direct naar inhoud van 7.3 Gewijzigde vaststelling na uitspraak Raad van State
Plan: Bestemmingsplan Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00248-0405

7.3 Gewijzigde vaststelling na uitspraak Raad van State

Bij besluit van 27 oktober 2011 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan "Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen" vastgesteld. Tegen dit besluit hebben drie appelanten beroep ingesteld. Op 10 juli 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: ABRS) een uitspraak gedaan over het bestemmingsplan "d'Olde Kamp te Ansen". De uitspraak van de Afdeling is opgenomen in bijlage 14 van deze toelichting.

Als gevolg van de uitspraak is voor zover het betreft artikel 5, lid 5.4.1, van de planregels vernietigd. Conform de uitspraak van de Afdeling is dit binnen 4 weken na verzending van de uitspraak verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan, dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.

Als gevolg van deze uitspraak heeft de gemeenteraad via vaststelling van onderhavig bestemmingsplan conform de opdracht van de Afdeling binnen 16 weken een nieuw besluit (partiële hervaststellling) genomen ten aanzien van het onderstaande:

Aanpassing noordelijke bouwvlak

100 meter richtafstand agrarisch bedrijf

Uit de uitspraak van de ABRS blijkt dat de grens van het meest noordelijke bouwvlak voor de recreatiewoningen gedeeltelijk samenvalt met de cirkel met een straal van 100 m met als middelpunt de hoek van de dichtstbijzijnde stal op het terrein van perceel Dwingelerweg 33. Deze stal bevindt zich echter op enkele meters van de rand van het bouwperceel. Indien van de grens van het bouwperceel wordt uitgegaan, zoals in de VNG-brochure wordt aanbevolen, valt een deel van het bouwvlak voor de recreatiewoningen binnen de - indicatieve - richtafstand van 100 m. Nu de raad met betrekking tot de afstand tussen het agrarische bedrijf en het meest noordelijke bouwvlak voor de recreatiewoningen heeft beoogd aan te sluiten bij de richtafstanden uit de VNG-brochure, is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid is voorbereid. Het bestreden besluit is op dit punt in strijd met artikel 3:2 van de Awb en dient in zoverre te worden vernietigd.

50 meter richtafstand mestbassin

Uit de uitspraak van de ABRS volgt tevens dat de raad in de plantoelichting en in de reactie op de zienswijzen over het ontwerpplan heeft gesteld, dat op grond van het Besluit mestbassins milieubeheer, zoals dat luidde ten tijde van de vaststelling van het plan, een afstand van 50 m rond het mestbassin in acht moet worden genomen en dat daaraan wordt voldaan. Ter zitting heeft de raad erkend, dat de afstand van de grens van het bouwvlak tot het mestbassin niet goed is gemeten en dat een deel van het bouwvlak is gelegen binnen de hindercirkel rond het mestbassin. Nu de raad het plan in zoverre niet heeft vastgesteld zoals hij heeft beoogd, is het bestreden besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het bestreden besluit is in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb vernietigd.

De ABRS heeft daarom het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 27 oktober 2011 (kenmerk XVI/8) voor zover het bereft het meest noordelijk gelegen bouwvlak binnen het noordelijke plandeel met de bestemming "Recreatie - 2" vernietigd.

In de uitspraak draagt de ABRS de raad van de gemeente De Wolden op om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het bouwvlak en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Op grond van bovenstaande is het meest noordelijke bouwvlak binnen het noordelijk plandeel met de bestemming "Recreatie - 2" aangepast, in die zin dat:

  • een afstand van minimaal 100 meter is aangehouden, gemeten vanaf het bouwvlak van het agrarisch bedrijf op perceel Dwingelerweg 33;
  • een afstand van minimaal 50 meter is aangehouden gemeten vanaf de rand van het mestbassin.

Over de afstand van het bouwvlak tot het mestbassin wordt het volgende opgemerkt. Ten tijde van de vaststelling van het bestemming gold een minimale afstand van 50 meter op grond van het Besluit mestbassins milieubeheer. Inmiddels is het Activiteitenbesluit hierop van toepassing. Op grond van het Activiteitenbesluit dient ook een afstand van 50 meter te worden aangehouden.

Hieronder is eerst een uitsnede van de plankaart weergeven waarop het bouwvlak is aangegeven, dat is vernietigd met de uitspraak van de Afdeling (linkse figuur). Het aangepaste bouwvlak is in het figuur daarnaast weergegeven (rechtse figuur).

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00248-0405_0022.png"

Bindende regeling voorkomen lichtuitstraling

In het rapport "Uitbreiding recreatiepark d’Olde Kamp Ansen, Toetsing Natuurwetgeving" van mei 2008, zoals gewijzigd in augustus 2011 (hierna: de Natuurtoets) is het aspect verstoring door verlichting onderzocht. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting leidt de Afdeling af dat de raad het ter voorkoming van verstoring van diersoorten door verlichting op het terrein noodzakelijk acht dat de maatregelen tegen lichtuitstraling worden getroffen die in de Natuurtoets zijn vermeld.

De planregels garanderen echter niet dat deze maatregelen daadwerkelijk worden getroffen. Alleen de maximale hoogte van de lichtmasten is in de planregels vastgelegd. Nu voor de verstoring van foerageergebieden en vliegroutes van vleermuizen en steenuilen die niet samenvallen met vaste rust- en verblijfplaatsen bovendien geen ontheffing op grond van de Flora- en faunawet (hierna: Ffw) is vereist, kan ook in dat verband het treffen van de in de Natuurtoets omschreven maatregelen tegen lichtuitstraling niet worden afgedwongen.

De Afdeling is derhalve van mening, dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt had kunnen stellen, dat het plan, voor zover in de artikelen 4, 5 en 6 van de planregels niet is voorzien in een bindende regeling om het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichtuitstraling te verzekeren, strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Het bestreden besluit dient, voor zover niet in een dergelijke bindende regeling in de planregels is voorzien, wegens strijd met artikel 3.1 van de Wro te worden vernietigd.

De ABRS heeft daarom het besluit van de raad van de gemeente De Wolden van 27 oktober 2011 (kenmerk XVI/8) vernietigd voor zover in de artikelen 4, 5 en 6 van de planregels niet is voorzien in een bindende regeling om het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichtuitstraling te verzekeren.

In de uitspraak draagt de ABRS de raad van de gemeente De Wolden op om binnen 16 weken na verzending van de uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van artikel 4, 5 en 6 en te voorzien in een bindende regeling om het treffen van maatregelen ter voorkoming van lichtuitstraling te verzekeren. en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken.

Uit de Natuurtoets volgt het volgende: Vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels blijven onverlicht. Indien vanuit sociaal oogpunt of verkeersveiligheid verlichting noodzakelijk is, wordt aangepaste verlichting (beperkte uitstraling) toegepast. Verder blijven belangrijke in de omgeving liggende foerageergebieden onverlicht. Door de beperkte toename van verlichting en het inpassen van de mitigerende maatregelen in het ontwerp van het recreatiepark worden er geen wezenlijke effecten op aanwezige vleermuizen verwacht.

In de regels is daar als volgt in voorzien:

Artikel 4 (Recreatie - 1)

  • 4. In artikel 4 wordt na lid 4.1 sub g een sub h en i ingevoegd (onder doornummering van de overige subleden), die als volgt luiden:

mede bestemd voor:

h. het behoud van bestaande natuurwaarden waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, 'hop-overs', nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming;

met het oog op het gestelde onder h mogen:

  • vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht.

  • 5. In artikel 4 wordt na lid 4.4. sub d een sub e ingevoegd, die als volgt luidt:

e. het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor:

1. vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;

2. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

Met het oog op het gestelde onder e dient, indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen deze bestemming), uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt.

  • 6. In artikel 4 wordt na lid 4.5.3 sub b een sub c, d en e. toegevoegd, die als volgt luiden:

c. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt waardoor vliegroutes, 'hop-overs' en nesten binnen en buiten het plangebied en foerageergebied binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt

d. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt, waardoor foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

e. met het oog op het gestelde onder c end dient uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat:

    • 1. deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en het foerageergebied van vogels en vleermuizen binnen het plangebied niet zodanig zullen verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt, en
    • 2. geen lichtuitstraling plaatsvindt op fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving van het plangebied.

Artikel 5 (Recreatie - 2)

  • 7. In artikel 5 wordt in na lid 5.1 sub d een sub e (onder doornummering van de overige subleden) ingevoegd, die als volgt luidt:

e. het behoud van bestaande natuurwaarden waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, 'hop-overs', nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming;

met het oog op het gestelde onder e mogen:

  • vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht.

  • 8. In artikel 5 wordt na lid 5.5. sub c een sub d ingevoegd, die als volgt luidt:

d. het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor:

    • 1. vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
    • 2. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

Met het oog op het hiervoor gestelde dient indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen deze bestemming) uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt.

  • 9. In artikel 5 wordt na lid 5.5 een lid 5.6 toegevoegd, die als volgt luidt:

5.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.7.1 Algemene regel

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van beplanting;

5.7.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

5.7.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van

  • a. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt waardoor vliegroutes, 'hop-overs' en nesten binnen en buiten het plangebied en foerageergebied binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
  • b. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt, waardoor foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.
  • c. met het oog op het hiervoor gestelde dient uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat:
    • 1. deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en het foerageergebied van vogels en vleermuizen binnen het plangebied niet zodanig zullen verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt, en
    • 2. geen lichtuitstraling plaatsvindt op fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving van het plangebied.

Artikel 6 (Verkeer)

  • 10. In artikel 6 wordt in na lid 6.1 sub d een sub e (onder doornummering van de overige subleden) ingevoegd, die als volgt luidt:

en mede bestemd voor:

e. het behoud van bestaande natuurwaarden waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, 'hop-overs', nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming;

met het oog op het gestelde onder e mogen:

  • vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht.

  • 11. In artikel 6 wordt lid 6.4 'Specfieke gebruiksregels'toegevoegd, die als volgt luidt:

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor:

  • a. vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
  • b. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

Met het oog op het hiervoor gestelde dient, indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen deze bestemming), uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt.

Met de partiële hervaststelling van bestemmingsplan zijn naar aanleiding van de uitspraak van de afdeling alleen bovenstaande regels aangepast en onderhavige paragraaf 7.3 toegevoegd. Deze regels en aanpassing aan de toelichting zijn direct intregraal verwerkt in het vigerende plan.