direct naar inhoud van 4.7 Waterparagraaf
Plan: Bestemmingsplan Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00248-0405

4.7 Waterparagraaf

Procesbeschrijving

Voor de uitbreiding van recreatiepark d'Olde Kamp is een toekomstvisie opgesteld, waarin de voorgenomen waterhuishouding is opgenomen. Dit plan is besproken met waterschap Reest en Wieden en door hen voorzien van een reactie.

Bij de start van het watertoetsproces is door waterschap Reest en Wieden een watertoetsdocument afgegeven met daarin de bestaande huishouding en concrete uitgangspunten voor het plan. Dit document en de waterhuishouding zoals opgenomen in de voor het recreatiepark opgestelde toekomstvisie is op 15 december 2008 besproken met het waterschap, te weten de heer Manenschijn en mevrouw Jolink. Aan de hand van de toelichting en de reactie van het waterschap op de waterhuishouding, zoals opgenomen in de toekomstvisie, zijn er meerdere varianten voor de toekomstige waterhuishouding opgesteld. Op 20 maart 2009 zijn deze varianten in een overleg met de gemeente en het waterschap besproken. Vanuit de opdrachtgever is de voorkeur uitgesproken voor de in deze waterparagraaf besproken variant. Mits voldoende goed onderbouwd door onder andere geohydrologisch onderzoek kan het waterschap en de gemeente ook instemmen met deze waterhuishoudkundige inrichting.

Geohydrologisch onderzoek heeft plaats gevonden en de beschreven variant is nader uitgewerkt. Deze rapportage 'Uitwerking voorkeursalternatief waterhuishouding d'Olde Kamp (Oranjewoud, projectnummer 169666, revisie 01, d.d. 10 oktober 2009)' is gestuurd naar zowel het waterschap als de gemeente. De rapportage is op basis van de reactie van waterschap en gemeente aangepast en dient als achtergronddocument van deze waterparagraaf. De rapportage is samengevat en verwerkt in deze waterparagraaf.

Huidige situatie

In de huidige situatie is het plangebied geheel onverhard. De bestemming van het plangebied is nu een agrarische. Momenteel is het plangebied begroeit met gras.

Maaiveldhoogte

De maaiveldhoogte van het plangebied varieert van circa NAP +6,3 meter aan de oostzijde tot NAP +4,9 meter aan de westzijde van het gebied.

Waterhuishouding

Het plan ligt in het stroomgebied van de Oude Vaart. In figuur 18 is het oppervlaktewatersysteem in en rondom het plangebied weergegeven. Het noordelijke en het zuidelijke deel van d'Olde Kamp worden gescheiden door een A-watergang van het waterschap. De A-watergang heeft een belangrijke afvoerfunctie voor het bovenstrooms gelegen gebied en een belangrijke aan- en afvoerfunctie voor onder andere het landbouwgebied ten zuiden van d'Olde Kamp.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00248-0405_0019.png"

Figuur 18: oppervlaktewatersysteem d'Olde Kamp

De watergang nabij de Dwingelerweg is voorzien van een stuw. Het bovenstroomse peil wordt op deze wijze op circa NAP +5,0 meter gehouden. De bovenstroomse watergang wordt enkel gevoed met water afkomstig van het Dwingelderveld. In de zomer voert deze watergang geregeld nauwelijks water af en stroomt er zodoende geen water over de stuw.

In het benedenstroomse peilvak wordt ten behoeve van de landbouw gewerkt met een zomer en een winterpeil. Het peilvak wordt in de zomerperiode gestuurd op NAP +4,3 meter. Hiertoe wordt water aangevoerd door middel van de watergang gelegen langs de Noorddijk. Het blijkt dat het niet de hele zomer lukt om dit peil te handhaven. Als gevolg hiervan valt de A-watergang nabij de stuw in de zomer geregeld droog. In de winter wordt het benedenstrooms gelegen peilvak gestuurd op NAP +3,8 meter. Gemiddeld gezien is er in deze periode sprake van een waterafvoer.

Huidige wateroverlast

De drooglegging benedenstroom varieert van 0,6 tot 1,6 meter. De drooglegging in het bovenstrooms gelegen deel varieert van 0,9 tot 1,5 meter. Uit overleg met het waterschap blijkt echter dat het peil in het benedenstrooms gelegen peilvak incidenteel sterk kan stijgen, tot boven NAP +5,0 meter. Hierdoor inundeert een gedeelte van het plangebied. Ten tijde van deze overlastsituaties blijkt de Noorddijk niet te inunderen. De Noorddijk heeft een niveau van circa NAP +5,7.

Huidige grondwatersituatie

Op basis van uitgevoerd literatuuronderzoek en veldonderzoek is de verwachte gemiddeld hoogste grondwaterstand (GHG) en gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG) bepaald. In figuur 19 is de GLG en GHG weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00248-0405_0020.png"

Figuur 19: verwachte GLG en GHG in het plangebied

In natte perioden komt het grondwaterpeil in delen van het terrein tot 0,2 à 0,3 meter onder maaiveld.

Bodemopbouw

Door middel van veldonderzoek is de bodemopbouw tot 6 m-mv bepaald. Vanaf het maaiveld tot circa 0,5 m-mv is de grond zeer humeus. Plaatselijk zijn er veenlaagjes aangetroffen. Van 0,5 tot 2,0 m-mv bestaat de bodem voornamelijk uit zwak siltig matig fijn zand. Plaatselijk komen zandige leemlagen voor. Vanaf 2 m-mv tot 6 m-mv bestaat de bodem voornamelijk uit zeer fijne, matig siltige zanden. Ook op dit dieptetraject komen plaatselijk zandige leemlagen voor.

De voorgenomen ontwikkeling 

In figuur 20 is de toekomstige (waterhuishoudkundige) inrichting van d'Olde Kamp schematisch weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.BP00248-0405_0021.png"

Figuur 20: voorgenomen ontwikkeling d'Olde Kamp

In de volgende beschrijving is aangegeven hoe bij het inrichten van het park rekening is gehouden met het aspect water, waarbij zowel gekeken is naar de benodigde functies in het park als de huidige functies buiten het park. De bestaande situatie in het oostelijk deel van het recreatieterrein wijzigt niet en is derhalve buiten beschouwing gelaten in deze waterparagraaf.

Voorkomen grondwateroverlast en wateroverlast in plangebied

Het gehele plangebied wordt, om voldoende bescherming te bieden tegen incidenteel hoog oppervlaktewater, opgehoogd tot minimaal NAP +5,34 meter. De woningen (vloerpeil) worden op minimaal NAP +5,7 meter aangelegd. Daarnaast worden wegen en bebouwing minimaal 0,7 meter boven de verwachte GHG aangelegd.

Inpassing in huidig waterhuishoudkundig systeem

De waterhuishouding aan de westzijde (vanaf het bos) blijft gelijk aan de huidige situatie (zie punt 1 in figuur 20). Dit betekent dat het peil gestuurd wordt op een peil van NAP +3,8 meter in de winter en NAP+4,3 meter in de zomer. De landbouwgebieden die afhankelijk zijn van deze peilen ondervinden zodoende geen hinder van de aanleg van het park.

Aan de oostzijde worden de waterpartijen aangelegd (zie punt 2 in figuur 20). Er wordt een stuw geplaatst om het water in de vijvers vast te kunnen houden. Deze stuw wordt op minimaal 15 meter van het landbouwgebied geplaatst om te voorkomen dat de landbouw hinder ondervindt van het nieuwe hogere oppervlaktewaterpeil. De stuw wordt voorzien van een overstorthoogte van NAP +5,0 meter. Op deze wijze wordt het waterpeil in de vijvers gestuurd op een maximaal peil van NAP +5,0 meter. Het minimale peil is afhankelijk van de voeding vanuit het grondwater en voeding vanuit de bovenstrooms gelegen A-watergang, die water afvoert vanuit het Dwingelderveld. Op basis van de grondwaterstanden wordt verwacht dat het minimale peil circa NAP +4,5 meter bedraagt.

De bestaande stuw aan de oostzijde van het gebied blijft gehandhaafd (zie punt 4 in figuur 20). Ook deze stuw heeft een overstorthoogte van NAP +5,0 meter. Door de stuw te handhaven wijzigt de waterhuishouding aan de bovenstroomse zijde van de stuw niet.

Aan de noordzijde van het plangebied is een kavelsloot aanwezig om overtollig water vanuit het landbouwgebied en de aanliggende woning af te kunnen voeren (zie punt 5 in figuur 20). Door de aanwezigheid van deze sloot wordt voorkomen dat de aanleg van de vijvers leidt tot vernatting van de landbouwpercelen aan de noordzijde van het gebied.

Door de waterhuishouding aan de oostzijde en de noordzijde van het plangebied onveranderd te laten wordt voorkomen dat het omliggende landbouwgebied extra hinder in de vorm van droogteschade of vernattingschade ondervindt.

Tot slot wordt opgemerkt dat er in de beoogde situatie meer water wordt vastgehouden in het plangebied dan voorheen, waardoor er minder grondwater vanuit het gebied Dwingelderveld zal verdwijnen. Dit heeft een (beperkt) positief effect op de verdrogingsproblematiek aldaar.

Compensatie verhard oppervlak

Het totale oppervlak van het plangebied is circa 13 ha. In de huidige situatie is het terrein onverhard. In de nieuwe situatie zal er circa 20% van het terrein verhard of deels verhard worden. Er is voldoende groen aanwezig om het hemelwater van dit verharde oppervlak te verwerken. Desondanks is er gekozen om het verharde oppervlak aan te sluiten op de aan te leggen vijverpartijen.

Het waterpeil van de vijvers zal in de zomer veelvuldig lager zijn dan NAP+5,0 meter (de overstorthoogte). Hierdoor ontstaat er met name in de zomer extra ruimte voor waterberging. Zeker bij extreme neerslagsituaties levert dit voordelen op voor de gebieden stroomafwaarts.

Riolering

In de Dwingelerweg is persriolering aanwezig. Getoetst moet worden of de riolering capaciteit genoeg heeft om het extra vuilwateraanbod dat ontstaat door de ontwikkeling van het park te ontvangen. Mocht dit niet het geval zijn dan zal in overleg met de gemeente bepaald moeten worden welke wijzigingen noodzakelijk zijn om de capaciteit te vergroten.

Waterkwaliteit en ecologie

Bij de ontwikkeling van het park wordt het gebruik van materialen die het water kunnen verontreinigen zoveel mogelijk tegen gegaan. De oevers worden waar mogelijk natuurvriendelijk ingericht.

Volkgezondheid

Waar mogelijk worden de oevers voorzien van een flauw talud, zodat het verdrinkingsgevaar gereduceerd wordt.

Beheer en onderhoud

  • De waterpartijen in het park worden door de eigenaar onderhouden.
  • De onderhoudsplicht voor kavelsloten ligt bij de eigenaren van de aanliggende percelen. Dit betekent dat, waar er kavelsloten op de rand van het ontwikkelingsgebied zijn, de eigenaar van d'Olde Kamp en de eigenaar van het landbouwgebied er gezamenlijk voor moeten zorgen dat deze sloot onderhouden wordt. Onderlinge afspraken dienen hiervoor gemaakt te worden. Tevens dient ruimte beschikbaar gehouden te worden om onderhoud mogelijk te maken.
  • Aan de zuidzijde van de A-watergang worden geen ingrepen verricht. Het maaipad zal gehandhaafd blijven. Aan de noordzijde van de A-watergang wordt in overleg met het waterschap de oever natuurvriendelijk ingericht.
  • Het waterschap wil meewerken aan het realiseren van een natuurvriendelijke oever aan de 'niet-maaipad-zijde'. Ook is het waterschap bereid het benodigde onderhoud uit te voeren. Hierbij is een voorwaarde dat onderhoud mogelijk blijft vanaf de overzijde. Onderhoud vindt enkel plaats voor zover het betrekking heeft op de aan- en afvoer van water (natte infra rondom de waterlijn). De landzijde van de natuurvriendelijke oever komt in beheer van de initiatiefnemers.