Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Laone 20 Renesse
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1676.00374BphRE-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
Het bestemmingsplan ‘Laone 20- Renesse’ met identificatienummer NL.IMRO.1676.00374BphRE-VA01 van de gemeente Schouwen- Duiveland.
 
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 Aan- of uitbouw
Een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;
 
1.4 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 Aanduidingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.
 
1.7 Achtererf bij een hoofdgebouw
Erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw;
 
1.8 Achtergevel
Het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen daaronder niet begrepen;
 
1.9 Achtergevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.
 
1.10 Afgewerkt bouwterrein
De gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen e bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond;
 
1.11 Archeologisch deskundige
De provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het
Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;
 
1.12 Archeologische waarde
De in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
 
1.13 Bebouwing
Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.14 Bebouwingspercentage
Een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.15 Bed & breakfast
Een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.
 
1.16 Beroepsmatig gebruik van een woning
Het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
 
1.17 Bestaand
  1. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de terinzagelegging van het bestemmingsplan als vastgesteld, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan. 
1.18 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
1.19 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.20 Bijgebouw
Een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.21 Bordes (woning)
Verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap;
 
1.22 Bouwaanduidingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het bebouwen van deze gronden;
 
1.23 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.24 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
1.25 Bouwperceel:
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.26 Bouwperceelsgrens
De grens van een bouwperceel
 
1.27 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.28 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.29 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.30 Erf
Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
 
1.31 Erfgrens
De grens van het erf;
 
1.32 Escortbedrijf
De natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
 
1.33 Gastenverblijf
Een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
 
1.34 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.35 Gevellijn
Denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn;
 
1.36 Hoofdgebouw
Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
 
1.37 Nutsvoorzieningen
Voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, etc.;
 
1.38 Ondergeschikte functie
Functie waarvoor maximaal 15% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt;
 
1.39 Overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel een wand;
 
1.40 Passend in straat- en bebouwingsbeeld
  1. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  2. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  3. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  4. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.41 Peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
1.42 Permanente bewoning
 
Bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
 
1.43 Prostitutie
 
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.44 Raamprostitutie
 
Een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.45 Seksbioscoop/-theater:
 
Een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.
 
1.46 Seksinrichting:
 
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.47 Straatprostitutie
Het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.48 Voorgevel van een hoofdgebouw
Het meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.
 
1.49 Voorgevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.
 
1.50 Vrijstaand
Een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw;
 
1.51 Webwinkel
Detailhandelsbedrijf zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse;
 
1.52 Weg
Voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.53 Woning
Een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.54 Zijerf bij een hoofdgebouw
Gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het gebouw gelegen erfgrens;
 
1.55 Zijgevel
Een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
 
1.56 Zijgevellijn
Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een bouwwerk tot aan de bouwperceelsgrenzen.
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 De afstand
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.2 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.3 De bouwhoogte van een antenne-installatie:
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie. 
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
 
2.6 De brutovloeroppervlakte:
De brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
2.7 De goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.8 De inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.10 De vloeroppervlakte:
De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. De huisvesting van een huishouden in een woning;
en tevens voor:
  1. Het hobbymatig houden van dieren;
  2. Wegen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
3.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
    1. Hoofdgebouwen;
    2. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen, uitsluitend bij een woning;
    3. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
3.2.2 Hoofdgebouwen
  1. Het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  2. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met dien verstande dat uitsluitend ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': een vrijstaande woning mag worden gebouwd;
  3. De goot- en bouwhoogte mag maximaal de aangegeven maat bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  4. De hoofdgebouwen worden met de voorgevel gebouwd in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens;
  5. Bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen.
3.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  1. Bij ieder hoofdgebouw mogen uitsluitend binnen het bouwvlak aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    1. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen moeten minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning worden gebouwd;
    2. De goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,30 meter bedragen;
    3. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen;
    4. De afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen die aan de zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal 3 meter;
    5. Vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd waarbij de afstand van de gebouwen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens aan één zijde tenminste 3 meter zal bedragen;
    6. De totale bebouwde oppervlakte (inclusief overkappingen) van het zij- en achtererf, voor zover gelegen buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 50% met een maximum van 40 m²;
    7. In afwijking van het bepaalde onder nummer 6 van dit lid mag ter plaatse van de bouwaanduiding 'bijgebouw' het bouwvlak volledig worden bebouwd met bijgebouwen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd en het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van:
    1. een overkapping die ten hoogste 3 meter mag bedragen;
    2. vlaggenmasten die ten hoogste 8 meter mogen bedragen;
  3. In afwijking van het in 3.2.4 onder b bepaalde mag de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn, maximaal 1 meter bedragen.
3.2.5 Zwembaden
 
Bij woningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:
  1. uitsluitend binnen het bouwvlak wordt gebouwd;
  2. het zwembad minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn van de woning is gelegen;
  3. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  4. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  5. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
  6. de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de woning.
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1 Eisen
 
Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. De plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. De dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. De plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.3.2 Voorwaarden
 
Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
 
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. Lid 3.2.2, onder e tot een steilere dakhelling;
  2. Lid 3.2.2 onder c tot een overschrijding met maximaal 1 meter.
3.4.2 Afwegingskader
 
De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1 kan slechts worden verleend, mits:
  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. Dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Strijdig gebruik
 
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
  1. Het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen;
  2. Het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor kampeermiddelen;
  3. Het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  4. Het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf.
3.5.2 Niet strijdig gebruik
 
Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen, met dien verstande dat:
  1. Het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  2. Het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  3. Ten hoogste 25 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  4. Het gebruik geen horeca mag betreffen;
  5. Geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  6. Geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  7. Geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
  8. Geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  9. Het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
3.5.3 Aanbieden bed & breakfast
 
Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. Bed & breakfast mag uit maximaal vijf slaapplaatsen bestaan;
  2. De woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  3. De woning is geschikt voor permanente bewoning;
  4. Er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  5. Er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan.'
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Gastenverblijf
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.1, onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:
  1. Omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  2. De aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  3. Het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  4. Per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  5. Het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  6. Het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  7. De algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  8. De omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  9. Er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  10. Op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
3.6.2 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten
 
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5.2 voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:
  1. Het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  2. Ten hoogste 50 m² van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  3. Het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  4. Het gebruik geen horeca mag betreffen;
  5. Geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  6. Geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  7. De woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  8. Geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  9. Geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  10. Geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  11. Het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.
3.6.3 Afwegingskader
 
De omgevingsvergunning als bedoeld in 3.6.1, 3.6.2 en 3.6.3 kan slechts worden verleend, mits:
  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. Dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 Verplaatsen/hersitueren bouwvlak
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen door het verplaatsen dan wel hersitueren van het bouwvlak met de woningtypologie 'vrijstaand' alsmede het bijbehorende bestemmingsvlak, met in achtneming van het volgende:
  1. Bij verplaatsing van het bouwvlak dient de bestaande bebouwing buiten het nieuwe bouwvlak te worden gesloopt;
  2. Het bouwvlak en/ of bestemmingsvlak mag niet worden vergroot.
3.7.2 Verplaatsen bijgebouw
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen door het verplaatsen van het aanduidingsvlak van de bouwaanduiding
'bijgebouwen' alsmede het bijbehorende bouwvlak, met in achtneming van het volgende:
  1. het aanduidingsvlak en het bouwvlak komen op de bestaande locatie te vervallen;
  2. het oppervlakte mag niet worden vergroot;
  3. de afstand tot de perceelsgrens dient ten minste 5 meter te bedragen.
3.7.3 Afwegingskader
 
De wijziging als bedoeld in 3.7.1 en 3.7.2 slechts worden toegepast, mits:
  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. Dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. De milieuplanologische en stedenbouwkundige aanvaardbaarheid is aangetoond.
 
Artikel 4 Waarde – Archeologie - 6
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Bestemming
 
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
 
4.1.2 Gebruik
 
Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
 
4.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.
 
4.2.2 Andere bestemmingen
  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld plaatsvinden;
  2. het bepaalde onder lid 4.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Afwijking
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
 
4.3.2 Voorwaarden
 
Indien uit het onder lid 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Werken en werkzaamheden
 
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  6. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  8. het omzetten van grasland in bouwland;
  9. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.
4.4.2 Uitzonderingen
 
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. voor zover de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  4. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
4.5.1 Verbod
 
Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.
 
4.5.2 Uitzondering
 
Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2.2, onder b in acht is genomen;
  2. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het maaiveld niet verstoren;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
4.5.3 Regels
 
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 6'.
 
4.5.4 Voorschrift
 
Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 4.5.1, kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.
 
4.5.5 Melding
 
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afstanden en maten
 
6.1.1 Maximale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.2 Minimale maatvoering
 
In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het vastgesteld van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
 
6.1.3 Heroprichting
 
In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 6.1.1 dan wel lid 6.1.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.
 
6.2 Voldoende parkeergelegenheid
 
Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.
 
6.3 Ruimte tussen bouwwerken
 
De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:
  1. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  2. niet toegankelijk zijn. 
6.4 Afwijkingsbevoegdheid Parkeren en Ruimte tussen bouwwerken
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 6.3 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte;
  2. lid 6.2 indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  3. in geval wordt afgeweken van de parkeernorm zoals opgenomen in artikel 6.2, dient voldaan te worden aan de gestelde voorwaarden voor afwijken volgens het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
  1. Het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. Erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. Ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen;
  1. Het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.
 
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Verbod
 
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).
 
8.2 Strijdig gebruik
 
Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:
  1. Ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  2. Voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  3. Voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  4. Als woonwagenstandplaats.
8.3 Voorwaardelijke bepaling
 
Het gebruiken van de woning voor bewoning is uitsluitend toegestaan als een geluidsscherm zoals weergegeven in bijlage 1 van de regels is aangelegd en duurzaam in stand wordt gehouden.
 
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Algemeen
 
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:
  1. Het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. Het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. Erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. Ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;
  1. Geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
9.2 Afwegingskader
 
De wijziging als bedoeld in 9.1 kan slechts worden toegepast, mits:
  1. Dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. Dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  3. Met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  4. Met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  5. Voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.
 
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Wettelijke regelingen
 
Wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. Gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. Na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 11.1, onder a, een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 2%;
  3. Lid 11.1, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2, onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2, onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. Lid 11.2, onder a, is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Laone 20- Renesse’.