direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied, deelplan Ruinerweide 20, Ruinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Ruinerweide 20, 7963 SP te Ruinen is een voormalig agrarisch bedrijf gesitueerd. De Initiatiefnemer is voornemens ter compensatie van de sloop van voormalige agrarische bebouwing, een ruimte voor ruimte woning te realiseren binnen het agrarische bouwperceel.

Bij het schrijven van 23 oktober 2018 heeft het college van burgemeester en wethouders aangegeven in principe medewerking te verlenen onder voorwaarden. De aangegeven voorwaarden zijn verwerkt bij de planontwikkeling en komen, zover van toepassing, aan de orde in de volgende paragrafen.

Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ naar ‘Wonen’, waarbij de bestaande bedrijfswoning gebruikt mag worden als woning en een compensatiewoning met bijgebouw(en) mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen in het buitengebied van de gemeente De Wolden aan de landelijke weg Ruinerweide. In het omliggende gebied zijn verspreid woningen en agrarische bedrijven gelegen. In afbeelding 1.1 is het plangebied aangeduid met een rode ster.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0001.jpg"

1.3 Verantwoording

Bij het opstellen van dit plan is gebruik gemaakt van websites, visiedocumenten, beleidsstukken en rapportages. Daar waar nodig zijn de teksten en/of afbeeldingen integraal overgenomen om de inhoud zoveel mogelijk te waarborgen. Voor het overige is de naam en/of vindplaats van de bronnen weergegeven.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt de huidige en gewenste situatie beschreven. Vervolgens komt in hoofdstuk 3 het van toepassing zijnde ruimtelijke beleid aan de orde. In hoofdstuk 4 worden de relevante omgevingsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 gaat in op de juridische opzet van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6 is de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan aangegeven en gaat in op de inspraak en het overleg over het bestemmingsplan.

Hoofdstuk 2 Beschrijving van het plangebied

2.1 Huidige situatie

Op het perceel Ruinerweide 20 was een voormalig agrarisch bedrijf aanwezig. Vanwege de bedrijfsbeëindiging is de gemeente de Wolden in 2018 gevraagd om zich uit te spreken over de mogelijkheden.

Ter plaatse is een boerderij met uitbouw aanwezig. Het voorhuis wordt bewoond zonder agrarische bedrijfsvoering. In het achterhuis en uitbouw van de boerderij is de (grup)stal gesitueerd. Op het westelijk deel van het perceel is een jongveestal (ca 274 m²) aanwezig. Verder is naast de woning een vrijstaande schuur aanwezig waarin een werk/hobbyruimte is gesitueerd, welke in relatief goede staat is. Verder zijn enkele verspreid liggende vrijstaande schuren, een mestsilo, voersilo’s en kuilvoerplaatsen aanwezig.

Daarnaast is op grond van een geldende omgevingsvergunning de bouw van een ligboxenstal met een oppervlakte van 1337,65 m² mogelijk. Ook zijn ter plaatse een mestsilo en diverse andere bouwwerken aanwezig. Afbeelding 2.1 geeft de voornoemde bestaande perceel indeling met bebouwing weer. Het plangebied (voormalige agrarische bouwvlak) is aangeduid met een rode lijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0002.jpg"

Het perceel is gelegen binnen het plangebied van de beheersverordening Buitengebied De Wolden en is daarin aangeduid met de bestemming ‘Agrarisch met waarden’ met de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ en voorzien van een ‘bouwvlak’. Tevens is het plangebied aangeduid met ‘Waarde-Archeologie’.

Op gronden met deze bestemming is de bouw van de voorgenomen woning niet bij recht toegestaan. Tevens is het bewonen van de bestaande bedrijfswoning zonder actieve agrarische bedrijfsvoering niet toegestaan.

2.2 Gewenste situatie

Het voornemen is om het westelijke deel van het erf af te splitsen voor de realisatie van een ruimte voor ruimte woning met bijbehorende bouwwerken. De af te splitsen kavel zal een grootte hebben van ca 4000 m². Op deze kavel is een vrijstaande schuur (ca 220 m³) aanwezig, deze dient te worden gesloopt.

Het oostelijke deel van het voormalige agrarische erf met de bestaande bedrijfswoning is verkocht aan derden. De boerderij, alsmede de zuidoostelijk gelegen schuur (atelier/hobby ruimte) blijven in stand. De boerderij zal worden ingekort. De overige voormalige agrarische bedrijfsgebouwen alsmede de mestsilo worden gesloopt. De kuilplaten op het achtererf zullen worden verwijderd.

Het westelijk deel wordt afgesplitst als nieuw woonerf voor de compensatiewoning met bijbehorende bouwwerken. De grootte van het af te splitsen perceel zal ca 2000 m² bedragen. Er wordt voorzien in een compensatiewoning, met een oppervlakte van maximaal 200 m² en bijgebouw(en), met (gezamenlijk) een maximaal oppervlak van 150 m² (zie afbeelding 2.2).

Deze ontwikkeling is met een afwijking van het bestemmingsplan te realiseren. Echter in dezen kan daarvan geen gebruik worden gemaakt omdat de kavel verkocht wordt als bouwkavel aan derden. Daarom is voorzien in een (partiële) herziening van het bestemmingsplan.

De te bouwen woning wordt mogelijk gemaakt op grond van de Ruimte-voor-ruimte regeling van de gemeente De Wolden. Op grond van deze regeling mag er geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het bebouwingsbeeld en landschappelijke waarden. Ter compensatie zal 649 m² aan voormalige agrarische bebouwing worden gesloopt. Tevens zal de vergunning voor de bouw van een ligboxenstal met een oppervlakte van 1337,65 m² worden ingetrokken.

Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening van ‘Agrarisch met waarden’ met ‘bouwvlak’ naar ‘Wonen’, waarbij de bestaande woning met een gezamenlijk oppervlak van 200 m² aan bijgebouwen en de nieuwbouw van een woning met een gezamenlijk oppervlak van 150 m² aan bijgebouwen mogelijk worden gemaakt. De noordelijke gronden van het plangebied behouden de bestemming ‘Agrarisch met waarden’. De regels van de beheersverordening Buitengebied zullen daarbij, voor zover van toepassing, worden overgenomen in dit plan.

2.3 Ruimtelijke kwaliteit

Het plangebied is gelegen aan de Ruinerweide te Ruinen. De Ruinerweide is een smalle landweg met verspreid liggende woningen en agrarische bedrijven. De Ruinerweide sluit aan zuidwestzijde nagenoeg direct aan op de provinciale weg N375.

De bestaande boerderij, de zuidoostelijk gelegen schuur (atelier/hobby ruimte) en de erfinrichting rond de boerderij en de uitweg blijven met dit plan intact op de inkorting van de boerderij zoals getoond op afbeelding 2.2. Met de beoogde sloop van voormalige agrarische bebouwing zal het erf achter de boerderij worden opgeruimd en heringericht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0003.jpg"

Het westelijk deel van het voormalige agrarische bouwvlak, met een grootte van ca 2000 m², wordt afgesplitst ten behoeve van de bouw van de nieuwe compensatiewoning met bijgebouw(en) en andere bouwwerken. Op het nieuwe woonperceel wordt een woning met een oppervlak van maximaal 200 m² en de bouw van bijgebouwen met een oppervlak van maximaal 150 m² mogelijk gemaakt. De nieuw te bouwen woning zal worden ontsloten via een bestaande uitweg van het agrarische erf.

Het bouwvlak waarbinnen de compensatiewoning kan worden gesitueerd is gelegen in lijn met de bestaande boerderij. De Ruinerweide kenmerkt zich als een bebouwingslint met verspreid liggende erven en bebouwing. Deze erven en bebouwing zijn op wisselde afstand tot de weg gelegen. Daarmee is de met dit plan voorgenomen situering passend in het straat en bebouwingsbeeld.

Voor het bestaande (woon)erf en het nieuwe woonerf is een landschappelijk inrichtingsplan opgesteld conform het Landschappelijk ontwikkelingskader. Het inrichtingsplan is geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting. Afbeelding 2.3 geeft de bedoelde inpassing weer. Voor het volledige inpassingsplan wordt verwezen naar bijlage A behorende bij de regels van dit plan. De aangewezen waardevolle bomen zuidelijk op het plangebied blijven behouden met dit plan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0004.jpg"

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Rijkstructuurvisie Infrastructuur en Ruimte (hierna SVIR) vastgesteld. Daarin is aangegeven dat het Rijk streeft naar ‘Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig’. Het Rijk kiest drie doelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk economische structuur van Nederland;
  • het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke- natuurlijke- en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk kiest daarbij voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.

Een aantal van deze nationale belangen worden juridisch geborgd via het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is de ‘ladder voor duurzame verstedelijking’ geïntroduceerd en vervolgens vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Volgens de Nota van Toelichting van het Bro worden ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, maar bebouwing reduceren of verplaatsen, zoals bij voorbeeld de Ruimte-voor-Ruimteregelingen, niet gezien als stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. Daarnaast volgt uit jurisprudentie dat wanneer er sprake is van een functiewijziging, moet worden beoordeeld of er sprake is van een naar aard en omvang zodanige functiewijziging dat desalniettemin sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarbij is vast komen te staan dat plannen waarbij er sprake is van salderen binnen een plangebied en/of reductie van onbebouwde plancapaciteit, zoals een ruimte-voor-Ruimte plan Laddervrij zijn.

Voor dit plan zijn in de SVIR dan wel de Barro geen onderwerpen van nationaal belang opgenomen waarmee rekening dient te worden gehouden.

3.2 Provinciaal beleid

Provinciale Staten hebben op 3 oktober 2018 de Omgevingsvisie Drenthe vastgesteld.

In de omgevingsvisie zijn de belangen, ambities, rollen, verantwoordelijkheden en sturing van de provincie in het ruimtelijk domein geformuleerd. De omgevingsvisie vormt het strategisch kader voor de ruimtelijk economische ontwikkeling van Drenthe in de periode tot 2020, met in sommige gevallen een doorkijk naar de periode daarna. De Omgevingsvisie Drenthe is een integraal document en fungeert als provinciale structuurvisie op grond van de Wet ruimtelijke ordening, als provinciaal milieubeleidsplan, als regionaal waterplan en als provinciaal verkeers- en vervoersplan.

Op de visiekaart 2020 is het plangebied aangeduid als ‘Multifunctionele gebieden’.

Multifunctionele gebieden zijn gebieden waar geen sprake is van een hoofdfunctie die leidend is. Van belang voor deze gebieden is dat de functies en kernkwaliteiten moeten worden behouden en worden ontwikkeld.

Vaak is hier sprake van een gebiedsgerichte benadering waarbij maatwerk is vereist. Het uitgangspunt is dat van oudsher bestaande en/of dominante functie zo min mogelijk negatieve gevolgen mogen ondervinden van de ontwikkeling van nieuwe of andere functies.

Kernkwaliteiten

In de omgevingsvisie zijn de provinciale belangen benoemd, waarmee gemeenten rekening dienen te houden bij het beoordelen van bestemmingsplannen. De provinciale belangen zijn verdeeld in Drentse kwaliteiten en ontwikkelingen. Binnen de Drentse kwaliteiten staat het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten, de dynamiek van bedrijvigheid, de biodiversiteit en de milieu- en leefomgevingskwaliteit centraal. De kernkwaliteiten zijn opgenomen op een kernkwaliteitenkaart. Op het gebied van ontwikkelingen zijn onder meer het regionale economische vestigingsklimaat, de landbouw, het toerisme, de demografische ontwikkeling, de mobiliteit en de ontwikkeling van natuur en landschap (ecologische hoofdstructuur, diversiteit in landschapstypen) als provinciaal belang benoemd.

De kernkwaliteiten vormen de belangrijkste basis voor het begrip 'ruimtelijke kwaliteit'. Daarnaast is zorgvuldig ruimtegebruik en milieu- en leefomgevingskwaliteit van belang.

Kernkwaliteit Landschap

Het plangebied is met de kernkwaliteit Landschap aangeduid als ‘Wegdorpen van de laagveenontginningen’. Daarbij is het westelijk deel tevens aangeduid als ‘Macrogradiënt’.

De kwaliteit en de diversiteit van het Drentse landschap dragen sterk bij aan een aantrekkelijk milieu om in te wonen, te werken en te recreëren. De identiteit van het Drentse landschap wordt bepaald door de ontstaansgeschiedenis en de diversiteit aan landschapstypen. De provincie richt zich op het in stand houden en versterken van het landschap als economisch-, ecologisch- en cultureel kapitaal. Daarbij heeft de provincie de ambitie voor een Drents landschap waarin de verscheidenheid in landschapstypen en –onderdelen zich blijvend manifesteert.

Landschapstypen met de bijbehorende landschapskenmerken wil de provincie in samenhang behouden en versterken. Daarmee wordt gestreefd naar een Drents landschap waarin het grondgebruik, het type natuur en het landschapsbeeld passen bij de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap.

Naast de landschapstypen hanteert de provincie specifiek beleid over enkele zichtbare overgangen in het landschap, te weten het macrogradiënt.

De geologische ontwikkeling van Drenthe en het menselijk ingrijpen heeft geleid tot reliëfrijke overgangen in het landschap. Deze overgangen versterken de contrasten tussen landschapstypen, we noemen deze overgangen de Macrogradiënt. Het behouden en versterken van de karakteristieke macrogradiënten (steile overgang van het Drents Plateau en de keileemruggen en stuwwallen naar het lagergelegen gebied, de zogenaamde macrogradiënt) van het Drents Plateau in relatie tot de aangrenzende en lager liggende veengebieden.

Voor het gebied ‘wegdorpen van de laagveenontginningen’ is het open weidegebied en de smalle verkaveling met het fijnmazige slotenpatroon van provinciaal belang. Het provinciaal beleid voor deze gebieden is gericht op het behouden en versterken van het open karakter en de smalle verkavelingsstructuur.

Kernkwaliteit Aardkundige waarden en Archeologie

Het plangebied is voor de kernkwaliteiten Aardkundige waarden alsmede de kernkwaliteit archeologie, aangeduid met het beschermingsniveau "Generiek". In gebieden of terreinen met een archeologische verwachting op de archeologiekaarten, wordt aangestuurd op een goede uitvoering van archeologisch onderzoek, conform de gangbare, in de beroepsgroep geldende kwaliteitseisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). Tot de te toetsen gebieden behoren o.a. alle essen en beekdalen. Als archeologische waarden worden aangetroffen in deze gebieden verwacht men dat deze door hun ruimtelijke spreiding, samenhang, zeldzaamheid, tijdsdiepte en/of goede fysieke kwaliteit van provinciaal belang zullen zijn. Voor dit plan is archeologisch onderzoek uitgevoerd. De uitkomsten van het onderzoek zijn weergegeven in paragraaf 4.6.

Kernkwaliteit cultuurhistorie

Verder is het plangebied voor de kernkwaliteit cultuurhistorie aangewezen met beschermingsniveau Respecteren. Het beschermingsniveau is het laagste sturingsniveau en is voorzien over het grootste deel van het grondgebied van de provincie Drenthe.

Voor de gebieden die aangewezen worden met beschermingsniveau Respecteren richt men zich op het waarborgen van de cultuurhistorische samenhang voor de toekomst. Daarbij hebben initiatiefnemers de verantwoordelijkheid om de cultuurhistorische hoofdstructuur als inspiratiebron te benutten.

Kernkwaliteiten natuur en rust

Het plangebied is betreffende de kernkwaliteiten natuur en rust niet voorzien van enige waarde aanduiding.

Provinciale omgevingsverordening Drenthe

De Provinciale omgevingsverordening Drenthe, met inbegrip van de navolgende wijzigingen, geeft de randvoorwaarden voor het opstellen van ruimtelijke plannen. De verordening heeft onder meer als doel om de kernkwaliteiten van Drenthe te behouden en te versterken. Als bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten betrokken zijn, moet in het ruimtelijk plan uiteengezet worden dat met het desbetreffende plan wordt bijgedragen aan behoud en ontwikkeling van de bij het plan betrokken kernkwaliteiten conform de provinciale ontwikkelingsvisie. Een ruimtelijk plan mag geen nieuwe activiteiten dan wel wijziging van bestaande activiteiten mogelijk maken die de kernkwaliteiten significant aantasten.

Op grond van artikel 2.16 (Ruimte-voor-ruimte regeling) mag een ruimtelijk plan voor een gebied, niet gelegen binnen het Bestaand Stedelijk Gebied, voorzien in een Ruimte-voor-ruimte regeling, als in dat gebied voormalige agrarische bedrijfsbebouwing aanwezig is.

Een van de randvoorwaarden is dat de bouw van de compensatiewoning niet plaats vindt in gebieden die op de bij de Omgevingsvisie Drenthe behorende Visiekaart 2020 met de functie 'Natuur' of 'Beekdalen' is aangeduid. Daarop geldt een uitzondering indien het ruimtelijke plan in nieuwe kapitaalintensieve functies voorziet waarbij de functie op die locatie geen feitelijke belemmering vormt om in de toekomst de afvoer- en bergingscapaciteit van het regionale watersysteem te vergroten. Een andere uitzondering betreft de gronden die gelegen zijn binnen de Ecologische Hoofdstructuur (hierna EHS). Het plangebied is echter gelegen buiten de grenzen van de EHS en daarmee gaat deze bepaling in deze niet op. De voorwaarden voor deze provinciale Ruimte-voor- ruimte regeling zijn overgenomen en nader uitgewerkt in het gemeentelijk Ruimte-voor-ruimte beleid.

Overwegingen

Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming Agrarisch met waarden naar Wonen, waarbij een compensatiewoning met bijgebouw(en) in het kader van de Ruimte-voor-ruimte regeling zal worden gerealiseerd. Er wordt in totaal 779 m2 aan agrarische bebouwing gesloopt (649 m² aan gebouwen en 130 m2 aan overige bouwwerken). Daarop aanvullend wordt de vergunning voor een ligboxenstal ingetrokken (1337,65 m2). Hiermee wordt voldaan aan de sloopnorm. De bestaande boerderij en ten hoogste 200 m² bijbehorende bouwwerken, blijven behouden met dit plan.

De compensatiewoning wordt gebouwd binnen het agrarische bouwvlak. Het plangebied is daarbij niet gelegen binnen gebieden aangewezen met de functie 'Natuur' of 'Beekdalen' en bovendien niet gelegen binnen de Ecologische Hoofdstructuur. Daarmee kan toepassing gegeven aan de Ruimte-voor-ruimte regeling.

De compensatiewoning is niet gelegen in lijn met de bestaande boerderij. De Ruinerweide kenmerkt zich als een bebouwingslint met verspreid liggende erven en bebouwing. Deze erven en bebouwing zijn op wisselde afstand tot de weg gelegen. Daarmee is de met dit plan voorgenomen situering passend in het straat en bebouwingsbeeld.

Door de afbraak van de voormalige stallen en bouw van een woning met landschappelijke uitstraling zal het bebouwingsbeeld ter plaatse op het perceel alsmede de omgeving verbeteren. Tevens zal het nieuwe woonperceel landschappelijk worden ingepast.

Het voormalige agrarische erf is reeds ingericht en bebouwd waarmee het aanwezige reliëf in het landschap reeds grotendeel is verdwenen. Met het voorgenomen plan wordt de agrarische bedrijfsbestemming en daarmee mogelijke ruime bouwmogelijkheden weggenomen. De met dit plan voorziene woonbestemming ten behoeve van de bestaande boerderij met bijgebouwen alsmede de voorgenomen compensatiewoning met bijgebouwen zal er geen extra aantasting van het reliëf plaatsvinden.

Voor deze ontwikkeling is een landschappelijk inrichtingsplan gemaakt door Buro Clabbers. Met dit inrichtingsplan is, conform het Landschappen Ontwikkelingskader (LOK), voortgeborduurd op de landschappelijke karakteristiek. Het landschappelijk inrichtingsplan is geborgd in het plan door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Conclusie:

Dit plan is in overeenstemming met het provinciaal beleid.

3.3 Waterschapsbeleid

Het plan is gelegen binnen het beheersgebied van het waterschap Drents Overijsselse Delta. In het waterbeheerplan is beschreven hoe het waterschap uitvoering geeft aan haar watertaken in de periode 2016-2021. De uitdagingen liggen op het gebied van; bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid; zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen; zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier; verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit.

Er is uitvoering gegeven aan de digitale watertoets. Op basis van de watertoets is een maatwerk wateradvies opgesteld door het waterschap. Zie paragraaf 4.7 van dit plan.

Het plan betreft een geringe ruimtelijke ingreep welke geen invloed van betekenis heeft op de eisen vanuit het waterplan en op grond daarvan vormt dit plan geen beletsel voor de uitvoering ervan.

3.4 Gemeentelijk beleid

In maart 2011 heeft de gemeenteraad de structuurvisie 2010-2030 vastgesteld. Deze visie vormt het toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen met 2030 als zichtjaar. De structuurvisie heeft niet als doelstelling de ontwikkelingslocaties op perceelsniveau op de kaart weer te geven, maar geeft de ontwikkelingsmogelijkheden per landschapstype weer.

De visie richt zich op het creëren van ontwikkelingsmogelijkheden, waarbij het versterken van de ruimtelijke kwaliteit de randvoorwaarde is. Ruimtelijke kwaliteit in De Wolden wordt bepaald en versterkt door de dynamiek van het landschap.

Het plangebied is op de visiekaart aangeduid als ‘nat slagenlandschap’.

Dit plan voorziet in een Ruimte-voor-ruimte woning binnen het agrarische bouwvlak. Deze ontwikkeling heeft geen nadelig effect op de karakteristieken van het bestaande landschap.

De structuurvisie geeft een eerste aanzet voor inpassing voor nieuwe ontwikkelingen op basis van de aangegeven landschapstypes. Dit toetsingskader is nader uitgewerkt in het LOK.

De gemeenteraad heeft op 29 november 2012 het LOK vastgesteld. Het LOK is een instrument waarbij de samenhang tussen de verschillende landschappen, stedenbouwkundige aspecten, uitbreidingsplannen en functieveranderingen op elkaar worden afgestemd. Daarnaast bevat het LOK-randvoorwaarden waarbinnen ontwikkelingen kunnen plaatsvinden.

Het plangebied is gelegen binnen het gebied aangeduid als "Laagveenontginning".

De laagveenontginningen zijn ontstaan in de Middeleeuwen. Vanaf smalle zandruggen zijn lange, zeer smalle ontginningspercelen opgezet die tot ver het land in lopen. Op de zandrug ontwikkelen zich boerderijen op de kop van de percelen. De lange bebouwingslinten zijn als ontginningsas nog steeds markant aanwezig in het landschap. Vooral rond Ruinerwold is de opstrekkende verkaveling nog duidelijk zichtbaar door de aanwezige elzensingels op de perceelsgrenzen. De rijkdom van de ontginningen weerspiegelt zich in de woningen. De oudere woningen uit de beginperiode zijn nog sober, met een lage gootlijn en vaak een rieten dak.

Van oudsher hebben de gebieden een sterk besloten karakter door de vele elzensingels op de perceelsgrenzen. Door schaalvergroting in de landbouw en de wens om de gronden efficiënter te benutten zijn veel elzensingels echter weggehaald. Bovendien zijn door ruilverkavelingen veel gronden samengevoegd.

Gemeente De Wolden wil bij nieuwe ontwikkelingen juist de opstrekkende verkaveling weer accentueren.

Dit plan voorziet in de bouw van een compensatiewoning met bijgebouw(en) binnen het voormalige agrarische bouwvlak. Er zal ca 649 m² agrarische bebouwing worden gesloopt. Tevens wordt een geldende omgevingsvergunning voor de bouw van een ligboxenstal met een oppervlakte van 1337,65 m² ingetrokken. De bestaande boerderij en ten hoogste 200 m² bijbehorende bouwwerken, blijven behouden met dit plan. De hoeveelheid bestaande dan wel vergunde bebouwing zal met het plan afnemen.

De verkaveling van het laagontginningslandschap om het plangebied zijn nog goed zichtbaar. Op het erf is de verkaveling deels verdwenen met de inrichting en bebouwing van het agrarisch bedrijf. Het omliggende erf is relatief kaal en open. Geheel zuidelijk op het plangebied zijn waardevolle bomen aangewezen.

Met dit plan worden de karakteristieken van het omliggende landschap niet aangetast. Door sloop van een deel van de voormalige agrarisch landschap en splitsen van het voormalige agrarisch erf worden de karakteristieken van het omliggende landschap (beperkt) versterkt. Binnen het plangebied wordt voorzien in een landschappelijke inpassing conform het LOK. Het inpassingsplan is bij dit plan gevoegd als bijlage A van de regels. De waardevolle bomen blijven met dit plan behouden.

In de gemeente De Wolden bestaat de bestuurlijke wens tot deregulering en om meer verantwoordelijkheid bij de burger neer te leggen. Deze wens heeft ertoe geleid dat in de raadsvergadering van 13 december 2012 de raad besloten heeft tot het welstandsvrij verklaren van grote gebieden van de gemeente. Daarmee heeft de gemeenteraad het vertrouwen in de burger uitgesproken dat hij/zij de verantwoordelijkheid aan kan om op een juiste wijze met de ruimtelijke kwaliteit in de gemeente De Wolden om te gaan.

Het plangebied is op de kaart, behorende bij de welstandnota 2013, aangewezen als welstandvrij gebied.

Dit plan voldoet aan de doelstellingen en criteria van het voornoemde gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de relevante omgevingsaspecten. Op grond van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient te worden bezien of het plan uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening verenigbaar is met de eisen die aan de omgeving worden gesteld. Het plan dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te waarborgen en de belangen van omwonenden niet te schaden.

Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming Agrarisch met waarden naar Wonen, waarbij een compensatiewoning met bijgebouw(en) in het kader van de Ruimte-voor-ruimte regeling zal worden gerealiseerd. Er zal agrarische bebouwing worden gesloopt en de geldende omgevingsvergunningen voor de bouw van een ligboxenstal worden in getrokken. De bestaande boerderij en ten hoogste 200 m² bijbehorende bouwwerken, blijven behouden met dit plan.

4.1 Milieuzonering

Een goed woon- en leefklimaat wordt bereikt als er een balans is tussen de milieubelastende- en milieugevoelige activiteiten, er is als het ware een goede mix van wonen en werken. In dat kader dient te worden beoordeeld of in de omgeving van het plangebied functies voorkomen die kunnen worden gehinderd door dit plan of waarvan het plan juist hinder ondervindt.

Het realiseren van een compensatiewoning met bijgebouw(en) kan gevolgen hebben voor nabij gelegen (agrarische) bedrijven. De bestaande voormalige bedrijfswoning is een bestaande situatie waarmee omliggende bedrijven reeds beperkt kunnen zijn. Met het wijzigen van de bestemming naar wonen komt daarin geen verandering. In onderstaande overwegingen wordt uitgegaan van het plangebied, waarbinnen zowel de bestaande als beoogde compensatiewoning zijn gelegen.

In de nabijheid van het plangebied (straal van 200 meter) zijn geen percelen met een (agrarische) bedrijfsbestemming gelegen. Het bouwvlak van het meest nabijgelegen agrarisch bedrijf ligt op ca 310 meter van het plangebied. Met dit plan zullen geen (agrarische) bedrijven in de bedrijfsuitvoering worden belemmerd.

De agrarische bedrijfsvoering te Ruinerweide 20 is reeds beëindigd. Met dit plan wordt de agrarische bedrijfsbestemming gewijzigd naar ‘wonen’. Deze bestemmingswijziging is minder belastend voor de het aangrenzende woonperceel. Met dit plan is sprake van een verbetering van het woon- en leefklimaat.

Vanuit het aspect milieuzonering zijn er geen onoverkomelijke belemmeringen betreffende dit plan.

4.2 Bodem

In het kader van een bestemmingsplan dient gemotiveerd te worden dat de bestemmingen (functies) die in het bestemmingsplan worden toegelaten, passend worden geacht in relatie tot de bodemkwaliteit. De te bouwen woning is een gevoelige functie.

Op het oostelijke deel van het voormalige agrarisch bouwvlak zijn bestaande agrarische gebouwen aanwezig. Deze stallen bevatten asbestdaken. In het kader van de sanering van de te slopen stallen zal de bodemkwaliteit worden beoordeeld. Er zijn daarnaast met dit plan geen bodemingrepen voorzien waarbij een bodemonderzoek vereist is. Op dit oostelijke deel was sprake van agrarische bedrijfsvoering in de vorm van een rundveehouderij. Het betrof een kleinschalig bedrijf. De bedrijvigheid is beëindigd. Volgens het bodemloket is ter plaatse een dieseltank (bovengronds) aanwezig (geweest) en heeft opslag van alifatische koolwaterstoffen plaatsgevonden. Volgens het bodemloket heeft er in 2008 (verkennend) bodemonderzoek plaatsgevonden. De huidige eigenaar was destijds tevens eigenaar en houder van de agrarische inrichting. Het is aannemelijk dat indien er sprake was van een (forse) verontreiniging daarop reeds maatregelen zijn getroffen. De eigenaar dan wel diens rechtsopvolgers zullen in het kader van de sloop en/of herinrichting gevolg (moeten) geven aan de uitkomsten van dat onderzoek.

Op het westelijke deel (nieuwe woonperceel) is beperkt sprake geweest van een bedrijfsmatige agrarische bedrijfsvoering. De bestaande jongveestal bevat geen asbest. De gronden waar de woning is beoogd is ingericht als grasperceel. Het is niet aannemelijk dat de bodemkwaliteit onvoldoende is. Om dit te kunnen onderbouwen is ter hoogte van de voorgenomen woning door Terra Bodemonderzoek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten en de conclusies van het onderzoek zijn weergegeven in de rapportage van 27 juli 2019 met kenmerk 19120 (bijlage 2). Uit het rapport volgen een aantal aanbevelingen:

Uit voornoemd onderzoek blijkt dat ter hoogte van de compensatiewoning de bodemkwaliteit voldoende is.

Het aspect ‘bodem’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.3 Geluid

Met dit plan is er sprake van de toevoeging van een geluidsgevoelig object. Op grond van de Wet geluidhinder dient er een akoestische afweging in het kader van dit op te stellen bestemmingsplan te worden gemaakt. In de omgeving van het plangebied is geen treinspoor of vliegveld gelegen welke invloed kan hebben.

Het plangebied is gelegen binnen de zone van de Ruinerweide waardoor er een afweging betreffende wegverkeergeluid dient plaats te vinden.

De bestaande voormalige bedrijfswoning Westerweide 20 behoeft volgens de Wet geluidhinder geen nadere afweging omdat er sprake is van een bestaande situatie. Ten aanzien van de nieuw te bouwen compensatiewoning is een nadere afweging vereist.

Het bouwvlak voor de compensatiewoning waarin dit plan voorziet is gelegen op ca 75 meter van het hart van de Ruinerweide. De oversteek over de N375 vanaf Koekangerveld, zuidelijk van het plangebied, is omstreeks 2017 afgesloten voor verkeer, met uitzondering van landbouwvoertuigen. Het doorgaande verkeer tussen de omliggende dorpen verloopt daarmee via omliggende wegen dan wel de N375. Daarmee wordt de Ruinerweide in hoofdzaak gebruik voor bestemmingsverkeer en omvat een lage verkeersintensiteit.

Het bouwvlak waarin de compensatiewoning kan worden gebouwd is gelegen op 40 meter van de Ruinerweide. De afstand tot de N375 is ruim 370m en de nieuwe woning valt daarmee buiten de zones van andere wegen of spoorwegen. Ook is de geplande woning niet gesitueerd in de geluidzone rond een industrieterrein. Uit informatie van de gemeente blijkt dat er geen tellingen bekend zijn van de Ruinerweide. Echter wordt aangegeven dat in het project N375 gesproken wordt over 360 mvt per etmaal. Op basis van deze afstand tot de weg en de lage verkeerintensiteit van de weg zal aan de voorkeursgrenswaarde worden voldaan.

In het kader van de omgevingsvergunning bouwen zullen het minimale geluid(isolatie) eisen van het Bouwbesluit in acht worden genomen. Daarmee is sprake van een goed woon- en leefklimaat.

Het aspect ‘geluid’ vormt geen belemmeringen voor de uitvoering van dit plan.

4.4 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit dient te worden mee genomen in ruimtelijke besluitvorming. Uitgangspunt is dat een project niet leidt tot overschrijding van luchtkwaliteitsnormen. Als er wel sprake is van een overschrijding, dan mag een project de luchtkwaliteit niet in betekenende mate verslechteren.

Luchtkwaliteitsnormen vormen onder de Wet milieubeheer geen belemmering voor ruimtelijke ontwikkeling als aannemelijk is dat aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. Er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde.
  • b. Een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit.
  • c. Een project draagt slechts in ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging.
  • d. Een project is opgenomen of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Van een verslechtering van de luchtkwaliteit in betekenende mate als bedoeld onder c is sprake indien zich één van de volgende ontwikkelingen voordoet:

  • woningbouw: minimaal 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitende weg of minimaal 3.000 woningen bij 2 ontsluitende wegen;
  • infrastructuur: 3% concentratiebijdrage (verkeerseffecten gecorrigeerd voor minder congestie);
  • kantoorlocaties: minimaal 100.000 m² bruto vloeroppervlak bij 1 ontsluitende weg, minimaal 200.000 m² bruto vloeroppervlak bij 2 ontsluitende wegen.

Er is in dezen sprake van een project dat ‘niet in betekenende mate' (NIBM) bij draagt aan de luchtverontreiniging.

Conclusie:

Vanuit het aspect ‘luchtkwaliteit’ zijn er geen belemmeringen betreffende dit plan.

4.5 Externe veiligheid

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op bedrijven, buisleidingen of transportroutes. In deze categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Het huidige beleid voor inrichtingen (bedrijven) is afkomstig uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Voor buisleidingen geldt het Besluit buisleidingen externe veiligheid (Bevb). Het externe veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt).

In het kader van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), gelezen in samenhang met de regels omtrent externe veiligheid, moet worden onderzocht of er sprake is van aanwezigheid van risicobronnen in de nabijheid van de locatie waarop het Wro besluit betrekking heeft en dienen plaatsgebonden risico’s (PR) en het groepsrisico (GR) en de eventuele toename hiervan, te worden bepaald.

Volgens www.risicokaart.nl van het interprovinciaal Overleg komen in de directe omgeving van het plangebied (straal 500 meter) geen inrichtingen voor die met gevaarlijke stoffen werken, buisleidingen en transportroutes met gevaarlijke stoffen, welke een calamiteitenrisico vormen voor de omgeving. Daardoor behoeft er geen afweging gemaakt te worden van het plaatsgebonden- en groepsrisico.

Het aspect ‘externe veiligheid’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.6 Cultuurhistorie en archeologie

Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging dient plaats te vinden van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie ofwel de aanwezigheid van monumenten of archeologisch waardevolle gebieden.

De binnen de gemeente De Wolden aangewezen rijksmonumenten en provinciale monumenten zijn op ruime afstand van het plangebied gesitueerd, zodat de voorgenomen ontwikkeling niet van enige invloed is op deze beschermde gebouwen. In de gemeente De Wolden zijn geen gemeentelijke monumenten aangewezen. De gemeente De Wolden kent wel een lijst van karakteristieke panden.

Binnen het plangebied zijn geen monumentale dan wel karakteristieke panden gelegen.

Op 26 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Archeologische beleidskaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. Het plangebied is op de kaart aangeduid met de waarde lage verwachting. In deze gebieden is archeologisch onderzoek verplicht bij ingrepen van meer dan 3 hectare en dieper dan 30 cm –Mv. Afbeelding 4.1 geeft een uitsnede van de beleidskaart behorende bij de Archeologische waardenkaart

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0005.jpg"

De voorgenomen ontwikkeling overschrijdt de vrijstellingsgrenzen voor archeologisch onderzoek bij een lage archeologische verwachting niet. Archeologisch onderzoek is niet noodzakelijk.

Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische waardenkaart voor de gemeente De Wolden vastgesteld. De cultuurhistorische waardenkaart biedt inspiratie voor recreatie, erfgoededucatie en PR-marketingstrategieën of ruimtelijk ontwerp (inrichting en beheer).

Op de beleidskaart is het plangebied deels aangeduid als beleidsgebied 3. Op de inventarisatiekaart is het plangebied aangeduid als "rationele landbouwontginning, relatief droog", dit valt onder de verzamelterm ‘jonge heideontginningen’ (zie afbeelding 4.2). De aanwezigheid van een waardevolle bomen is aangeduid aan de wegzijde van het plangebied. Tevens is de Ruinerweide aangeduid als "weg, tussen 1832 en 1908".

afbeelding "i_NL.IMRO.1690.2020BP1002002-VG01_0006.jpg"

Het plangebied is aangeduid als beleidsgebied 3 alsmede "rationele landbouwontginning, relatief droog". Voor de gronden aangeduid als beleidsgebied 3 is aangegeven dat dit gebied, met uitzondering van de waardevolle bebouwing, een gemiddelde cultuurhistorische waarde heeft. Dit houdt in dat cultuurhistorie een nevengeschikte rol speelt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Waar mogelijk kan cultuurhistorie als inspiratiebron dienen.

Een aanzienlijk deel van de voormalige heidevelden werd in de 19e en 20e eeuw tot landbouwgrond, zowel akkerland als grasland, ontgonnen. Deze worden aangeduid als de relatief droge rationele landbouwontginning gebieden. Mogelijk vanwege de relatief laat uitgevoerde en daardoor grootschalige heideontginningen in Drenthe, namelijk tijdens de werkverschaffing onder toezicht van de Heidemij in de jaren 1930-95 werden de agrarische heideontginningen rationeel uitgevoerd. Een belangrijk verschil is dat in de wat drogere gebieden de hoogste koppen werden uitgespaard en bebost of als heide gespaard, waardoor men een landbouwontginning ‘met gaten’ kreeg. Het gebied kenmerkt zich vanwege een rationele verkaveling, percelen gescheiden door sloten en verspreid liggende bosjes met al dan niet relicten van heidevegetaties en vennen. De verkaveling werd deels blokvormig aangelegd, en deels in de vorm van lange smalle kavels doorgetrokken vanuit de aangrenzende veenontginningen. Bebouwing werd vooral langs de hoofdwegen gesitueerd.

De bestaande boerderij en ten hoogste 200 m² bijbehorende bouwwerken, blijven en omliggend (woon)erf blijft met dit plan intact. Op het westelijk deel wordt ter compensatie van de sloop en intrekken vergunde rechten, van agrarische bedrijfsbebouwing, een woning gesitueerd. De woning zal beperkt terugliggend zijn gesitueerd ten opzichte van de bestaande boerderij. Dit komt overeen met de huidige situering van de bedrijfsbebouwing, waarbij de nieuwe woning meer in lijn met de woonbebouwing langs de Ruinerweide wordt gesitueerd (zie afbeelding 2.2). Het nieuwe aftesplitsen woonerf is gelegen binnen het bestaande agrarische bouwvlak. De verkaveling blijft met dit plan ongewijzigd. Er wordt daarmee geen afbreuk gedaan aan de bestaande cultuurhistorische karakteristieken van het (plan)gebied.

Het aspect ‘cultuurhistorie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.7 Water

In het kader van dit plan is op 24 juni 2019 de digitale watertoets uitgevoerd. Op basis van deze digitale toets heeft het waterschap geconcludeerd dat de korte procedure gevolgd kan worden mits voldaan wordt aan de uitgangspunten uit de standaard waterparagraaf.

In de standaard waterparagraaf korte procedure worden nadere bepalingen en aandachtpunten aangegeven. Met de verdere uitwerking van de te bouwen woning en bijbehorende bouwwerken zullen deze in acht worden genomen.

Het plan heeft geen schadelijke gevolgen voor de waterkwaliteit en ecologie. Binnen dit bestemmingsplan worden niet meer dan tien wooneenheden gerealiseerd en de toename van het verharde oppervlak bedraagt niet meer dan 1500 m². Binnen het plangebied is geen sprake van (grond)wateroverlast.

Voor de aanleghoogte wordt een ontwateringsdiepte geadviseerd van minimaal 80 centimeter. Dit is de afstand tussen de gemiddelde hoogste grondwaterstand en onderzijde bouwvloer. Bij het bouwen zonder kruipruimte kan worden volstaan met een kleinere ontwateringsdiepte. Om wateroverlast binnen de woning te voorkomen wordt geadviseerd een drempelhoogte van 30 centimeter boven straatpeil te hanteren. Voor lager gelegen ruimtes, zoals kelders, moet aandacht worden besteed aan het voorkomen van wateroverlast door bijvoorbeeld instromend hemelwater.

Bij de afvoer van overtollig hemelwater moet het afstromend hemelwater ter plaatse in de bodem dan wel op het oppervlaktewater worden teruggebracht. Het geniet de voorkeur het hemelwater te infiltreren in de bodem. Het afstromende hemelwater zal worden geïnfiltreerd op het eigen erf, waarbij bij overvloedige regelval het water zal worden afgevoerd naar de omliggende waterlopen alsmede het agrarische gebied. De te bouwen woning zal aangesloten worden op het vuilwater riool. De afvoer van overtollig hemelwater uit het plangebied mag, ongeacht de toegepast methode, niet tot wateroverlast leiden op aangrenzende percelen om het omliggende watersysteem.

De volledige tekst van de standaard waterparagraaf korte procedure is bijgevoegd als bijlage 3.

Het aspect ‘water’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.8 Ecologie

Bij ruimtelijke planvorming dient aandacht te worden besteed aan natuurwetgeving. Hierbij kan een tweedeling gemaakt worden in soortbescherming en gebiedsbescherming.

Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming Agrarisch met waarden naar Wonen, waarbij de bestaande bedrijfswoning gebruikt mag worden als woning en nieuwbouw van een compensatiewoning met bijgebouw(en) mogelijk worden gemaakt. Daarbij worden voormalige agrarische gebouwen gesloopt.

In het kader van de sloop van de voormalige agrarische gebouwen alsmede de bouw van de woning en bijhorende bouwwerken zal met de werkzaamheden aandacht worden besteed aan het al dan niet voldoen aan de Wet natuurbescherming. Met dit plan zijn geen werkzaamheden aan bestaande bomen en watergangen voorzien. Het plangebied is nu (nog) in gebruik door de huidige eigenaar. Daarmee zal naar verwachting met dit plan geen beschermde flora en fauna worden geschaad.

Het plangebied is gelegen op circa 6 kilometer van het meest dichtbijgelegen natura 2000 gebied ‘Dwingelderveld’ en op circa 130 meter van de gronden behorende tot de NNN (voorheen EHS) gebieden. De ruimtelijke ontwikkeling van dit plan heeft een dergelijke geringe omvang en impact dat deze op de voornoemde afstanden geen negatief effect heeft op de natuurwaarden van deze gebieden.

Om voornoemde te kunnen onderschrijven is door Fopma Natuuradvies een verkennend natuurwaardenonderzoek gedaan. In eerste instantie is uitgegaan van het behoud van een vrijstaande schuur en de aangebouwde stal. Dit deel van het plangebied is door de oorspronkelijke eigenaar afzonderlijk te koop aangeboden en is inmiddels verkocht aan de huidige eigenaren. Bij verkoop van de bestaande woonboerderij zijn de plannen gewijzigd en wordt de aangebouwde stal verkleind. Het verkennend natuurwaardenonderzoek is op deze gewijzigde plannen aangepast.

De uitkomsten van het aangepaste verkennende onderzoek zijn weergegeven in het rapport van februari 2020 met nummer 2020/725. Het volledige rapport is bijgevoegd als bijlage bij deze toelichting.

In voormelde rapport verkennend onderzoek is geconcludeerd dat er geen effecten op de NNN/EHS-gebieden of de Natura 2000-gebieden zijn te verwachten. Tevens is geconcludeerd dat wanneer de aanbevelingen uit het rapport worden uitgevoerd de effecten op beschermde soorten voorkomen worden. Daarbij is vermeld dat bij sloop nader onderzoek vereist is. De aangegeven maatregelen betreffen de mogelijke aanwezigheid van vogels en vleermuizen in de aangebouwde stal en vrijstaande schuur (atelier/hobby ruimte) behorende bij de woonboerderij Ruinerweide 20. Daarmee heeft initiatiefnemer in het kader van dit plan nader onderzoek betreffende vleermuizen laten uitvoeren. Het onderzoek betreffende vogels is achterwege gelaten aangezien met dit plan geen wijzigingen zijn voorzien aan de betreffende vrijstaande schuur.

Alvorens het nadere onderzoek uitgevoerd kon worden was de huidige eigenaar, op basis van een sloopmelding, begonnen met het verwijderen van de asbestplaten van de aangebouwde stal. Dit heeft onbedoeld geconflicteerd met het vervolgonderzoek. In het rapport nader onderzoek met nummer 2020-398 van 18 mei 2020 wordt geconcludeerd dat doordat het dak reeds is verwijderd het niet meer mogelijk is om vast te stellen of er een vleermuizenverblijfplaats in de boerderij zat. Wel is het noodzakelijk dat bij nieuwbouw alsnog maatregelen worden genomen om het mogelijke verlies van een verblijfplaats te compenseren. Er kunnen kasten opgehangen worden of er kan aangepaste gevelbetimmering bij het atelier/ de hobbyruimte gebruikt worden. De nieuwe eigenaren zijn van plan vleermuizenkasten op te hangen. Hiervoor is door Fopma natuuradvies een werkprotocol (rapport 2020-415 juli 2020) opgesteld dat is bijgevoegd als bijlage.

Het aspect ‘ecologie’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.9 Verkeer en parkeren

Dit plan voorziet in het wijzigen van de bestemming Agrarisch met waarden naar Wonen, waarbij een compensatiewoning met bijgebouw(en) in het kader van de Ruimte-voor-ruimte regeling zal worden gerealiseerd. Er zal agrarische bebouwing worden gesloopt en een geldende omgevingsvergunning voor de bouw van een ligboxenstal worden in getrokken. De bestaande boerderij met ten hoogste 200 m² aan bijbehorende bouwwerken, blijven behouden met dit plan. De agrarische bedrijfsvoering eindigt dus er zal beperkte afname van de verkeersintensiteit alsmede parkeerbehoefte zijn.

Binnen het plangebied is voldoende ruimte om de parkeerbehoefte van de bestaande en de nieuw te bouwen woning op te vangen. De wegenstructuur van de Ruinerweide alsmede de omliggende wegen is voldoende voor deze beperkte verkeersintensiteit van deze twee woningen.

Het aspect ‘parkeren en verkeer’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

4.10 Besluit Milieueffectrapportage (m.e.r.)

Per 1 april 2011 is het Besluit m.e.r. (uitvoeringswetgeving met betrekking tot de m.e.r.) gewijzigd. De belangrijkste wijziging is dat de drempels voor de m.e.r.-beoordeling gewijzigd zijn van absolute in indicatieve waarden. Dit blijkt uit het aangepaste artikel 2, lid 5, onder b van het Besluit.

Onder dit artikelonderdeel vallen alle activiteiten die beneden de voor de m.e.r.-beoordeling gedefinieerde drempelwaarden vallen. Dit betekent concreet dat het bevoegd gezag zich ervan moet vergewissen of de activiteit daadwerkelijk geen belangrijke nadelige milieugevolgen kan hebben, waarbij het in het bijzonder moet worden nagegaan of er sprake is van de omstandigheden zoals bedoeld in bijlage III van de Europese Richtlijn betreffende de milieueffect-beoordeling.

Beoordeeld moet dus worden of ervoor op een later te nemen besluit een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Deze toets, die een nieuw element is in de m.e.r.-beoordeling, vindt plaats volgens het nee, tenzij principe.

Dit betekent dat er geen m.e.r. hoeft te worden opgesteld, tenzij bij het verlenen van de omgevingsvergunning in de toekomst de vraag aan de orde is of belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu op voorhand niet zijn uit te sluiten.

Voor de vormvrije m.e.r.-beoordeling bestaan geen vereisten voor de vorm, maar wel voor de inhoud. Met betrekking tot de inhoud ('wat moet er in de vormvrije worden onderzocht?') moet aandacht besteed worden aan alle criteria die zijn opgenomen in Bijlage III bij de Europese richtlijn 'betreffende de milieubeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten'.

Naar aanleiding van het gestelde in de voorgaande paragraaf, moet er een toets worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Het uitgangspunt is dat het gaat om een bestaande kern, dat planologisch wordt aangepast aan de eisen van deze tijd. De toets kan gebeuren aan de hand van die aspecten, die hiervoor al aan de orde zijn geweest voor zover ze van invloed zijn op het (natuurlijke) milieu.

Om te bepalen of sprake is van een m.e.r.-(beoordelings)plichtig project, dient bepaald te worden of de ontwikkeling de drempelwaarden uit lijst C of D van het Besluit m.e.r. overschrijdt, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Dit project voorziet in een directe eindbestemming en voldoet daarmee aan de definitie van een 'besluit' zoals bedoeld in het Besluit m.e.r. Dit betekent dat dit project m.e.r.-(beoordelings)plichtig is indien activiteiten worden mogelijk gemaakt die genoemd worden in onderdeel C of D van het Besluit m.e.r. en de daarin opgenomen drempelwaarden overschrijden.

In dit geval is sprake van een ontwikkeling die niet wordt genoemd in onderdeel C van het Besluit m.e.r., er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-plicht. Op basis van onderdeel D kan de in dit project besloten ontwikkeling worden aangemerkt als: 'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen'.

Indien de volgende drempelwaarden worden overschreden is sprake van een m.e.r.-beoordelingsplichtig project:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Dit plan omvat de toevoeging van een woning. Daarmee worden de hiervoor genoemde drempelwaarden niet overschreden. Er is derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.

In onderdeel A van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is bepaald wat verstaan wordt onder een gevoelig gebied. Als gevoelig gebied zijn gebieden aangewezen die beschermd worden op basis van de natuurwaarden, landschappelijke waarden, cultuurhistorische waarden en waterwingebieden.

Uit de voorgaande paragrafen van de toelichting is gebleken dat het projectgebied grenst aan een gebied dat beschermd wordt vanuit de natuurwaarden. Zoals verwoord in de paragraaf Ecologie van dit hoofdstuk is er geen sprake van significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van Natura 2000-gebieden en op het NNN. Van een externe werking van de ontwikkeling op deze gebieden is eveneens geen sprake.

Daarnaast behoort het projectgebied niet tot een waterwinlocatie, waterwingebied of grondwaterbeschermingsgebied. Ook behoort het projectgebied niet tot een gebied waarbinnen een Rijksmonument ligt of een Bèlvéderegebied en is eveneens geen sprake van een landschappelijk waardevol gebied.

In dit hoofdstuk zijn de verschillende milieueffecten beschouwd, zoals geluid, bodem en luchtkwaliteit. Hieruit blijkt dat dit bestemmingsplan geen belangrijk nadelige milieugevolgen tot gevolg heeft die het doorlopen van een m.e.r.-procedure noodzakelijk maken.

Het aspect ‘milieueffectrapportage’ vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Algemeen

De planregels geven inhoud aan de op de verbeelding gegeven bestemmingen. Ze geven aan waarvoor de gronden en opstallen al dan niet mogen worden gebruikt en wat en hoe er gebouwd mag worden. Bij de opzet van de planregels is het aantal regels zo beperkt mogelijk gehouden. Alleen datgene is geregeld, wat werkelijk noodzakelijk is. Toch kan het in een concrete situatie voorkomen dat een afwijking van de planregels gewenst is. Daarom zijn er in het bestemmingsplan afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden opgenomen.

Het plan is opgesteld conform het Handboek bestemmingsplannen van de gemeente De Wolden en de landelijke Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012).

De regels van het plan bestaan uit vier hoofdstukken, te weten:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs- en slotregels.

In hoofdstuk 1 worden de in de planregels gehanteerde begrippen nader verklaard, zodat interpretatieproblemen zoveel mogelijk worden voorkomen. Daarnaast wordt aangegeven op welke wijze moet worden gemeten.

In hoofdstuk 2 zijn specifieke regels opgenomen voor de bestemmingen die voorkomen in het plangebied. De bestemmingsartikelen bestaan uit een bestemmingsomschrijving en bouwregels, en in dit geval een wijzigingsbevoegdheid. De hoofdstukken 3 en 4 bevatten algemene regels.

Het beleid en de planuitgangspunten, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, hebben in de regels van dit plan hun juridische vertaling gekregen. Daarmee zijn de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden in het plangebied vastgelegd.

5.2 Nadere toelichting op de regels

De opzet van de bestemmingsregels is gebaseerd op de beheersverordening Buitengebied. Daarbij zijn de niet van toepassing zijnde begrippen en bepalingen niet opgenomen in dit plan.

Het plan voorziet in een bestemmingsplanherziening waarbij het bestaande bestemmingsvlak ‘Agrarisch met waarden’ met de aanduiding ‘agrarisch bedrijf’ wordt herzien tot twee bestemmingsvlakken ‘Wonen’. Het noordelijk deel van het plangebied is met dit plan bestemd tot ‘Agrarisch met waarden’.

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor een agrarisch grondgebruik, met daaraan ondergeschikt het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden van de gronden en openbare nutsvoorzieningen. Daarbij behorende infrastructurele voorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, sloten, beken, en daarmee gelijk te stellen waterlopen, tuinen en erven, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan.

Er wordt met dit plan voorzien in twee bestemmingsvlakken Wonen. Een bestemmingsvlak ter hoogte van de bestaande woning en een bestemmingsvlak ter hoogte van het af te splitsen nieuwe woonperceel. Binnen beide bestemmingsvlakken is een vrijstaande woning toegestaan.

Binnen de bestemming "Wonen" is het gebruik wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, dan wel een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit, die zijn genoemd in de Lijst toelaatbare beroepen en vormen van bedrijvigheid bij wonen en met daaraan ondergeschikt agrarisch grondgebruik, toegestaan. Tevens zijn daarbij wegen, water, erven, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde toegestaan.

De nieuw te bouwen woning mag ten hoogte 200 m² omvatten. Voor de bestaande woning geldt dat indien deze meer bedraagt dan de voornoemde 200 m², de bestaande oppervlakte van het hoofdgebouw als maximum geldt.

Bij de bestaande woning en de nieuw te bouwen woning is op basis van de grootte van het bouwperceel per hoofdgebouw ten hoogste 150 m² aan bijgebouwen toegestaan. Daarnaast is voorzien in bouwregels met betrekking tot de afstand tot de perceelgrens, dakhelling, bouw- en goothoogte. Daarbij is bepaald dat bij afwijkingen, de bestaande toestand is toegestaan.

Het aanleggen en het in standhouden van de landschappelijke inpassing en te slopen gebouwen, is geborgd door middel van een voorwaardelijke verplichting.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het gaat om een particulier initiatief waarbij de initiatiefnemer garant staat voor de economische uitvoerbaarheid van het plan. Eventuele planschadekosten en aan dit plan verwante kosten komen daarmee voor rekening van de initiatiefnemer. De initiatiefnemer heeft met de gemeente De Wolden een planschadeverhaalsovereenkomst en een sloopovereenkomst in dezen gesloten.

Initiatiefnemers zijn met de verkoper (lees huidige eigenaar) overeengekomen dat in het kader van de Ruimte-voor-ruimte regeling het plangebied wordt aangekocht voor de bouw van de met dit plan beoogde (compensatie)woning. Daarbij is tevens overeengekomen dat voormalige agrarische bedrijfsbebouwing, als zodanig aangeduid op bijlage A behorende bij de regels van dit plan, zal worden gesloopt. Tevens zal de omgevingsvergunning voor de bouw van een ligboxenstal worden ingetrokken.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het college heeft de bevoegdheid te besluiten of er inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. Aangezien onderhavig plangebied gering van omvang is en de ruimtelijke consequenties beperkt zijn, is er overeenkomstig het besluit van het college geen gelegenheid tot inspraak geboden.

Door de initiatiefnemer zijn de eigenaren respectievelijk bewoners van de aangrenzende percelen geïnformeerd over dit ruimtelijke voornemen. Daarbij zijn geen negatieve reacties ontvangen.

Het conceptbestemmingsplan is ingestuurd voor vooroverleg conform artikel 3.1.1 Bro.

Het waterschap heeft geconstateerd dat de watertoets goed is doorlopen. Verder zijn er geen opmerkingen van het waterschap. Ook de VRD, Gasunie en Rendo hebben aangegeven geen inhoudelijke opmerkingen te hebben.

Door de provincie is aangegeven dat de provinciale beleidsparagraaf op onderdelen niet meer actueel is en verzoekt om dit aan te passen. Ook is door de provincie aangegeven geen reden te hebben om in te grijpen in de verdere procedure.

Na het vooroverleg is de toelichting van het bestemmingsplan (par. 3.2) gewijzigd. De provincie is hiervan ter kennisneming op de hoogte gesteld.

In het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro zal het ontwerpbestemmingsplan worden toegezonden aan de provincie en het waterschap.

Het bestemmingsplan heeft met ingang van 17 december 2020 gedurende 6 weken als ontwerp ter visie gelegen. Binnen deze termijn is een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen. Er zijn door het college geen zienswijzen ontvangen.