Plan: | Leidingtracés NAM |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.BP00257-0401 |
Hieronder worden de wateraspecten besproken. Deze wateraspecten worden besproken met de waterbeheerder: Waterschap Reest en Wieden.
Grondwater
Uit de grondwaterkaart van de gemeente volgt dat de grondwaterstand over het algemeen laag is. In het totale plangebied voor het Aardgas+ project komen zowel hogere als lagere grondwaterstanden voor.
Als gevolg van bemaling zal tijdens de aanlegfase de grondwaterstand verlaagd worden. De verlaging is echter kort van duur en de invloed naar de omgeving is over het algemeen beperkt. Nabij de aan te leggen aardgasleiding van de locatie De Wijk-200 naar de bestaande aardgasleiding en stikstofleiding tussen de locaties De Wijk-17 en De Wijk-24 zijn geen zettingsgevoelige bodemlagen aanwezig. De tijdelijke grondwaterstandsverlaging heeft bij de aanleg van deze leidingen geen permanente effecten.
Vanwege de aanwezigheid van zettingsgevoelige bodemlagen nabij het tracé van de nieuwe stikstofleiding tussen De Wijk-20 en De Wijk-15 is bij bemaling in de aanlegfase enige zetting te verwachten. Vanwege de afstand tot de bebouwing worden echter geen effecten op de bebouwing verwacht.
De leiding tussen De Wijk-17 en De Wijk-24 ligt weliswaar niet in een gebied met een zettingsgevoelige bodem, echter vanwege de korte afstand van een woning aan de Koekangerveldweg tot het tracé (30 meter) treedt hier mogelijke zettingsschade op. Er wordt geadviseerd dit object nader te onderzoeken door middel van een grondonderzoek, om in een latere fase uitsluitsel te geven of aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
Van een toename van verhard oppervlak als gevolg van de aanleg van de leidingen is geen sprake.
Oppervlaktewater
Open water maakt van nature geen onderdeel van een kleinschalig slagenlandschap, wat het gebied kenmerkt. Sloten daarentegen wel. De beken en kanalen zijn beeldbepalend; water kleurt duidelijk het buitengebied. Het watersysteem is gestuurd voor de landbouw, de watergangen hebben een aan- of afvoerende functie. De waterpeilen in de gemeente variëren sterk. In het oosten van de gemeente wordt een streefpeil van tussen de 5 à 10 m+NAP gehanteerd. In het westen van de gemeente ligt dit tussen de 0 en 5 m+NAP. De afwateringrichting binnen de gemeente is van oost naar west.
De kwaliteit van het oppervlaktewater wordt niet aangetast, de aanlegfase hierop uitgezonderd. Tijdens de aanlegfase kan de kwaliteit van het oppervlaktewater worden aangetast door het lozen van bemalingswater. Wanneer de kwaliteit van dit lozingswater (redelijk) overeenkomt met het ontvangende water is het effect klein. De belangrijkste parameters die gelden voor de waterkwaliteit zijn ijzer en chloride. Nabij de nieuwe aardgasleiding van de locatie De Wijk-200 naar de bestaande aardgasleiding zijn in het bemalingswater geen overschrijdingen van de normen voor de parameters ijzer en chloride aangetroffen (Bemalingsrapport ten behoeve van optimalisatie gaswinning De Wijk, Oranjewoud, 21 juli 2010).
Langs de tracés van de stikstofleidingen tussen De Wijk-20 en De Wijk-15, tussen De Wijk-17 en De Wijk-24 en tussen De Wijk-24 en De Wijk-200 zijn lokaal relatief hoge gehalten aan ijzer aangetroffen (Bemalingsrapport ten behoeve van optimalisatie gaswinning De Wijk, Oranjewoud, 21 juli 2010). In overleg met het waterschap wordt bepaald of een vervolgstap nodig is alvorens het water geloosd kan worden.
Voor de aanleg van de transportleidingen worden watergangen gekruist, maar dat leidt niet tot beperking in het functioneren.
Bij het gebruik van bluswater tijdens calamiteiten kunnen er mogelijk negatieve effecten optreden voor het oppervlaktewaterstelsel en het grondwater.
Bodemdaling
Winning van gas kan leiden tot bodemdaling door compactie. Dit komt doordat de druk in het diepe reservoir afneemt. De poreuze gashoudende formatie wordt iets ingedrukt door het gewicht van de dikke laag aarde erboven. Dat verschijnsel wordt 'compactie' genoemd. Aan het aardoppervlak kan de compactie zich vertalen in een gelijkmatige, schotelvormige bodemdaling.
In een autonome situatie zal met de huidige gaswinning tot 2019 de maximale bodemdaling naar verwachting circa 10 centimeter bedragen. Met een onzekerheid in de prognose van 20% leidt dit tot een maximale bodemdaling van circa 12 centimeter. In de huidige situatie is de verwachte 10 cm in 2010 bijna bereikt, dit vanwege het feit dat de voorkomens reeds voor 92% geproduceerd zijn.
De aanvullende maximale bodemdaling die voorzien wordt ten gevolge van de verlengde gaswinning (Aardgas+) is circa 10 cm, met eveneens een onzekerheid van 2 cm leidt dit additioneel tot een maximale bodemdaling van 12 cm.
Inclusief de onzekerheid per situatie zal de huidige winning plus de verlengde gaswinning (Aardgas+) tot een maximale bodemdaling van in totaal 24 centimeter leiden.
Bodemdaling kan de waterhuishouding en de afwatering beïnvloeden. Hierdoor kan het nodig zijn maatregelen te nemen, bijvoorbeeld de aanleg van gemalen of sluizen.
Beïnvloeding van de waterhuishouding kan ook gevolgen hebben voor de ontwatering van agrarische percelen. Door bodemdaling kan een relatieve stijging van het waterpeil ten opzichte van het maaiveld optreden waardoor percelen natter worden. Waterpeilen zijn vastgelegd in peilbesluiten. De normen van de peilbesluiten kunnen door bodemdaling worden overschreden, waardoor aanpassingen in waterpeilen en waterafvoer nodig zijn.
De bodemdaling zoals hierboven genoemd heeft overigens geen consequenties voor de ligging en stabiliteit van de leidingen en de daarmee gepaard gaande externe veiligheidsrisico's.