direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Speel- en IJsboerderij De Drentse Koe
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00275-0401

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • b. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden': voor het behoud en herstel van de ter plaatse aanwezige en/of te ontwikkelen landschappelijke waarden met behulp van struweel, houtwallen en singels;
  • d. dagrecreatieve voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. openbare nutsvoorzieningen;
  • f. educatief medegebruik;
  • g. infrastructurele en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. sloten, beken en daarmee gelijk te stellen waterlopen;
  • i. tuinen en erven;

met de daarbij behorende:

  • j. bedrijfsgebouwen;
  • k. ten hoogste één bedrijfswoning;
  • l. aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoningen;
  • m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • n. met de daarbij behorende parkeervoorzieningen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen gebouwen, niet zijnde bijbehorende bouwwerken, ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • b. de goothoogte maximaal 4,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 12,00 m bedraagt;
  • d. de dakhelling minimaal 15 en maximaal 60 graden bedraagt;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch' zijn agrarische gebouwen en ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met daaraan ondergeschikt dagrecreatie en educatie;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie' zijn uitsluitend gebouwen toegestaan voor dagrecreatie en educatie;
  • g. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven percentage van het bouwvlak;
  • h. de afstand van een vrijstaand gebouw respectievelijk blok van aaneengebouwde gebouwen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt tenminste 5,00 m, dan wel een kleinere afstand, indien daarvan sprake is in bestaande situatie.
3.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen de bouwvlakken;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 3,00 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken maximaal 7,00 m bedraagt;
  • d. de gronden buiten het bouwvlak onbebouwd blijven en;
  • e. de gezamenlijke vloeroppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning maximaal 100 m2 bedraagt;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. silo's en bassins niet zijn toegestaan buiten het bouwvlak;
  • b. de hoogte van een silo maximaal 12,00 m bedraagt;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5,00m bedraagt;
  • d. torensilo's, kassen en tunnelkassen niet zijn toegestaan.
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een landelijke bouwvorm;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. een goede clustering van gebouwen;
  • h. de archeologische, cultuurhistorische, natuurlijke danwel landschappelijke waarde.
3.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. sublid 3.2.1 onder b. en toestaan dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen wordt vergroot tot 5,50 m, mits:
    • 1. dit geen afbreuk doet aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de bouwvorm landelijk is;
    • 3. dit niet leidt tot een belemmering van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 4. dit geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarde.
  • b. sublid 3.2.2 onder h. en toestaan dat de afstand van bedrijfsgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens wordt verkleind, mits:
    • 1. dit geen afbreuk doet aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. dit niet leidt tot een verminderde verkeersveiligheid;
    • 3. dit niet leidt tot een beperking van de milieusituatie van het bedrijf of nabijgelegen bedrijven;
    • 4. dit niet leidt tot een verminderde sociale veiligheid;
    • 5. dit niet leidt tot een belemmering van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 6. dit geen afbreuk doet aan de archeologische, cultuurhistorische, natuurlijke danwel landschappelijke waarden.
  • c. sublid 3.2.3 onder a. en toestaan dat silo's en bassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de silo direct aansluitend op het bouwvlak wordt gebouwd;
    • 2. de oppervlakte van een silo of een bassin ten hoogste 750 m2 bedraagt;
    • 3. de hoogte van een silo of bassin ten hoogste 3,50 m exclusief afdekking bedraagt;
    • 4. de silo landschappelijk wordt ingepast.
  • d. sublid 3.2.3 onder c. en toestaan de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot 12,00 m, mits:
    • 1. dit geen afbreuk doet aan een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. dit niet leidt tot een verminderde verkeersveiligheid;
    • 3. dit niet leidt tot een verminderde sociale veiligheid;
    • 4. dit niet leidt tot een belemmering van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 5. dit geen afbreuk doet aan de cultuurhistorische en landschappelijke waarden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel, met uitzondering van tijdelijke opslag van akkerbouwproducten;
  • b. het gebruik voor een intensief veehouderijbedrijf;
  • c. het gebruik van bouwwerken voor verblijfsrecreatie;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • e. het gebruik van de gronden als erf buiten het bouwvlak;
  • f. het dempen van beken.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Opslag buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor de opslag van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwperceel langer dan één jaar, met dien verstande dat het direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt.

3.6.2 Gebouwen ten behoeve van dagrecreatie

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor het toestaan van logiesverstrekking in bouwwerken, mits:

  • a. een strook van 10 meter langs de bestemmingsgrenzen wordt aangewend voor de landschappelijke inpassing van het terrein;
  • b. voorzieningen geclusterd worden gebouwd. Gebouwtjes ten behoeve van onderhoud en beheer en sanitaire voorzieningen kunnen verspreid over een terrein worden gesitueerd;
  • c. omliggende functies hierdoor niet in de gebruiksmogelijkheden worden beperkt.
3.6.3 Detailhandel

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5 voor het toestaan van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de producten afkomstig zijn van het agrarisch bedrijf en overwegend ter plaatse worden bereid en verwerkt;
  • b. vestiging plaatsvindt in de bestaande bebouwing;
  • c. detailhandel een lokaal verzorgingsgebied heeft dat niet van invloed is op het winkelapparaat in de kernen;
  • d. reclame-uitingen niet zijn toegestaan;
  • e. parkeren op eigen erf plaatsvindt.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod

Het is verboden om zonder of in afwijking van omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanplanten van bomen en/of houtgewas, over een oppervlakte van meer dan 100 m2 voorzover niet gelegen binnen een bouwperceel of binnen de aanduiding 'landschapswaarden';
  • b. het kappen en/of rooien van houtwallen en/of singels voorzover deze zijn aangeduid met 'landschapswaarden';
  • c. het verharden van het agrarisch perceel-, kavelontsluitings- en/of onderhoudswegen buiten het bouwperceel met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwvlak met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
  • e. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ter plaatse van de aanduiding 'dagrecreatie', met uitzondering van de skelterbaan, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 ;
  • f. het aanleggen van fiets-, voet- en/of ruiterpaden buiten het bouwvlak;
  • g. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden, zodanig dat er een verschil in hoogte, c.q. diepte ten opzichte van het bestaande maaiveld ontstaat van meer dan 30 cm;
  • h. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van dagrecreatie buiten het bouwvlak;
  • i. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de aanleg van paardrijdbakken;
  • j. het graven of dempen van sloten en daarmee gelijk te stellen waterlopen, uitsluitend indien dit een wijziging van het kavelpatroon tot gevolg heeft;
  • k. het aanleggen van wegen ten behoeve van gebiedsontsluiting;

3.7.2 Uitzondering op het verbod

Het verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.7.3 Toepassingsvoorwaarden

De in lid 3.7.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend na toetsing aan de hand van het volgende schema vanuit de vraag of er al dan niet sprake is van een onevenredige afbreuk aan het landschap, de cultuurhistorie en/of de natuur en of de agrarische of dagrecreatieve activiteit al dan niet kan worden toegestaan:

Gevolgen van de activiteit
voor landschap, cultuurhistorie
of natuur  
Vrijwel afwezig   Matig   Groot  
Nut van de agrarische of dagrecreatieve activiteit        
Gering   Toestaan   Niet toestaan,
tenzij onder
voorwaarden  
Niet toestaan  
Redelijk groot   Toestaan   Toestaan
onder voorwaarden  
Niet toestaan,
tenzij onder
voorwaarden  
Groot   Toestaan   Toestaan   Toestaan, mits
compensatie  

3.8 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de aanduiding 'zorgboerderij' op de verbeelding wordt aangebracht, met dien verstande dat:
    • 1. directe relatie tussen het agrarisch bedrijf en de sociaal-medische opvang van al dan niet lichamelijk en/of verstandelijk gehandicapte personen, in die zin dat de personen die elders woonachtig zijn, behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten. De zorgfunctie is ondergeschikt aan de hoofdfunctie;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen voor sociaal-medisch woonverblijf gezamenlijk ten hoogste 500 m2 bedragen;
  • b. de gronden buiten het bouwvlak op de verbeelding worden voorzien van de aanduiding 'mestopslag toegestaan', mits:
    • 1. de oppervlakte van een mestsilo ten hoogste 1500 m2 bedraagt;
    • 2. de hoogte van een mestsilo inclusief afdekking ten hoogste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de situering uitsluitend direct aangrenzend aan het bouwvlak plaatsvindt.
  • c. bouwvlakken en/of aanduidingsvlakken aangepast danwel vergroot worden, mits er sprake is van een goede landschappelijke inpassing;
  • d. de bestemming Agrarisch wordt gewijzigd in de bestemming Woondoelinden, mits:
    • 1. is gebleken dat gebruik ten behoeve van agrarisch (aanverwante) bedrijfsactiviteiten danwel de gebiedseigen functies niet mogelijk is, bijvoorbeeld als beheers- en verblijfsgebouw voor de functies natuur, landschap of bosbouw en eventuele landschappelijk storende stallen of andere voormalige bedrijfsbebouwing eventueel met toepassing van een vorm van compensatie kunnen worden gesaneerd, tenzij het vervangende nieuwbouw van een bestaande woning betreft;
    • 2. ingeval van vervangende nieuwbouw de herbouw plaatsvindt op dezelfde plaats, tenzij een andere plaats vanuit milieuhygiënisch oogpunt noodzakelijk is;
    • 3. de afstand tot agrarische bedrijven niet leidt tot de ontwikkelingsmogelijkheden van die agrarische bedrijven;
    • 4. alle met het wonen of het bedrijf verbonden functies ondergebracht worden in het hoofdgebouw en de daarbijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 5. de woning aansluit op de maat en schaal van het aanwezige bebouwingsbeeld in de directe omgeving;
    • 6. het aantal woningen niet toeneemt;
    • 7. de bepalingen uit artikel 8 en artikel 3 lid 3 sub 3.4 uit het bestemmingsplan Buitengebied De Wolden/Artikel 30 WRO-herziening, zoals opgenomen in Bijlage 1 bij deze regels, in acht worden genomen.