Plan: | Buitengebied, De Slagenweg 5, Zuidwolde |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2023PB1002012-ON01 |
Initiatiefnemers werken en wonen aan de Slagenweg 5 te Zuidwolde. Ze runnen het hier gevestigde bedrijf Kwekerij Klein.
Daarnaast is het hobbymatig houden van paarden uitgegroeid tot het bedrijf ‘Anouk Noordman Dressage’. Het reguleren van deze bedrijfsvoering richt zich op het trainen van paarden en het geven van individuele instructie. Ten behoeve van dit bedrijf is het bouwen van een rijhal gewenst. Op de gronden van het bestaande bedrijf zijn geen veranderingen voorzien.
Op 13 mei 2022 is er een positieve principe-uitspraak onder voorwaarden verkregen. Het college van B&W heeft besloten om in principe medewerking te verlenen aan het realiseren van een rijhal voor paarden nabij de Slagenweg 5 door middel van een uitgebreide procedure omgevingsvergunning onder de volgende voorwaarden:
Het projectgebied is gelegen aan de oostzijde van het dorp Zuidwolde ten oosten van de provinciale weg N48. Onderstaande afbeelding toont de ligging in de omgeving met een rode cirkel.Het projectgebied omvat de volgende kadastrale percelen: Zuidwolde L 752/753/459/480/855. Dit is verbeeld op onderstaande afbeelding.
Bij het opstellen van deze onderbouwing is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.
In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. In hoofdstuk 3 komt het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. In hoofdstuk 5 is de economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid van het project aangegeven.
Ruimtelijke beschrijving
Het projectgebied bevindt zich aan de rand van Zuidwolde in een gebied dat van oudsher ‘De
Slagen’ wordt genoemd. Omstreeks 1900 werd dit gebied in slagen (stroken) in ontginning gebracht. De Egge fungeerde als ontginningsas voor het gebied. De strooksgewijze verkaveling is nog steeds kenmerkend voor het landschap. Volgens het landschappelijk ontwikkelingskader van de gemeente de Wolden (LOK) ligt het projectgebied in het landschap van de jonge veldontginningen. De jonge veldontginningen kenmerken zich door hun rationale opzet, de duidelijke lijnen in het landschap en de grote regelmatige verkaveling. Doordat veel wegen zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken. Op sommige plekken zijn bosjes en restanten van heidevelden nog aanwezig.
Het projectgebied ligt in de hoek tussen de Slagenweg die parallel loopt aan de N48 en de
Slagendijk. De Slagendijk ligt op de overgang van de Ekelenberg naar de es van
Kerkenbosch en loopt richting het Oosterveld waar het aansluit op wegen naar Alteveer en Kerkenveld en is aan deze zijde van de N48 onverhard en aan één zijde voorzien van laanbeplanting. De Slagenweg heeft aan beide zijden laanbeplanting.
Het westelijke deel van het projectgebied is het bestaande woon/werkerf de Slagenweg 5.
Het is deels ingericht en verbouwd ten behoeve van het (hobbymatig) houden van paarden. Dit deel van het erf heeft een eigen ontsluiting op De Slagenweg.
Het oostelijke deel van het projectgebied is een deel weiland en een bosstrook. Het wordt gescheiden van het westelijke deel door een sloot in beheer bij het Waterschap. Afbeelding 2.1 toont een luchtfoto van het oostelijke deel van het projectgebied.
Functionele beschrijving
Op het zuidelijke deel van het projectgebied, wat ten zuiden van de bedrijfswoning met bijgebouwen ligt, staat een paardenstal. Het overige deel van dit perceel bestaat uit paddocks en een rijbak van 20x60meter die omheind zijn met een houten omheining. De gronden tussen de stallen en de paddocks en rijhallen zijn verhard.
Afbeelding 2.2 toont een aangezichtsfoto van de bestaande situatie ter hoogte van de rijbak.
Het oostelijk deel bestaat uit een bosstrook met een zandpad en een weiland.
Er is in 2020 een vergunning verleend met toestemming van het waterschap voor het aanleggen van een dam van het oostelijke deel naar het westelijke deel van het projectgebied. Deze dam is reeds deels verhard. Het project ontsluit op de Slagenweg.
Het projectgebied beslaat het bestaande bedrijf met bedrijfswoning en de gronden waarop de bestaande rijbak, paddocks en paardenstallen zijn gelegen alsmede de westelijke gronden voor de beoogde paddocks, rijhal en mestbak, ten behoeve van het bedrijf ‘Anouk Noordman Dressage’.
De gronden liggen binnen de beheersverordening ‘Buitengebied’ (vastgesteld 28-02-2019). Het projectgebied heeft enkelbestemming ‘Agrarisch’ met dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en de aanduiding ‘milieuzone – hydrologische beïnvloeding’. Het westelijke deel heeft de aanduiding ‘kwekerij’ met een bouwvlak.
Op gronden met bestemming ‘Agrarisch’ zonder verdere aanduiding is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden en openbare nutsvoorzieningen toegestaan. De uitoefening van een agrarisch aanverwant bedrijf, bijzondere paardenhouderij is enkel toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch bedrijf'. Een dergelijke aanduiding geldt niet voor dit projectgebied.
Voor de gronden met de aanduiding ‘kwekerij’ is tevens de uitoefening van het agrarisch bedrijf in de vorm van een kwekerijbedrijf toegestaan.
Gebruik en bouwen
Het gebruiken van de gronden en gebouwen ten behoeve van een paardenbedrijf en het bouwen van een rijhal en mestbak is daarmee niet bij recht toegestaan.
Binnen de aanduiding 'milieuzone - hydrologische beïnvloeding' dienen de hydrologische waarden te worden hersteld, behouden en ontwikkeld. Blijkens het vooroverleg voldoet dit project daar aan.
De voor ‘Waarde – Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen mede bestemd voor het behoud en herstel van de archeologische waarden. Het daarbij horende vergunningstelsel wordt nader behandeld in paragraaf 4.6.
De strijdigheden samengevat:
Uitvoeren werken en werkzaamheden
Daarnaast is een omgevingsvergunning, voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, vereist voor:
De vereiste vergunningen kunnen slechts worden verleend, mits er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, de natuurlijke, de geomorfologische, cultuurhistorische en de archeologische waarden. Tevens mag er geen sprake zijn van onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterhuishouding van het gebied en de omliggende percelen, c.q. de gebruiksmogelijkheden daarvan.
De landschappelijke, de natuurlijke en de geomorfologische waarden zijn overwogen in het bij dit project behorende landschappelijke inrichtingsplan. De archeologische waarden en waterhuishouding worden behandeld in paragraaf 4.6. respectievelijk paragraaf 4.7. Aangezien de werken en werkzaamheden op eigen terrein plaatsvinden kunnen de gebruiksmogelijkheden van de omliggende percelen, welke onbebouwd zijn, niet worden aangetast.
Zoals aangegeven is het hobbymatige gebruik van de vergunde stal, paddocks, rijbak en daarbij horende erfinrichting uitgegroeid tot een bedrijfsmatig gebruik. De bestaande inrichting en bebouwing van het westelijke deel van het projectgebied blijft ongewijzigd intact.
De bestaande dam welke de verbinding vormt tussen de beide delen van het projectgebied zal worden verhard.
De wens is aanvullend een rijhal te plaatsen ten behoeve van het paardenbedrijf van 21x70 meter. De bak die voorzien is heeft een afmeting van 20x60. De overige ruimte wordt benut voor het op- en afzadelen van de paarden. Voor de locatie van de rijhal zijn meerdere locaties nabij het bestaande woon/werk perceel De Slagenweg 5 onderzocht. Daarbij is deze locatie als het meest passend beoordeeld. Afbeelding 2.3 toont een deel van de gewenste situatie ingezoomd op de nieuwe rijhal.
Het bedrijf Anouk Noordman Dressage is gericht op het trainen en uitbrengen van paarden op een hoog niveau. Ze rijdt en leidt zelf paarden op tot Grand Prix niveau. Vanwege het hoge niveau en daarmee ook een bepaalde doelgroep is een overdekte rijhal een must. De concurrentie in deze sector is groot en Anouk Noordman Dressage wil een optimale locatie kunnen bieden om ook haar concurrentiepositie te behouden ten opzichte van andere dressuurstallen.
Ze geeft instructie en beleerd paarden voor klanten die ditzelfde niveau wensen te behalen. Deze instructie is individueel waarbij de klant met paard op locatie komt. Na de instructie vertrekt de klant weer met diens paard. Er worden geen wedstrijden georganiseerd.
Een klein deel van haar tijd besteedt ze aan groepslessen die niet op locatie gegeven worden, maar bij de plaatselijke ponyclub. Het ondernemingsplan is bijgevoegd bij de aanvraag.
Het oostelijk deel waar de aan te leggen paddocks, rijhal en mestbak zijn beoogd is onderdeel van een bosperceel. De mestbak is op afstand van de stallen achter de rijhal gesitueerd vanwege de vliegen die mest aantrekt.
Vanwege de kap van bomen is op grond van de Wet natuurbescherming een vergunning voor het kappen van bomen vereist. Daarover heeft in het vooroverleg reeds afstemming plaatsgevonden met het bevoegde (provinciale) gezag. Er is afgesproken hoe uitvoering wordt gegeven aan de herplantplicht. Het bestaand zandpad wordt ingeplant.
De kapmelding (Wet natuurbescherming) is door de gemachtigde op 15 november 2022 ingediend bij GS van Drenthe.
Deze herplantplicht is meegenomen in het voor dit project opgestelde landschappelijke inrichtingsplan. Daarbij is zoals voorwaardelijk gesteld in het kader van het vooroverleg de beoogde rijhal inclusief de beoogde paddocks en mestbak meegenomen.
NOVI
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) biedt een duurzaam perspectief voor de Nederlandse leefomgeving. Hiermee kan worden ingespeeld op de grote uitdagingen die voor ons liggen. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Met de NOVI zet de Rijksoverheid een proces in gang waarmee keuzes voor onze leefomgeving sneller en beter gemaakt kunnen worden.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld.
Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De druk op de fysieke leefomgeving in Nederland is zo groot, dat belangen soms botsen. Het streven vanuit de NOVI is combinaties te maken en win-win situaties te creëren. Soms zijn er scherpe keuzes nodig en moeten belangen worden afgewogen. Hiertoe gebruikt de NOVI drie afwegingsprincipes:
Overweging
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in het ontwikkelen van een toekomstbestendig landelijk gebied en past daarmee binnen de prioriteiten van de NOVI.
SVIR
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld.
Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking stelt eisen aan ruimtelijke plannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven: ‘ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen’. Ontwikkelingen die niet als stedelijke ontwikkeling wordt aangemerkt zijn gronden waaraan een agrarische bestemming is toegekend (uitspraak van 25 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1438 (Maasdriel)). De onderhavige ontwikkeling is voorzien op gronden met een agrarische bestemming waarmee dit project geen stedelijke ontwikkeling is.
Conclusie
Geconcludeerd wordt dat er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het Rijksbeleid staat de gewenste ontwikkelingen niet in de weg.
Omgevingsvisie Drenthe
In de omgevingsvisie (vastgesteld 2022-09-28) zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.
Kernkwaliteiten
Het behouden en ontwikkelen van de kernkwaliteiten is belangrijk voor een gezonde en aantrekkelijke leefomgeving in Drenthe, maar even belangrijk is een gezond economisch klimaat, met voldoende bedrijvigheid en werkgelegenheid, en een gezond sociaal klimaat, met voldoende variatie in het aanbod van woonmilieus en voorzieningen met een hoge leefbaarheid.
De provincie Drenthe wil voorwaarden creëren voor het ontwikkelen van een robuuste sociaal economische structuur van Drenthe, met daarbij centraal het onderscheid tussen stad en land en het complementaire karakter van deze gebieden.
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofdstructuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemt.
De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’.
Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.
Kernkwaliteit Landschap
Het projectgebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘ Landschapstypen - esdorpenlandschap’ en ‘wegpanorama’. Van provinciaal belang zijn de essen en de beekdalen. De essen zijn voor het esdorpenlandschap kenmerkende open ruimtes die veelal zijn omgeven met esrandbeplanting. Beekdalen zijn onbebouwd gebied met kleinschalige beplantingsstructuren en beekdal(rand)beplanting.
Kernkwaliteit Aardkundig erfgoed
Het projectgebied heeft beschermingsniveau generiek. In deze gebieden kunnen aardkundige kwaliteiten als inspiratiebron bij ontwikkelingen worden gebruikt.
Kernkwaliteit Natuur, Cultuurhistorie, Archeologie en Rust
Het projectgebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur, cultuurhistorie, archeologie en rust niet voorzien van enige aanduiding.
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (2021-12-08), geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie.
Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
Op grond van artikel 2.17 lid 1 van de Omgevingsverordening mag een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking is gerechtvaardigd. In paragraaf 3.1 is de verantwoording van de Ladder voor duurzame verstedelijking aangegeven.
Lid 3 van Artikel 2.18 geeft aan dat Gedeputeerde staten nadere regels kunnen stellen met betrekking tot de mogelijkheid dat een ruimtelijk plan voorziet in vestiging of significante uitbreiding van een solitair buiten bestaand stedelijk gebied gelegen regionaal georiënteerd bedrijf. Deze regels hebben geen betrekking op bedrijven binnen de sector recreatie en toerisme en overige functioneel aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid.
Overwegingen
Dit bedrijf valt onder overige functioneel aan het buitengebied verbonden bedrijvigheid.
Het projectgebied ligt aan de rand van het esdorpenlandschap en is niet gelegen in de nabijheid van een es of beekdal, het zal deze kwaliteiten van het esdorpenlandschap dan ook niet aantasten.
Er is reeds overleg gevoerd met de Gedeputeerde staten en de plaats van de rijhal is in dat overleg bepaald waarbij er uitvoering moet worden gegeven aan de herplantplicht in verband met het kappen van bomen ter hoogte van de voorziene rijhal. Er wordt op eigen grond voldaan aan de herplantplicht. Daarvoor zal een afzonderlijke aanvraag procedure worden doorlopen.
Er is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld waarin de herplantplicht is uitgewerkt door het toevoegen van een beplantingssingel van minimaal 10m breed. Uitgangspunt is om de verdere beplanting en het reliëf van de bestaande bosstrook te behouden. Alle bestaande volwassen eiken blijven behouden. De rijhal wordt uitgevoerd in zeer donkere kleurstelling passend bij een bijgebouw van dit formaat in het landelijke gebied.
Conclusie
Dit project voldoet gezien voornoemde aan het provinciaal beleid.
Vanaf 1 januari 2016 zijn de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland gefuseerd tot Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta). Het plangebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Het bevat de uitwerking van de ambities in de watervisie ‘Meer dan water’. Het waterbeheerprogramma bestaat uit drie delen:
De missie van het Waterschap is het zorgen voor veilig wonen met water, voor voldoende en schoon water voor boeren en bedrijven in de stad en de natuur. Samen met de partners wordt dit gedaan op een sobere en doelmatige wijze, zodat de mensen in het gebied gezond en veilig kunnen leven, wonen en werken.
In het waterbeheerprogramma zijn doelen en maatregelen opgenomen over duurzaamheid, energie, innovatie, uitwisseling van kennis en de wijze waarop het waterschap haar taken uitvoert.
Overwegingen
Voor dit project is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Zie paragraaf 4.7 van deze onderbouwing.
Conclusie
Het project betreft een relatief geringe ruimtelijke ingreep welke nauwelijks invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit project geen beletsel voor de uitvoering.
3.4.1 Toekomstvisie 2022-2040 ‘Samen aan zet!’
In deze ontwerptoekomstvisie wordt het projectgebied geschaard onder het ‘esdorpenlandschap’. Het esdorpenlandschap kenmerkt zich door terugkerende landschapselementen (dorp, es, beekdal, bos, heide en landerijen). De esdorpen zijn ontstaan vanuit een agrarisch verleden, waarbij het landschap in dienst stond van boerenbedrijvigheid. Het esdorpenlandschap is in de twintigste eeuw opnieuw verkaveld en omsloten door houtwallen. Het kenmerkende plaggendek heeft ervoor gezorgd dat resten uit het verleden beter bewaard zijn gebleven. De essen en oude akkerlanden hebben op zichzelf geen hoge archeologische verwachting.
Wat betreft ‘economie en landbouw’ wordt er erkend dat er veel bedrijven van oudsher ontstaan en uitgegroeid zijn in het buitengebied. Deze bedrijven dragen bij aan de leefbaarheid van het platteland. Daarom wil gemeente De Wolden ook de komende jaren bedrijvigheid op het platteland stimuleren. Ook staat gemeente De Wolden bekend als paardensportgemeente. Er is een mix van hoogwaardige en lokale paardensport die in de toekomst behouden moet blijven.
Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK)
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen,
stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
Het projectgebied is volgens de indeling uit het LOK gelegen binnen het gebied aangeduid als ‘jonge veldontginningen’. De jonge veldontginningen kenmerken zich door hun rationele opzet, de duidelijke lijnen in het landschap en de grote regelmatige verkaveling. Doordat veel wegen zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken. Een heldere opzet, duidelijke hiërarchie en stevige (erf)beplantingen geven nieuwe ontwikkelingen landschappelijke meerwaarde.
In het LOK worden aandachtspunten gegeven voor de erfinrichting. Uitgangspunten zijn dat er onderscheid is tussen het voorerf en het achtererf; dat het nieuwe erf vormgegeven wordt als één erf en de toepassing van beplanting op de erfgrenzen.
Overwegingen gemeentelijk beleid
De gemeente de Wolden wil graag bedrijvigheid op het platteland stimuleren. Daarnaast wil de gemeente de Wolden de hippische sector kansen bieden. Uit het bedrijfsplan van Anouk Noordman Dressage (bijgevoegd bij de aanvraag) blijkt dat ze opereert op hoog niveau en andere ruiters helpt dit niveau te bereiken. Hiermee wordt voldaan aan de ambities die de gemeente stelt.
Er is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld waarin is aangegeven hoe deze ontwikkeling passend is in het landschap en binnen de kaders van het LOK.
Conclusie
Dit project voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het project dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Dit project voorziet in de bouw van een rijhal, het legaliseren van een paardenstal met rijbak en een bijbehorende landschappelijke inpassing. De van belang zijnde omgevingsaspecten worden hieronder nader overwogen.
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of er in de omgeving van het projectgebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit project of waarvan het project juist hinder ondervindt.
Er wordt met dit project een paardenbedrijf gereguleerd en uitgebreid met rijhal en bijhorende mestbak, paddocks en paden. Planologisch is sprake van nieuwvestiging waarmee bezien dient te worden of deze op voldoende afstand is gelegen tot in de omgeving aanwezige gevoelige functies, zoals woningen. De woning op het erf wordt gezien als woning binnen de (milieu)inrichting van dit bedrijf.
Bedrijven- en milieuzonering
In de handreiking bedrijven en milieuzonering van de Vereniging Nederlandse Gemeenten zijn richtafstanden aangegeven tussen bedrijven ten opzichte van een rustige woonwijk. Als aan de aangegeven richtafstanden wordt voldaan kan gesteld worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Het bedrijf valt onder SBI code 143, ‘paardenfokkerijen’ waarvoor een hinderrichtafstand geldt van 50 meter voor geur, 30 meter voor stof en geluid en 0 meter voor gevaar tot een gevoelige functie.
De afstand tussen het projectgebied en het dichtstbijzijnde bouwblok van een woning van derden is ca. 43 meter. Daarmee wordt niet voldaan aan de hinderrichtafstand met betrekking tot geur. Er wordt wel voldaan aan de hinderrichtafstanden m.b.t. stof, geluid en gevaar.
Er kan onderbouwd worden afgeweken van de hinderrichtafstanden. Voor het houden van paarden en daarmee vee moet voldaan worden aan de Wet geurhinder veehouderij. Hieronder is dat nader behandeld.
Er is met het project geen sprake van nadelige gevolgen voor andere bedrijven in de omgeving.
Activiteiten besluit / Wet geur hinder veehouderij
Voor het bedrijf is op 26 juli 2022 een melding activiteiten besluit ingediend voor de gehele inrichting De Slagenweg 5. De bedrijfswoning De Slagenweg 5 is daarmee gelegen binnen de inrichtingsgrens en blijft voor daardoor met betrekking tot de afstanden in dezen buiten beschouwing. Bij brief van 17 oktober 2022 is bevestigd dat de melding compleet is.
Deze Wet geurhinder veehouderij gaat uit van dieren met en zonder geuremissie. Paarden zijn dieren zonder geuremissie en daarmee geldt een vaste afstand van 50 meter gemeten van de gevel van een gevoelige functie tot aan het meest dichtbij gelegen dierenverblijf. De afstand tussen de gevel van de dichtstbijzijnde woning (gevoelige functie) van derden en de paardenstal in het projectgebied bedraagt ca. 92 meter. Daarmee wordt voldaan aan de vaste afstand van 50 meter en is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In het kader van een vergunningprocedure dient gemotiveerd te worden dat de functie die in het kader van dit project wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
Er is nu sprake van tot agrarisch bestemde gronden. Een gebruik ten behoeve van een paardenbedrijf is passend. Daarmee is planologisch gezien sprake van een voldoende bodemkwaliteit.
In het kader van het activiteitenbesluit is een zogenaamde 0-meting uitgevoerd om de bodemkwaliteit te (kunnen) monitoren. Dat onderzoek is te samen met de (inmiddels geaccepteerde) melding activiteitenbesluit ingediend bij het bevoegd gezag.
In het kader van de bouw en inrichtingsmaatregelen zal er sprake zijn van een gesloten grondbalans.
Conclusie
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Op grond van de Wet geluidshinder (Wgh) dient er een akoestische afweging te worden gemaakt. Met dit project is geen sprake van een toevoeging van een gevoelige functie en daarmee is een akoestische afweging niet vereist.
Geluidshinder (milieuzonering) behorende bij dit bedrijf is behandeld in paragraaf 4.1.
Conclusie
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in de ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor de ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Volgens de “Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (GCN en GDN)” opgesteld door het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het projectgebied in het jaar 2021 minder dan 18 µg/m3. En is de concentratie fijnstof (PM10) ter hoogte van het projectgebied in het jaar 2021 tevens kleiner dan 18 µg/m3. Het project voorziet in de bouw van een rijhal, het legaliseren van een paardenstal met rijbak en bijbehorende landschappelijke inpassing. De bedrijvigheid is en blijft qua oppervlakte en omvang passen in de landelijke omgeving. Dit project zal daarmee niet dan nagenoeg niet leiden tot een verhoogde concentratie fijnstof. De concentratie fijnstof (PM10) in deze omgeving ligt rond de 12 µg/m3.
Op grond van de Wet milieubeheer geldt voor zwevende deeltjes (PM10), betreffende de bescherming van de gezondheid van de mens, een grenswaarde van 40 microgram per m3 als jaargemiddelde concentratie.
Gezien de aard en omvang van het project is het gezien voornoemde niet waarschijnlijk dat deze zal leiden tot een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde. Daarmee wordt voldaan aan de luchtkwaliteitsnormen zoals vermeld in de Wet milieubeheer.
Conclusie
Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet als er sprake is van de toevoeging van een gevoelige functie of een risicobron, een nadere afweging worden gemaakt. Daarbij dienen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
De risicokaart Nederland is nagezien op mogelijk risicobronnen in de omgeving (straal 500m). Daarbij zijn geen buisleidingen en inrichtingen met gevaarlijke stoffen gelegen. Wel is de N48 welke onderdeel is van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen binnen deze straal gelegen.
Volgens de risicokaart is voor de N48 geen plaatselijke risicoafstand vastgesteld. Wel is het groepsrisicoplafond vastgelegd op 47 meter. Om te bepalen of het groepsrisico verantwoord moet worden, moet eerst worden vastgesteld of er sprake is van een (beperkt) kwetsbare objecten binnen het projectgebied. De Bevi geeft een niet-limitatieve opsomming van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. De gebouwen ten behoeve van het paardenbedrijf worden niet genoemd in het Bevi als (beperkt) kwetsbaar object. Een verantwoording lijkt daarmee niet nodig, toch wordt hieronder ingegaan op het project in relatie tot de N48.
De nieuw te bouwen rijhal is buiten de 47 meter gelegen op ca. 70 meter. De bestaande rijbak en paardenstal die gelegaliseerd worden in dit project liggen deels binnen de 47 meter, maar het gaat hier om een bestaande situatie.
In de praktijk zal de activiteit in deze rijbak verminderen, doordat de rijhal overdekt is en daar het merendeel van de trainingen plaats zal vinden. De mensen die in de rijhal aanwezig zijn worden veronderstelt zelfredzaam te zijn. Alle bebouwing is goed bereikbaar voor veiligheidsdiensten.
Bij het paardenbedrijf is geen opslag van gevaarlijke stoffen beoogd. Daarmee kunnen deze ook geen risico vormen voor omliggende gevoelige functies.
Conclusie
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoerig van dit project.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Monumenten
Binnen de gemeente De Wolden zijn rijksmonumenten en provinciale monumenten aangewezen. In de directe nabijheid zijn geen monumenten aangewezen waarop dit project van invloed kan zijn.
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Deze waardering is in de beheersverordening verwerkt met de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Het projectgebied is op de kaart aangeduid met de waarde ‘hoge of middelhoge verwachting’. In deze is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen groter dan 1000m² en dieper dan 30 cm –Mv.
Met dit project worden met de beoogde bebouwing, aanleg paden en aanplant bomen de grond geroerd. Hierna wordt per activiteit de diepte en oppervlakte grondroering aangegeven. De aanlegdiepte is vermeld op de tekeningen behorende bij de aanvraag omgevingsvergunning.
Blijkens voornoemde omvatten de activiteiten met een grondroering dieper dan 0.3 meter in totaal te samen 490 m². Daarmee is op basis van de planologische regels geen archeologisch onderzoek vereist.
Indien bij de uitvoering onverhoopt toch archeologische grondsporen worden aangetroffen en/of vondsten worden gedaan, dienen deze direct te worden gemeld bij zowel de gemeente als de provinciaal archeoloog (artikel 5.10 van de Erfgoedwet).
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).
Op de beleidskaart is het projectgebied aangeduid als beleidsgebied 2. Voor beleidsgebied 2 is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol spelen.
Het is aan te bevelen rekening te houden met aanwezige cultuurhistorische waarden en daarnaast kan cultuurhistorie inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
Het projectgebied valt onder ‘rationele landbouwontginning, type veenkolonie’. Een deel van het gebied ten oosten van Zuidwolde is in deze categorie ingedeeld. Het landschapstype is een verdere ontwikkeling van de oude veenkoloniën, zoals bij Alteveer. De strokenverkaveling is kenmerkend, en deze is nog altijd goed te herkennen: deels oost-west, deels noord-zuid in de nabijheid van de Reest.
De rijhal voegt zich in de inrichting alsmede verkaveling van het perceel. Daarmee worden bestaande cultuurhistorische waarden niet onevenredig aangetast. Tevens is voorzien in een erfinrichtingsplan waarmee de rijhal landschappelijk is ingepast.
Conclusie
Het aspect ‘cultuurhistorie en archeologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In het kader van dit project is op 22 november 2022 de digitale watertoets uitgevoerd. Er is geconcludeerd dat belangen van het waterschap worden geraakt. De normale procedure volgt. Er is een uitgangspuntennotitie opgesteld. De uitgangspuntennotitie is bijgevoegd als bijlage bij de aanvraag.
Uitgangspuntennotitie
In de uitgangspuntennotitie worden een aantal uitgangspunten uitgewerkt waar de initiatiefnemer rekening mee moet houden. De relevante uitgangspunten zijn hieronder behandelt in relatie tot het plan.
Watersysteem
Tussen de twee delen van het plangebied loopt een primaire A-watergang. Hier geldt een beschermingszone van 5 meter aan weerszijden waarbinnen voor werkzaamheden een watervergunning moet worden aangevraagd. Er zijn geen werkzaamheden voorzien binnen deze beschermingszone.
Wateroverlast
Bij extreme neerslag wordt geen wateroverlast in of nabij het plangebied verwacht volgens de
Klimaatatlas WDO Delta. Door middel van het correct afvoeren van hemelwater en infiltratiemogelijkheden in het plangebied wordt rekening gehouden met wateroverlast beperken. Het waterschap stelt eisen aan waterberging ter compensatie voor het oprichten van bebouwing en het aanleggen van verharding.
In het plan wordt een verhard oppervlak van ca. 1518 m² gerealiseerd. Dit houdt in dat er een waterbergend oppervlak van 1518*0,08 = 121m³ gerealiseerd moet worden.
Dit wordt aangelegd door wadi’s en/of een zaksloot te realiseren aan de oostzijde van de voorziene rijhal.
Het waterschap adviseert initiatiefnemers een stress test uit te voeren op het watersysteem op basis van een hoeveelheid neerslag van 60 mm tot 150 mm in een uur.
Initiatiefnemers zullen dit in overweging nemen.
Grondwateroverlast
Indien goed inzicht gewenst is in het grondwatersysteem wordt geadviseerd om een grondwateronderzoek te doen. In het kader van het bouwen van een rijhal wordt dit niet noodzakelijk geacht. De eb- en vloedbak zal zorgen voor een optimale bodem in de rijhal, waardoor overlast niet verwacht wordt.
Voor de aanleghoogte van gebouwen (onderkant vloer begane grond) wordt een aanleghoogte van de vloer geadviseerd van minimaal 80 cm ten opzichte van de Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG). Bij een afwijkende maatvoering is de kans op structurele grondwateroverlast groot. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een geringere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast en schade in woningen en bedrijven te voorkomen wordt geadviseerd om een drempelhoogte van 30 cm boven het straatpeil te hanteren.
Met de bouw van de rijhal zal hiermee rekening gehouden worden.
Waterkwaliteit
In het project vindt afvoer van hemelwater naar oppervlaktewater plaats. Voor lozingen op het oppervlaktewater geldt een vergunning- of meldingsplicht in het kader van de Waterwet. Hemelwater van schone oppervlakken (zoals daken en tuinen) mag rechtstreeks geloosd worden. Hemelwater dat van een parkeerterrein afstroomt (of anderszins) vervuild raakt, dient via een bodempassage af te wateren.
Het gaat hierbij om de eb- en vloedbak die aangelegd wordt in de rijhal. Initiatiefnemers zijn bekend met de werking van een eb- en vloedbak en zullen deze aanleggen conform de geldende regels.
Verder worden geen uitloogbare materialen gebruikt die tot een verontreiniging kunnen leiden.
Riolering
In de rijhal worden geen voorzieningen aangelegd die aansluiting op het riool behoeven. De bestaande situatie blijft in stand.
Aan de westzijde van de A-watergang is een persleiding gelegen. Gesloten verharding ter hoogte van de persleiding is niet toegestaan. Er zijn geen ontwikkelingen voorzien ter hoogte van de persleiding. In dat deel van het plangebied wordt enkel de bestaande situatie gereguleerd.
Conclusie
Het aspect ‘water’ vormt naar verwachting geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming.
Soortbescherming
Ter hoogte van de voorgenomen rijhal is houtopstand aanwezig. Er is verkennend natuurwaarden onderzoek uitgevoerd door MBH Consultancy. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage bij de aanvraag. Er zal aanvullend onderzoek naar ‘grondgebonden zoogdieren, de steenmarter, hermelijn, wezel en boommarter’ worden ingezet.
Gebiedsbescherming
Door MBH Consult B.V is een Onderzoek stikstofdepositie uitgevoerd voor zowel de bouw- als gebruiksfase. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage bij de aanvraag. In het rapport van 12 april 2023 wordt geconcludeerd dat ten aanzien van het aspect stikstofdepositie er geen belemmeringen zijn voor de realisatie van het plan.
Conclusie
Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Met dit plan zal sprake zijn van een toename van de verkeersintensiteit alsmede parkeerbehoefte.
Hieronder wordt deze toename getoetst aan de normen zoals vermeld in de CROW publicatie 381 waarin de parkeer kerncijfers en de kerncijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale) voorzieningen en onderwijs.
Het bedrijf Anouk Noordman Dressage valt onder de categorie sport, cultuur en ontspanning en dan specifiek in de categorie manege (paardenhouderij). In de toelichting van de CROW uitgave wordt al vermeld dat voor deze specifieke categorie alleen richtlijnen gegeven kunnen worden en dat hier een flinke marge genomen moet worden.
Parkeren
Er wordt in de CROW uitgave uitgegaan van parkeerkencijfers per box en van verkeersgeneratie per (bezette) box/paard. Het projectgebied is gelegen in het buitengebied. De parkeernorm per box bedraagt maximaal 0,5, er zijn 10 paardenboxen aanwezig, dus er is een parkeerbehoefte van 5 parkeerplaatsen.
Voor de rijhal wordt met grasstenen een toegangsweg aangelegd met een ronding erin, ook loopt er ten noorden van de rijhal een grasstenenpad waar ruim voldoende
parkeergelegenheid is voor auto’s met trailers. Er zijn gemiddeld 5 bezoekers per week met auto en trailer voor instructie die niet allen tegelijk komen.
Verkeer
Er zijn maximaal 7 boxen bezet met paarden, waarmee de verkeersgeneratie op 4x7 = 28 verkeersbewegingen per etmaal uitkomt. Deze uitkomst doet echter geen recht aan de daadwerkelijke situatie waar er slechts sprake is van 5 bezoekers per week. Daarnaast wordt er 6x per jaar voer geleverd, 1x per jaar strooisel en 3x per jaar balen. Deze geringe verkeersbewegingen kunnen opgevangen worden door de Slagenweg. De Slagenweg heeft op korte afstand van het projectgebied een goede aansluiting op de N48.
Conclusie
Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit. Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen.
Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad van gemeente de Wolden) zich er moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden zoals bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.
Beoordeeld moet dus worden of er voor het op een later te nemen besluit een m.e.r.beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen MER hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of er belangrijke, nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud.
Met betrekking tot de inhoud moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of er belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten.
Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Om te bepalen of er sprake is van een m.e.r.-(beoordeling)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' als bedoeld in het Besluit m.e.r.
Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordeling)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit project besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van industrieterreinen'.
Indien de volgende drempelwaarde worden overschreden is sprake van een m.e.r.beoordelingsplichtig project:
Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.beoordelingsplicht.
Gevoelig gebied
In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied.
Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.
Uit de voorgaande paragrafen van de toelichting is gebleken dat het projectgebied niet direct grenst aan een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Zoals verwoord in de paragraaf Ecologie van dit hoofdstuk is geen sprake van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden en op het NNN. Van een externe werking van de ontwikkeling op deze gebieden is eveneens geen sprake.
Het projectgebied behoort niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Eveneens is er geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied. Het projectgebied behoort niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt en het behoort niet tot het Bèlvéderegebied.
Milieugevolgen
In dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit projectplan geen belangrijke, nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
In 2017 is het ‘Actieplan Klimaat en Energie De Wolden’ vastgesteld. Dit actieplan heeft ten doel een proces met inwoners en ondernemers te stimuleren. In het raad breed programma 2018-2022 wordt het belang van het actieplan en de uitwerking daarvan nogmaals benadrukt.
Betreft duurzaamheid gaat de raad in dialoog met inwoners en ondernemers van De Wolden.
Dit project voorziet in de bouw van een rijhal, een mestplaat en het legaliseren van een paardenstal met rijbak en een bijbehorende landschappelijke inpassing. De rijhal wordt gasloos gebouwd en zal voorzien worden van natuurinclusieve maatregelen om flora en fauna optimale kansen te bieden.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staan voor de economische uitvoerbaarheid van het project. Eventuele planschadekosten en aan dit project verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Ook de kosten die gepaard gaan met de uitvoering van deze afwijking zullen door de initiatiefnemers worden gedragen. Het bijgevoegde bedrijfsplan gaat in op de economische haalbaarheid en noodzaak van de rijhal.
De aanvraag omgevingsvergunning dient te worden voorbereid volgens de uitgebreide voorbereidingsprocedure. Daarmee zal het ontwerpbesluit gedurende zes weken ter inzage liggen. Gedurende deze termijn kan eenieder een zienswijze kenbaar maken.
Bij de definitieve besluitvorming zal het college de ingekomen zienswijzen in overweging nemen. Vervolgens zal het besluit op de aanvraag gedurende zes weken inzage liggen. Gedurende deze termijn kunnen belanghebbenden beroep indienen bij de rechtbank.
Voor afgaand aan het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning heeft aanvrager de eigenaren van direct omliggende erven geïnformeerd.