direct naar inhoud van Artikel 4 Recreatie - 1
Plan: Bestemmingsplan Recreatiepark d'Olde Kamp te Ansen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.BP00248-0405

Artikel 4 Recreatie - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dag- en verblijfsrecreatie;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning;
  • c. standplaats voor kampeermiddelen;
  • d. trekkersverblijven;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - weide': uitsluitend dierenweide;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij': tevens zorgeenheden en recreatieverblijven;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen als sanitaire voorzieningen, receptie, ondergeschikte detailhandel, sport- en recreatieve voorzieningen, ondergeschikte horeca in de vorm van een kantine of een restaurant, zorgvoorzieningen, dierenverblijven, materialenberging en werkplaats. Genoemde activiteiten / functies zijn gericht op de functie verblijfsrecreatie;

mede bestemd voor:

  • h. het behoud van bestaande natuurwaarden waaronder met name wordt begrepen het behoud van vliegroutes, 'hop-overs', nesten en foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming;

met het oog op het gestelde onder h mogen:

  • vliegroutes, 'hop-overs', nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • foerageergebieden van vogels en vleermuizen binnen deze bestemming niet, dan wel uitsluitend op zodanige wijze worden verlicht door of vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, dat deze niet meer door vogels en vleermuizen zullen worden gebruikt;
  • fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving vanwege openbare verlichting, terreinverlichting dan wel andere kunstmatige verlichting, niet worden verlicht.

met de daarbij behorende:

  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. groenvoorzieningen en bebossing;
  • l. wegen en paden;
  • m. aan zorg gerelateerde functies, ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij';
  • n. water;
  • o. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemene bouwregels
  • a. bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 4.1 omschreven doeleinden;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend binnen de aangegeven bouwvlakken worden opgericht;
  • c. het bebouwingspercentage bedraagt maximaal 4%.
4.2.2 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub b. genoemde bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. het aantal bedrijfswoningen bedraagt maximaal 1;
  • b. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de oppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 150 m².
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m²;
  • e. de goothoogte van een aan- of uitbouw of een bijgebouw bedraagt maximaal 3 m;
  • f. de dakhelling van de gebouwen bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.
4.2.3 Trekkersverblijven

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub d. genoemde trekkersverblijven gelden de volgende bepalingen:

  • a. het aantal trekkersverblijven bedraagt maximaal 6;
  • b. de oppervlakte van een trekkersverblijf bedraagt maximaal 40 m²;
  • c. de hoogte van een trekkersverblijf bedraagt maximaal 6 m.
4.2.4 Zorgboerderij

Ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van de zorgboerderij bedraagt maximaal 575 m²;
  • b. de goothoogte van de zorgboerderij bedraagt maximaal 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van de zorgboerderij bedraagt maximaal 9,5 m;
  • d. de dakhelling van de zorgboerderij bedraagt minimaal 15° en maximaal 60°;
  • e. het gezamenlijk aantal zorgeenheden en recreatieverblijven bedraagt maximaal 17.
4.2.5 Overige gebouwen

Voor het bouwen van overige in lid 4.1 genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte van de gebouwen bedraagt maximaal 4 m;
  • b. de dakhelling van de gebouwen bedraagt maximaal 60°.
4.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 4 m bedraagt.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • a. de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
    • 1. een samenhangend bebouwingsbeeld;
    • 2. behoud en herstel van het landschap;
    • 3. behoud en herstel van natuurlijke waarden;
    • 4. de milieusituatie;
    • 5. de verkeersveiligheid;
    • 6. de sociale veiligheid;
    • 7. cultuurhistorische waarden;
    • 8. archeologische waarden;
    • 9. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. de situering van terreinverlichting en andere lichtuitstralende elementen teneinde hinderlijke lichtuitstraling c.q. negatieve beïnvloeding van dieren te voorkomen.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend,

  • a. een niet-bedrijfsmatige exploitatie;
  • b. het gebruik van trekkersverblijven en standplaatsen voor kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van horecadoeleinden, zodanig dat de gezamenlijke horecavloeroppervlakte per bestemmingsvlak meer dan 150 m² bedraagt;
  • e. het plaatsen van verlichting op gronden en/of aan bouwwerken, niet zijnde vervanging van reeds voor het van kracht worden van dit bestemmingsplan aanwezige verlichting, waardoor:
    • 1. vliegroutes, 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen binnen en buiten het plangebied en foerageergebied van vogels en vleermuizen gelegen binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
    • 2. foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.

Met het oog op het gestelde onder e dient, indien na het in werking treden van dit bestemmingsplan nieuwe verlichting wordt aangebracht (binnen deze bestemming), uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en foerageergebieden van vogels en vleermuizen niet zodanig zullen verstoren dat het gebruik hiervan afneemt.

4.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.5.1 Algemene regel

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het verwijderen van beplanting;
  • b. het ontgronden (voorzover niet geregeld bij of krachtens de Ontgrondingenwet), afgraven, egaliseren en ophogen van gronden;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen, niet zijnde de terreinontsluiting, met een oppervlakte van meer dan 100 m².
4.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
4.5.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend met inachtneming van:

  • a. behoud en herstel van het landschap;
  • b. behoud en herstel van natuurlijke waarden;
  • c. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt waardoor vliegroutes, 'hop-overs' en nesten binnen en buiten het plangebied en foerageergebied binnen het plangebied niet meer als zodanig zullen worden gebruikt;
  • d. de voorwaarde dat er geen lichtuitstraling optreedt, waardoor foerageergebieden van vogels en vleermuizen buiten het plangebied worden verlicht.
  • e. met het oog op het gestelde onder c en d dient uit een door een deskundige opgestelde verklaring of rapport te blijken, dat:
    • 1. deze verlichting de vliegroutes , 'hop-overs' en nesten van vogels en vleermuizen en het foerageergebied van vogels en vleermuizen binnen het plangebied niet zodanig zullen verstoren, dat het gebruik hiervan afneemt, en
    • 2. geen lichtuitstraling plaatsvindt op fourageergebieden van vogels en vleermuizen in de omgeving van het plangebied.