Plan: | Buitengebied, deelplan Fort 21 Veeningen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1690.2022BP1002017-VG01 |
Fort 21 te Veeningen is een voormalig agrarisch bedrijfsperceel. Het voornemen is de agrarische bebouwing te slopen, de bestaande bedrijfswoning te herbouwen en op grond van de Ruimte-voor- Ruimte regeling een compensatie woning te bouwen. Dit bestemmingsplan voorziet in herziening van de bestemming waarbij voorzien wordt in twee bestemmingsvlakken ‘wonen’. De voor de woonvlakken liggende gronden krijgen een bestemming ‘Tuin’ en de omliggende agrarische gronden behouden een agrarische bestemming zonder bouwvlak.
Om het voornemen mogelijk te maken wordt een partiële herziening van de beheersverordening opgesteld waarin het voornemen juridisch-planologisch wordt verankerd. Voorliggend bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader waarbinnen het beoogde plan gerealiseerd kan worden.
Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven. Luchtfoto’s en kaartmateriaal zijn, tenzij anders aangegeven, noordelijk gericht.
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het plangebied beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het geldende beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 wordt de gewenste ontwikkeling beschreven. In hoofdstuk 5 worden de omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 behandelt de indeling en de (juridische) opzet van het bestemmingsplan. Hoofdstuk 7 behandelt het onderwerp handhaving en in hoofdstuk 8 is de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en het gaat in op de inspraak en het overleg aangaande het bestemmingsplan.
Het voormalige agrarische bedrijfsperceel Fort 21 ligt aan de doorgaande weg van de dorpskern Fort richting Veeningen. De aangrenzende agrarische gronden zijn onderdeel van het plangebied. De gronden zijn kadastraal bekend Zuidwolde Q 779 en 317. Afbeelding 2.1 duidt met rode omlijning de ligging van het plangebied aan.
Ter plaatse was voorheen een veehouderij gevestigd. De agrarische bedrijfsactiviteiten zijn reeds beëindigd. Er is nu sprake van reguliere bewoning van de woning en de bedrijfsgebouwen worden benut voor privé stalling en/of opslag.
Het perceel is gelegen binnen de grenzen van de beheersverordening Buitengebied van gemeente de Wolden (vastgesteld 2019-02-28) en heeft bestemming ‘Agrarisch’ en dubbelbestemming
‘Waarde – Archeologie’. Ter hoogte van de bestaande bebouwing is voorzien in de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ en een ‘bouwvlak’.
Op het bedrijfsperceel is een bedrijfswoning met aangebouwde stallen en een vrijstaande kapschuur gelegen. De agrarische bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de woning, hebben een gezamenlijk oppervlak van 865 m², zie afbeelding 2.2.
Aan de oost- en zuidzijde zijn de bijbehorende agrarische gronden gelegen. Het bedrijfsperceel is ontsloten via een puinpad. De agrarische gronden hebben een eigen (landbouw) uitweg.
Het plangebied ligt in het gebied van de jonge veldontginningen. De jonge veldontginningen kenmerken zich door hun rationele opzet, de duidelijke lijnen in het landschap en de grote regelmatige verkaveling. Doordat veel wegen zijn beplant, wordt de van oudsher aanwezige openheid gebroken.
De omgeving heeft duidelijke lijnen in het landschap door aanwezige beplanting langs wegen en sloten. Ten opzichte van de weg heeft de agrarische bedrijfskavel een zeer schuine ligging ten opzichte van de weg.
Verdrag van Malta
In 1992 werd het Europese Verdrag van Valletta (Malta) ondertekend door een groot aantal EU- landen, waaronder Nederland, met als doel om het (Europese) archeologische erfgoed veilig te stellen. De ondertekenaars hebben zich verplicht, archeologische belangen tijdig te betrekken bij de ruimtelijke planvorming voor woningbouw, landinrichting, wegenaanleg en dergelijke. Het beleid is gericht op het behoud van de archeologische waarden in de bodem en de planologische bescherming van waardevolle archeologische vindplaatsen.
De uitgangspunten van het verdrag zijn op nationaal niveau uitgewerkt in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz, 2007). Voor archeologische waarden geldt per 1 juli 2016 de Erfgoedwet. Op basis hiervan geldt de wettelijke verplichting om bij vaststelling van een bestemmingsplan rekening te houden met de in de grond aanwezige, dan wel te verwachten monumenten.
De gronden vallende binnen voorliggend plangebied zijn op basis van dit verdrag getoetst. Een nadere beschrijving van het thema archeologie staat in hoofdstuk 5 Omgevingsaspecten (§5.2).
Wet Natuurbescherming
Bij het opstellen van bestemmingsplannen wordt aandacht gevraagd voor het veiligstellen van beschermde flora en fauna. De uitvoeringsinstrumenten voor de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in Nederland zijn de Natuurbeschermingswet 1998 (of kortweg Nb-wet 1998) en Flora- en faunawet (Ff-wet). Sinds 1 januari 2017 vervangt de nieuwe Wet natuurbescherming deze wetten alsmede de Boswet. De gronden vallende binnen dit plan zijn aan deze wet getoetst. Uitwerking hiervan is te vinden in hoofdstuk 5 (§5.4).
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling in de plantoelichting een onderbouwing op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen aan bestemmingsplannen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over programmering op regionaal niveau te voorkomen.
Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel
3.1.6 lid 2 – 4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaande gebied kan worden gerealiseerd.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.
Dit plan kan onder 'ruimtelijke ontwikkeling van woningbouwlocaties’ worden geschaard. Indien een plan voorziet in de toevoeging van ten hoogste elf woningen, dan is blijkens jurisprudentie geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.
Uit jurisprudentie volgt daarnaast dat wanneer er sprake is van een functiewijziging zonder uitbreiding van bebouwing er geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling (ABRvS 20 april 2016; ECLI:NL:RVS:2016:1075).
Gezien de aard en omvang van de voorgenomen ontwikkeling, waarbij sprake is van afname van bebouwing, kan geoordeeld worden dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling en is een nadere toetsing aan de Ladder niet noodzakelijk.
Omgevingsvisie Drenthe
Op 3 oktober 2018 is de (geactualiseerde) Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van Drenthe tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen te weten de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening; het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer; het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving en het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Plan verkeer en vervoer.
Ruimtelijke kwaliteit en Bruisend Drenthe
Ruimtelijke kwaliteit
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. Kernkwaliteiten vormen de basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ en dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Deze kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid; noaberschap; kleinschaligheid; menselijke maat; en veiligheid.
Deze worden op de kernkwaliteitenkaart weergegeven d.m.v. een aantal indicatoren te weten landschap; cultuurhistorie; aardkundige waarden; archeologie; rust en natuur. Onder ruimtelijke kwaliteit valt ook zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit.
Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als landbouwgebied.
In de gebieden aangewezen als landbouwgebied wordt de landbouw maximale speelruimte geboden. Bij de te nemen inrichtingsmaatregelen voor de landbouw dient zo veel mogelijk rekening gehouden te worden met de kernkwaliteiten. Ontwikkelingen in deze gebieden mogen daarom geen negatief effect hebben op de landbouw. In deze gebieden streeft de provincie naar een waterhuishoudkundige inrichting die is afgestemd op de functie Landbouw.
Kernkwaliteit landschap
Het plangebied is voor indicator ‘landschap’ aangeduid als ‘esdorpenlandschap’.
Het Drents plateau bestaat voornamelijk uit esdorpenlandschap. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide.
Het esdorpenlandschap is een agrarisch cultuurlandschap ten voeten uit. Elk onderdeel van het landschap komt voort uit het agrarisch gebruik en is gerelateerd aan het functioneren van de lokale agrarische dorpsgemeenschap, met de boermarken als het oorspronkelijke gezag. De esdorpen vormen vanouds de ontginningsbasis van het landschap. Ze liggen veelal op landschappelijke overgangen van nat (beekdal) naar droog (es/heide/bos).
Kernkwaliteit aardkundige waarden
Voor de kernkwaliteit aardkundige waarden is het plangebied aangeduid met beschermingsniveau middel (aw). Het hierbij om gebieden die bijdragen aan de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap, maar minder zeldzaam of gaaf zijn. In deze gebieden vormen de aardkundige waarden een randvoorwaarde voor ontwikkelingen. Aardkundige waarden geven de richting aan, door het behoud van karakteristieken na te streven, zodat de kenmerken van het aardkundig hoofdlandschap worden behouden.
Kernkwaliteit archeologie en cultuurhistorie
Voor de kernkwaliteit archeologie is het plangebied aangeduid met het beschermingsniveau ‘Generiek: behoudenswaardige vindplaatsen kunnen niet ongezien verdwijnen’. Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met beschermingsniveau ‘Respecteren’. Dit beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor deze gebieden richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
Kernkwaliteit rust en natuur
Het plangebied is betreffend de indicator rust en natuur niet voorzien van enige aanduiding.
Bruisend Drenthe
De provincie heeft als missie het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kwaliteiten.
Daarbij gaat het om economische ontwikkeling en werkgelegenheid door een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Het gaat over het managen van de structurele bevolkingsdaling. Het gaat om het faciliteren van aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.
Het gaat over het creëren van ‘robuuste’ stedelijke netwerken en over de verantwoordelijkheid nemen voor een leefomgeving die klimaatverandering aan kan. Het gaat over het ontwikkelen van duurzame energievoorzieningen, het ontwikkelen van duurzame en innovatieve mobiliteitsnetwerken.
Maar ook natuur, biodiversiteit en het waarderen van verschillende landschapstypen zijn een belang van de provincie om Drenthe bruisend te maken en houden. Tot slot is hier de multifunctionaliteit van gebieden van belang, waar verschillende gebruiksfuncties samenkomen is een goede verweving van provinciaal belang.
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (vastgesteld 3 oktober 2018), geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
Op grond van artikel 2.16 (Ruimte-voor-ruimte regeling) mag een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, voorzien in een ruimte-voor-ruimte regeling als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is. Een van de randvoorwaarden is dat de bouw van een compensatiewoning niet plaatsvindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart 2020 met de functie 'Natuurnetwerk Nederland' of 'Beekdal en bergingsgebied' is aangeduid. De voorwaarden voor deze provinciale Ruimte-voor- ruimte regeling zijn overgenomen en nader uitgewerkt in het gemeentelijk Ruimte-voor-ruimte beleid.
Op grond van artikel 2.17 van de Omgevingsverordening mag een ruimtelijk plan slechts in ruimte vragende ontwikkelingen voorzien op het gebied van woon-, werklocaties en infrastructuur indien uit het desbetreffende ruimtelijk plan blijkt dat dit op basis van de Ladder voor duurzame verstedelijking is gerechtvaardigd. In paragraaf 3.1 is de verantwoording van de Ladder voor duurzame verstedelijking aangegeven.
Overwegingen provinciaal beleid
Dit plan voldoet aan het provinciaal beleid. De landschappelijke inpassing is opgesteld in overleg met het bevoegd gezag op basis van het gemeentelijke beleid (Landschappelijk ontwikkelingskader) en is tevens geborgd in de regels. In de landschappelijke inpassing is rekening gehouden met de provinciale waarden en kenmerken en deze worden niet onevenredig aangetast.
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
Vanaf 1 januari 2016 zijn de waterschappen Reest en Wieden en Groot Salland gefuseerd tot Waterschap Drents Overijsselse Delta (hierna WDODelta). Het plangebied is gelegen binnen het gebied van het voormalige waterschap Reest en Wieden. Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerprogramma 2022-2027. Het bevat de uitwerking van de ambities in de watervisie ‘Meer dan water’. Het waterbeheerprogramma bestaat uit drie delen: 1. Waterbeheerprogramma WDODelta 2022-2027; 2. Gebiedsuitwerkingen WBP 2022-2027; 3. KRW factsheets en achtergronddocument.
De missie van het Waterschap is het zorgen voor veilig wonen met water, voor voldoende en schoon water voor boeren en bedrijven in de stad en de natuur. Samen met de partners wordt dit gedaan op een sobere en doelmatige wijze, zodat de mensen in het gebied gezond en veilig kunnen leven, wonen en werken.
In het waterbeheerprogramma zijn doelen en maatregelen opgenomen over duurzaamheid, energie, innovatie, uitwisseling van kennis en de wijze waarop het waterschap haar taken uitvoert.
Overwegingen regionaal beleid
Het plan voorziet in een bestemmingsherziening waarbij de bebouwingsmogelijkheden afnemen en de agrarische bedrijfsbestemming vervangen wordt tot een woonbestemming. Voor dit plan is de digitale watertoets doorlopen (zie paragraaf 5.3)
Conclusie
Dit plan is in overeenstemming met het regionaal beleid.
Structuurvisie De Wolden (2011)
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
Het plangebied is gelegen binnen landschapstype ‘minder gaaf esdorpenlandschap’.
Hier is het systeem van het esdorpenlandschap minder goed te zien, doordat hier in de vorige eeuw grootschaliger ontwikkelingen hebben plaatsgevonden.
Er is inmiddels een toekomstvisie De Wolden die nog niet is vastgesteld. Deze visie dient als omgevingsvisie in het kader van de omgevingswet. In de visie worden zes thema’s besproken die samen een integrale visie van de Wolden vormen. Eén van die thema’s is ‘wonen en leven’. Hierin worden een aantal leidraden voor de fysieke leefomgeving genoemd, onder andere:
Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK)
Het plangebied ligt in het esdorpenlandschap. De lange geschiedenis van de esdorpen is nog steeds te zien in het landschap. Historische boerderijen, erven, oude boomgaarden, houtsingels en essen maken het een waardevol gebied. De van oudsher relevante elementen zijn ook nu nog de drager van het landschap: de essen als bouwland, de beekdalen als hooiland en de heidevelden als weidegebied. Te midden van de essen op de overgangen naar de beekdalen liggen de dorpen. De kleinschalige opzet van het landschap is de grote kracht van het esdorpenlandschap. Nieuwe ontwikkelingen bieden kansen om het karakter van het esdorpenlandschap te versterken. Aanwezig microreliëf en zandpaden moeten behouden blijven.
Welstandsnota 2013
In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft er toe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan.
Ruimte voor ruimte regeling
In de beheersverordening Buitengebied is onder de algemene afwijkingsregels een gemeentelijke vertaling van de provinciale ruimte voor ruimte regeling opgenomen (Art 35 onder j). Hierin is bepaald dat binnen onder andere de bestemming ‘Agrarisch’ een woning mag worden gebouwd indien op het betreffende voormalige bouwperceel ten minste 750m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Hieraan zijn verschillende voorwaarden verbonden onder andere met betrekking tot wat er gesloopt moet worden, hoeveel er teruggebouwd mag worden en hoe het landschappelijk ingepast wordt.
Overwegingen gemeentelijk beleid
In dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing gesloopt, wordt ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning een reguliere woning met bijbehorende bouwwerken herbouwd en wordt
ter compensatie van de gesloopte voormalige agrarische bebouwing een compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken opgericht. Daarmee voorziet dit plan in twee woonerven met een woning en bijbehorende bouwwerken.
De compensatiewoning wordt gebouwd binnen het bestaande bouwvlak conform de regeling opgenomen in de beheersverordening. De reguliere woning wordt herbouwd buiten het bouwvlak, zie paragraaf 4.1. De landschappelijke inpassing is opgesteld in overleg met het bevoegd gezag op basis van het gemeentelijke beleid (Landschappelijk ontwikkelingskader) en is geborgd in de regels. Het plangebied valt onder welstandsvrij gebied, waarmee welstand in dit geval niet van toepassing is.
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
In dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing gesloopt, wordt ter vervanging van de bestaande bedrijfswoning een reguliere woning met bijbehorende bouwwerken herbouwd en wordt ter compensatie van de gesloopte voormalige agrarische bebouwing een compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken opgericht. Daarmee voorziet dit plan in twee woonerven met een woning en bijbehorende bouwwerken. Hieronder worden de beide woonerven beschreven.
Ruimte-voor-Ruimte compensatie woning (fase 1)
Het Ruimte-voor-ruimte beleid maakt het mogelijk om bij sloop van ten minste 750 m² aan agrarische bedrijfsbebouwing een woning (ter compensatie) terug te bouwen. Het heeft de voorkeur om de compensatiewoning binnen, dan wel aansluitend op het voormalige agrarische bouwvlak te realiseren.
Er wordt met dit plan meer dan de voornoemde 750 m² gesloopt. De compensatiewoning zal binnen het bouwvlak gebouwd worden met een binnenplanse afwijking. Er is in overleg met de gemeente een specifiek bijgebouwengebied vastgelegd in verband met de schuine ligging van de woningen, zie paragraaf 6.3.
Herbouw bedrijfswoning (fase 2)
De bestaande woning zal buiten het bouwvlak herbouwd worden. Ter hoogte van de bestaande landbouwuitweg wordt de uitweg gesitueerd.
Landschappelijke inpassing
De voornoemde twee fasen zijn terug te zien in bijbehorend landschappelijk erfinrichtingsplan bijgevoegd als bijlage bij de regels. Onderstaande afbeelding 4.1 toont een uitsnede van het erfinrichtingsplan.
De gewenste woonerven worden in het lint langs de weg gesitueerd, met respect voor het open landschap. Door de situering van de te herbouwen woning buiten het bouwblok in het lint blijft het open landschap vanaf de weg Fort goed beleefbaar.
De twee woonerven die ontstaan maken het erf ten opzichte van de huidige situatie breder, maar minder compact en daardoor luchtiger. De belangrijkste zichtlijn over het landschap ligt achter het erf komend van Fort, deze blijft intact.
Om de duidelijke belijning in het landschap te benadrukken wordt er aan de zuidzijde van het erf een bomenrij aangeplant. Op de scheiding van de twee woonerven wordt een bestaande bomenrij verlengd. Aan de wegzijde worden meerdere fruitbomen geplaatst beide woonerven om de scheiding tussen het voorerf en het achtererf te benadrukken.
De agrarische gronden met agrarische bestemming blijven behouden zonder bouwmogelijkheden.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De bestaande woning wordt met bijbehorende bouwwerken herbouwd binnen de agrarische bedrijfskavel. Ter compensatie van de te slopen agrarische bedrijfsbebouwing wordt een Ruimte- voor Ruimte compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken gebouwd. Daarmee voorziet dit bestemmingsplan in twee woonbestemmingen. De omliggende agrarische gronden behouden een agrarische bestemming ontstaan.
In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemming (functie) die in het bestemmingsplan wordt toegelaten, passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. De vereiste bodemkwaliteit is bepaald in het Besluit bodemkwaliteit. Het Besluit maakt onderscheid tussen verschillende toepassingsmogelijkheden met bijbehorende toetsingskaders. Uitgangspunt van het Besluit is dat de kwaliteit moet aansluiten bij de functie.
Historisch bodemonderzoek
Er is een historisch bodemonderzoek uitgevoerd door Eco Reest B.V. Het volledige rapport van 26 januari 2022 met nummer 220078 is bijgevoegd als bijlage 1. In dit rapport wordt geconcludeerd dat op basis van het vooronderzoek conform NEN5725 de onderzoekslocatie ‘verdacht’ is ten aanzien van het voorkomen van asbest ter plaatse van de onverharde druppelzones van asbestverdachte daken zonder goot, ter plaatse van asbestverdachte daken en ter plaatse van de met puin van onbekende herkomst verharde inrit.
Voorts wordt geconcludeerd dat het gehele terrein op basis van voormalige agrarische bedrijfsactiviteiten en de voormalige dieseltanklocatie met aftankplaats, zijn aangemerkt als verdacht voor het voorkomen van bodemverontreiniging.
Verkennend bodem- en asbestonderzoek
Door Best4Best is het Verkennend bodem- en asbestonderzoek uitgevoerd. Het verloop en de resultaten van het onderzoek zijn vermeld is het rapport van 30 maart 2022 met nummer 012- 22VBO. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage 2.
In het rapport wordt geconcludeerd dat de vooraf opgestelde hypothese ‘verdachte locatie’ formeel kan worden aanvaard. In de bovengrond zijn lokaal ligt verhoogde waardes PAK en minerale olie aangetoond die de achtergrondwaarde overschrijden. Verder is in het grondwater lokaal een licht verhoogde concentratie zink, en lokaal een licht verhoogde waarde barium en dichlooretheen gemeten, die de streefwaarde overschrijdt.
De gemeten overschrijdingen van de achtergrond- en/of streefwaarde zijn echter dermate gering dat zij vanuit milieukundig oogpunt geen bezwaar vormen. Nader onderzoek wordt daarom niet noodzakelijk geacht. Er zijn vanuit milieu-hygiënisch oogpunt geen belemmeringen voor de voorgenomen bouw- en grondwerkzaamheden van de onderzoekslocatie.
Conclusie:
Het aspect ‘bodem’ vormt naar verwachting geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
Monumenten
De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen.
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart aangeduid met een lage verwachting.
Archeologisch onderzoek is dan verplicht bij ingrepen > 3 ha en dieper dan 30 cm-Mv.
De voorgenomen bodemingrepen beslaan geen gebied groter dan 3 hectare, waarmee er geen archeologisch onderzoek benodigd is.
Cultuurhistorische waardenkaart
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).
Het plangebied maakt deel uit van het cultuurlandschap ‘rationele landbouwontginning, relatief nat’ volgens de inventarisatiekaart van gemeente de Wolden, zie afbeelding 4.2. Bij de wat nattere heideterreinen gaat het vooral om ontginning tot grasland. Deze vrij vlakke landbouwontginningen waren over het algemeen zeer open van karakter, zonder opgaande beplanting zoals singels. Kavelgrenzen werden gevormd door sloten.
Op de beleidskaart is het plangebied aangeduid als beleidsgebied 2. Daarbij is aangegeven dat dit gebied een hoge cultuurhistorische waarde heeft en dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol dienen te spelen. De cultuurhistorie kan daarbij inspirerend werken bij nieuwe ontwikkelingen.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De bestaande woning met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd, waardoor er twee woonerven ontstaan.
De twee woonerven worden landschappelijk ingepast met inachtneming van de openheid van het landschap en de bestaande kavelsloten blijven gehandhaafd. In paragraaf 4.1 is de landschappelijke inpassing nader beschreven.
Conclusie
Het aspect ‘archeologie en cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
In het kader van dit plan is op 4 april 2022 de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze toets volgt dat de korte procedure van toepassing is. Dat houdt in dat de planvorming doorgang kan vinden onder de voorwaarde dat de standaard waterparagraaf wordt toepast.
Standaard waterparagraaf korte procedure
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) is het verplicht ruimtelijke plannen te ‘toetsen op water’, de zogenaamde watertoets. De watertoets is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten.
Relevant beleid
Het beleid van het waterschap Drents Overijsselse Delta staat beschreven in het waterbeheerplan 2016-2021. Specifiek voor het stedelijke gebied heeft het waterschap het beleid geformuleerd in ‘Water Raakt!’. Daarnaast is de Keur een belangrijk regelstellend instrument waarmee in ruimtelijke plannen rekening moet worden gehouden.
Invloed op de waterhuishouding
Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen het bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m2. Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast. Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter.
Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte.
Om wateroverlast binnen woningen en bedrijven te voorkomen adviseren wij om een drempelhoogte van 30 centimeter boven het straatpeil te hanteren (as van de weg). Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders en parkeergarages, wordt aandacht besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.
Voorkeursbeleid hemelwater
Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het waterschap heeft de voorkeur om het hemelwater, daar waar mogelijk, te infiltreren in de bodem. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen of het omliggende watersysteem. Schoon hemelwater (bijvoorbeeld vanaf dakoppervlakken) kan direct worden afgevoerd naar oppervlaktewater en dat is wat er gebeurd in dezen. Schoon hemelwater afkomstig van de daken van de bijgebouwen en het woonhuis vloeit af op de sloot gelegen naast het plangebied.
Conclusie
Het aspect ‘water’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming. Soortbescherming wordt geregeld in de Wet natuurbescherming.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De woonboerderij met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd waardoor er twee woonerven ontstaan.
Er is door Natuurbank Overijssel een verkennend natuurwaardenonderzoek uitgevoerd. Het volledige rapport van 2 maart 2022 met nummer 4154 is bijgevoegd als bijlage 3. In dit rapport wordt geconcludeerd dat er mogelijk beschermde amfibieën en grondgebonden zoogdieren die een vaste rust- en voortplantingsplaats bezetten gedood worden, maar dat hier een vrijstelling voor geldt. Wel moet zo goed mogelijk voorkomen worden dat beschermde dieren onnodig gedood worden. In het kader van de zorgplicht moet rekening gehouden worden met alle in het plangebied aanwezige planten en dieren.
Het plangebied ligt buiten de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland en Natura 2000 gebieden. Voor de genoemde soorten gebieden geldt dat er geen externe werking is waardoor de voorgenomen activiteiten niet in strijd zijn met de regels van deze gebieden. Een negatief effect op Natura 2000 gebieden kan uitgesloten worden.
Conclusie
Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De woonboerderij met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd waardoor er twee woonerven ontstaan.
Een woning is een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt. Voornoemde plicht geldt niet voor bestaande situaties. Aangezien er een extra woning wordt toegevoegd is een akoestische afweging verplicht op grond van de Wet geluidhinder.
Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom van het kleine dorp Fort aan een rustige weg. De beide woningen zullen voldoen aan het bouwbesluit en liggen op enige afstand van de weg.
Vanwege de aard en de ligging wordt niet verwacht dat de voorkeursgrenswaarde overschreden zal worden.
Er is met dit plan sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie:
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er balans is tussen de milieubelastende en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De woonboerderij met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd waardoor er twee woonerven ontstaan. De te herbouwen woning als mede de ruimte-voor-ruimte woning zullen op voldoende afstand tot deze veehouderij moeten zijn gelegen
Een goede ruimtelijke ordening vergt dat er voldoende afstand is tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen). In de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ van de VNG staan voor een groot aantal bedrijfscategorieën richtafstanden aangegeven. Deze richtafstanden hebben betrekking op de onderdelen geluid, geur, stof en gevaar. De genoemde richtafstanden zijn gebaseerd op een rustige woonwijk danwel rustig landelijk gebied.
Op het perceel Fort 22 is een (rund)veehouderij gevestigd (SBI 2008 0141, 0142) met de grootste hinderrichtafstand voor geur van 100 meter. Voor stof en geluid geldt 30 meter. Voor gevaar geldt geen hinderrichtafstand. Er wordt voldaan aan de hinderrichtafstanden van stof en geluid.
Er kan gemotiveerd worden afgeweken van de voornoemde hinderafstand. Betreffende geur kan de geurwetgeving benut worden als motivatie. Met dit plan zullen de te bouwen woningen op grond van de Wet geurhinder op minimaal 50 meter van de mestsilo alsmede de dierenverblijven worden gesitueerd. Daarmee kan dit bedrijf niet in de bedrijfsvoering worden belemmerd of te wel is geen sprake van een onevenredige aantasting van de milieusituatie.
Conclusie
Het aspect ‘milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen of deze activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Beoordeeld moet dus worden of ervoor op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.- beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht.
Op basis van onderdeel D (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) is indien de volgende drempelwaarden worden overschreden sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:
Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
Gevoelig gebied
Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Er is in dezen geen sprake van een gevoelig gebied.
Milieugevolgen
In dit plan zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit bestemmingsplan geen belangrijke nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
Conclusie
Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
Er is in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Conclusie:
Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.
Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. Op deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).
In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De woonboerderij met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd waardoor er twee woonerven ontstaan.
De risicokaart Nederland is nagezien op de mogelijke aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid (straal 500 meter) van het plangebied. Volgens de risicokaart zijn er in de nabijheid geen buisleidingen, inrichtingen met gevaarlijke stoffen en/of transportroutes over (spoor)weg gelegen. Daarmee is met dit plan sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Conclusie
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
Met dit plan wordt alle bestaande agrarische bebouwing op deze agrarische bedrijfskavel gesloopt. De woonboerderij met bijbehorende bouwwerken wordt herbouwd en ter compensatie van de te slopen agrarische bebouwing wordt een woning met bijbehorende bouwwerken gebouwd waardoor er twee woonerven ontstaan.
Er is voldoende parkeerruimte voorzien op eigen terrein, zie het erfinrichtingsplan in de bijlage bij de regels.
De verkeersdruk verandert door het toevoegen van een woning op dit perceel. De druk wordt verdeeld over twee inritten, waarvan er één binnen de bebouwde kom ligt, waar een lager snelheidsregime geldt. Fort is een doorlopende weg van Fort richting Veeningen en biedt voldoende mogelijkheden om de verkeersbewegingen op te vangen.
Conclusie
Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.
De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.
Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).
De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:
In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.
In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten algemene regels.
Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.
De regels zijn gebaseerd op de regels zoals opgenomen in de beheersverordening Buitengebied De Wolden.
Artikel 3 Agrarisch
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch grondgebruik.
Het bouwen van gebouwen is niet toegestaan. Er zijn enkel andere bouwwerken toegestaan.
Artikel 4 Tuin
De gronden met de bestemming Tuin worden onder andere gebruikt als erf, oprit en parkeren. Binnen deze bestemming mogen bij recht enkel andere bouwwerken worden gebouwd. Een uitzondering daarop is de bouw van erkers bij woningen. Via een afwijkingsmogelijkheid is de bouw van een carport toegestaan.
De bestemming ‘Tuin’ komt niet voor in het buitengebied van De Wolden en daarmee is een eigen kader opgesteld.
Artikel 5 Wonen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor wonen in een woning al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit.
De bouwregels zoals deze gelden voor de woonbestemming in het buitengebied van De Wolden zijn opgenomen. Daarbij zijn enkele maatwerkaanpassingen getroffen.
De aanleg en instandhouding van de landschappelijke maatregelen zoals aangegeven in het inrichtingsplan zijn geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Daarin wordt rekening gehouden met de op het erfinrichtingsplan per woning aangeven fasering.
Met deze ontwikkeling wordt voorzien in (vervangende) nieuwbouw van twee woningen met bijbehorende bouwwerken. Vanwege de schuine situering van het perceel kon niet volstaan worden met de reguliere regels betreffende de situering van bijbehorende bouwwerken. In dit plan is voorzien in een aanduiding waar een vrijstaand bijgebouw mag worden gebouwd. Aan- en uitbouwen en ondergeschikte bijgebouwen tot een oppervlak van 30 m² mogen buiten het aanduidingsvlak doch conform de reguliere regels in het buitengebied, 4 meter achter de naar de weg gekeerde gevel van het hoofdgebouw worden gebouwd. Vanwege de schuine ligging is de voorgevel specifiek aangeduid als de westgevel.
Het bestemmingsplan wil een sturend instrument zijn voor de ruimtelijke en functionele inrichting van het plangebied. Aan de hand van de in het bestemmingsplan opgenomen regels worden voorgenomen activiteiten (activiteiten en gebruik van gronden) getoetst. Als blijkt dat in afwijking van de regels activiteiten plaatsvinden, is handhaving in enge zin aan de orde, gericht op het ongedaan maken van een overtreding. Handhaving is belangrijk om de sturing die het bestemmingsplan beoogt tot haar recht te laten komen.
Er is een Kadernota Handhaving en Toezicht 2015 - 2018. Daarnaast is er een Integraal Veiligheidsplan en een Handhavingsuitvoeringsprogramma. De Kadernota geldt voor iedereen die betrokken is bij de handhaving van regels voor de fysieke leefomgeving en veiligheid door de gemeente De Wolden.
De nota bevat de handhaving van een breed scala aan landelijke en gemeentelijke regelgeving, zoals de Woningwet, Wet ruimtelijke ordening, Wet milieubeheer, Wet Bodembescherming, Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en de bijzondere wetten (Drank-en horecawet, Wet op de Kansspelen). Omdat bijzondere wetten ook onder de reikwijdte vallen, horen ook veiligheids- en openbare orde vraag stukken onder de werking van deze nota.
Visie op handhaving
De gemeente vindt het belangrijk dat inwoners zich veilig voelen in hun eigen huis, buurtschap en dorp. Veiligheid is een breed begrip dat om samenwerking vraagt. Vooral de politie speelt een belangrijke rol in handhaving, preventie en hulpverlening en heeft een belangrijke signaalfunctie. De gemeente gaat uit van vertrouwen, maar als het nodig is wordt opgetreden. De wens is minder regels vanuit de overheid en alleen regelgeving die is na te leven en te handhaven.
Inspraak
Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.
Initiatiefnemer heeft de eigenaren van omliggende gronden geïnformeerd. Hierbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.
Overleg
In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro is het conceptbestemmingsplan toegezonden worden aan de vooroverlegpartners.
Waterschap Drents Overijsselse Delta
Het Waterschap is akkoord met de standaardwaterparagraaf. Deze voldoet aan de ontwikkeling. Er zijn geen op- en/of aanmerkingen op het plan.
Provincie Drenthe
Behoudens een tekstuele aanpassing met betrekking tot archeologie zijn er geen op- en/of aanmerkingen. De aanpassing is doorgevoerd. Mondeling is het landschappelijk inpasssingsplan en de plankaart nog toegelicht. Provincie is vervolgens akkoord gegaan met het plan.
Veiligheidsregio Drenthe (VRD)
Er zijn geen op- en/of aanmerkingen op dit plan ontvangen.
Zienswijzen
Het voorliggend bestemmingsplan zal als ontwerp ter visie worden gelegd gedurende 6 weken. Binnen deze termijn wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen.
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemers garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschade en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemers. Er wordt een planschade afwentelingsovereenkomst gesloten, waarmee eventuele planschade afgedekt.