Type plan: omgevingsvergunning
Naam van het plan: Linderweg 2 Linde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1690.2021PB1002001-VG01
1 Inleiding
   
1.1 Aanleiding en doel van het project
 
Het voormalige boerenerf Linderweg 2 wordt herontwikkeld voor woningbouw. Deze ontwikkeling is op grond van de beheersverordening Buitengebied niet bij recht toegestaan.
 
Bij het schrijven van 11 februari 2019 heeft het college van Burgemeester en Wethouders aangegeven in principe medewerking te verlenen onder voorwaarden. De aangegeven voorwaarden zijn verwerkt bij de planontwikkeling en komen, voor zover van toepassing, aan de orde in de volgende paragrafen.
 
Het ontwikkelingsplan voor het boerenerf Linderweg 2 wordt in verschillende procedures bewerkstelligt. Deze ruimtelijke onderbouwing is onderdeel van de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van een dubbele schuurwoning (hierna: Woonhuis) met bijbehorende bouwwerken. Daarbij wordt gebruikt gemaakt van de ruimte voor ruimte regeling.
2 Huidige situatie
   
2.1 Projectgebied
 
Het projectgebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente De Wolden, ten zuiden van het dorp Zuidwolde en ten westen van de N48. Het te her ontwikkelen woonerf, waarvan dit projectgebied deel uitmaakt, is plaatselijk bekend als Linderweg 2 te Linde. In de afbeelding is de ligging van de locatie aangeduid met een rode pijl.
 
2.2 Vigerend bestemmingsplan
 
Het voormalige boerenerf, waarvan dit projectgebied deel uitmaakt, is gelegen binnen het plangebied van de beheersverordening Buitengebied De Wolden (vastgesteld 2019-02-28).
 
Deze gronden zijn grotendeels bestemd tot ‘Wonen’ en voorzien van een bouwvlak. In afbeelding 2.2 is de begrenzing van dit bestemmingsvlak alsmede het bouwvlak aangegeven met een blauwe lijn. De aangrenzende gronden zijn bestemd tot ‘Agrarisch met waarden’.
 
Daarnaast zijn de gronden aangeduid met dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’ en aanduiding ‘Milieuzone – Hydrologische beïnvloeding’ en aanduiding ‘Karakteristiek’.
2.3 Ruimtelijke en functionele structuur projectgebied
 
Het projectgebied maakt onderdeel uit van een voormalig boerenerf op een zichtlocatie langs de doorgaande Ommerweg. Het boerenerf is door de jaren heen nauwelijks gewijzigd. Wel is door de aanleg van de omliggende wegen de toegang gewijzigd. De huidige toegang is gelegen aan de noordzijde.
 
De voorheen bestaande bebouwing was zeer vervallen en het geheel gaf een zeer verrommelde indruk. Deze bebouwing is vooruitlopend op de beoogde herontwikkeling gesloopt. Er is daarmee sprake van een reeds opgeschoond braakliggend woonerf.
2.4 Herontwikkeling woonerf
 
De ontwikkeling van het voormalige boerenerf tot een woonerf bestaat in totaliteit uit het herbouwen van de boerderij met twee woningen, het bouwen van een dubbele schuurwoning en het bouwen van een driedubbele schuurwoning, met de bij de woningen bijbehorende bouwwerken. In afbeelding 2.2 een overzichtstekening van het beoogde woonerf. Deze wordt in drie fasen met afzonderlijke procedures gerealiseerd. Hieronder een beschrijving van deze ontwikkeling en fasering daarin.
 
 
Fase 1 Herbouw boerderij
De reeds gesloopte boerderij wordt herbouwd binnen het bestaande als zodanig bestemde woonerf. De te herbouwen boerderij omvat twee woningen. De te herbouwen boerderij is mogelijk op grond van een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid zoals bepaald in de geldende beheersverordening. Deze fase is geen onderdeel van het project waarin deze ruimtelijke onderbouwing voorziet.
 
Fase 2
Het in dezen bedoelde project omvat fase 2 van de herontwikkeling tot een woonerf. Het gaat dan om een schuurwoning met twee wooneenheden met bijbehorende bouwwerken.
 
Binnen de regels van de beheersverordening is het met een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk om mee te werken aan een extra woonhuis ter compensatie van de sloop van voormalige ontsierende agrarische bebouwing (Ruimte-voor-Ruimte regeling). Deze bevoegdheid is beperkt tot het bouwen binnen het bestemmingsvlak ‘Wonen’. Vanwege stedenbouwkundige en landschappelijke aspecten heeft een situering van dit beoogde woonhuis deels buiten het bestemmingsvlak ‘Wonen’ de voorkeur.
 
Daarmee volstaat de voornoemde binnenplanse afwijking niet geheel en is daarnaast een buitenplanse (project)afwijking vereist. Deze onderbouwing voorziet in de ruimtelijke motivatie daarvoor. Het van gemeentewege aangeduide projectgebied omvat het deel welke gelegen is buiten het bestaande bouwvlak.
 
Fase 3
Deze fase omvat een schuurwoning met drie wooneenheden die mogelijk gemaakt wordt op basis van mogelijkheden tot landschappelijk bouwen zoals beschreven in het Landschappelijk ontwikkelingskader (LOK). Voor deze fase zal in een bestemmingsplanherziening worden voorzien. In die procedure zal naar alle waarschijnlijkheid tevens de ontwikkelingen bij het noordelijk gelegen (sauna)bedrijf worden betrokken. Deze fase is geen onderdeel van het project waarin deze ruimtelijke onderbouwing voorziet.
3 Beleidskader
   
3.1 Inleiding
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op het relevante rijks, provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid dat van toepassing is op de in dezen beoogde woonhuis bestaande uit twee woningen en bijbehorende bouwwerken aan de Linderweg.
3.2 Rijksbeleid
 
Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte
 
Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke- natuurlijke- en cultuurhistorische waarden behouden zijn.
Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
 
Een aantal van deze nationale belangen wordt juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
 
Overwegingen
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
 
Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van nieuwe stedelijke ontwikkeling een onderbouwing van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing op te nemen. De ladder voor duurzame verstedelijking is sinds 1 oktober 2012 opgenomen in artikel 3.1.6, tweede lid Bro en stelt eisen met het oog op een zorgvuldige afweging, transparante besluitvorming en een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. De ladder voor duurzame verstedelijking heeft als doel om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren en over-programmering op regionaal niveau te voorkomen.
 
Op 1 juli 2017 is een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking doorgevoerd (artikel 3.1.6 lid 2 – 4 Bro). Voorheen bestond de ladder uit drie treden, dat is nu niet meer het geval. De behoefte van de ontwikkeling dient te worden beschreven indien er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Als de ontwikkeling is voorzien buiten het bestaand stedelijk gebied, zal daarnaast gemotiveerd moeten worden waarom de ontwikkeling niet binnen het bestaand gebied kan worden gerealiseerd.
 
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
Of de behoefte van de ontwikkeling moet worden beschreven hangt af van de vraag of er sprake is van een ‘nieuwe stedelijke ontwikkeling’ als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 2 Bro. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving.
De definitie van een stedelijke ontwikkeling is als volgt in het Bro omschreven:
'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'.  
De aard en de omvang van de toegestane functie en bebouwing waarin het plan voorziet is, naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, van belang of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
 
Overwegingen
Met dit project wordt op danwel aansluitend op een bestaand woonerf een woonhuis, bestaande uit twee woningen, met de bijbehorende bouwwerken toegevoegd.
 
Volgens de Nota van Toelichting van het Bro worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bijvoorbeeld de Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder.
 
Daarmee is betreffende de beoogde bouw van een woonhuis (dubbele schuurwoning) met bijbehorende bouwwerken geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling
 
Conclusie
Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.
 
Geconcludeerd wordt dat voldaan wordt aan de ladder van duurzame verstedelijking zoals bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. En dat het Rijksbeleid niet in de weg staat aan de gewenste ontwikkelingen in dezen.
3.3 Provinciaal beleid
 
Omgevingsvisie Drenthe
Op 3 oktober 2018 is de (geactualiseerde) Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld. De omgevingsvisie is het strategische kader voor de ruimtelijk-economische ontwikkelingen van Drenthe tot 2030, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De visie formuleert de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein. In de visie zijn vier wettelijk voorgeschreven provinciale planvormen samengenomen te weten de provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening; het provinciaal milieubeleidsplan op grond van de Wet milieubeheer; het regionaal waterplan op grond van de waterwetgeving en het provinciaal verkeers- en vervoersplan op grond van de Plan verkeer en vervoer.
 
Ruimtelijke kwaliteit
In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. Kernkwaliteiten vormen de basis voor het begrip ‘ruimtelijke kwaliteit’ en dit zijn kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. Deze kernkwaliteiten zijn rust, ruimte, natuur en landschap; oorspronkelijkheid; noaberschap; kleinschaligheid; menselijke maat; en veiligheid.
 
Deze worden op de visiekaart en kernkwaliteitskaarten weergegeven d.m.v. een aantal indicatoren te weten landschap; cultuurhistorie; aardkundige waarden; archeologie; rust en natuur. Onder ruimtelijke kwaliteit valt ook zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit.
 
Visiekaart
Op de visiekaart is het woonerf Linderweg 2 aangeduid als ‘Robuuste natuur’.
In gebieden die geclassificeerd zijn als ‘Robuuste natuur’ streeft de provincie naar het behouden en versterken van biodiversiteit. Men zet daarbij in op het verbeteren van leefgebieden conform de afspraken in het Natuurpact.
Wat betreft de provinciale ambities voor natuur zijn deze concreet uitgewerkt in de Natuurvisie 2014 – 2040. Daarnaast geeft het Programma Natuurlijk Platteland invulling aan de strategie van behoud en herstel van de biodiversiteit binnen het Natuurnetwerk Nederland.
De Natuurvisie vloeit voort uit het Natuurpact van het Rijk (2012), waarin provincies meer taken en verantwoordelijkheden krijgen op het gebied van natuur. Samen met maatschappelijke organisaties en betrokken ondernemers wil de provincie de bestaande plannen voor een grotere en beter functionerende natuur afmaken, waar zeker ook plek is voor recreëren en ondernemen.
Samengevat zijn de ambities voor de natuur in Drenthe voor de komende jaren:
  • Natuur is robuust en vitaal, zodat:
    • De biodiversiteit in Drenthe in stand kan blijven en toe kan nemen
    • De natuur zich zoveel mogelijk zelf kan redden
    • De natuur tegen een stootje kan en ruimte biedt voor menselijke activiteiten
  • Natuur is beleefbaar en draagt bij.
Er is in het landschappelijk inpassingsplan gekozen voor behoud van de biodiversiteit en het inspelen op de klimaatbestendigheid, zodat de biodiversiteit kan toenemen en de natuur zichzelf in stand kan houden en tegen een stootje kan.
 
Kernkwaliteit Landschap
Het projectgebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘Esdorpenlandschap’. Dit landschapstype bevat enkele telkens terugkerende onderdelen, namelijk het dorp, de es, het beekdal en de velden/bossen/heide. Het projectgebied maakt ook onderdeel uit van het Drents plateau.
Het provinciaal beleid is gericht op het behoud van de open ruimte en het versterken van esrandbeplanting en is gericht op het behoud van het onbebouwde karakter en het versterken van karakteristieke beekdal(rand)beplanting.
In dit project wordt hier rekening mee gehouden door aan de achterzijde van de nieuw te bouwen woningen richting het landschap geen verdere bebouwing te plaatsen. De bestaande structuren en waarden van deze gronden blijven behouden en worden waar mogelijk versterkt. Voor dit project is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld zie de bijlage bij de aanvraag.
Kernkwaliteit Aardkundige waarden
Het projectgebied is voor de kernkwaliteit Aardkundige waarden aangeduid met een hoge bescherming. In de gebieden met een hoog beschermingsniveau heeft de provincie de ambitie om de context en het referentiebeeld van de aardkundige eenheid te behouden of te herstellen. De kenmerken en gaafheid van het gebied moeten in acht genomen worden in ontwikkelingen. Zorgvuldig en verantwoord omgaan met de aardkundige waarden vormt het vertrekpunt.
Het projectgebied omvat volgens geomorfologische kaart van Drenthe meerdere aardkundige waarden. Op afbeelding 3.1 is een uitsnede van de geomorfologische kaart ter hoogte van het projectgebied weergegeven. Hierop is te zien het woonerf aanduiding ‘Gestuwde grondmorenerug’ heeft. De rand van het woonerf grenst aan een plaatselijke ronde tot ovale laagte.
In dit project zal behoudens de voorziene bebouwing, geen grond vergraven of doorsneden worden. Ter hoogte van de voorgenomen bebouwing is sprake van een voormalig boerenerf waar door de jaren geen bebouwing hebben gestaan en grondbewerkingen zijn gedaan. De gronden zullen ten behoeve van de te bouwen woningen moeten worden opgehoogd. Bij het opgestelde landschappelijke inrichtingsplan zijn de structuren van deze landschap betrokken en verwerkt. Dat is nadere toegelicht in de toelichting van het landschappelijke inrichtingsplan. Daarmee zal met dit project het bestaande reliëf niet onevenredig worden aangetast.
 
Kernkwaliteit Archeologie en cultuurhistorie
Het projectgebied is aangeduid met beschermingsniveau ‘generiek’ wat betreft archeologie. Wat betreft cultuurhistorie valt het projectgebied onder deelgebied 9 ‘het Hollandscheveld en Hoogeveen’ en is daarmee aangeduid met waarde ‘Respecteren’.
Het beschermingsniveau generiek is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe. Voor de gebieden aangewezen met het beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.
De beoogde dubbele woning is onderdeel van het nieuwe woonerf. Met de opzet van het nieuwe woonerf is rekening gehouden met de landbouwhistorie door de boerderij te herbouwen en de nieuwbouw vorm te geven als schuurwoningen. Tevens is aansluitend daarop een passende inrichting ontworpen. De vormgeving en inrichting zijn verbeeld op de aanvraag behorende tekeningen en landschappelijk inrichtingsplan.
 
Kernkwaliteit natuur
Het projectgebied is niet voorzien van een aanduiding.
 
Kernkwaliteit rust
De kernkwaliteit rust heeft geen specifieke aanduiding op deze locatie.
 
Bruisend Drenthe
De provincie heeft als missie het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe, passend bij deze kwaliteiten.
Daarbij gaat het om economische ontwikkeling en werkgelegenheid door een dynamische, vitale en zichzelf vernieuwende regionale economie te stimuleren. Het gaat over het managen van de structurele bevolkingsdaling. Het gaat om het faciliteren van aantrekkelijke, gevarieerde en leefbare woonmilieus die voorzien in de woonvraag.
Het gaat over het creëren van ‘robuuste’ stedelijke netwerken en over de verantwoordelijkheid nemen voor een leefomgeving die klimaatverandering aan kan. Het gaat over het ontwikkelen van duurzame energievoorzieningen, het ontwikkelen van duurzame en innovatieve mobiliteitsnetwerken.
Maar ook natuur, biodiversiteit en het waarderen van verschillende landschapstypen zijn een belang van de provincie om Drenthe bruisend te maken en houden. Tot slot is hier de multifunctionaliteit van gebieden van belang, waar verschillende gebruiksfuncties samenkomen is een goede verweving van provinciaal belang.
 
Provinciale omgevingsverordening Drenthe
De Provinciale omgevingsverordening Drenthe (vastgesteld 3 oktober 2018), geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen.
De verordening (paragraaf 2.2.1) heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.
Op grond van artikel 2.16 (Ruimte-voor-ruimte regeling) mag een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, voorzien in een Ruimte-voor-ruimte regeling, als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is.
Een van de randvoorwaarden is dat de bouw van de compensatiewoning niet plaats vindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart 2020 met de functie 'Natuur' of 'Beekdalen' is aangeduid. Daarop geldt een uitzondering indien het ruimtelijke plan in nieuwe kapitaalintensieve functies voorziet waarbij de functie op die locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten. Een andere uitzondering betreft de gronden die gelegen zijn binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN), tenzij de oorspronkelijke agrarische bedrijfsbebouwing wordt verwijderd in de betreffende gebieden. Dit project voorziet daarin. De voorwaarden voor deze provinciale Ruimte-voor- ruimte regeling zijn overgenomen en nader uitgewerkt in het gemeentelijk Ruimte-voor-ruimte beleid zoals tevens verwoord in de beheersverordening buitengebied.
 
Conclusie:
Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.
3.4 Gemeentelijk beleid
 
Structuurvisie De Wolden (2011)
 
In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.
 
De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.
 
Het projectgebied is op de visiekaart aangeduid als ‘Minder gaaf esdorpenlandschap’.
In het esdorpenlandschap is het landelijke gebied en de dorpen met elkaar verweven via open ruimten, wegen en beplantingen. Gebieden lopen geleidelijk in elkaar over, meestal zonder harde randen. Beken, bossen en heidevelden beslaan het gebied.
 
Binnen het esdorpenlandschap heeft 'De rug van Zuidwolde' een specifieke positie. Dit gebied verschilt qua karakter van het overige deel van het esdorpenlandschap. De structuur is dichter door het grote aantal boerderijen en de bosstroken die hier haaks op de weg zijn aangeplant. De doorzichten richting het lagere gebied zijn hier opvallend. De afwisseling van ontgonnen en onontgonnen percelen zorgen voor een getande overgang naar het echte hoogveengebied. De onontgonnen stroken zijn nu in gebruik als natuur, de ontgonnen stroken zijn in gebruik als landbouwgebied. De rug van Zuidwolde wordt gerekend tot de kernkwaliteiten van het landschap.
 
De structuurvisie geeft een eerste aanzet voor inpassing voor nieuwe ontwikkelingen op basis van de aangegeven landschapstypes. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in het LOK.
 
Landschappelijk Ontwikkelingskader (LOK)
De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK-randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.
 
Het projectgebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als Essenlandschap (Esdorpenlandschap).
 
De lange geschiedenis van de esdorpen is nog steeds te zien in het landschap. Historische boerderijen, erven, oude boomgaarden, houtsingels en essen maken het een waardevol gebied. De van oudsher relevante elementen zijn ook nu nog de drager van het landschap: de essen als bouwland, de beekdalen als hooiland en de heidevelden als weidegebied (nu onderdeel van de jonge veldontginningen). Te midden van de essen en op de overgangen naar de beekdalen liggen de dorpen. Het wegenverloop is kronkelig. De bolle vorm van de essen en de aanwezige steilranden zorgen op kleine schaal voor hoogteverschil. De variatie en de kleinschaligheid van het landschap maken het gebied aantrekkelijk om te wonen en te recreëren. Op de rug van Zuidwolde kent de vrije verkavelingsstructuur die voor het esdorpenlandschap zo kenmerkend is (zoals bij Ruinen en Echten) juist een duidelijke gerichtheid. Waarschijnlijk omdat de ruimte op de rug beperkt was, is het gebied meer rationeel opgezet. De dorpen liggen, net als de essen en de verbindende weg, boven op de rug en op de flanken van de stuwwal zijn strooksgewijs de weilanden gelegen. Deze opstrekkende verkaveling is nog goed te zien. Samen met het forse hoogteverschil vormen de lange lijnen met beplanting een mooi panorama.
 
De rijke, alom gewaardeerde historische uitstraling van dit deelgebied en de kleinschalige opzet ervan is de grote kracht van het esdorpenlandschap. Door de groei van erven en dorpen en de gewenste opschaling in de agrarische sector staat de historiciteit en kleinschaligheid echter onder druk. Maar nieuwe ontwikkelingen bieden ook kansen om juist het karakter van het esdorpenlandschap te versterken. Dat vraagt echter wel om maatwerk, waarbij de logische, landschappelijke verankering bijzondere aandacht vraagt. De gemeente vindt dat het microreliëf in alle gevallen behouden moet blijven. Ook het verharden van zandpaden zal niet op voorhand worden toegestaan.
 
In het kader van het totale plan is specifiek aandacht besteedt aan de landschappelijke inrichting, deze is bijgevoegd bij de aanvraag. Daarbij is het LOK in acht genomen. Het projectgebied in dezen maakt onderdeel uit van dit totale plan en vanwege de landschappelijke inpassing is ervoor gekozen deze dubbele schuurwoning met bijbehorende bouwwerken mogelijk te maken met een projectafwijking, omdat het bouwen deels buiten het bouwblok zowel landschappelijk als stedenbouwkundig gewenst is.
 
Conclusie
Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.
4 Gewenste ontwikkeling en uitgangspunten
  
4.1 Inleiding
 
Het met dit project beoogde woonhuis met bijbehorende bouwwerken is gebaseerd op de uitgangspunten van het Ruimte-voor-Ruimte beleid. Daarbij worden in het woonhuis twee woningen toegestaan.
 
Ten behoeve van dit woonhuis zal op het perceel 414 m² voormalige agrarische bedrijfsbebouwing worden gesloopt. Op grond van het Ruimte-voor-Ruimte beleid dient in beginsel 750 m² worden gesloopt. Daarbij geldt een afwijkingsmarge van 5%. Daarmee wordt op dit perceel te weinig gesloopt. Op grond van de regeling mogen de sloopmeters worden gesaldeerd vanaf een andere locatie binnen de gemeente. Daarin is met dit plan voorzien. Op een locatie elders is ten behoeve van dit project reeds 573 m² aan voormalige agrarische bebouwing gesloopt. Aanvrager heeft ten behoeve van de inzet van deze extra sloopmeters een sloopovereenkomst gesloten met gemeente De Wolden.
4.2 Ruimtelijke en functionele structuur
 
Het beoogde woonhuis is onderdeel van het woonerf. Het woonerf is ingericht passend in en met respect voor het landschap. De ontsluiting van het woonerf aan de Linderweg blijft behouden.
 
Met het inrichtingsplan en de situering van de bebouwing is rekening gehouden met het behoud van de doorzichten. Daarmee zijn de bijbehorende bouwwerken voor deze woning aan de ‘binnenzijde’ van het erf voorzien. De doorzichten en het open landschap wordt behouden door aan de ‘buitenzijde’ van het erf bebouwing uit te sluiten. De buitenkant is rustig van opzet, halfopen ingericht met hagen en wat vrijstaande bomen, de zgn. informele overgangen tussen erf en (openbaar) landschap worden versterkt met wat doorkijkjes als verbinding richting het landschap. Hierdoor ontstaat de wenselijke "rafelige " dorpsrand, een redelijk groen silhouet waar in de toekomst hier en daar wat daken en gevels zichtbaar blijven.
 
Met name de oostelijke groenstructuur met zijn greppel en houtwal worden versterkt met bomen en hagen.
 
 
Het woonhuis met bijbehorende bouwwerken zal conform de principe-uitspraak een oppervlakte hebben van maximaal 200 m². De schuurwoning wordt opgedeeld in twee woningen. Bij deze dubbele schuurwoning zijn bijbehorende bouwwerken met een gezamenlijk oppervlak van maximaal 100 m² voorzien.
4.3 Conclusie
 
De ontwikkeling van het projectgebied maakt onderdeel uit van een groter plan. Vanwege de landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige waarden is ervoor gekozen de dubbele schuurwoning buiten het bouwblok te bouwen. Hiermee worden doorzichten behouden en zal de dubbele schuurwoning onderdeel uitmaken van een compact erf, maar met voldoende leefruimte.
5 Omgevingsaspecten
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
 
Het plan omvat twee nieuwe woonpercelen voor twee woonhuizen met bijbehorende bouwwerken op grond van de ruimte-voor-ruimte regeling. Tevens wordt de voormalige bedrijfswoning bestemd tot wonen.
  
5.1 Inleiding
 
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het project uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het project dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.
 
Dit project voorziet in een dubbele schuurwoning met bijbehorende bouwwerken.
5.2 Bodem
 
In het kader van een ruimtelijke ontwikkeling dient gemotiveerd te worden dat de voorgenomen functie passend wordt geacht in relatie tot de bodemkwaliteit.
 
Betreffende het woonerf Linderweg zijn in het bodemloket vermeld dat een historie bekend is. Deze historie zal gebaseerd zijn op de voormalige agrarische bedrijfsvoering. Er is aangegeven dat een historisch onderzoek moet worden uitgevoerd. De voormalige agrarische bedrijfsvoering is reeds lange tijd opgeheven. Daarvoor was sprake van zeer beperkte bedrijfsvoering waarbij nauwelijks tot geen sprake was van moderne bedrijfstechnieken. Daarmee is het aannemelijk dat er geen sprake is van verontreinigde grond.
 
Conclusie
Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.3 Archeologie en cultuurhistorie
 
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.
 
Archeologische beleidskaart
Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het projectgebied is op de kaart voor het overgrote deel aangeduid met de waarde ‘historische kernen, buitenplaatsen, middeleeuwse begraafplaatsen (in gebruik) en zone rond historische nederzettingen’. Een beperkt deel van het projectgebied is aangeduid met de waarde ‘depressies/ laagten, al dan niet gevuld met organisch materiaal’ (zie afbeelding 5.1)
 
In deze gebieden aangeduid als historische kernen geldt, is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 100 m² en dieper dan 30 cm –Mv. In gebieden aangeduid als depressies/laagten is archeologisch onderzoek verplicht. Het projectgebied is niet groter dan 100m² en daarmee is archeologisch onderzoek niet verplicht.
 
Met dit project blijft de dubbelbestemming waarde Archeologie behouden. Daarmee blijft, conform de huidige planologische situatie, de verplichting tot onderzoek in stand.
 
 
Cultuurhistorische waardenkaart
 
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk vastgesteld (inrichting en beheer).
 
Op de beleidskaart is het projectgebied aangeduid als beleidszone 2. Hierbij is aangegeven dat bij nieuwe ontwikkelingen cultuurhistorische waarden een grote rol spelen. Het rekening houden met aanwezige cultuurhistorische waarden wordt daarom aanbevolen.
 
 
Het projectgebied valt ook binnen het cultuurhistorisch ensemble. Dit zijn waardevolle gebieden in de gemeente. Cultuurhistorie biedt hiervoor zowel gemeente als private partijen kansen voor toeristisch-recreatieve ontwikkelingen. Het projectgebied is volgens de inventarisatiekaart gelegen in het cultuurlandschap: ‘esdorpenlandschap’.
 
Met dit project wordt als tweede fase van een grotere ontwikkeling een dubbele schuurwoning met bijbehorende bouwwerken ontwikkeld met inachtneming van de cultuurhistorische waarden die volgen uit de ligging in het ‘esdorpenlandschap’.
 
De nieuw te bouwen wooneenheid is ontworpen als schuurwoning waarbij rekening gehouden wordt met het landschap door geen bebouwing toe te staan aan de buitenzijde van de woning(en).
 
Monumenten
De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn niet in de buurt van het projectgebied gesitueerd, hierdoor is de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen.
 
Conclusie
Het aspect ‘cultuurhistorie en archeologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.4 Water
 
In het kader van de ontwikkeling van het totale woonerf is op 29 januari 2020 de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze digitale toets is geconcludeerd dat belangen van het waterschap worden geraakt. Daarmee dient de normale procedure doorlopen te worden. In het kader van deze normale procedure is een uitgangspuntennotitie (zie Bijlage 2) opgesteld door het Waterschap met daarin de uitgangspunten voor het totale plan. Deze uitgangspunten zijn verwerkt in de planontwikkeling.
 
Wat betreft de schuurwoning in deze projectafwijking (fase 2 van het totale plan) worden de wooneenheden aangesloten op het gemeentelijk riool. Het hemelwater stroomt af naar de reeds bestaande laagtes/greppels rondom het projectgebied, die deels hersteld zullen worden. Het herstellen van de greppels is onderdeel van het landschappelijk inrichtingsplan.
5.5 Natuur en ecologie
 
Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming.
 
Soortbescherming
De bestaande bebouwing is reeds verwijderd van het perceel. Het projectgebied is vrij van opstallen en opschot. Daarmee zijn er geen verblijfsmogelijkheden voor beschermde soorten ter hoogte van het projectgebied. De algemene zorgplicht zal door aanvrager in acht worden genomen. De werkzaamheden worden buiten het broedseizoen aangevangen.
 
Er is op 6 oktober 2020 door Booman Tuinen een quickscan uitgevoerd voor een drietal zones in het totale plangebied, waarvan het projectgebied in dezen onderdeel uitmaakt. Het rapport is bijgevoegd als bijlage bij de aanvraag. Er wordt geconcludeerd dat er geen beschermde soorten zijn waargenomen en geen nader ecologisch onderzoek benodigd is.
 
Gebiedsbescherming
Uit verkennend onderzoek naar de bijdrage van woningbouwontwikkeling aan de stikstofdepositie uitgevoerd door SWECO (2019) blijkt dat een woningbouwproject van 100 woningen bij een gemiddelde inzet van materieel in de aanlegfase binnen een afstand van 10 km kan leiden tot een stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jr. In een gemiddelde situatie zal de toename tijdens de aanlegfase op een afstand van meer dan circa 3,5 km lager zijn dan 0,05 mol/ha/jr. Onderhavig project bestaat uit het bouwen van een schuurwoning bestaande uit twee wooneenheden, waarmee niet te verwachten is dat er een significante invloed zal zijn op Natura2000 gebieden.
 
Daarbij ligt het projectgebied niet binnen 10 km van een Natura2000 gebied. Het Vecht- en Beneden- Reggegebied ligt op ca 12 km afstand en het Mantingerzand, het Dwingelderveld en Holtingerveld liggen op meer dan 15 km afstand tot het plangebied.
 
Conclusie
Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.6 Geluid
 
Er is sprake van het oprichten van nieuwe woningen waarvoor volgens de Wet geluidhinder het aspect verkeerslawaai moet worden onderzocht.
 
De nieuw te bouwen woningen liggen op meer dan 250 m afstand van de N48, het verkeerslawaai hiervan hoeft daarom niet te worden onderzocht. De woningen liggen wel in de geluidszone van de Ommerweg en de Linderweg, voor beide wegen is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Alle berekende geluidbelastingen voldoen aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB (zie bijlage 1, geluidstabellen).
 
In de omgeving zijn bedrijven aanwezig. Vanuit deze bedrijven is de afstand tot bestaande woningen korter dan naar de nieuwe woningen. Dit vormt daarom geen belemmering.
 
Conclusie
Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.7 Bedrijven en Milieuzonering
 
Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.
 
Er worden met dit project woningen, zijnde milieugevoelige functies, toegevoegd. Nieuwe gevoelige functies kunnen een belemmering zijn voor nabijgelegen bedrijfsbestemmingen.
 
Bedrijven en Milieuzonering
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de VNG (2009). Bij deze richtafstanden wordt rekening gehouden met milieuaspecten als geur-, stof en geluidhinder. De genoemde richtafstanden zijn gebaseerd op een rustige woonwijk dan wel rustig landelijk gebied.
 
In de nabijheid (straal 200 meter) van het plangebied Linderweg 2 zijn de volgende (agrarische) bedrijfsbestemming gelegen.
 
 
Er wordt voldaan aan alle richtafstanden, waarmee is aangetoond dat de bedrijfsvoering van omliggende percelen niet wordt belemmerd.
 
Conclusie
Het aspect ‘bedrijven en milieuzonering’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.8 MER
 
Het bevoegd gezag moet zich ervan vergewissen of deze activiteit geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben. Beoordeeld moet dus worden of ervoor op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe. Dit betekent dat er geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.
 
Vormvrije m.e.r.-beoordeling
Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.
 
Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.
 
Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
 
Drempelwaarden Besluit m.e.r.
Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.
In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D (De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen) is indien de volgende drempelwaarden worden overschreden sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:
 
1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
 
Met de ontwikkeling die dit project mogelijk maakt, worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
 
Gevoelig gebied
Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden. Er is in dezen geen sprake van een gevoelig gebied.
 
Milieugevolgen
In dit project zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit project geen belangrijke nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.
 
Conclusie
Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.9 Luchtkwaliteit
 
De luchtkwaliteit dient te worden meegenomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een plan niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een plan de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.
 
Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  2. Een plan leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  3. Een plan draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  4. Een plan is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.
Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:
  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² brutovloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² brutovloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.
Er is in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging. Daarmee is een andere afweging niet vereist.
 
Conclusie:
Het aspect ‘luchtkwaliteit’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.10 Externe veiligheid
 
Dit project omvat de bouw van een woonhuis met twee woningen met bijbehorende bouwwerken. De woningen zijn aan te merken als een beperkt kwetsbaar object. Daarmee is een nadere afweging van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico in dezen vereist.
 
De risicokaart van het interprovinciaal Overleg is nagezien op de aanwezigheid van risicobronnen. In de nabije omgeving (straal 1 km) is een transportroute gevaarlijke stoffen over de weg, spoorweg of water gelegen. Behoudens de voornoemde transportroute, zijn in de nabije omgeving geen risicobronnen aanwezig.
 
Transportroutes
Oostelijk van het plangebied is de provinciale weg N48 gelegen. Volgens de risicokaart is de N48 onderdeel van het basisnet voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Daarbij is voor het wegdeel vanaf het knooppunt Hoogeveen tot aan de afrit N377 (Balkbrug) een PR-plafond van 0 meter en een GR-plafond van 47 meter, aangeduid. Daarbij is aangegeven dat geen sprake is van plasbrandaandachtsgebied.
 
Het projectgebied is op ca 240 meter van de N48 gelegen en daarmee ruim buiten de voornoemde risicocontouren gelegen. Daarmee is een nadere afweging van het groepsrisico met dit project niet vereist.
 
Hulpverlening
Gezien de ligging van het projectgebied in het buitengebied mag verwacht worden dat er sprake is van redelijke opkomsttijden voor de brandweer en ander hulpverleningsdiensten.
 
Conclusie
Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
5.11 Verkeer en Parkeren
 
Met dit project wordt een woonhuis met twee woningen met bijbehorende bouwwerken mogelijk gemaakt.
 
De CROW-publicatie 381 geeft parkeerkenkerncijfers en kenkerncijfers verkeersgeneratie voor verschillende bestemmingen in de groepen wonen, werken, winkelen en boodschappen, sport, cultuur en ontspanning, horeca en (verblijfs)recreatie, gezondheidszorg en (sociale)voorzieningen en onderwijs.
 
De omgeving van het plangebied is op basis van de publicatie te kenmerken als een weinig stedelijk buitengebied. Waar voornoemde norm ontbreekt is (zover mogelijk) aangesloten bij de norm voor rest bebouwde kom weinig stedelijk. In onderstaande berekening(en) is de gemiddelde norm aangehouden.
 
Parkeren
 
Er wordt voorzien in parkeerplaatsen op het eigen perceel bij de woningen.
 
Verkeer
 
Met voornoemde berekening zal er een toename zijn van ca 15 verkeersbewegingen.
 
De Linderweg sluit direct aan op de doorgaande gebiedsontsluitingsweg Ommerweg, welke in noordelijke en zuidelijke richting een goede ontsluiting geeft. Tevens is op korte afstand de (nieuwe) Linderweg gelegen welke in oostelijke richting het verkeer ontsluit. De doorgaande Ommerweg is voldoende breed en heeft een voldoende doorstroming om de toename in verkeer op te kunnen vangen.
 
Conclusie
Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.
6 Uitvoerbaarheid
     
6.1 Economische en financiële haalbaarheid
 
Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het project. Eventuele planschadekosten en aan dit project verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer.
 
De initiatiefnemer heeft een planschadeovereenkomst en een sloopovereenkomst gesloten met de gemeente de Wolden.
6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid
 
Zaterdag 1 mei is er een inloopochtend op het perceel gehouden, waarvoor naaste buren persoonlijk per brief zijn uitgenodigd. Er zijn geen op- of aanmerkingen ontvangen die tot aanpassing van de plannen leiden.