Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woningen Molenweg Bruinisse
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1676.00320BphBR399289-VA01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 Plan
het bestemmingsplan ‘Woningen Molenweg Bruinisse’ met identificatienummer NL.IMRO.1676.00320BphBR399289.VA01 van de gemeente Schouwen-Duiveland.
 
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 Verbeelding
de geometrische planobjecten als vervat in de digitale dan wel analoge verbeelding met het identificatienummer NL.IMRO.1676.00320BphBR399289.VA01;
 
1.4 Aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 Aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 Aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.
 
1.7 Aan- of uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning;
 
1.8 Achtererf
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens;
 
1.9 Achtergevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtergevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelgrenzen.
 
1.10 Achtergevel van een hoofdgebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
 
1.11 Afgewerkt terrein
de gemiddelde hoogte van de grond die bouwwerken omringt; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de grond die bouwwerken omringt.
 
1.12 Archeologisch deskundige
de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed of een ander deskundig archeologisch adviesbureau;
 
1.13 Archeologisch onderzoek
een onderzoek naar de aanwezigheid van archeologische waarden verricht door of namens een bedrijf of instelling met een KNA certificering conform BRL 4000;
 
1.14 Archeologische waarde
de in het kader van dit plan aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak;
 
1.15 Bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
 
1.16 Bebouwingspercentage
een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
 
1.17 Bed & breakfast
een nevenactiviteit voor kortdurend toeristisch verblijf bij een woning in het hoofdgebouw of in een bijbehorend bouwwerk waar logies (maximaal 5 slaapplaatsen) en ontbijt worden aangeboden.
 
1.18 Beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een woning
het gebruik van een gedeelte van een woning en/of een bijbehorend bouwwerk voor een beroeps- of bedrijfsactiviteit door de bewoner, gericht op het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk of het verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied.
 
1.19 Bestaand
  1. bestaande bouwwerken: bestaand ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan als vastgesteld, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  2. bestaand gebruik: bestaand ten tijde van het in werking treden van het bestemmingsplan. 
1.20 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.21 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak van gronden met eenzelfde bestemming.
 
1.22 Bijbehorend bouwwerk
  • een architectonisch ondergeschikte uitbreiding van een hoofdgebouw, of
  • een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een ander bouwwerk met een dak dat functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw is verbonden.
 
1.23 Bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd gebouw dat functioneel en architectonisch ondergeschikt is aan een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw;
 
1.24 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.25 Bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.26 Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.27 Bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel
 
1.28 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.29 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct, hetzij indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.30 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen of leveren van goederen aan consumenten;
 
1.31 Erf
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst;
 
1.32 Erfgrens
De grens van het erf;
 
1.33 Escortbedrijf
de natuurlijke persoon, groep of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of van omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte (van een seksinrichting) wordt uitgeoefend;
 
1.34 Gastenverblijf
een vrijstaand of aan een woning aangebouwd gebouw, die niet direct vanuit de woning toegankelijk is en die gebruikt wordt om niet-commercieel logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben;
 
1.35 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.36 Gevellijn
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw (voorgevel) tot aan de perceelgrenzen, dan wel de op de verbeelding aangeduide lijn;
 
1.37 Hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
 
1.38 Installaties
technische en/of mechanische installaties, niet in huis geplaatst, ten behoeve van het regelen van het binnenklimaat, zoals warmtepompen en airco's;
 
1.39 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, etc.;
 
1.40 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand, uitgezonderd flexibele zonweringconstructies;
 
1.41 Peil
  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan; 
1.42 Permanente bewoning
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.
 
1.43 Prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.44 Raamprostitutie
een seksinrichting met één of meer ramen van waarachter de prostitué/prostituee tracht de aandacht van passanten op zich te vestigen met als doel het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.45 Recreatief nachtverblijf
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.46 Seksinrichting
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch- pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.47 Straatprostitutie
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
 
1.48 Twee-aaneen
blok van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden.
 
1.49 Waterhuishoudkundige voorzieningen
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemelwaterinfiltratie en/of waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, (riool)gemalen, inlaten etc.
 
1.50 Webwinkel
detailhandelsbedrijf zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse, dat zich uitsluitend toelegt op verkoop via internet;
 
1.51 Weg
voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
 
1.52 Woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.53 Woning in aanbouw
een woning waarvan de fundering is gemaakt en waaraan doorlopend werkzaamheden plaatsvinden om het gebouw gereed te maken zodat het geschikt is voor bewoning.
 
1.54 Zijdelingse perceelsgrens
de grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
 
1.55 Zijgevel
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is;
  
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 Afstanden:
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.2 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
 
2.3 De afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
 
2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.5 De breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren;
 
2.6 De dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.7 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.8 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.9 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.10 Het bewoonbaar vloeroppervlak
binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte inspringende onderdelen van het gebouw als schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, maar zonder aftrek van plinten en vast meubilair als aanrechten en verwarmingslichamen; vloeroppervlak waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is, wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de huisvesting van personen in woningen;
  2. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen en waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen, nutsvoorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming. 
3.1.2
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
  1. hoofdgebouwen;
  2. bijbehorende bouwwerken;
  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
3.2.1
Hoofdgebouwen
  1. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
  3. het aantal woningen per aanduidingsvlak ‘twee- aaneen’ bedraagt maximaal 2;
  4. de goothoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;
  5. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag maximaal 10 meter bedragen, tenzij anders op de verbeelding is aangeduid;
  6. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
  7. de breedte van een hoofdgebouw – een bijbehorend bouwwerk als genoemd in lid 3.1.2, sub b. niet meegerekend – bedraagt minimaal ter plaatse van de aanduiding:
    • twee-aaneen: 5 meter.
  8. de afstand tussen het hoofdgebouw – een bijbehorend bouwwerk als genoemd in lid 3.1.2, sub b. niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ minimaal 3 meter (aan één zijde). 
3.2.2
Bijbehorende bouwwerken en overkappingen
  1. Bijbehorende bouwwerken en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de totale bebouwde oppervlakte (inclusief overkappingen) van het zij- en achtererf gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak bedraagt:
    1. maximaal 50% met een maximum van 40 m²;
    2. Maximaal 1/6 deel met een maximum van 100 m2, indien het zij- en achtererf, gelegen buiten het bouwaanduidingsvlak, groter is dan 240m2;
  3. de bouwhoogte van overkappingen bedraagt maximaal 3 meter;
  4. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 3,30 meter en de bouwhoogte maximaal 6 meter bedragen;
  5. aangebouwde bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan;
  6. vrijstaande bijbehorende bouwwerken moeten achter (het verlengde van) de achtergevellijn van het hoofdgebouw worden gebouwd. 
3.2.3
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    1. speeltoestellen: 4 meter;
    2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter;
    3. (vlaggen)masten: 8 meter;
  2. onoverdekte zwembaden mogen worden gebouwd, mits:
    1. het zwembad minimaal 3 meter achter (het verlengde van) de gevellijn van de woning is gelegen;
    2. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
    3. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    4. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 meter bedraagt;
    5. de betreffende grond op basis van het bestemmingsplan ten dienste staat van de woning;
  3. Uitsluitend groene tuin- en erfafscheidingen zoals opgenomen in het landschappelijk inrichtingsplan in bijlage 1 zijn toegestaan tot een maximale hoogte van 1 meter voor zover deze vóór (het verlengde van) de gevellijn worden gerealiseerd;
  4. Het bouwen van erfafscheidingen, in afwijking van het bepaalde onder lid c, vóór (het verlengde van) de gevellijn is niet toegestaan;
  5. Het bouwen van gebouwde erfafscheidingen, waaronder schuttingen, muurtjes en hekwerken is niet toegestaan.
3.3 Nadere eisen
 
3.3.1
Het bevoegd gezag mag, bij het verlenen van een omgevingsvergunning, nadere eisen stellen ten aanzien van:
  1. de plaatsing van gebouwen en bijbehorende bouwwerken ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  2. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  3. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
3.3.2
Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.
 
3.4 Afwijking van de bouwregels
 
3.4.1
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.1 sub d. en sub e. tot een overschrijding met maximaal 1 meter;
  2. lid 3.2.1 sub f. voor een steilere dakhelling;
  3. lid 3.2.1 sub h. voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse bouwperceelsgrens;
  4. lid 3.2.3 sub a. onder 2 tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter met uitzondering van erfafscheidingen en overkappingen. 
3.4.2
De in lid 3.4.1 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits:
  1. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. 
3.4.3
Nadere eis
 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.4.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.
 
3.5 Voorwaardelijke verplichting- bouwen
 
De bouw van woningen is slechts toegestaan indien de geluidbelasting op de gevels van de woningen vanwege wegverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde uit de Wgh dan wel de vastgestelde hogere grenswaarde niet overschrijdt.
 
3.6 Specifieke gebruiksregels
 
3.6.1
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
  1. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als zelfstandige woonruimte;
  2. het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf; 
3.6.2
Beroep of bedrijf aan huis
 
Het beroeps- of bedrijfsmatig gebruik van een (bedrijfs)woning en bijbehorende bouwwerken is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  2. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  3. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein dan wel in de directe omgeving; er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 381 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" of aan de normen uit daaropvolgende uitgaven;
  4. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  5. niet toegestaan is:
    1. horeca;
    2. een seksinrichting;
    3. buitenopslag van goederen;
    4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel. 
3.6.3
Bed & breakfast
 
Het aanbieden van bed & breakfast als nevenactiviteit bij een (bedrijfs)woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. bed & breakfast bestaat uit maximaal vijf slaapplaatsen;
  2. de woning dient bewoond te zijn door de hoofdbewoner(s);
  3. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  4. er ontstaat geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast voor de omgeving;
  5. alleen terughoudende reclame-uitingen zijn toegestaan, neonreclame is niet toegestaan. 
3.7 Voorwaardelijke verplichtingen- gebruik
 
Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor wonen op het perceel aan de Molenweg 5 en Dorpsweg 32 als bedoeld in artikel 3.1 is slechts toegestaan indien binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van de omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen op hetzelfde perceel de landschappelijke inpassing van het bouwperceel is gerealiseerd, overeenkomstig het ‘landschappelijk inrichtings- en beplantingsplan Molenweg 5 en Dorpsweg 32 Bruinisse’ zoals opgenomen in bijlage 1 van deze planregels.
  
3.8 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.8.1
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.6.1, sub b. voor het inrichten en/of gebruiken van een bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf, met dien verstande dat:
  1. afwijking uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  2. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  3. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  4. per bouwperceel maximaal 1 bijbehorend bouwwerk als gastenverblijf is toegestaan;
  5. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  6. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  7. de algemene bebouwingsregels voor een bijbehorend bouwwerk in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijbehorend bouwwerk tot de bouwperceelsgrenzen 1 meter moet bedragen;
  8. de afwijking niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  9. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijbehorend bouwwerk (veiligheid, milieuhinder);
  10. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
 
Artikel 4 Waarde - Archeologie 7
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1
De voor 'Waarde - Archeologie - 7' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.
 
4.1.2
Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1.1 genoemde bestemming worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming 'Waarde – Archeologie - 7' uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
 
4.2.2
Bouwen ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 meter beneden het peil plaatsvinden;
  2. het bepaalde onder lid 4.2.2, sub a. is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 4.2.2, sub a ten behoeve van het bouwen groter dan 5.000 m² en dieper dan 0,50 meter, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.
 
4.3.2
Indien uit het onder lid 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties. 
4.3.3
Nadere eis
 
Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 4.3.1, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1
Werken en werkzaamheden
 
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,50 meter, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 0,50 meter;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,50 meter bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  6. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,50 meter;
  8. het omzetten van grasland in bouwland;
  9. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,50 meter. 
4.4.2
Uitzonderingen
 
Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 5.000 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende omgevingsvergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd. 
4.4.3
Toelaatbaarheid
  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal;
  2. Voor zover de in lid 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  3. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  4. Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vraagt het bevoegd gezag aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 4.4.3, sub a., sub b. en sub c.. Bij een negatief advies verzoekt het bevoegd gezag de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven. 
4.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
4.5.1
Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van het bevoegd gezag te slopen.
 
4.5.2
Het verbod als bedoeld in lid 4.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 4.2.2, sub b. in acht is genomen;
  2. een oppervlakte hebben van minder dan 5.000 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,50 meter beneden het peil niet verstoren;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan. 
4.5.3
In het belang van de archeologische monumentenzorg kan het bevoegd gezag regels verbinden aan een omgevingsvergunning op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie - 7'.
 
4.5.4
Aan de omgevingsvergunning voor de gronden, als bedoeld in lid 4.5.1, kan het bevoegd gezag de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,30 meter boven het peil en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 5.000 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,50 meter.
 
4.5.5
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de sloopvergunning.
 
4.6 Wijzigingsbevoegdheid
 
Het bevoegd gezag kan met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 7', als bedoeld in lid 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning of omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. in geval van herbouw is lid 6.1, sub a. onder 1. en 2. uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  3. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. 
6.2 Afwijkingsbevoegdheid overschrijding grenzen
 
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelgrens bepaalde minimumafstand door:
  1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
  2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen.
 
6.3 Voldoende parkeergelegenheid
 
Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of de rechtsopvolger daarvan. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.
  
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
 
7.1 Strijdig gebruik
 
Het is verboden de in dit plan begrepen gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde te gebruiken, te doen of laten gebruiken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c. Wabo. Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de exploitatie van een seksinrichting, een escortbedrijf en raam- en straatprostitutie;
  2. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden, gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van perifere detailhandel;
  3. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen;
  4. het gebruik van gronden als woonwagenstandplaats.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Afwijkingsbevoegdheid
 
8.1.1
Het bevoegd gezag kan -tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken- bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan voor de overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot. 
 
8.1.2
Vergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
 
9.1 Geringe afwijkingen
 
9.1.1
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen ten behoeve van:
  1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,50 meter;
  2. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
    1. erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen.
Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;
  1. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding bedraagt ten hoogste 3 meter.
9.2 Archeologische waarden
 
9.1.2
Wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van verwijdering bestemmingsvlak
Het bevoegd gezag kan het bestemmingsplan wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde 'Waarde – Archeologie 7' geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
  1. uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  2. het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet;
  3. alvorens omtrent de wijziging te beslissen wint het bevoegd gezag hierover advies in van de archeologisch deskundige.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. 
10.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan. 
10.3 Afwijken
 
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik, lid 10.1 en lid 10.2, leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken middels een omgevingsvergunning.
 
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘Woningen Molenweg Bruinisse’.