direct naar inhoud van Regels
Plan: De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede met identificatienummer NL.IMRO.1676.00325BphBH-VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau.

1.8 archeologische waarde

de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bedrijfsgebouw

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een of meer bedrijfsactiviteiten.

1.11 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon,

  • a. wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of
  • b. waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.
1.12 beheersplan

een plan dat gericht is op het beheer, het onderhoud, instandhouding en herstel dan wel versterking van de gewenste landschaps- en/of natuurwaarden in een gebied.

1.13 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.de grens van een bestemmingsvlak.

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.17 bordes

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.21 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.22 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.23 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.24 bruto-standplaatsgrootte

De totale oppervlakte van een kampeerterrein, inclusief landschappelijke inpassing, gedeeld door het totaal aantal standplaatsen.

1.25 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.26 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel (met uitzondering van casino's ), toerisme en educatie, waarbij geen sprake is van overnachting.

1.27 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.28 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.29 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.30 erfgrens

de grens van het erf.

1.31 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van de Kop van Schouwen, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.32 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.33 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 half verharding

doorlatende verharding bestaande uit een wegdek met een zeer hoge (water)doorlatendheid, zoals graskeien, grasbetontegels, grind, steenslag of schelpen.

1.35 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.36 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccomodaties.

1.37 huishouden

een persoon dan wel een aantal personen in een zeker continue samenstelling die met elkaar wonen en tussen de verschillende personen een zekere onderlinge verbondenheid bestaat.

1.38 kampeerhuisje

een op een standplaats voor kampeermiddelen gebouwd gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.39 kampeermiddel

tenten, tentwagen, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.40 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.41 kantoor(ruimte)

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig/bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.42 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

Voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.43 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.44 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.45 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.46 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.47 ondersteunende detailhandel

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.48 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.49 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel één wand.

1.50 passend in straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.51 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • c. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.52 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.53 permanente standplaats

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf.

1.54 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten welke zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.55 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.56 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.57 sanitair
  • a. prive-sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de unit gedurende het gehele jaar op of bij een standplaats aanwezig is;
  • b. centrale sanitair: een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.
1.58 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.59 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.60 stacaravan

een kampeermiddel uit één niet-samengesteld geheel, die in zijn geheel zelfstandig (over de weg) vervoerd kan worden met een maximale oppervlakte van 55m2 en maximaal 5 meter hoog, gemeten vanaf het afgewerkt bouwterrein.

1.61 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in:

  • a. permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

  • b. niet-permanente standplaats:

een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer- en/of winterseizoen. nader te onderscheiden in:

  • één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes van maximaal acht vierkante meter of
  • maximaal drie tentjes van maximaal acht vierkante meter.
1.62 straatprostitutie

het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.63 uitlogende materialen

stoffen die langzaam oplossen in lucht of in water die in vaste vorm gebonden zijn in (bouw)materialen, zoals lood, koper en zink.

1.64 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.65 verblijfsrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, geen verblijfseenheden zijnde, ten behoeve van de verblijfsrecreatie.

1.66 verhard oppervlak

het gezamenlijk oppervlak van daken, bestrating, kassen etc., waarvan het regenwater wordt afgevoerd.

1.67 vleermuisvriendelijke verlichting

de toepassing van een type verlichting ter beperking van lichthinder voor vleermuizen.

1.68 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.69 weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.70 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.71 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.72 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.73 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 de bruto vloeroppervlak

de bruto vloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 de vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.11 Ondergeschikte bouwdelen

bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen wordt de overschrijding van de bouwgrens door ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, gevel- en kroonlijsten, ventilatiekanalen, warmtepompen, schoorstenen, luifels, erkers, balkons en overstekende daken e.d. buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van de bouwgrens en/of bouwhoogte niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal': een grondwal als afschermende voorziening langs een recreatieterrein met een minimum hoogte zoals aangegeven met de aanduiding 'minimum hoogte (m)';
  • d. water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in lid 3.1 bedoelde bestemming worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen, met uitzondering van de bouwhoogte van openbare nutsvoorzieningen die ten hoogste 3,50 meter mogen bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.

3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Verbod
  • a. Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
    • 1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting en afschermende voorzieningen;
    • 2. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.

3.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. bedoeld zijn in lid 3.4.1 maar de in lid 3.1 omschreven waarden van deze gronden niet aantasten.

3.4.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 3.4.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische waarden alsmede de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Recreatie - Kampeerterrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in kampeerhuisjes;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': recreatiewoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer':
    • 1. dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
    • 2. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2;
    • 3. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, zoals bedoeld in bijlage 4 Staat van Horeca-activiteiten, tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 450 m2 (exclusief terras);
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitairvoorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
  • e. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

4.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen en overkappingen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. recreatiewoningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tevens buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, mits deze worden gebouwd op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 2. kampeerhuisjes en daarbij behorende bijgebouwen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
  • b. het maximum bebouwd oppervlakte aan recreatiewoningen, kampeerhuisjes en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 10.655 m2, met dien verstande dat uitsluitend de in de volgende tabel genoemde gebouwen en overkappingen zijn toegestaan met inachtneming van de daarbij behorende maatvoering:

  Gebouw   Oppervlakte (m2)
 
Inhoud (m³)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
    per gebouw   gezamenlijk        
1   bedrijfsgebouwen   -   1.500 m2   -   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'  
2   recreatiewoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen / overkappingen)   70 m2   -   -   -   5,5 m  
3   Kampeerhuisje (inclusief bordes)   51 m2   -   250 m3   -   5,5 m  
4   1 vrijstaand bijgebouw per kampeerhuisje   6 m2   -   -   -   3,5 m  
5   Vrijstaande bijgebouwen / overkappingen bij recreatiewoning   13 m2   -   -   -   3,5 m  
6   overige gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer buiten het bouwvlak   40 m2 (gezamenlijke oppervlakte aan overige gebouwen)   -   -

 
4 m   8 m  

  • c. uitsluitend op permanente standplaatsen mogen vrijstaande bijgebouwen per kampeerhuisje worden gebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. aangebouwde bijgebouwen niet zijn toegestaan;
    • 2. ten hoogste één vrijstaand bijgebouw en één bordes per standplaats zijn toegestaan;
  • d. kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan op een permanente standplaats, met dien verstande dat:
    • 1. het aantal kampeerhuisjes mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal kampeerhuisjes';
  • e. het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen';
  • f. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en de grens van een standplaats bedraagt ten minste 1 meter.

4.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de navolgende maten:

overig bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte (m)  
bordes op permanente standplaats bij een kampeerhuisje   de goothoogte van het op de standplaats aanwezige kampeerhuisje  
lichtmasten   4 m  
vlaggenmasten   8 m  
paalkasten voor vleermuizen en mussentillen   4 m  
speelvoorzieningen   3 m  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen binnen een bouwvlak   1 m  
andere overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  

4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden in ieder geval de volgende regels:

  • a. het aantal standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum totaal aantal standplaatsen';
  • b. het aantal permanente standplaatsen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen';
  • c. de netto-standplaatsgrootte bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van een kampeerhuisje met een minimum van 150 m²;
  • d. op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeerhuisje;
  • e. binnen de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zijn maximaal 952 recreatieve slaapplaatsen toegestaan;
  • f. de lichtuitstraling naar de omgeving wordt zoveel als technisch mogelijk is beperkt;
  • g. ten minste 2% van de gronden met de bestemming 'Recreatie - Kampeerterrein' zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • h. parkeerplaatsen worden half verhard uitgevoerd;
  • i. het behoud van bomen, zoals aangegeven op de kaart met 'Te behouden bomen', conform bijlage 2.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-permanente standplaatsen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor standplaatsen, anders dan ten behoeve van standplaatsen voor kampeerhuisjes;
  • c. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen;
  • d. detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • e. een hotel;
  • f. horeca, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • g. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;
  • h. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • i. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of (vrijstaand) bijgebouw als zelfstandige (recreatieve) woonruimte;
  • j. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage dieper dan 2,5 m beneden maaiveld;
  • k. een ventilator behorende bij een zwembad met een bronvermogen van meer dan 85 dB(A);
  • l. het gebruik van uitlogende materialen;
  • m. het gebruik van stikstofemissie veroorzakende installaties, zoals gasgestookte verwarmings- of kookinstallaties, open haarden en/of palletkachels;
  • n. het verharden van de gronden zodanig dat het verhard oppervlak meer dan 30% van de oppervlakte van het bestemmingvlak 'Recreatie - Kampeerterrein' bedraagt.

4.3.3 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. Het gebruik als genoemd in artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
    • 2. de landschappelijke inpassing van het recreatieterrein is aangelegd conform bijlage 1 Landschappelijke inpassing en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
    • 3. de verlichting op het kampeerterrein vleermuisvriendelijk is en voldoet aan hetgeen is opgenomen in Bijlage 3 Lichtplan;
  • b. Herinrichting van het watersysteem in het plangebied is slechts toegestaan indien dit niet leidt tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.

Artikel 5 Recreatie - Recreatiewoning

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in recreatiewoningen;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw': een logeergebouw;
  • c. groenvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming;
  • d. het behoud van bomen, zoals aangegeven op de kaart met 'Te behouden bomen', conform bijlage 2.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 5.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. gebouwen,;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen en overkappingen;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - onbebouwd' geen recreatiewoningen zijn toegestaan;
  • b. een recreatiewoning dient vrijstaand te worden gebouwd;
  • c. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen met inbegrip van de bij de recreatiewoning behorende aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw / overkapping bedraagt minimaal 3 meter;
  • d. het maximum bebouwd oppervlakte aan recreatiewoningen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 5.950 m2, met dien verstande dat uitsluitend de in de volgende tabel genoemde gebouwen en overkappingen zijn toegestaan met inachtneming van de daarbij behorende maatvoering:
      Gebouw   Oppervlakte (m2)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
    1   Logeergebouw   300 m2   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'   zie aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)'  
    2   recreatiewoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)   75 m2   4 m, met dien verstande dat bij een plat dak de hoogte maximaal 6m bedraagt.   8 m  
    3   1 vrijstaand bijgebouw / overkappingen per recreatiewoning   6 m2   2,50 m   3,50 m  
    4   overige gebouwen ten behoeve van het onderhoud   40 m2 (gezamenlijke oppervlakte aan overige gebouwen)   4 m   8 m  
  • e. In afwijking van het bepaalde onder sub d.2. zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende oppervlakte' toegestaan:
    • 1. 10 recreatiewoningen met een oppervlakte van maximaal 85 m2;
    • 2. 7 recreatiewoningen met een oppervlakte van maximaal 92 m2;
    • 3. 3 recreatiewoningen met een oppervlakte van maximaal 130 m2.

5.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste de navolgende maten:
overig bouwwerk, geen gebouw zijnde   Bouwhoogte (m)  
overkappingen   3 m  
lichtmasten   4 m  
vlaggenmasten   8 m  
paalkasten voor vleermuizen en mussentillen   4 m  
speelvoorzieningen   4 m  
erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg   1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2, onder d in die zin dat de oppervlakte van een recreatiewoning met inbegrip van de daarbij behorende aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen / overkappingen wordt vergroot tot ten hoogste 85 m², met dien verstande dat de recreatiewoning uitsluitend geschikt is voor maximaal één huishouden.

5.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. een stedenbouwkundig advies is verkregen;
  • c. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Gebruiksregels
  • a. binnen de bestemming 'Recreatie - Recreatiewoning' zijn maximaal 520 recreatieve slaapplaatsen toegestaan;
  • b. de lichtuitstraling naar de omgeving wordt zoveel als technisch mogelijk is beperkt;
  • c. parkeerplaatsen worden half verhard uitgevoerd.

5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen;
  • b. detailhandel;
  • c. een hotel;
  • d. horeca;
  • e. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;
  • f. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning;
  • g. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige (recreatieve) woonruimte;
  • h. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage dieper dan 2,5 m beneden maaiveld;
  • i. het gebruik van uitlogende materialen;
  • j. het gebruik van stikstofemissie veroorzakende installaties, zoals gasgestookte verwarmings- of kookinstallaties, open haarden en/of palletkachels;
  • k. het verharden van de gronden zodanig dat het verhard oppervlak meer dan 30% van de oppervlakte van het bestemmingsvlak 'Recreatie - Recreatiewoning' bedraagt.

5.4.3 Voorwaardelijke verplichtingen
  • a. Het gebruik als genoemd in artikel 5.1 is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
    • 2. de landschappelijke inpassing van het recreatieterrein is aangelegd conform Bijlage 1 Landschappelijke inpassing en vervolgens aldus in stand wordt gehouden;
    • 3. de verlichting op het kampeerterrein vleermuisvriendelijk is en voldoet aan hetgeen is opgenomen in Bijlage 3 Lichtplan;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - aanvullende brandeisen'
      • een extra brandkraan aanwezig is;
      • de bebouwing voldoet aan brandklasse A1 of A2;
  • b. Herinrichting van het watersysteem in het plangebied is slechts toegestaan indien dit niet leidt tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer.

Artikel 6 Waarde - Archeologie - 5

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

6.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 6.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

6.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 250 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter onder NAP plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 6.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 250 m² en dieper dan 0,50 meter onder NAP, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

6.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 6.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter.

6.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.

6.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 6.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 6.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
6.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
6.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

6.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 6.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 6.2.2 onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 250 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter onder NAP niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

6.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5'.

6.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 6.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 250 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter onder NAP.

6.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

6.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 5', als bedoeld in lid 6.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 7 Waarde - Archeologie - 6

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Bestemming

De voor 'Waarde - Archeologie - 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

7.1.2 Gebruik

Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 7.1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met inachtneming van de volgende regel: de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 meter bedragen.

7.2.2 Andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,00 meter onder NAP plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder lid 7.2.2, onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2.500 m² en dieper dan 0,00 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

7.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder lid 7.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Werken en werkzaamheden

Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,00 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,00 meter;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,000 meter;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,000 meter bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,00 meter;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,00 meter;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,00 meter.

7.4.2 Uitzonderingen

Het in lid 7.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de bestemming Waterstaat - Waterkering op de gronden die mede zijn voorzien van de bestemming Waterstaat - Waterkering.

7.4.3 Toelaatbaarheid
  • a. De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  • b. voor zover de in lid 7.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • c. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • d. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 7.4.3, onder a, b en c. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
7.5.1 Verbod

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

7.5.2 Uitzondering

Het verbod als bedoeld in lid 7.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 7.2.2 onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en de grondlagen dieper dan 0,00 meter onder NAP niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

7.5.3 Regels

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6'.

7.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 7.5.1, kunnen burgemeester en wethouders het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,00 meter onder NAP.

7.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

7.6 Wijzigingsbevoegdheid

Het bevoegd gezag kan, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', als bedoeld in lid 7.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwregels

9.1 Bestaande afstanden en maten
9.1.1 Maximale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.1.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

9.1.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 9.1.1 dan wel lid 9.1.2 uitsluitend van toepassing, indien het geschiedt op dezelfde plaats.

9.2 Ruimte tussen bouwwerken

De zijdelingse begrenzing van een bouwwerk moet ten opzichte van de zijdelingse grens van het erf zodanig zijn gelegen dat tussen dat bouwwerk en de op het aangrenzende erf aanwezige bebouwing geen tussenruimten ontstaan die:

  • a. vanaf de hoogte van het erf tot 2,2 meter daarboven minder dan 1 meter breed zijn;
  • b. niet toegankelijk zijn.
9.3 Afwijkingsbevoegdheid Ruimte tussen bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2 indien voldoende mogelijkheid aanwezig is voor reiniging en onderhoud van de vrij te laten ruimte.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:

  • a. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

11.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wro, het plan wijzigen ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  • b. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    • 1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;

Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;

  • c. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 meter toelaatbaar.
11.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 11.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
  • e. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 veiligheidszone - propaan

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - propaan' zijn geen recreatiewoningen toegestaan.

12.2 wetgevingzone - natuurgebied
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - natuurgebied' zijn de gronden, naast de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd als afwegingszone van de aangrenzende natuurgebieden, zoals opgenomen in artikel 2.27 van de Omgevingsverordening Zeeland 2018.

12.2.2 Voorwaarde toepassing afwijkingsbevoegdheid

Indien het bevoegd gezag op grond van de andere ter plaatse geldende bestemming(en) toepassing geeft aan een afwijkingsbevoegdheid van de bouwregels of van de gebruiksregels, geldt naast de in het betreffende artikel genoemde voorwaarden ook de voorwaarde dat de omgevingsvergunning slechts kan worden verleend indien geen onevenredige aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het aangrenzende natuurgebied plaatsvindt.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Afstemming wet- en regelgeving

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wet, een algemene maatregel van bestuur, een verordening, een richtlijn of een andere (wettelijke) regeling, dan geldt deze wet, algemene maatregel van bestuur, verordening, richtlijn of andere (wettelijke) regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan

13.2 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

13.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.
13.4 Voldoende laad- en losruimte

Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die ruimte. Deze bepaling geldt niet:

  • a. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
13.5 Afwijkingsbevoegdheid laad- en losruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.4 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsregels

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 14.1, sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het lid 14.1, sub a met maximum 10%.
  • c. Lid 14.1, sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het lid 14.2, sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid 14.2, sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Schouwse Valleien Burgh-Haamstede.