direct naar inhoud van Regels
Plan: Weeldeweg tussen 4 en 8, Burgh-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00381BphBH-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan Weeldeweg tussen 4 en 8, Burgh-Haamstede met identificatienummer NL.IMRO.1676.00381BphBH-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aanduidingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.6 achtererfgebied

Erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig

loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te

doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 achtergevel van een hoofdgebouw

Het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw.

1.8 achtergevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.

1.9 afgewerkt bouwterrein

De gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.10 afwijking

Een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.

1.11 archeologisch deskundige

Dee provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.12 archeologische waarde

De in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.13 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast

Een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.16 bedrijfsmatig gebruik van een woning

Het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk en dat is gericht op consumentenverzorging en waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft.

1.17 beroepsmatig gebruik van de woning

Het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.

1.18 bestaand

Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan.

1.19 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bevoegd gezag

Bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.22 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 bordes (woning)

Verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.24 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.25 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.26 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.27 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.28 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.29 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond.

1.30 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop (bijvoorbeeld een showroom), het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.31 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen zoals bijvoorbeeld een makelaarskantoor, uitzendbureau, reisbureau, kapper, schoonheidssalon, fysiotherapeut, belwinkel en internetcafé.

1.32 erfgrens

De grens van een erf.

1.33 escortbedrijf

De natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig ,of van omvang alsof zij bedrijfsmatig is, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend.

1.34 gastenverblijf

Een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.35 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.36 geluidgevoelige gebouwen

Woningen alsmede andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh) en artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder (Bgh).

1.37 gevellijn

Denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.38 hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.39 huishouden

Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.

1.40 mantelzorg

Alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden.

1.41 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.42 nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.43 overkapping

Een wooneenheid die geen eigen afsluitbare toegang heeft en welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte.

1.44 logies

Het bieden van overnachtingen in bijvoorbeeld een pension of hotel.

1.45 logies met ontbijt

Een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte, recreatieve voorziening voor kortdurend verblijf, voor uitsluitend logies en ontbijt en niet voor permanente bewoning.

1.46 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.47 overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

1.48 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. Een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is, en
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.49 peil
  • a. Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.50 permanente bewoning

Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.51 plangrens

De geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.

1.52 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 raamprostitutie

Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 seksautomatenhal

Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.55 seksinrichting

Het bedrijfsmatig - of in een omvang of frequentie die daarmee overeenkomt - gelegenheid bieden tot het ter plaatse, in een gebouw of in een vaartuig, verrichten van seksuele handelingen.

1.56 straatprostitutie

Het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.57 voorerfgebied

Erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

1.58 voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelsgrenzen.

1.59 vrijstaande woning

Een woning zonder gemeenschappelijke wand met een andere woning.

1.60 webwinkel

Een detailhandelsbedrijf dat zich toelegt op de verkoop via internet en dat zich kenmerkt door de afwezigheid van een winkelruimte waar uitstalling, verkoop en levering van goederen ter plaatse plaatsvindt.

1.61 wonen

Het gehuisvest zijn in een woning, conform het begrip “woning”.

1.62 woning

Een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.63 woonwagenstandplaats

Een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten.

1.64 zijdelingse perceelsgrens

De grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.65 zijerf

Gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens.

1.66 zijgevel

Een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.67 zijgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de perceelsgrenzen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. Ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een gebouw

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 de bruto vloeroppervlakte

De bruto vloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.6 de dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

Gemeten in de verticale projectie op het bouwterrein van de grootste buitenwerkse maten van de (denkbeeldige) gevels, exclusief overstekken tot 50 centimeter, boven het afgewerkte maaiveld en eventueel tot het hart van een gemeenschappelijke scheidingsmuur.

2.10 de vloeroppervlakte

De gebruiksoppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in woningen;
  • b. hierbij horende ondergeschikte voorzieningen, zoals inritten, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en tuinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden zijn uitsluitend ten dienste van de bestemming gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde toegestaan.

3.2.2 Algemeen
  • a. Gebouwen en overkappingen worden in een bouwvlak gebouwd;
  • b. woningen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand': uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd.
3.2.3 Woningen
  • a. Het aantal woningen per aanduidingsvlak bedraagt ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal; indien geen aantal is aangegeven bedraagt het aantal woningen maximaal 1;
  • b. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • c. de breedte van een woning en de afstand tussen de woning en de zijdelingse bouwperceelgrens - in beide gevallen een bijbehorend bouwwerk niet meegerekend - bedraagt ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken niet minder dan aangegeven in onderstaande tabel:

bouwaanduidingsvlak   breedte woning
minimaal-maximaal  
afstand bouwperceelsgrens  
vrijstaand   6 meter - 20 meter   3 meter  

  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' bedraagt de totale bebouwde oppervlakte van woningen, inclusief bijbehorende bouwwerken en overkappingen ten hoogste het aangegeven percentage, berekent over dat gedeelte van het bouwperceel dat in het maatvoeringsvlak valt;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling maximaal 60°.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  • a. De totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, overkappingen meegerekend, bedraagt maximaal 50% met een maximum van 40 m², tenzij op de verbeelding anders is aangeduid;
  • b. indien het achtererfgebied gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak groter is dan 240 m², bedraagt het totale bebouwde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken - overkappingen meegerekend - ten hoogste 1/6 deel van het zij- en achtererf buiten het bouwaanduidingsvlak, met een maximum van 100 m²;
  • c. de hoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  • d. de goothoogte van overige bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter;
  • e. vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden achter (het verlengde van) de achtergevellijn gebouwd, overige bijbehorende bouwwerken worden ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • f. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de zijdelingse bouwperceelgrens ter plaatse van de genoemde bouwaanduidingsvlakken bedraagt niet minder dan aangegeven in onderstaande tabel:

bouwaanduidingsvlak   bijbehorend bouwwerk aan de zij- of achtergevel   vrijstaand bijbehorend bouwwerk  
vrijstaand   3 meter   3 meter (aan één zijde)  
3.2.5 Bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen)

De bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde (exclusief overkappingen), bedraagt ten hoogste de volgende maten:

Bouwwerk   Bouwhoogte  
vlaggenmasten en overige masten   8 meter  
erfafscheidingen voor de voorgevellijn   1 meter  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 meter  
3.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning nadere eisen stellen aan de plaats en afmeting van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een redelijke lichttoetreding en voldoende privacy;
  • b. de verkeersveiligheid;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. de brandveiligheid en de bereikbaarheid bij calamiteiten.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afstand en hoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.3, onder b voor een hogere goothoogte tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  • b. lid 3.2.3, onder c voor een kortere afstand van het hoofdgebouw tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. lid 3.2.4, onder e voor een kortere afstand van een bijbehorend bouwwerk tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens.
3.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan slechts worden verleend, indien:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.

Aan de omgevingsvergunning kunnen ook de nadere eisen als bedoeld in lid 3.3 gesteld worden.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 5

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

4.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter.

4.2.2 Andere bestemmingen
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 250 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde in lid 4.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 250 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

4.3.2 Voorwaarden

Indien uit het in lid 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
4.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
4.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

4.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2.2, onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 250 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 5'.

4.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 4.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.

4.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kan verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande afwijkende maatvoering

Voor bouwwerken die op het tijdstip van vaststelling van het plan niet voldoen aan de in het plan voorgeschreven aantallen, afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en/of oppervlaktematen, terwijl het bouwwerk krachtens een omgevingsvergunning aanwezig is of gebouwd kan worden, gelden deze afwijkende maten als vervangende regel. Bij vervangende nieuwbouw dient de bebouwing op dezelfde plaats te worden herbouwd.

6.2 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
6.3 Afwijkingsbevoegdheid Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

6.4 Vlaggenmasten

Het aantal toegestane vlaggenmasten bedraagt maximaal 3 per bouwperceel.

6.5 Verlichte reclame-uitingen

Verlichte reclame-uitingen, waaronder skybeamers worden begrepen, mogen geen licht naar boven uitstralen.

6.6 Onoverdekte zwembaden

Bij een woning mag een onoverdekt zwembad worden gebouwd, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het zwembad minimaal 3 meter achter de voorgevellijn van de woning is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% bedraagt van het zij- en achtererf, met een maximum van 100 m²;
  • c. het zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- en achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt.
6.7 Ondergronds bouwen

De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. ondergrondse bouw is uitsluitend toegestaan onder de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, alsmede ter verbinding van gebouwen;
  • b. gebouwd mag worden tussen peil en 3,50 m onder peil.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

7.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.
7.3 Toegestaan gebruik
7.3.1 Bed & Breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  • b. de woning wordt bewoond door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  • d. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • e. er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan.
7.3.2 Beroep of bedrijf aan huis

Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een (woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen, waarbij ten hoogste 25 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van de woning;
  • c. het beroep of bedrijf mag bedrijvigheid betreffen die voor de activiteit milieu omgevingsvergunningplichtig is als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • d. aan het (woon)karakter van de omgeving wordt geen afbreuk gedaan;
  • e. horeca is niet toegestaan;
  • f. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • g. een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) is toegestaan;
  • h. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • i. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 wetgevingzone - natuurgebied
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.27 van de Omgevingsverordening provincie Zeeland.

8.1.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:

  • a. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  • b. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.

9.2 Afwijkingsbevoegdheid bouwwerken geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter. Deze afwijkingsbevoegdheid geldt niet voor:

  • a. erfafscheidingen voor zover gelegen voor de voorgevellijn;
  • b. overkappingen.
9.3 Afwijkingsbevoegdheid gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk bij een woning als gastenverblijf, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
  • c. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • d. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • e. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het gastenverblijf tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • f. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • g. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • h. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
9.4 Afwijkingsbevoegdheid mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels van dit plan voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bouwregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrenzen ten minste 1 meter bedraagt;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende gebouw (veiligheid, milieuhinder).
9.5 Afwijkingsbevoegdheid beroep aan huis

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.3.2 ten behoeve van een grotere oppervlakte van het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bijbehorende bouwwerken als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. de oppervlakte ten behoeve van het beroep aan huis bedraagt ten hoogste 50 m²;
  • b. het beroep of bedrijf is een nevenfunctie van het wonen;
  • c. de bewoners(s) van de woning oefenen het beroep of bedrijf uit;
  • d. het beroep of bedrijf mag geen inrichting zijn als genoemd in artikel 2.1, eerste lid, onderdeel e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het beroep of bedrijf ten opzichte van nabijgelegen gevoelige bestemmingen;
  • e. aan het (woon)karakter van de omgeving wordt geen afbreuk gedaan;
  • f. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • g. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • h. horeca is niet toegestaan;
  • i. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan;
  • j. een webwinkel is toegestaan;
  • k. een seksinrichting is niet toegestaan;
  • l. verlichte en/of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel, zijn niet toegestaan.
9.6 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 9.1 tot en met 9.5 kan slechts worden verleend, als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;
  • c. dit niet leidt tot substantiële aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • d. in het geval van toepassing van de afwijkingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9.1, op het betreffende bouwperceel niet eerder voor eenzelfde bouwwerk middels omgevingsvergunning is afgeweken.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Werking wettelijke regeling

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

10.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

10.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 11.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 11.1 sub a met maximaal 10%.
  • c. Lid 11.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 11.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Weeldeweg tussen 4 en 8, Burgh-Haamstede van de gemeente Schouwen-Duiveland.