vastgesteld |
NL.IMRO.1681.01BV0011-VG01 |
In de beheersverordening is de bestaande situatie vastgelegd door middel van een verordeningsgebied. De bestaande situatie is weergegeven in hoofdstuk 2. Deze vormt de basis voor de gebruiks- en de bouwregels.
Onder de feitelijke bestaande situatie wordt het bestaande gebruik en de bestaande bouwwerken verstaan:
In deze beheersverordening zijn de bestaande functies en bebouwing geregeld, door middel van gebruik- en bouwregels. Deze regelen de functies die beschreven zijn in hoofdstuk 2 en het gebruik en de bebouwing die is opgenomen in de bijlagen. Daarnaast is de (voorheen) geldende regeling een belangrijke basis voor de regeling in de verordening.
De bouw- en gebruiksregels geven aan wat er gebouwd mag worden en hoe gronden en bouwwerken gebruikt mogen worden. De basis hiervoor is de regeling uit het (voorheen) geldende bestemmingsplan. Omdat de terminologie van die regelingen anders is dan in de huidige wetgeving, staat in de bouw- en gebruiksregels ook hoe deze gelezen moeten worden. Een voorbeeld is dat vrijstelling en ontheffing nu gelezen moeten worden als "omgevingsvergunning voor afwijking van de beheersverordening".
Specifieke regels kunnen opgenomen worden voor aspecten die in de bestaande situatie wel aanwezig zijn en invloed hebben op de omgeving, maar nog niet in het (voorheen) geldende bestemmingsplan geregeld zijn. Voorbeelden van dergelijke aspecten zijn riool- en waterleidingen, archeologisch waardevolle gebieden en veiligheidszones rond inrichtingen waarbij gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen. Een regeling voor deze aspecten is meestal vanuit wetgeving, regelgeving en beleid vereist. De regeling is daarbij gericht op het behoud en de bescherming van de bestaande situatie en de voorkoming van een vergroting van het risico. De regels gelden bovendien als toetsingskader wanneer een omgevingsvergunning voor een perceelsgebonden ontwikkeling gewenst is. Bij de regels zijn hiervoor toetsingscriteria opgenomen waaraan voldaan moet worden voordat een vergunning verleend kan worden.
In het verordeningsgebied is sprake van specifieke regels in verband met archeologie. Het (voorheen) geldende bestemmingsplan biedt namelijk nog geen regeling ter bescherming van (te verwachten) archeologische waarden. Het archeologisch beleid zoals beschreven in 3.2.7 is leidend voor de regeling in deze verordening.