direct naar inhoud van 5.1 Milieu-aspecten
Plan: Buitengebied Haps, Putselaarstraat 5a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1684.18BPhapsputslr5a-VA01

5.1 Milieu-aspecten

5.1.1 Geluidhinder

De Wet geluidhinder (Wgh) is van toepassing op woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen (onder meer onderwijsgebouwen, ziekenhuizen, verpleeghuizen en andere gezondheidszorggebouwen) en geluidsgevoelige terreinen (onder meer woonwagenstandplaatsen). Uit art. 74 Wgh vloeit voort dat in principe alle wegen voorzien zijn van een geluidzone, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied of wegen waarvoor een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. De zonebreedte is afhankelijk van het gebied (stedelijk of buitenstedelijk) en het aantal rijstroken. Binnen de zones moet een akoestisch onderzoek worden verricht. De voorkeursgrenswaarde voor woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en terreinen bedraagt in die zone op de buitengevel 48 dB (art. 82 Wgh). De maximale ontheffingsmogelijkheid voor de vaststelling van een hogere grenswaarde ten behoeve van nieuw(e)(woning)bouw in buitenstedelijk gebied bedraagt maximaal 53 dB.

In opdracht van de initiatiefnemer heeft db/a-consultants te Nuenen een akoestisch onderzoek verricht naar de akoestische gevolgen voor de beoogde woning van het wegverkeerlawaai vanaf de Putselaarstraat3 . Het betreft hier een buitenstedelijke weg met 1 of 2 rijstroken met een maximumsnelheid van 60 km/uur.

Uitgangspunt voor het uitgevoerde akoestische onderzoek is voor wat betreft de situering van de woning, de uiterste grenzen van het bouwblok (11-12 meter van de voorste perceelsgrenzen en 5 meter van de zijdelingse perceelsgrenzen), een en ander zoals bepaald in de stedenbouwkundige randvoorwaarden van de gemeente Cuijk (zie ook paragraaf 3.1.1 van deze plantoelichting).

De hoogste geluidbelasting treedt op ter plaatse van de voorgevel van een eventuele 1e verdieping en bedraagt, inclusief aftrek, 55 dB. Dit resultaat overschrijdt de maximale ontheffingswaarde. De hoogste geluidbelasting van de beide zijgevels bedraagt inclusief aftrek, 50 dB. Dit resultaat blijft onder de maximale ontheffingswaarde.

De woning wordt in één bouwlaag uitgevoerd. Bovendien zal de voorgevel van de woning gesitueerd worden op 12 meter vanaf de grens met de openbare weg. Hierdoor wordt de maximale ontheffingswaarde van 53 dB niet overschreden.

Voor de volledige inhoud van het onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 5 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

Het plangebied ligt verder ruim buiten de vastgestelde geluidzone van 400 meter aan weerszijde (gerekend vanaf de buitenste spoorstaaf) van de spoorwegverbinding Nijmegen-Venlo. In Haps is -tenslotte - ook geen gezoneerd industrieterrein zoals bedoeld in art. 40 Wgh aanwezig.

5.1.2 Bodem-en grondwaterkwaliteit

In het kader van het onderhavige plan wordt binnen het plangebied een nieuwe bodemgevoelige functie toegelaten in de vorm van een burgerwoning. Voordat door middel van dit bestemmingsplan deze nieuwe functie mogelijk worden gemaakt, zal er inzicht moeten zijn of de bodem- en grondwaterkwaliteit een dergelijke bebouwing en gebruik ook mogelijk maken.

Oko-care BV heeft op 9 december 2010 een rapportage overlegd naar de bodem- en grondwaterkwaliteit binnen het plangebied4 . Het vooronderzoek is hierbij verricht conform de NEN 5725 en het verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd conform de NEN 5740.

In de grondmengmonsters zijn geen verhoogde gehalten (ten opzichte van de A-waarde) van de onderzochte parameters aangetroffen. Het grondwater bevat wel een concentratie barium die verhoogd is ten opzichte van de betreffende S-waarde.

Op grond van de analyseresultaten van het grondwatermonster, wordt de hypothese 'niet-verdachte locatie' formeel verworpen. Er mag echter worden aangenomen, dat er geen sprake is van een verontreinigingssituatie op de onderzoekslocatie. Op basis van deze aanname kan worden geconcludeerd, dat er geen belemmeringen van milieukundige aard bestaan voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie.

Ten aanzien van eventueel bij bouwwerken vrijkomende grond geldt, dat indien de grond elders zal worden gebruikt, deze te allen tijde onderzocht dient te worden conform de regels van het Besluit bodemkwaliteit om zo de definitieve hergebruikmogelijkheden vast te stellen. Wanneer de grond vrijkomt binnen een locatie en in een later stadium onbewerkt weer binnen hetzelfde perceel wordt hergebruikt, geldt geen aanvullende onderzoeksinspanning.

Voor de volledige inhoud van het onderzoek wordt verwezen naar de rapportage die als bijlage 6 integraal onderdeel uitmaakt van deze plantoelichting.

5.1.3 Luchtkwaliteit

Wetgeving

Tot 15 november 2007 was in Nederland het Besluit luchtkwaliteit (BLK 2005) van kracht. Het BLK 2005 bood overheden de mogelijkheid om projecten doorgang te laten vinden in gebieden waar de grenswaarden worden overschreden, op voorwaarde dat de luchtkwaliteit door het project per saldo niet slechter wordt. Het BLK 2005 eiste dat een verslechtering gecompenseerd moest worden door voldoende maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren. Dit noemen we projectsaldering. In de opvolger van het BLK 2005, de Wijziging van de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5.2 van de Wet milieubeheer; “Wet Luchtkwaliteit”), wordt de programma-aanpak geïntroduceerd. Alle projecten binnen een programmagebied kunnen hierdoor doorgang vinden mits de Nederlandse overheden voldoende maatregelen nemen om overal in het gebied aan de grenswaarden te voldoen.

De programma-aanpak is gekoppeld aan inwerkingtreding van de nieuwe Europese richtlijn voor luchtkwaliteit. De programma-aanpak uit de Wet krijgt vorm in gebieden waar de luchtkwaliteit de Europese normen overschrijdt (overschrijdingsgebieden). Gezamenlijk wordt gewerkt door gemeenten, WGR+-regio's, provincies en Rijk, aan dit Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit. In dit 5-jarige programma inventariseren alle overheden alle grote ruimtelijke ontwikkelingen en brengen ze alle uitvoerbare en kosteneffectieve maatregelen in kaart om de luchtkwaliteit te verbeteren. Het resultaat hiervan is een positieve balans van enerzijds projecten die de luchtkwaliteit verslechteren en anderzijds een groot pakket maatregelen die ervoor zorgen dat overal aan de normen voor luchtkwaliteit wordt voldaan.

Het Rijk coördineert de ontwikkeling van het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden en heeft een looptijd tot 1 augustus 2014.

De Wet Luchtkwaliteit wordt verder uitgewerkt in nadere regelgeving zoals een Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit “ Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”) en Ministeriële Regelingen (Regeling “Niet in betekende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”). Op 16 januari 2009 is verder het Besluit “gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)” in werking getreden. Dit besluit is gericht op het voorkomen van de bouw van zogenoemde 'gevoelige bestemmingen', zoals kinderdagverblijven en scholen, binnen een bepaalde afstand van (snel)wegen in gebieden die (nog) niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Zo wil het Rijk de gezondheid van kwetsbare bevolkingsgroepen beschermen tegen een relatief verhoogd gezondheidsrisico.

Kleine en grote projecten

De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en grote' projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in het Besluit “Niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.

Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten - die jaarlijks meer dan 3 procent van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van PM10 en NO2 bijdragen- een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing.

Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Dit is een Regeling van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 31 oktober 2007, nr. DJZ2007004707, houdende regels omtrent de aanwijzing van categorieën van gevallen die in ieder geval niet in betekenende mate bijdragen als bedoeld in artikel 5.16, eerste lid, onder c, van de Wet milieubeheer (Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)).

Het gaat hierbij om de volgende categorieën:

  • a. inrichtingen
  • b. infrastructuur
  • c. kantoorlocaties
  • d. woningbouwlocaties

Voor woningbouw geldt dat woningbouwprojecten van netto niet meer dan 1500 woningen (in geval van één ontsluitingsweg) niet in betekende mate bedragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit (art. 4 lid 1 Besluit NIBM jo. art. 4 lid 2, bijlage 3B.2 Regeling NIBM). Het onderhavige plan valt met 1 woning ruimschoots onder de norm van 1500 woningen. Het plan is te kleinschalig om in betekende mate bij te dragen aan een verandering/verslechtering van de luchtkwaliteit. Luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de beoogde ruimtelijke ontwikkeling.

5.1.4 Geurhinder

Inleiding

Voor het realiseren van een aanvaardbare woon- en leefklimaat en om te voorkomen dat agrarische bedrijven in hun ontwikkeling belemmerd worden, is het bepaalde in de Wet geurhinder en veehouderij van belang. De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt vanaf 1 januari 2007 het toetsingskader voor de milieuvergunning, als het gaat om geurhinder vanwege dierenverblijven van veehouderijen. De Wgv vervangt de Wet stankemissie veehouderijen die van toepassing was in reconstructiegebieden en de drie 'stankrichtlijnen' die van toepassing waren in de rest van Nederland: de Richtlijn Veehouderij en Stankhinder 1996, de Brochure Veehouderij en Hinderwet 1985 en het Cumulatierapport.

Geurhinder

Twee intensieve veehouderijen aan de Beerseweg zullen op korte termijn verhuizen uit de dorpsrand.Het bedrijf aan de St. Hubertseweg 3 is overgestapt van intensief naar extensief. Hierdoor is de mogelijkheid ontstaan voor de afronding van de wijk Aalsvoorten. Inmiddels zijn ook twee woningen aan de St. Hubertseweg en de Stationsstraat vergund binnen de oude hindercirkel.Er zijn geen juridische maatregelen nodig in de regels of op de plankaart.

5.1.5 Milieuzonering

Bedrijven en Milieuzonering; Staat van bedrijfsactiviteiten

De indeling van de bedrijven c.q. bedrijfsactiviteiten is vastgelegd een Staat van bedrijfsactiviteiten die is opgenomen in de VNG brochure 'Bedrijven en milieuzonering', van maart 2009. In deze Staat worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in een zestal categorieën met toenemende potentiële milieuemissies. Op grond van deze Staat kan een beleidsmatige selectie worden gemaakt van de op het plangebied toe te laten bedrijfsactiviteiten. De bedrijven zijn op basis van de Standaard Bedrijfs Indeling (SBI-codes) in deze Staat gerangschikt. Per bedrijfsactiviteit is voor elk ruimtelijk relevante milieucomponent (geur, stof, geluid en gevaar) een richtafstand aangegeven die in beginsel moet worden aangehouden tussen een bedrijf en milieugevoelige objecten (woningen) om hinder en schade aan mensen binnen aanvaardbare normen te houden. Bij het bepalen van deze richtafstanden zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • het betreft 'gemiddelde' moderne bedrijfsactiviteiten met gebruikelijke productieprocessen en voorzieningen;
  • de richtafstanden hebben betrekking op de omgevingstype 'rustige woonwijk' , 'rustig buitengebied' of vergelijkbare omgevingstypen;
  • de richtafstanden bieden in beginsel ruimte voor normale groei van de bedrijfsactiviteiten.

De grootste afstand van de milieucomponenten vormt de indicatie voor de aan te houden afstand van de bedrijfsactiviteit tot een milieugevoelig object. Elk bedrijf c.q. bedrijfsactiviteit wordt in een bepaalde milieucategorie ingedeeld. De milieucategorie is direct afgeleid van de grootste afstand:

  • categorie 1: grootste afstand 10 meter;
  • categorie 2: grootste afstand 30 meter;
  • categorie 3.1: grootste afstand 50 meter;
  • categorie 3.2: grootste afstand 100 meter;
  • categorie 4.1: grootste afstand 200 meter;
  • categorie 4.2: grootste afstand 300 meter;
  • categorie 5.1: grootste afstand 500 meter;
  • categorie 5.2: grootste afstand 700 meter;
  • categorie 5.3: grootste afstand 1.000 meter;
  • categorie 6: grootste afstand 1.500 meter.

Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kortere richtafstanden worden aangehouden bij het omgevingstype 'gemengd gebied', dat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. In zo'n geval is het ruimtelijk aanvaardbaar dat de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

Invloed milieuhinder op het plangebied

Het plangebied kan gekwalificeerd worden als 'rustig buitengebied'. Het plangebied ligt in de directe nabijheid van de volgende inrichtingen:

  • 1. Autoschadeherstelbedrijf/autospuitinrichting (spuitcabine), St. Hubertseweg 11 (SBI-code 5020.4 C, zwaarste milieucategorie 3.1). De aanbevolen afstand tot woningen bedraagt 50 meter. De feitelijke afstand tussen deze inrichting en de beoogde woning bedraagt ca. 290 meter;
  • 2. Horecabedrijf-winkel-museum-kwekerij 'Het Roozenhuys' , Putselaarstraat 4a (SBI-codes 52A-5511-9252, milieucategorie 1). De aanbevolen afstand tot woningen bedraagt 10 meter. De feitelijke afstand tussen deze inrichting en de beoogde woning bedraagt minimaal ca. 65 meter;
  • 3. Natuurwinkel 'De Aalshof' , St. Hubertseweg 9 (SBI-code 52-A, milieucategorie 1). De aanbevolen afstand tot woningen bedraagt 10 meter. De feitelijke afstand tussen deze inrichting en de beoogde woning bedraagt minimaal ca. 230 meter.

Gelet op de aanwezige ruimtelijke scheiding (afstanden) tussen de beoogde woning en de genoemde inrichtingen behoeft redelijkerwijs niet gevreesd te worden dat deze inrichtingen zullen leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat in de beoogde woning.