiding 'opslag';

met de daarbij behorende

  • h. gebouwen;
  • i. bouwwerken, geen gebouw zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal de op de verbeelding aangegeven goot- en bouwhoogte;
  • c. de dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60° Een ontheffing voor 30 m2 is mogelijk voor een plat dak mits niet hoger dan 3,5 meter..
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. van luifels, vlaggen- en andere masten 8 m;
    • 2. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
3.2.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifiek vorm van kantoor uitgesloten- parkeren' is het niet toegestaan gronden te gebuiken ten behoeve van te parkeren.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 onder a voor het

bouwen buiten het bouwvlak, mits:

a. tot maximaal 10 m buiten het bouwvlak wordt gebouwd;

b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;

c. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.