direct naar inhoud van Regels
Plan: Hoogenboomlaan 42 Renesse
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00311Bph309643-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Hoogenboomlaan 42 Renesse van de gemeente Schouwen-Duiveland.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand

NL.IMRO.1676.00311Bph309643-VA01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen)

1.3 aan- of uitbouw

een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een woning dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van de woning.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.6 aanduidingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens.

1.7 achtererf bij een hoofdgebouw

gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het hoofdgebouw gelegen erfgrens.

1.8 achtergevel

het meest achterwaarts gelegen deel van een gebouw.

1.9 achtergevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de achtererf bij een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.10 afgewerkt bouwterrein

de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, omringende grond.

1.11 archeologische deskundige

de provinciaal archeoloog van Zeeland, de Rijksarcheoloog van de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed, de gemeentelijk archeoloog dan wel de archeologisch deskundige aangewezen door het college van burgemeester en wethouders.

1.12 archeologische waarde

de met de bestemming Waarde - Archeologie 6 aan het gebied toegekende waarde gekenmerkt door voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen direct onder het aardoppervlak.

1.13 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.14 bebouwingspercentage

een aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een maatvoeringsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.15 bed & breakfast

een nevenactiviteit in een bestaande woning waar logies wordt verstrekt en waar eventueel afzonderlijke maaltijden worden verstrekt aan gasten.

1.16 bedrijfsmatig gebruik van de woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behouden aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijk bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt.

1.17 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, welke slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van ) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, of waarvan het hoofdinkomen afkomstig is van een bedrijf waarvan de bedrijfsactiviteiten gelet op de bestemming van de grond ter plaatse structureel worden uitgeoefend.

1.18 beheersplan

een plan dat gericht is op het beheer, het onderhoud, instandhouding en herstel dan wel versterking van de gewenste landschaps- en/of natuurwaarden in een gebied.

1.19 beroepsmatig gebruik van de woning

het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, haarverzorgend, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.20 bestaand

ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 bevoegd gezag

het bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.23 bijgebouw

een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.24 bordes (sta) caravan

verhoogd platform met afdak en maximaal 2 wanden voor de ingang van een (sta)caravan bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.25 bordes gebouw

verhoogd platform voor de ingang van een gebouw bereikbaar via een aantal treden of een trap.

1.26 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.27 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.28 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleinere etenswaren.

1.32 cafetaria/snackbar

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van ter plaatse bereide kleine etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak-alcoholische dranken voor consumptie elders dan ter plaatse en niet-alcoholische dranken voor directe consumptie en consumptie elders dan ter plaatse.

1.33 centrale bedrijfsmatige exploitatie

het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een gezamenlijk beheer en exploitatie van recreatiewoningen, kampeerterreinen en kampeermiddelen, gericht op het bieden van (permanent wisselende) recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden.

1.34 centraal sanitair

een sanitaire unit (voorzien van douche, toilet en wastafel) voor gebruik door meerdere huurders van een standplaatsen, waarbij de unit voor een ieder toegankelijk is.

1.35 dagrecreatie

activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten.

1.36 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.37 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen waaronder zijn begrepen reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, bankfilialen schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en seksinrichting.

1.38 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.39 extensieve dagrecreatie

kleinschalige extensieve recreatieve activiteiten gericht op de beleving van de Kop van Schouwen, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, kanoën, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

1.40 gastenverblijf

een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw welke ten dienste staat van een woning en welke uitsluitend gebruikt wordt om logies te bieden aan personen die elders hun hoofdverblijf hebben.

1.41 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.42 gevellijn

denkbeeldige lijn die strak langs de gevel van een gebouw loopt tot aan de bouwperceelsgrenzen, dan wel de aangeduide lijn.

1.43 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.

1.44 horecabedrijf

een bedrijf gericht op het verstrekken van al dan niet ter plaatse bereidde en al dan niet ter plaatse te nuttigen dranken en/of etenswaren en/of het verstrekken van logies en/of het exploiteren van zaalaccommodaties.

1.45 hotel

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht), maaltijden en dranken ter plaatse en zaalverhuur voor congressen.

1.46 kampeerhuisje

een op een standplaats gelegen gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.47 kampeermiddel

tenten, tentwagen, kampeerhuisjes, caravans, campers, (sta)caravans of hiermee gelijk te stellen mobiele onderkomens op kampeerterreinen bestemd voor recreatief nachtverblijf, waarbij gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.48 kampeerterrein

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen en/of kampeerhuisjes ten behoeve van recreatief nachtverblijf, waaronder begrepen dienstgebouwen en andere voorzieningen ten dienste van het kamperen.

1.49 kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport en spel (waarbij overnachting uitdrukkelijk is uitgesloten) zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.50 landschapsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige landschapswaarden.

1.51 logeergebouw

een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.

1.52 NEN

Door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.53 netto-standplaatsgrootte

De effectieve, vrije standplaatsruimte per kampeerplaats, gemeten zonder beplantingen, wegen, (schouw)paden, sport- en spelvoorzieningen en parkeergelegenheid.

1.54 natuurbeschermingsdeskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake aanwezige natuurwaarden.

1.55 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van openbaar nut.

1.56 openbare weg

voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten.

1.57 ondergeschikte functie

functie waarvoor maximaal 15% van de vloeroppervlakte als zodanig mag worden gebruikt.

1.58 ondersteunende detailhandel

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht op de verkoop van goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit.

1.59 ondersteunende horeca

gelegenheid waarbij het doel van de onderneming niet primair gericht is op het verstrekken van consumptieve goederen, maar slechts ter ondersteuning is van de hoofdactiviteit. Deze consumptieve gelegenheid richt zich op het verstrekken van eetwaren voor directe consumptie ter plaatse met daarnaast het afzonderlijk verstrekken van dranken voor directe consumptie ter plaatse. Horecagelegenheden bij sportkantines en clubhuizen vallen hier niet onder.

1.60 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en optioneel een wand.

1.61 passend in het straat- en bebouwingsbeeld
  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
  • d. de cultuurhistorische samenhang van de omgeving.
1.62 niet-permanente standplaats

een standplaats bestemd voor het plaatsen van één of meerdere kampeermiddelen, niet zijnde een stacaravan, gedurende het zomer- en/of winterseizoen. nader te onderscheiden in:

  • a. één kampeermiddel met maximaal twee bijzettentjes van maximaal 8 m2 of
  • b. maximaal drie tentjes van maximaal 8 m2.
1.63 peil
  • a. voor gebouwen voor recreatief nachtverblijf: de hoogte van het omliggende maaiveld ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan;
  • b. voor overige gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
  • d. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afwerkte bouwterrein, ten tijde van de inwerkingtreding van dit plan.
1.64 pension

een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met een maximum van 25 slaapplaatsen, met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten. In de kamers bevinden zich geen volwaardige keukens.

1.65 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf.

1.66 permanente standplaats

een standplaats bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel of een kampeerhuisje en twee bijzettentjes van maximaal 8 m2, dat gedurende het gehele jaar aanwezig mag zijn ten behoeve van recreatief nachtverblijf;

1.67 privé-sanitair

een sanitaire eenheid (voorzien van douche, toilet en wastafel) slechts voor gebruik door de huurder van een standplaats, waarbij de eenheid gedurende het gehele jaar op een standplaats aanwezig is.

1.68 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.69 recreatief nachtverblijf

recreatie, niet zijnde permanente bewoning, in ruimten die zijn bestemd voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, kampeerhuisje, logeergebouw, pension of kampeermiddel, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.70 recreatiewoning

een gebouw, geen woonkeet, geen kampeerhuisje en geen (sta)caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bestemd is voor recreatief nachtverblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.71 restaurant

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken.

1.72 ruimtelijke kwaliteitswinst

ruimtelijke meerwaarde die bestaat uit de inrichting van het erf, landschaps- en/of natuurontwikkeling, herstel of herkenbaar maken van de cultuurhistorische waarden of het vergroten van de toegankelijkheid van het gebied ten behoeve van extensieve dagrecreatie.

1.73 seksautomatenhal

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of live-shows van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven.

1.74 seksbioscoop/-theater

een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven.

1.75 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop/-theater, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.76 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.77 stacaravan

een kampeermiddel dat naar aard en constructie als één geheel verplaatsbaar is en niet aard- en nagelvast verbonden met de ondergrond

1.78 straatprostitutie

prostitutie op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig.

1.79 standplaats

het gedeelte van een kampeerterrein aangewezen voor recreatief nachtverblijf in één of meerdere kampeermiddelen of een kampeerhuisje, waarbij de standplaatsen voor kampeermiddelen nader zijn te onderscheiden in permanente standplaats en niet-permanente standplaats:

1.80 verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie, logeergebouw, pension, kampeermiddel of kampeerhuisje, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.

1.81 voorgevel van een hoofdgebouw

het meest naar de weg zijde gekeerde deel van een hoofdgebouw.

1.82 voorgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.83 vrijstaand

een gebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander gebouw.

1.84 webwinkel

detailhandel zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden ter plaatse.

1.85 winterkamperen

het gebruik van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf in de periode van 16 november tot 1 maart.

1.86 winterseizoen

de jaarlijkse periode van 16 november tot 1 maart van enig jaar.

1.87 winterstalling

het stallen van kampeermiddelen in de open lucht op een aparte plaats op het kampeerterrein, zodanig dat daarin geen recreatief nachtverblijf kan plaatsvinden, in het winterseizoen.

1.88 woning

een hoofdgebouw dat dient voor de huisvestiging van één afzonderlijk huishouden.

1.89 zijerf bij een hoofdgebouw

gedeelte van het erf tussen een zijgevellijn en de aan die zijde van het hoofdgebouw gelegen grens van het erf.

1.90 zijgevel

een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of achtergevel is.

1.91 zijgevellijn

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de zijgevel van een hoofdgebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen.

1.92 zomerseizoen

de jaarlijkse periode van 1 maart tot en met 15 november van enig jaar.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.3 bouwhoogte van een antenne-installatie:
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.4 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.6 brutovloeroppervlakte:

de brutovloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.7 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.8 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 inhoud van het dakterras bij een kampeerhuisje:

de hoogte gemeten vanaf de vloer van de verdieping tot en met het dak van de 2e bouwlaag of indien de complete 2e bouwlaag dakterras is tot de 5,5 m maximale hoogte van het totale gebouw.

2.10 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.11 de vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen - Landschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen - Landschappelijk' aangewezen gronden zijn uitsluitend bestemd voor:

  • a. het behoud en/of herstel en ontwikkeling van de aanwezige natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden en de ontwikkeling van potentiële natuurlijke en landschappelijke waarden;
  • b. landschappelijke afscherming van recreatieterreinen door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten, die als zij volgroeid zijn ten minste 5,5 m hoog is en voor geluidwerende voorzieningen, een grondwal inbegrepen;

en tevens voor:

  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - vulpunt propaan': een vulpunt van een opslagtank van vloeibaar propaangas;
  • d. 'ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal': een grondwal als afschermende voorziening langs een kampeerterrein;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals water, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken bedraagt ten hoogste:
    • 1. van bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m;
    • 2. van openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m.
  • c. de oppervlakte van gebouwen voor nutsvoorzieningen bedraagt ten hoogste 15 m2;
3.3 Specifieke gebruiksregels
  • a. Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats voor kampeermiddelen.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - struweel' is uitsluitend beplanting toegestaan die is vermeld in Bijlage 2 Randbeplanting camping Julianahoeve Park Zeemeeuw.
  • c. een grondwal ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - grondwal' mag geen lagere hoogte hebben dan 2 meter.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting en afschermende voorzieningen;
  • b. het aanbrengen van verharde wegen en/of paden en andere oppervlakteverhardingen.
3.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 3.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen, waaronder in ieder geval verstaan ploegen, eggen, het uitbaggeren van sloten en greppels;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds in uitvoering dan wel vergund zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt slechts verleend indien is gebleken dat de in lid 3.4.1 genoemde werken of werkzaamheden direct, hetzij indirect geen aantoonbaar onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke waarden alsmede de landschappelijke inpassing tot gevolg hebben, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

Artikel 4 Natuur

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - landschappelijke afscherming' voor landschappelijke afscherming van recreatieterrein Julianahoeve door opgaande beplanting van voornamelijk streekeigen soorten, daaronder begrepen een grondwal;
  • c. ontsluitingspaden, calamiteitenontsluitingen alsmede voorzieningen ten behoeve van hulpdiensten;
  • d. aan de bestemming ondergeschikte extensieve dagrecreatie met bijbehorende recreatieve fiets, en wandel- en ruiterpaden en voorzieningen;
  • e. water, beplanting, taluds, oevers en waterhuishoudkundige voorzieningen, educatieve voorzieningen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in lid 4.1 bedoelde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen, voer- en vaartuigen.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
4.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd in het kader van de Wet natuurbescherming;
  • e. passen binnen het beheersplan Kop van Schouwen;
  • f. worden uitgevoerd in verband met een natuurontwikkeling die mogelijk wordt gemaakt.
4.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

4.4.4 Adviesverplichting

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 4.4.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 4.4.3 wordt voldaan.

Artikel 5 Recreatie - Kampeerterrein

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Kampeerterrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatie in kampeermiddelen en gebouwen die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': één bedrijfswoning;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - logeergebouw': een logeergebouw;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer': dienstverlening, zwembaden en overige voorzieningen ten behoeve van de verblijfsrecreatie op hetzelfde terrein;
  • f. ondersteunende horeca ten behoeve van het recreatiebedrijf in de categorie 1a dan wel 1b van de Staat van Horeca-activiteiten, tot een vloeroppervlakte van 350 m2 (exclusief terras), met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - maximum oppervlakte horeca 1' het vloeroppervlak ten hoogste 1.415 m2 mag bedragen;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - personeelsverblijf': een verblijf voor de tijdelijke huisvesting van op het bedrijf werkzaam zijnde recreatiepersoneel met een maximum van 14 slaapplaatsen;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuurhistorische waarden': het behoud van cultuurhistorische waarde;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - duinbeken': het behoud, versterken en ontwikkelen van aanwezige cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden als gevolg van een duinbeek;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen,
    • 1. zoals groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, sanitaire voorzieningen, nutsvoorzieningen parkeervoorzieningen en (ontsluitings)wegen, spel-, sport- en speelvoorzieningen en landschappelijke inpassing;
    • 2. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, voorzieningen voor beheer en onderhoud en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming, zoals verblijven voor de tijdelijke huisvesting van het op het bedrijf werkzaam zijnde recreatie personeel en seizoenwerkers.
    • 3. ondersteunende detailhandel ten behoeve van het recreatiebedrijf tot een vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m2.
  • k. de bestemmingsvlakken verbonden door het figuur 'relatie' worden geacht één bestemmingsvlak te vormen met dien verstande dat aanduidingen uitsluitend gelden voor het (deel) bestemmingsvlak waarvoor deze zijn opgenomen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

5.2.1 Toelaatbare bebouwing
  • a. Op deze gronden mogen worden gebouwd:
  • b. gebouwen dienen in het bouwvlak te worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. gebouwen voor centraal sanitair ook buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 2. recreatiewoningen tevens buiten het aangegeven bouwvlak mogen worden opgericht, mits deze worden gebouwd op de gronden met de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 3. gebouwen die op een standplaats dienen te worden opgericht, zoals kampeerhuisjes en bijgebouwen bij kampeermiddelen buiten het bouwvlak mogen worden opgericht;
    • 4. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van dienstverlening en beheer bedraagt ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemmingen Groen - Landschappelijk en Recreatie - Kampeerterrein, voor zover deze bij het betreffende recreatiebedrijf horen;
  • c. op elke permanente standplaats mogen worden gebouwd: ten hoogste 1 vrijstaand bijgebouw en 1 bordes (sta) caravan.
  • d. op elke niet-permanente standplaats is ten hoogste één privé-sanitair toegestaan, waarbij privésanitair van ten hoogste 4 verschillende standplaatsen aaneen mag worden gebouwd of worden gecombineerd in één gebouw;
  • e. op een permanente standplaats is ten hoogste één van de volgende gebouwen toegestaan
5.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. De oppervlakte van gebouwen ten behoeve van dienstverlening en beheer bedraagt ten hoogste 3% van de oppervlakte van de gronden met de bestemmingen Recreatie - Kampeerterrein en Groen - Landschappelijk, voor zover deze bij het betreffende recreatiebedrijf horen'.
  • b. De oppervlakte, inhoud, goot- en bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedragen ten hoogste de navolgende maten:

  Gebouw     Oppervlakte (m2)   Inhoud (m3)   Goothoogte (m)   Bouwhoogte (m)  
1   gebouw binnen het bouwvlak    -   -   zie aanduiding:
'maximum goothoogte (m). maximum bouwhoogte (m)
tenzij in rij 2 t/m 15 uit deze tabel anders is bepaald  
zie aanduiding:
maximum goothoogte (m). maximum bouwhoogte (m)
tenzij in rij 2 t/m 15 uit deze tabel anders is bepaald  
2   accenthoogten ten behoeve van een glijbaan bij een zwembad binnen het bouwvlak    20       15  
3   gebouwen voor centraal sanitair         4  
4   kampeerhuisje (inclusief bordes gebouw)   75   inclusief eventueel dakterras: 413     algemeen: 5,5 ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - H1: 3,5  
5   recreatiewoning (inclusief aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en overkappingen)   75       algemeen: 5,5
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - H1: 3,5  
6   stacaravan (inclusief bordes (sta) caravan)   55   275     algemeen: 5
ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - H1: 3,5  
7   bijgebouw per permanente standplaats   13       één bouwlaag van ten hoogste 3,5  
8   bedrijfswoning inclusief aangebouwde bijgebouwen   200   750   6   10  
9   privé-sanitair
- per niet-permanente standplaats
- gecombineerd in één gebouw  



24  
    3,5  
10   vrijstaande bijgebouwen bij bedrijfswoning   totaal 40     3,5   7,5  
11   vrijstaande bijgebouwen bij recreatiewoning   13       3,5  
12   kinderspeelhuisjes en huisdierenverblijven         4  
13   overige gebouwen ten behoeve van het onderhoud en beheer buiten het bouwvlak   gezamenlijke oppervlakte: 40     4   8  
  • c. Ten aanzien van stacaravans gelden de volgende aanvullende regels:
    • 1. de bouwwerken zijn naar aard en constructie als één geheel verplaatsbaar;
    • 2. de bouwwerken zijn niet aard- en nagelvast verbonden met de ondergrond;
    • 3. boven het maaiveld zijn ten hoogste 2 bouwlagen toegestaan;
    • 4. een bouwlaag onder het maaiveld is niet toegestaan;
    • 5. een dakterras is niet toegestaan.
  • d. Ten aanzien van kampeerhuisjes gelden de volgende aanvullende regels:
    • 1. De bouwwerken mogen aard- en nagelvast duurzaam met de grond zijn verbonden.
    • 2. Boven het maaiveld zijn ten hoogste 2 bouwlagen toegestaan.
    • 3. Een bouwlaag onder het maaiveld is niet toegestaan.
    • 4. Een dakterras is toegestaan en maakt deel uit van de toegestane bouwlagen gemeten vanaf het maaiveld en telt mee in de berekening van de inhoud als bedoeld in dit lid onder b sub 4.
  • e. De afstand tussen een bijgebouw en de grens van een standplaats bedraagt ten minste 1 m.
  • f. In afwijking van het gestelde onder b sub 8 mag ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' de inhoud van het gebouw ten hoogste 1.200 m3 zijn.
  • g. Het aantal recreatiewoningen mag maximaal het aangegeven aantal bedragen ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal recreatiewoningen'.
  • h. Bij een aanvraag omgevingsvergunning voor bouwen dient een lichtplan worden gevoegd waarin de lichtpunten en het soort verlichting worden aangegeven. Voor het gebruik van de verlichting geldt het bepaalde in lid 5.3.1 onder k.

5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de navolgende maten:
bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte (m)  
1. bordes gebouw op een permanente standplaats bij een kampeerhuisje   de goothoogte van het op de standplaats aanwezige kampeerhuisje  
2. bordes (sta) caravan op een permanente standplaats bij een stacaravan   de hoogte van op de standplaats aanwezige stacaravan  
3. licht- en vlaggenmasten   - lichtmasten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - H2: 8 m
- lichtmasten ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - H3: 1 meter
- elders: 3,5 m.  
4. speelvoorzieningen   3 m  
5. erf- en terreinafscheidingen op gronden die zijn gekeerd naar de openbare weg en die liggen buiten een bouwvlak   1 m  
6. erf- en terreinafscheidingen elders   2 m  
7. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal standplaatsen bedraagt ten hoogste het aangegeven aantal dat met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen is aangegeven, indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal ten hoogste 0'.
  • b. Het aantal permanente standplaatsen bedraagt ten hoogste het aantal dat met de aanduiding de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen is aangegeven, indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal ten hoogste 0'.
  • c. Het aantal standplaatsen voor winterkamperen bedraagt ten hoogste het aantal dat met de aanduiding 'maximum aantal winterkamperen' is aangegeven, indien geen aanduidingsvlak is opgenomen, bedraagt het aantal maximaal 0'.
  • d. Er dient sprake te zijn van een centrale bedrijfsmatige exploitatie,
  • e. Ten behoeve van de tijdelijke huisvesting van personen is het toegestaan extra standplaatsen te realiseren, onder de voorwaarden dat:
    • 1. bij minder dan 100 niet-permanente standplaatsen 1 extra niet-permanente standplaats is toegestaan voor personeel;
    • 2. tussen de 100 en 250 niet-permanente standplaatsen 2 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel;
    • 3. bij meer dan 250 niet-permanente standplaatsen 3 extra niet-permanente standplaatsen zijn toegestaan voor personeel.
  • f. De netto-standplaatsgrootte voor een permanente standplaats bedraagt ten minste 150 m², met dien verstande dat de grootte ten minste 4 maal de oppervlakte van een kampeerhuisje bedraagt.
  • g. De netto-standplaatsgrootte voor een niet-permanente standplaats bedraagt ten minste 100 m².
  • h. Op een permanente standplaats mogen gedurende het gehele jaar ten hoogste worden geplaatst:
    • 1. één kampeermiddel, en;
    • 2. twee bijzettentjes van elk ten hoogste 8 m2.
  • i. Op een niet-permanente standplaats mogen kampeermiddelen worden geplaatst met inachtneming van het volgende:
    • 1. plaatsing is uitsluitend toegestaan gedurende het zomerseizoen, tenzij onder 2 anders is bepaald;
    • 2. per terrein zijn ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal standplaatsen winterkamperen' toegestaan.
  • j. Per kampeerterrein mogen ten hoogste het met de aanduiding 'maximum aantal winterstalling' aangegeven aantal kampeermiddelen, niet zijnde stacaravans, voor winterstalling worden gebruikt, voor zover:
    • 1. de gestalde kampeermiddelen op één plek worden geclusterd op het terrein;
    • 2. plaatsing zodanig geschiedt dat recreatief nachtverblijf in de kampeermiddelen op dat moment niet mogelijk is;
    • 3. het kampeerterrein rondom is voorzien van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van 10 m of van ten minste 5 m en een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld.
  • k. De lichtuitstraling naar de omgeving wordt beperkt zoveel als technisch mogelijk:
    • 1. de verlichting heeft geen directe lichtuitstraling heeft in horizontale of in opwaartse richting;
    • 2. de kleurtemperatuur van het licht bedraagt voorts ten hoogste 2.700 Kelvin;
    • 3. alle nieuwe verlichting wordt geschakeld door middel van een schemer-, en bewegingsschakelaar;
    • 4. lichtreclame is niet toegestaan.
  • l. Ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn bedoeld ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen.
  • m. Het gebruik van standplaatsen voor verblijfsrecreatie is slechts toegestaan indien landschappelijke afscherming van de camping als bedoeld in artikel 3 lid 3.1 onder b en 3.3 onder b en c en artikel 4 lid 4.1 onder b is aangelegd en in stand gehouden.
5.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. recreatief nachtverblijf in bijgebouwen;
  • b. detailhandel, met uitzondering van ondersteunende detailhandel, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • c. een hotel,
  • d. horeca, met uitzondering van ondersteunende horeca, voor zover dit een ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
  • e. het gebruiken of te laten gebruiken van gronden en / of bouwwerken als seksinrichting of voor straatprostitutie;
  • f. het gebruik van niet-permanente standplaatsen in het winterseizoen als opslag-, stort-, lozings- of bergplaats;
  • g. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor permanente bewoning, met uitzondering van de gronden met de aanduiding 'bedrijfswoning'
  • h. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw bij een bedrijfswoning als gastenverblijf';
  • i. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
5.3.3 Niet strijdig gebruik

In het geval van een bedrijfswoning is het beroepsmatig gebruik van de woning of bedrijfsmatig gebruik van de woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, aan- of uitbouwen en bijgebouwen wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  • c. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein dan wel in de directe omgeving; er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 381 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" of aan de normen uit daaropvolgende uitgaven;
  • d. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  • e. niet toegestaan is:
    • 1. horeca;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. buitenopslag van goederen;
    • 4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.1 onder h voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een (bedrijfs)woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel ten hoogste 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene Bouwregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijgebouw tot de grens van een bouwperceel ten minste 1 m moet bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
5.4.2 Bouwlaag onder een kampeerhuisje

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d sub 4 voor ten hoogste één bouwlaag onder het maaiveld met inachtneming van het volgende:

  • a. uit een hydrologisch onderzoek dat in opdracht van de initiatiefnemer wordt uitgevoerd, moet blijken dat de bouw geen negatief effect heeft op de waterstand in het natuurgebied Kop van Schouwen;
  • b. in geval bemaling tijdens de bouw wordt toegepast, kan een omgevingsvergunning pas worden verleend nadat het waterschap hiermee heeft ingestemd.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de in lid 5.1 onder i bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden), de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • c. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het aanleggen van boven- of ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • g. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting alsmede het verwijderen van oevervegetaties;
  • h. het beplanten van gronden met houtgewassen.
5.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 5.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  • b. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer;
  • c. reeds krachtens een verleende omgevingsvergunning in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
5.5.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor de waarden van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zo nodig compenserende maatregelen worden getroffen. Hiertoe dient vooraf een inrichtingsplan te worden opgesteld, dat door het bevoegd gezag wordt betrokken bij haar besluit.

5.5.4 Advisering

Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van de landschapsdeskundige en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de vraag of aan de voorwaarde als bedoeld in 5.5.3 wordt voldaan.

5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1 Aantal permanente standplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het aantal permanente standplaatsen als bedoeld in lid 5.3.1 te vergroten en/of het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing wijzigen naar de bestemming Groen - Landschappelijk, met inachtneming van het volgende:

  • a. het totaal aantal standplaatsen mag niet worden vergroot;
  • b. alle standplaatsen mogen worden ingericht als permanente standplaats, waarbij een maximale dichtheid geldt van 33 standplaatsen per hectare;
  • c. toepassing van de wijzigingsbevoegdheid is noodzakelijk in verband met kwaliteitsverbetering en/of productdifferentiatie of in het kader van wettelijke eisen omtrent veiligheid;
  • d. de gemiddelde netto-standplaatsgrootte voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • e. het aantal parkeerplaatsen bedraagt ten minste 120% van het aantal standplaatsen, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein;
  • f. van het totale oppervlak van een kampeerterrein wordt ten minste 2% benut ten behoeve van sport- en spelvoorzieningen;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • i. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • j. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • k. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen.
5.6.2 Dienstverlening en beheer

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door aan de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' toe te voegen en het bouwvlak voor gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - dienstverlening en beheer' te vergroten, dan wel te verplaatsen, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie;
  • b. de gemiddelde netto-standplaatsgrootte voor kampeermiddelen wordt niet verkleind;
  • c. het bebouwingspercentage wordt met ten hoogste 50% vergroot met dien verstande dat de maximaal toegestane bebouwing als bedoeld in lid 5.2.2 onder a niet wordt overschreden;
  • d. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • e. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • f. wanneer het totale bebouwingspercentage op het kampeerterrein 15% of meer bedraagt, dient zorggedragen te worden voor ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • g. wijziging vindt slechts plaats als:
5.6.3 Meerdere bedrijven bij dienstverlening en beheer

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door aan de voor Recreatie - Kampeerterrein aangewezen gronden de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - gezamenlijke dienstverlening en beheer' toe te voegen om dienstverlening, beheer en onderhoud ten dienste van meerdere kampeerterreinen mogelijk te maken, met inachtneming van het volgende:

  • a. de wijziging is noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering, kwaliteitsverbetering of productdifferentiatie voor de deelnemende bedrijven;
  • b. de voorzieningen hebben een ruimtelijke relatie met de deelnemende bedrijven;
  • c. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • d. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • e. wanneer het totale bebouwingspercentage op het kampeerterrein 15% of meer bedraagt, dient zorggedragen te worden voor ruimtelijke kwaliteitswinst;
  • f. vindt de wijziging slechts plaats als:
5.6.4 Kampeerhuisjes

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het totaal aantal toegestane kampeerhuisjes als bedoeld in lid 15.4 te vergroten, het totaal aantal standplaatsen te verkleinen en de gronden ten behoeve van de landschappelijke inpassing te wijzigen naar de bestemming Groen - Landschappelijk, met inachtneming van het volgende:

  • a. op ten hoogste 30 procent van het aantal permanente standplaatsen voor kampeermiddelen, zoals weergegeven met de aanduiding 'maximum aantal permanente standplaatsen', mag een kampeerhuisje worden gebouwd, met een maximum van 100 kampeerhuisjes per kampeerterrein;
  • b. per standplaats ten hoogste een kampeerhuisje mag worden geplaatst;
  • c. de netto-standplaatsgrootte van een permanente standplaats bedraagt ten minste vier maal de oppervlakte van het kampeerhuisje;
  • d. voor de kampeerhuisjes gelden de maximale oppervlakte- en hoogtematen als genoemd in lid 5.2.2;
  • e. nieuwe kampeerhuisjes zijn uitsluitend toegestaan indien sprake is van een centrale bedrijfsmatige exploitatie;
  • f. de lichtuitstraling naar de omgeving dient te worden beperkt zoveel als technisch mogelijk, hiertoe wordt een door het bevoegd gezag goedgekeurd lichtplan overlegd;
  • g. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • h. wijziging vindt slechts plaats als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd;
  • i. wijziging leidt niet tot onevenredige gevolgen voor het waterbeheer;
  • j. indien het verhard oppervlak toeneemt of kan toenemen met 1.000 m² of meer, vragen burgemeester en wethouders hierover schriftelijk advies van de waterbeheerder alvorens de wijziging toe te passen;
  • k. ten minste 2% van de gronden met de bestemming Recreatie - Kampeerterrein zijn ingericht met sport- en spelvoorzieningen;
  • l. het aantal parkeerplaatsen ten minste 120% van het aantal standplaatsen bedraagt, met dien verstande dat ten minste 20% hiervan zal worden gesitueerd op een centrale parkeerplaats nabij de ingang van het kampeerterrein.
  • m. de wijzigingsbevoegdheid wordt niet toegepast op gronden ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied uitgesloten'.
5.6.5 Winterkamperen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterkamperen dan wel het toestaan van winterkamperen op kampeerterreinen waar dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. rondom het kampeerterrein wordt voorzien in een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. afwijken is slechts toelaatbaar als:
    • 1. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het bevoegd gezag;
    • 2. realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
5.6.6 Winterstalling

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het vergroten van het aantal standplaatsen voor winterstalling dan wel het toestaan van winterstalling op kampeerterreinen waar dit nog niet is toegestaan, met inachtneming van het volgende:

  • a. de stalling zodanig plaatsvindt dat geen visuele hinder ontstaat vanaf de openbare weg dan wel het omliggende landschap door het situeren van de stalling centraal op het kampeerterrein of het realiseren van een afschermende landschappelijke inpassing die bestaat uit een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld;
  • b. het aantal stallingsplaatsen mag niet meer bedragen dan 50% van het aantal niet-permanente plaatsen op het betreffende kampeerterrein;
  • c. het stallen plaatsvindt op een afzonderlijk deel van het kampeerterrein, en niet op de standplaatsen, zodanig dat recreatief nachtverblijf onmogelijk is.
5.6.7 Natuur

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de gronden wijzigen in de bestemming Natuur, zonder bouwvlak, met dien verstande dat de wijziging slechts wordt toegepast als de gronden gebruiksvrij zijn verworven door de natuurbeheerder.

5.6.8 Aantal standplaatsen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door éénmalig maximaal 10 % van het aantal standplaatsen met een maximum van 25 eenheden te wijzigen met in achtneming van het volgende:

  • 1. Het maximum aantal permanente standplaatsen wordt gewijzigd, of
  • 2. Het maximum aantal kampeerhuisjes wordt gewijzigd;
  • 3. De maximale invulling van 13% voor verblijfsrecreatie geldt voor deze eenmalige aanpassing niet voor het totale terrein, maar slechts voor het gedeelte waar planologisch de eenmalige aanpassing van toepassing is.
  • 4. rondom het te wijzigen deel van het kampeerterrein wordt voorzien in een landschappelijke inpassing met een groene uitstraling. Hiervan is in ieder geval sprake met een beplantingsstrook met een afschermende struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een breedte van gemiddeld 10 m of van ten minste 5 m plus een met streekeigen beplanting beplante aarden wal van ten minste 2 m hoog, gemeten vanaf het maaiveld. De totale hoogte van de beplanting moet op termijn minimaal de hoogte hebben van de achterliggende kampeermiddelen.
  • 5. wijziging vindt slechts plaats als:
    • a. voor de landschappelijke inpassing een beheersplan is opgesteld en goedgekeurd door het college van burgemeester en wethouders;
    • b. als realisatie, beheer en onderhoud van de landschappelijke inpassing zijn verzekerd.
5.6.9 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 5.6.1, 5.6.2, 5.6.3, 5.6.4, 5.6.5, 5.6.6 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit passend in het straat- en bebouwingsbeeld is;
  • b. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • c. met een onderzoek is aangetoond dat de aanwezige ecologische en natuurwaarden van de in lid 5.1 onder i genoemde duinbeek niet onevenredig worden geschaad;

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. openbare wegen en straten met een profiel van 1x2 rijstroken;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals groenvoorzieningen, straatmeubilair, speelvoorzieningen, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, nutsvoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen ondergrondse bergbezinkbassins, reclame-uitingen, voorwerpen van beeldende kunst of kunstuitingen en gedenktekens.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Gebouwen
  • a. de oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 15 m²;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3,5 m.
6.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste van:

  • a. antennes: 5 m;
  • b. speeltoestellen: 3 m;
  • c. openbare nutsvoorzieningen: 3,5 m;
  • d. een zend- en ontvangstinstallatie: 45 m;
  • e. licht- en vlaggenmasten: 8 m;
  • f. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 m
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.3 sub a tot en met f tot een bouwhoogte van ten hoogste 10 m, met uitzondering van overkappingen.

6.3.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, stand-, of ligplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van een huishouden in een woning;

en tevens voor:

  • b. hobbymatig houden van dieren;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

7.2.1 Algemeen
  • a. Op deze gronden mogen worden gebouwd:
    • 1. hoofdgebouwen;
    • 2. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
7.2.2 Hoofdgebouwen
  • a. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  • b. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • c. de goothoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven hoogte;
  • d. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten;
  • e. bij toepassing van hellende dakvlakken bedraagt de dakhelling ten hoogste 55°;
  • f. de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw als genoemd in lid 7.2.1, onder a sub 2 niet meegerekend – en de zijdelingse grens van een bouwperceel op de gronden met de bouwaanduiding 'vrijstaand': 3 m.
7.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen uitsluitend binnen het bouwvlak aan-, uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen en onoverdekte zwembaden meegerekend, mag ten hoogste 50% bedragen met een maximum van 40 m2;
    • 2. de gebouwen worden ten minste 3 m achter de voorgevellijn van de woning gebouwd;
    • 3. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3,3 m;
    • 4. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 6 m;
    • 5. de afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen die aan de zijgevel of achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd en de zijdelingse grens van een bouwperceel bedraagt ten minste 3 m.
7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat overkappingen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd en het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m, met uitzondering van:
    • 1. een overkapping waarvan de bouwhoogte ten hoogste bedraagt: 3 m;
    • 2. licht- en vlaggenmasten waarvan de bouwhoogte ten hoogste bedraagt: 8 m;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b bedraagt de bouwhoogte van een tuin- of erfafscheiding, die gebouwd wordt vóór de voorgevellijn ten hoogste 1 m.
7.2.5 Zwembaden
  • a. uitsluitend binnen het bouwvlak mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
    • 1. het zwembad minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevellijn van de woning is gelegen;
    • 2. de oppervlakte van het zwembad bedraagt ten hoogste 15% van het zij- en achtererf een maximum van 100 m²;
    • 3. het bouwen van een zwembad heeft niet tot gevolg dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
    • 4. de afstand tot de perceelsgrenzen ten minste 1 m bedraagt;
7.3 Nadere eisen
7.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de grens van een bouwperceel en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

7.4 Afwijken van de bouwregels
7.4.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2 onder e tot een steilere dakhelling;
  • b. lid 7.2.2 onder c en d tot een overschrijding met maximaal 1 m;
  • c. lid 7.2.2 onder f voor een kortere afstand tot minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens;
  • d. lid 7.2.3 onder a sub 5 voor een kortere afstand tot minimaal 1 m;
  • e. lid 7.2.3 onder a sub 1 tot een maximum van 60 m² indien de totale oppervlakte van het zij- en achtererf ter plaatse minimaal 360 m² bedraagt;
  • f. lid 7.2.4 onder b tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, met uitzondering van overkappingen.
7.4.2 Bouwen buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.3 voor het bouwen van een gebouw buiten het bouwvlak, met dien verstande dat:

  • a. het totale bebouwingsoppervlak maximaal 40 m2 per perceel mag bedragen ongeacht het bepaalde in 7.2.1 onder b, tenzij toepassing wordt gegeven aan het bepaalde in 7.4.1 onder a;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,3 m en de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  • c. de afstand van het gebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt;
7.4.3 Verruimen aanduidingsvlak

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2.2 voor het uitbreiden van het hoofdgebouw, met dien verstande dat:

  • a. uitbreiding binnen het bouwvlak dient plaats te vinden;
  • b. de goothoogte niet meer bedraagt dan de bestaande goothoogte van het hoofdgebouw;
  • c. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan de bestaande bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • d. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 3 m bedraagt.
7.4.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 7.4.1, 7.4.2, 7.4.3 kan slechts worden verleend, mits:

7.5 Specifieke gebruiksregels
7.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als uitstallings-, opslag-, standplaats van kampeermiddelen,
  • b. het gebruiken, te doen of laten gebruiken van gronden als winterstalling voor kampeermiddelen;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • d. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf;
7.5.2 Niet strijdig gebruik

In het geval van een bedrijfswoning is het beroepsmatig gebruik van de woning of bedrijfsmatig gebruik van de woning en/of bij deze woning behorende bijgebouwen toegestaan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het beroep of bedrijf is ondergeschikt aan het wonen, waarbij ten hoogste 50 m² vloeroppervlakte van het hoofdgebouw, aan- of uitbouwen en bijgebouwen wordt gebruikt ten behoeve van het beroep of bedrijf;
  • b. het beroep of bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner van de woning; naast de uitoefening door de bewoner is ten behoeve van het beroep of bedrijf ten hoogste één extra arbeidsplaats toegestaan;
  • c. er is voldoende parkeergelegenheid aanwezig op eigen terrein dan wel in de directe omgeving; er is sprake van voldoende parkeergelegenheid indien voldaan wordt aan de parkeerkencijfers van de CROW publicatie nr. 381 "Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie" of aan de normen uit daaropvolgende uitgaven;
  • d. uitsluitend ondergeschikte detailhandel is toegestaan, waarbij een webwinkel (zonder showroom en zonder afhaalmogelijkheden voor consumenten) wel is toegestaan;
  • e. niet toegestaan is:
    • 1. horeca;
    • 2. een seksinrichting;
    • 3. buitenopslag van goederen;
    • 4. verlichte of opvallende reclame-uitingen die zichtbaar zijn aan de gevel.

7.5.3 Bed & breakfast

Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. bed & breakfast mag uit maximaal vijf slaapplaatsen bestaan;
  • b. de woning dient te zijn bewoond door de hoofdbewoner(s);
  • c. de woning is geschikt voor permanente bewoning;
  • d. er mag geen onevenredige verkeers- of parkeeroverlast ontstaan voor de omgeving;
  • e. er mogen alleen terughoudende reclame-uitingen geplaatst worden, neonreclame is niet toegestaan.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
7.6.1 Beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.3.3 onder c voor een beroepsmatig gebruik van de woning en/of bedrijfsmatig gebruik van de woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. een onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • b. de woning blijft voldoen aan het Bouwbesluit;
  • c. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte functie van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
7.6.2 Gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.5.1 onder d voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel ten hoogste 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene Bouwregels voor een aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de afstand van het bijgebouw tot de grens van een bouwperceel ten minste 1 m moet bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.
7.7 Wijzigingsbevoegdheid
7.7.1 Verplaatsen/hersitueren bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door het verplaatsen dan wel hersitueren van het aanduidingsvlak met de woningtypologie 'vrijstaand' alsmede het bijbehorende bouwvlak, met in achtneming van het volgende:

  • a. het aanduidingsvlak en het bouwvlak niet komen te liggen op gronden aangewezen als 'natuur- en landschapswaarden', tenzij met onderzoek is aangetoond dat de aanwezige waarden niet of niet onevenredig worden aangetast;
  • b. de milieuplanologische en stedenbouwkundige aanvaardbaarheid is aangetoond;
  • c. bij verplaatsing van het aanduidingsvlak dient de bestaande bebouwing buiten de nieuwe aanduidingsvlak te worden gesloopt.
7.7.2 Afwegingskader

De wijziging als bedoeld in 7.7.1 kan slechts worden toegepast, mits:

  • a. dit niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
  • b. voorafgaand aan de ontwikkeling in een vroegtijdig stadium overleg zal worden gevoerd met het waterschap.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 6

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelvoudige bestemmingen.

8.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

8.2.1 Bouwen ten behoeve van de bestemming
  • a. op of in deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de bouwwerken genoemd onder a bedraagt ten hoogste 2 m.
8.2.2 Bouwen ten behoeve van andere bestemmingen
  • a. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag niet worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 2.500 m² en waarbij bovendien grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld plaatsvinden;
  • b. het bepaalde onder a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Afwijking voor groter en dieper bouwen

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.2, onder a ten behoeve van het bouwen groter dan 2500 m² en dieper dan 0,5 m, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate worden veiliggesteld.

8.3.2 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

Indien uit het onder lid 8.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een archeologische deskundige.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,5 m, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 0,5 m;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan 0,5 m bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • f. het verlagen of het verhogen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan 0,5 m;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan 0,5 m.
8.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
8.4.3 Toelaatbaarheid

De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal.

8.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
  • a. voor zover de in lid 8.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
  • b. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • c. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
  • d. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties;
  • e. de vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
  • f. alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in lid 8.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologische deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
8.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) te slopen.

8.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod als bedoeld in lid 8.5.1 niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in lid 8.2.2 onder b in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte hebben van minder dan 2.500 m² en/of de grondlagen dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld niet verstoren;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.5.3 Regels aan een omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk op of in gronden ter plaatse van de bestemming 'Waarde - Archeologie 6'.

8.5.4 Voorschrift

Aan de omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk voor de gronden, als bedoeld in lid 8.5.1 kan het bevoegd gezag het voorschrift verbinden dat de sloopwerken vanaf 0,3 m boven het maaiveld en dieper worden begeleid door een archeologische deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 2.500 m² en de verstoringsdiepte meer is dan 0,5 m.

8.5.5 Melding

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken vondsten van zeer hoge waarde worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij het bevoegd gezag die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning voor het slopen.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie - 6', geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Veiligheidszone - propaan

Binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone-propaan zijn geen kampeermiddelen toegestaan.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Verbod

Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te doen of laten gebruiken voor een doel of op een wijze, strijdig met de aan de grond gegeven bestemming(en).

12.2 Strijdig gebruik

Als een gebruik in strijd met het bestemmingsplan, geldt in ieder geval het gebruik van gronden en bouwwerken:

  • a. ten behoeve van een seksinrichting of straatprostitutie;
  • b. voor de opslag van aan hun gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen, werktuigen of machines of onderdelen daarvan, verpakkingsmaterialen, schroot- en afbraak- en bouwmaterialen, bagger en grondspecie, afval, puin, grind of brandstoffen, tenzij dit gebruik noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden;
  • c. voor de opslag en het be- en verwerken van explosieve stoffen;
  • d. als woonwagenstandplaats.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

13.1 Maten en bouwgrenzen
  • a. Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
    • 1. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
      • erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 meter;
    • 2. ingangspartijen tot maximaal 2 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 meter zal bedragen;
  • b. Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze niet leiden tot wijziging van bestemmingen;
    • 1. het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter.

Artikel 14 Algemene wijzigingsregels

14.1 Algemeen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen ten behoeve van:
    • 1. het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van geringe afmetingen ten dienste van het openbaar nut met een oppervlakte van maximaal 15 m² en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m;
    • 2. het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, zomede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
      • erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1 m;
      • ingangspartijen tot maximaal 2 m, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6 m² en de bouwhoogte maximaal 3 m zal bedragen;
  • b. Deze regel is van toepassing voor het overschrijden van grenzen voor zover deze leiden tot wijziging van bestemmingen;
    • 1. geringe afwijkingen, die in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of die noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Hierbij zijn verschuivingen van de bestemmingsgrens met maximaal 5 m toelaatbaar.
14.2 Wonen

Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen door de woningen met de aanduiding 'bedrijfswoning' binnen de bestemming Recreatie - Kampeerterrein te wijzigen naar de bestemming Wonen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlak van de bestemming niet wordt vergroot;
  • b. de milieuplanologische haalbaarheid is aangetoond.

Artikel 15 Overige regels

15.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

15.2 Parkeerregeling
15.2.1 Voldoende parkeergelegenheid

Bij nieuwbouw en/of uitbreiding van gebouwen dient op eigen terrein in voldoende parkeergelegenheid te worden voorzien en in stand te worden gehouden, overeenkomstig het 'Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid. Hierbij wordt de parkeernorm berekend over het nieuw te bouwen of het te wijzigen gedeelte.

15.2.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeergelegenheid

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.1:

  • a. indien op een andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, in het geval dat de noodzakelijke parkeergelegenheid in onvoldoende mate op eigen terrein kan worden gerealiseerd;
  • b. door af te wijken van de toe te passen parkeernorm indien voldaan wordt aan de gestelde voorwaarden in het "Parkeerbeleid 2017-2020' of het daarvoor in de plaats tredende parkeerbeleid.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 16 Overgangsrecht

16.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
16.2 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig bij omgevingsvergunning afwijken van lid 16.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 16.1 met ten hoogste 10%.

16.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 16.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder omgevingvergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

16.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

16.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 16.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

16.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 16.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

16.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 16.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 17 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Hoogenboomlaan 42 Renesse'.