Plan: | Parkeerterrein Kerkstraat 2, Bruinisse |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1676.002560vgBR20161295-va01 |
In het centrum van Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland, is aan de Oudestraat 4 en 6 een hotel gesitueerd. Aan de achterzijde van dit hotel, aan de Kerkstraat, is een parkeerterrein gelegen. Ter plaatse van het parkeerterrein ligt de bestemming 'Wonen'. Op basis van het vigerende bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' is een parkeerterrein ter plaatse van het plangebied niet toegestaan.
Het voornemen bestaat om het reeds aangelegde parkeerterrein te legaliseren. Om af te wijken van het bestemmingsplan is een omgevingsvergunning vereist. De omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De gemeente Schouwen-Duiveland heeft aangegeven medewerking te willen verlenen aan het legaliseren van het reeds aangelegde parkeerterrein. Om het parkeerterrein planologisch-juridisch mogelijk te maken is een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk waarin de afwijking ten opzichte van het vigerende bestemmingsplan beargumenteerd wordt. Onderhavige toelichting voorziet in de benodigde beargumentering en is opgesteld conform de RSRO2012 en de eisen die de gemeente Schouwen-Duiveland stelt aan omgevingsvergunningen.
Het plangebied voor onderhavig planvoornemen genst aan de Kerkstraat en betreft de achterzijde van het perceel aan de Oudestraat 6 in het centrum van Bruinisse en is kadastraal bekend als gemeente Bruinisse, sectie F, nummer 1377, en heeft een oppervlakte van circa 272 m².
![]() |
Uitsnede ligging plangebied (rood omlijnd) |
Parkeerterrein
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' van kracht. Het bestemmingplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 27 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied, gelegen aan de achterzijde van het hotel aan de Oudestraat 4 en 6, de bestemming 'Wonen', de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 7' en een bouwvlak. Op deze gronden mogen uitsluitend woningen met bijbehorende bijgebouwen en voorzieningen ten dienste van de bestemming gerealiseerd worden.
Binnen de bestemming 'Wonen' is een parkeren als hoofdfunctie niet toegestaan. Het planvoornemen kan dus op basis van het vigerende bestemmingsplan geen doorgang vinden.
In het bestemmingsplan is tevens de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 7' van toepassing. Voor het plangebied betekent dit dat ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) niet mag worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk met een oppervlakte groter dan 5.000 m² en waarbij grond- of graafwerkzaamheden dieper dan 0,50 m beneden peil plaatsvinden. Het parkeerterrein heeft niet een oppervlakte dat groter is dan 5.000 m². Bovendien vinden geen grondwerkzaamheden plaats/wordt er niet gebouwd. Hierdoor behoeft verder geen archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Hotel Bru
Het parkeerterrein maakt onderdeel uit van het hotel (Hotel Bru). Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' van kracht. Het bestemmingplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 27 juni 2013. In dit bestemmingsplan heeft het plangebied, gelegen aan de Oudestraat 4 en 6, de bestemming 'Bedrijf'. Op basis van een in het vigerende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk de bedrijfsbestemming aan de Oudestraat 4 en 6 om te zetten naar de bestemming 'gemengd'. Onder deze bestemming valt echter niet de functie voor een hotel.
De realisatie van het hotel is mogelijk gemaakt door middel van een uitgebreide omgevingsvergunning ex artikel 2.12. lid 1 sub a onder 3 Wabo. Deze is verleend in twee fases, de omgevingsvergunning is daardoor ontstaan op 9 februari 2016. Het perceel Oudestraat 4 en 6 is kadastraat bekend als gemeente Bruinisse, sectie F, nummer 1379 en heeft een oppervlakte van ca. 380 m2.
![]() |
Uitsnede verbeelding vigerend bestemmingsplan 'Bebouwde kom Bruinisse' en plangebied (zwart omlijnd) perceel Hotel Bru (rood omlijnd) |
Goede Ruimtelijke Onderbouwing (GRO)
De gemeente Schouwen-Duiveland heeft besloten om onder voorwaarden evenwel medewerking te verlenen aan het planvoornemen. Hiervoor dient in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) een omgevingsvergunning te worden aangevraagd (procedure ex artikel 2.12, lid 1, sub a onder 3 Wabo). De toestemming voor de afwijking van het vigerende bestemmingsplan is één van de onderdelen van de omgevingsvergunning waaraan invulling moet worden gegeven. Ten behoeve hiervan is de onderhavige GRO opgesteld, ter verantwoording van de nieuwe voorgestane ruimtelijke, planologische en stedenbouwkundige situatie.
Onderzoeken
Ten behoeve van het planvoornemen bestaat de noodzaak tot onderzoek naar enkele sectorale aspecten. De sectorale aspecten zijn uitgewerkt in Hoofdstuk 4. De betreffende onderzoeken worden als bijlage bij deze ruimtelijke onderbouwing opgenomen. Voor de overige aspecten kan volstaan worden met het verantwoorden waarom onderzoek niet noodzakelijk wordt geacht. In Hoofdstuk 4 is deze verantwoording opgenomen.
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 eerst een beschrijving van de huidige situatie en het reeds aangelegde parkeerterrein gegeven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de relevante beleidskaders van het Rijk, de provincie, de regio en de gemeente Schouwen-Duiveland. In hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de sectorale aspecten en hoofdstuk 5 vormt de waterparagraaf. Tot slot wordt in de hoofdstukken 6 en 7 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de te doorlopen procedure.
In dit hoofdstuk wordt dieper ingegaan op de omgeving van het besluitgebied, het planvoornemen, de ontsluiting van het besluitgebied, parkeren en duurzaamheid.
Directe omgeving
Het plangebied grenst aan de achterzijde van het hotel (Hotel Bru) en de Kerkstraat Aan de noordzijde grenst het plangebied aan woning aan de Kerkstraat 4. Ten zuiden van het plangebied grenst een opslagloods behorende bij Kerkstraat 2. Aan de overzijde van het plangebied zijn woningen en een tankstation (I v.d. SPEK tankservice) gesitueerd.
![]() |
Impressie noordzijde plangebied |
![]() |
Impressie zuidzijde plangebied |
Indirecte omgeving
Aan de zuidkant liggen gemengde functies, waaronder een café en een kerk op de hoek van de Korte Ring en het Kerkplein. De directe omgeving van het plangebied wordt gevormd door de overige (woon)bebouwing van Bruinisse. Verder naar het noorden en oosten toe ligt het Grevelingenmeer. Richting het westen ligt de Rijksweg N59. Verder naar het westen toe zijn aan het Grevelingenmeer vakantieparken en jachthavens gelegen. Ten zuiden van Bruinisse ligt het bedrijventerrein van het dorp (bedrijventerrein Bruinisse).
![]() |
Omgeving en ligging plangebied (rood omcirkeld) |
Aan de achterzijde van het hotel aan de Oudestraat 4-6 is een parkeerterrein gerealiseerd met 8 parkeerplaatsen. Het parkeerterrein is uitsluitend bedoeld voor de gasten van het hotel aan de Oudestraat 4-6 (Hotel Bru). De entree van het parkeerterrein is gelegen aan de Kerkstraat en wordt gevormd door een metalen hekwerk. Aan beide zijden van de doorgang staat een plantenbak.
De wijzen van parkeren op het parkeerterrein is 'gestoken parkeren' waarbij de parkeervakken onder een hoek van 45 graden op het parkeerterrein zijn aangebracht. De hoofdvorm van de parkeervakken is 'kam-parkeren'. Dit is de meest gebruikelijke vorm waarbij het parkeervak moet worden verlaten door terug te steken op dezelfde wijze als waar men het parkeervak is ingereden. De afmetingen van de parkeervakken zijn 4,5 meter x 2,4 meter per parkeervak. Op het parkeerterrein zijn twee parkeervakken voorzien van een auto laadstation ten dienste van het opladen van elektrische auto's. De parkeervakken worden van elkaar gescheiden door witte onderbroken scheidingslijnen.
![]() |
Situatietekening en plangebied (rood omlijnd) |
![]() |
Plangebied |
De locatie van het hotel is gelegen in een 'centrum in niet-stedelijk gebied'. Vanuit de CROW (ASVV2012) geldt voor een hotel in een dergelijk gebied een parkeernorm van 1,2 tot 1,7 parkeerplaatsen per 10 kamers. Het hotel heeft 14 kamers. Dit betekent een parkeerbehoefte van in totaal 2,4 parkeerplaatsen. Echter worden vanwege de bezetting door met name automobilisten (naar verwachting geen fietsers of busreizigers) meer auto's verwacht. Daarbij wordt uitgegaan van tenminste 10 parkeerplaatsen bij 14 kamers.
Het parkeerterrein achter het hotel is echter voorzien van 8 parkeerplaatsen. Dit impliceert een tekort van 2 parkeerplaatsen. In dit specifieke geval is parkeren op openbare parkeergelegenheden acceptabel, omdat de beoogde ontwikkeling leefbaarheidsverhogend is in het centrum van Bruinisse en past binnen het 'Masterplan Bruinisse. Met de toevoeging van 8 parkeerplaatsen vindt met dit planvoornemen een behoorlijke verlichting van de parkeerdruk plaats. Daarnaast is de parkeergelegenheid een extra service aan de gebruikers van het hotel.
De entree van het parkeerterrein is gelegen aan de Kerkstraat. De Kerkstraat is een 30 kilometer weg voor eenrichtingsverkeer (met uitzondering van (brom) fietsers). Het verkeer beweegt zich via de Kerkstraat richting het zuiden naar de Nieuwstraat en de Dorpsweg richting de Rijksstraatweg. De Rijksstraatweg staat richting het zuidwesten in verbinding met de provinciale weg (Parallelweg) en de Rijksweg (N59). De Kerkstraat is te bereiken vanaf de provinciale weg en de Rijksweg via de Noorddijk die langs het havengebied van het water 'Krammer' loopt.
Direct langs het parkeerterrein aan de noordzijde is grotendeels de zijgevel van de naastgelegen woning gesitueerd. De zijgevel heeft twee ramen van verschillend formaat. Het ene raam is relatief groot en het andere raam relatief klein. Het overige deel aan de noordzijde is achtertuin van het naastgelegen pand. Aan de zuidzijde van het parkeerterrein is deels een blinde gevel van een opslagruimte gesitueerd en deels de achtertuin van het naastgelegen pand. Ten oosten van het plangebied is de achterzijde van het hotel gesitueerd. De achterzijde van het hotel heeft uitzicht op het parkeerterrein door middel van ramen en een balkon.
Het parkeerterrein is uitsluitend bedoeld voor het parkeren van auto's. Het reeds aangelegde parkeerterrein brengt derhalve geen negatieve gevolgen met zich mee betreffende de privacy van de aangrenzende bebouwing en daarbij behorende tuinen en visa versa.
Het parkeerterrein is op maaiveldhoogte gesitueerd (NAP: Normaal Amsterdams Peil). Met het planvoornemen wordt geen bebouwing gerealiseerd. De geparkeerde auto's zorgen slechts voor een geringe afname van de bezonning van de naastgelegen percelen omdat het parkeerterrein grotendeels met blinde zijgevels omsloten is. Daarnaast hebben auto's een gemiddelde voertuighoogte van ca. 1,5 meter. Dit zorgt voor een beperkt bereik van de schaduw. Het parkeerterrein brengt derhalve geen negatieve gevolgen met zich mee betreffende de bezonning van de aangrenzende bebouwing en daarbij behorende tuinen. Aangezien het parkeerterrein uitsluitend is bedoeld voor het parkeren van auto's vormt de aangrenzende bebouwing geen belemmering voor het parkeerterrein.
Het parkeerterrein is gelegen aan de Kerkstraat. De Kerkstraat kenmerkt zich door een functiemenging van wonen, horeca, en detailhandel. Met name de horeca en het tankstation hebben een aantrekkende werking voor autoverkeer. Dit zorgt voor lichtinval bij de woningen in de Kerkstraat. Het parkeerterrein zorgt voor extra aantrekking van autoverkeer en versterkt daarmee de frequentie lichtinval bij de woningen aan de Kerkstraat. Echter is naar redelijke verwachting de hoeveelheid aan extra autoverkeer dermate klein dat het derhalve passend is bij een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling.
Betekenis voor het plan
Gezien bovenstaande kan gesteld worden dat privacy, bezonning en lichtinval geen belemmering voor het plan vormen.
Duurzame ontwikkeling is te zien als een ontwikkelingsproces, waarbij wordt gestreefd naar het tot stand brengen van een duurzame samenleving. Dit gebeurt door in alle stadia van een planproces kansen en mogelijkheden te benutten voor het realiseren van een hogere ruimtelijke kwaliteit in combinatie met een zo laag mogelijke milieubelasting, en in deze tijd weten te handhaven, zodat ook toekomstige generaties daarin delen. Ook de gemeente Schouwen-Duiveland heeft in haar beleidsdoelstellingen duurzaamheid opgenomen en wenst deze structureel in ontwikkelingsplannen op te nemen.
Betekenis voor het plan
Op het parkeerterrein wordt de gewenste duurzaamheid bereikt door gebruik te maken van natuurlijke duurzame materialen en het plaatsen van twee auto laadstations op het parkeerterrein. Daarnaast is de realisatie van parkeerplaatsen op eigen terrein duurzaam doordat er geen extra openbare ruimte gebruikt wordt voor de aanleg van nieuwe parkeerplekken.
Gemeenten zijn niet geheel vrij in het voeren van hun eigen beleid. Rijk en provincies geven met het door hen gevoerde en vastgelegde beleid de kaders aan waarbinnen gemeenten kunnen opereren. Hierna worden in het kort de voornaamste zaken uit het voor het plangebied relevante nationale en provinciale beleid weergegeven, aangevuld met het van toepassing zijnde beleid van de gemeente Schouwen-Duiveland.
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze nieuwe structuurvisie vervangt onder andere de Nota Ruimte en de Nota Mobiliteit. De structuurvisie geeft een nieuwe integrale kijk op het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid tot 2040 op rijksniveau en vormt als het ware een 'kapstok' voor zowel bestaand als nieuw rijksbeleid dat invloed heeft op de ruimte om ons heen. Het Rijk wil de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk brengen bij degene die het aangaat (burgers en bedrijven). De SVIR zal dan ook ruimte bieden aan provincies en gemeenten om maatwerk te leveren ("decentraal, tenzij").
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) speelt in op de volgende ontwikkelingen en uitdagingen:
Om goed op deze ontwikkelingen en eisen in te spelen is een beleid nodig dat toekomstbestendig is en de gebruiker ruimte geeft. Dit vraagt een grondige actualisatie van de bestaande beleidsnota's voor ruimte en mobiliteit. De structuurvisie voorziet hierin door overheden, burgers en bedrijven de ruimte te geven om oplossingen te creëren. Het Rijk gaat zich meer richten op het versterken van de internationale positie van Nederland en het behartigen van belangen voor Nederland als geheel. Het Rijk ziet verder toe op de deregulering waarmee jaarlijks vele miljoenen euro's kunnen worden bespaard.
De provincies en gemeenten zullen afspraken maken over verstedelijking, groene ruimte en landschap. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het Rijk verbindt ruimtelijke ontwikkeling en mobiliteit en zet de gebruikers centraal. Het zijn bewoners, ondernemers, reizigers en verladers die Nederland sterk maken. Provincies en gemeenten krijgen de ruimte zelf maatwerk te leveren. Zo werkt het Rijk aan een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiertoe zijn voor de middellange termijn (2028) drie doelen gesteld:
Het Rijk benoemt 13 nationale belangen; hiervoor is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Deze belangen zijn gelijkwaardig aan elkaar en beïnvloeden elkaar onderling. In de SVIR is een eerste integrale afweging gemaakt van deze belangen. Dit heeft als gevolg dat het Rijk in gebieden of projecten een gebieds- of projectspecifieke afweging zal maken. Indien nodig maakt het Rijk duidelijk welke nationale belangen voorgaan.
Betekenis voor het plan
Het gaat hierbij om het legaliseren van een reeds aangelegd parkeerterrein en betreft op nationaal niveau een kleinschalige ontwikkeling. Het planvoornemen heeft geen invloed op de gestelde doelen van het Rijk en bovendien voorziet de SVIR niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de SVIR gelden. In algemene zin kan worden opgemerkt dat met deze ruimtelijke onderbouwing invulling wordt gegeven aan de vereiste zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming (nationaal belang 13).
De SVIR (zie paragraaf 3.2.1) bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het doel van dit Besluit is bepaalde onderwerpen uit de SVIR te verwezenlijken.
De algemene regels in het Barro hebben vooral een conserverend/beschermend karakter waardoor geformuleerde nationale belangen niet belemmerd worden door ontwikkelingen die middels bestemmingsplannen mogelijk worden gemaakt.
Betekenis voor het besluitgebied
De realisatie van het parkeerterrein betreft een kleinschalige ontwikkeling. Het Barro voorziet niet in onderwerpen die op het plangebied van toepassing zijn. Dit houdt in dat voor het planvoornemen geen beperkingen vanuit de Barro gelden.
Voor een aantal onderwerpen uit het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) geldt dat de regels worden uitgewerkt in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro). Het gaat hierbij om; aanwijzing radarverstoringsgebieden, reserveringsgebieden hoofdwegen en landelijke spoorwegen en militaire terreinen geen deel uitmakend van de ecologische hoofdstructuur, alsmede enkele andere wijzigingen.
Betekenis voor het plangebied
Het plangebied valt binnen het Radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht. Het radarverstoringsgebied heeft betrekking op de toegestane bouwhoogte van bouwwerken dan wel windturbines. Het planvoornemen voorziet in de realisatie van een parkeerterrein aan de achterzijde van een hotel (Hotel Bru). Met de realisatie van het parkeerterrein wordt geen bebouwing opgericht. Vanuit het Rarro gelden derhalve geen beperkingen voor het planvoornemen.
![]() |
Radarverstoringsgebied (lichtblauwe cirkel) en het plangebied (rood omcirkeld) |
Bestemmingsplannen die voorzien in nieuwe stedelijke ontwikkelingen dienen een verantwoording te bevatten aan de hand van de zogenoemde 'Ladder voor duurzame verstedelijking', die is vastgelegd in artikel 3.1.6, tweede lid Bro. Dit afwegingskader verplicht overheden tot het maken van een zorgvuldige ruimtelijke afweging bij het mogelijk maken van nieuwe stedelijke ontwikkelingen in een bestemmingsplan. Het doel is om te komen tot zorgvuldig ruimtegebruik en daarmee het voorkomen van (onaanvaardbare) leegstand en onnodig 'bouwen in de wei'. De Ladder is daarmee een belangrijk instrument voor een goede ruimtelijke ordening. Een toelichting van een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, moet gezien het voorgaande een beschrijving bevatten van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. Indien blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan worden voorzien, bevat de toelichting een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien. Alvorens te toetsen aan de Ladder dient te worden vastgesteld of sprake is van een stedelijke ontwikkeling. Dit begrip is in artikel 1.1.1 Bro gedefinieerd als ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen. Uit de tot dusver gevormde jurisprudentie ten aanzien van dit begrip blijkt dat de omvang van de ontwikkeling een rol speelt. Is sprake van een kleinschalige ontwikkeling, dan kan weliswaar sprake zijn van een stedelijke ontwikkeling, maar kan dergelijke ontwikkeling als te kleinschalig worden aangemerkt om te worden aangemerkt als stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 1.1.1 Bro. Daarnaast kan op basis van op dit punt gevormde jurisprudentie worden geconcludeerd dat indien sprake is van een functiewijziging zonder toename van het ruimtebeslag, er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling.
Nieuwe stedelijke ontwikkeling
De Ladder-onderbouwing is verplicht voor ‘nieuwe stedelijke ontwikkelingen’. Voordat getoetst wordt of een voorziene ontwikkeling ‘nieuw’ is, dient te worden getoetst of onderhavige ontwikkeling kan worden aangemerkt als een ‘stedelijke’ ontwikkeling. De definitie van 'stedelijke ontwikkeling' is: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro).
In de definitie voor stedelijke ontwikkeling (artikel 1.1.1 lid 1 sub i van het Bro) is geen ondergrens opgenomen. Hieruit zou men kunnen concluderen dat iedere stedelijke ontwikkeling, hoe kleinschalig dan ook, valt binnen het toepassingsbereik van de Ladder. Echter, blijkt uit vaste jurisprudentie van de Afdeling dat er wel sprake kan zijn van een voorziene ontwikkeling die te kleinschalig is om als nieuwe stedelijke ontwikkeling te kunnen worden aangemerkt.
Betekenis voor het plangebied
Het voorliggende bestemmingsplan betreft de ontwikkeling van een parkeerterrein met 8 parkeerplaatsen. Deze ontwikkeling wordt, gezien de beperkte omvang, niet gezien als een 'stedelijke ontwikkeling' als bedoeld in het Bro. Een toets aan de ladder duurzame verstedelijking is dan ook niet aan de orde.
In het Omgevingsplan Zeeland (vastgesteld door Provinciale Staten d.d. 28 september 2012) is het provinciale beleid voor Ruimte, Milieu en Water opgenomen. De Provincie zet in op een sterke economie, een goed woon- en werkklimaat en kwaliteit van water en landelijk gebied. In het Omgevingsplan 2012-2018 beschrijft de Provincie wat zij de komende jaren zal doen om Zeeland op deze punten vooruit te helpen.
Het Omgevingsplan gaat uit van de provinciale kerntaken, beperkt beleid tot hoofdlijnen en biedt daarbinnen meer ruimte voor lokale afweging. Dit biedt ruimte om maatwerk te realiseren bij concrete initiatieven. Met betrekking tot voorzieningen zoals horeca en detailhandel is als doel gesteld een goed voorzieningenniveau voor alle bewoners, toeristen en bedrijven te bewerkstelligen, vanwege het grote belang voor de leefbaarheid en economie van Zeeland. Voorzieningen zijn betaalbaar, bereikbaar en divers. Ten aanzien van woningbouw wordt gestreefd naar het bieden van voldoende ruimte, bundeling, zorgvuldig ruimtegebruik en het realiseren van kwaliteit en diversiteit.
![]() |
Uitsnede Recreatiekansenkaart (Omgevingsplan Zeeland 2012-2018) |
Sterke economie
De Zeeuwse economie heeft een bijzondere opbouw die aansluit bij de ligging in de delta. De havens, industrie en logistiek in het Sloegebied en de Kanaalzone benutten de ligging aan zee en de achterlandverbindingen via spoor, buisleiding, weg en water. De zee en de Deltawateren zijn ook het terrein van de schelpdiersector en visserij. De sector recreatie en toerisme is voornamelijk gericht op stranden, duinen en deltawateren. Landinwaarts liggen grote landbouwgebieden en bedrijventerreinen.
Het bevorderen van een gezonde regionale economie is een van de kerntaken van de Provincie. De Provincie Zeeland neemt daarbij haar positie van middenbestuur in en vervult de rol van beleidsbepaler, scheidsrechter, investeerder en belangenbehartiger. In de Economische Agenda wordt de keuze voor topsectoren in Zeeland gemaakt en verder uitgewerkt. Het Rijk zet in op topsectoren en clusters van nationaal belang. De gemeenten richten zich op de lokale economie. De Provincie is samen met de gemeente verantwoordelijk voor het realiseren van Europese en nationale milieudoelstellingen.
De Provincie Zeeland ziet als kwaliteitsbewaker toe op grote en risicovolle bedrijvigheid. De gemeenten richten zich op lichtere milieucategorieën. In het landelijk gebied en langs de hoofdwegen zorgt de Provincie voor het tegengaan van milieuhinder en veiligheidsrisico's.
Prioriteiten
1. Beter benutten van havengebieden en bedrijventerreinen
2. Verdere ontwikkeling van de biobased economy
3. Vernieuwing in de recreatie, visserij, schelp- en schaaldiersector en de landbouw
Doelstelling Verblijfsrecreatie
Zeeland biedt een hoogwaardig recreatieproduct dat aansluit op de huidige en toekomstige marktontwikkelingen.
Inzet Provincie
De Provincie maakt toekomstgerichte verblijfsrecreatieve ontwikkelingen mogelijk op locaties die economisch en landschappelijk wenselijk en goed bereikbaar zijn. Ook streeft de Provincie naar kwaliteitsverbetering van het verblijfsrecreatieve product.
Algemeen recreatiebeleid
De Provincie wil de toeristisch-recreatieve potenties van Zeeland optimaal benutten. Daarom is gekeken naar het marktperspectief voor de meest ruimtevragende verblijfsrecreatieve sectoren (kamperen, recreatiewoningen, hotellerie en watersport). Dit onderzoek heeft geleid tot een recreatiekansenkaart (zie kaart 3), die de onderlegger vormt voor het recreatiebeleid. Voor de geboden verblijfsrecreatieve ontwikkelingsmogelijkheden wordt onderscheid gemaakt in hotspots, kustzone, regionale ontwikkelingslocaties en overig Zeeland.
Betekenis voor het plan
Het parkeerterrein maakt onderdeel uit van het hotel (Hotel Bru) aan de Oudestraat 4-6 te Bruisnisse en valt daarmee onder de doelstellingen van Zeeland, ter bevordering van een sterke economie. Het hotel valt onder een verblijfsrecreatieve voorziening. Op de recreatiekansenkaart staat aangegeven welke ontwikkelingen waar ontwikkeld kunnen worden. Bruinisse is aangewezen al een 'hotspot', waarin de vestiging van een hotel gewenst is. Verder wordt expliciet aangegeven dat nieuwvestiging van bedrijven tot de mogelijkheden behoort.
De Provincie wil dat dergelijke verblijfsrecreatieve ontwikkelingen goed bereikbaar zijn. Met het parkeerterrein wordt een goede bereikbaarheid van het hotel gegarandeerd. Het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 vormt derhalve geen belemmering voor het plan.
Op 25 februari 2010 is het Masterplan voor het centrumgebied van Bruinisse vastgesteld. In de Structuurschets Bruinisse uit 2006 is het wensscenario geformuleerd voor de verdere ontwikkeling van het dorp in de komende 15 jaar. Het Masterplan Centrumgebied Bruinisse is te beschouwen als de verdere uitwerking van de structuurschets voor het deelgebied centrum en dient bij te dragen aan de centrale doelstelling uit het Programma Bruinisse: 'een duurzame ontwikkeling naar een leefbaar dorp Bruinisse, waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarbij de relatie met het omliggende water is hersteld'.
In het Masterplan staat voor het centrumgebied de toekomstvisie voor dit gebied als geheel verwoord. De Havenkade transformeert daarin van een bedrijfshaven naar een dagrecreatieve hotspot van waar bewoners en recreanten de Deltawateren in alle facetten kunnen beleven. Het centrumgebied ondergaat een metamorfose, waarbij het Kerkplein helder wordt begrensd, een nieuw Dorpsplein wordt gecreëerd en de Nieuwstraat en Korte Ring een aantrekkelijk winkelgebied worden. De Oudestraat vormt de belangrijkste verbinding tussen deze twee ontwikkelingen. Hier is plek voor toevoeging van bijvoorbeeld culturele en andere functies die kunnen bijdragen aan een versterking van de looproute tussen de haven en het centrum.
Bereikbaarheid en parkeren
Verkeer wordt binnen het Masterplan Centrumgebied Bruinisse op twee niveaus benaderd. Op het hogere niveau van het dorp speelt vooral de bereikbaarheid als thema. Vanuit de structuurschets is hier de doelstelling geformuleerd de bereikbaarheid van het dorp logischer te maken en de Oost-West verbindingen tussen de recreatiegebieden en de dorpskern te verbeteren. Op het niveau van het plangebied gaat het vooral over de bereikbaarheid van het centrum, de verkeersveiligheid en de parkeervoorzieningen in het centrum en in de directe woonomgeving
Betekenis voor het plan
Het parkeerterrein aan de achterzijde van het hotel aan de Oudestraat 4-6 past binnen de doelstelling uit het Programma Bruinisse omdat het een duurzame ontwikkeling betreft dat bijdraagt aan een leefbaar dorp door een verbetering van de bereikbaarheid van het hotel. Gelet op het voorgaand kan worden geconcludeerd dat het plan aansluit bij het beleid uit het Masterplan.
De Strategische visie Schouwen-Duiveland 2011-2040 'Tij van de Toekomst' is op 3 oktober 2011 door de gemeenteraad vastgesteld. Er wordt een beeld geschetst van de toekomst, waarbij met name het binnen de gemeente volop aanwezige water een rol speelt. De sterke en zwakke kanten van de gemeente worden toegelicht, evenals de aanwezige kansen en bedreigingen. Hieruit komt de visie voor 2040 naar voren: Schouwen-Duiveland heeft zich in 2040 verder ontwikkeld als de ideale plaats om te genieten van natuur, recreatie en cultuur.
Water heeft het eiland en de samenleving gevormd. Het water is de bron van en de drijfveer achter economische ontwikkelingen en kansen. De watereconomie staat niet op zichzelf, maar is duurzaam verbonden met andere functies. De strategie die is gekozen om tot het in de visie geschetste beeld te komen richt zich dan ook met name op ontwikkeling van watergerelateerde kwaliteiten. Ook de aanwezigheid van voldoende horecafaciliteiten is daarbij van belang voor de toeristische economie.
Betekenis voor het plan
Uit de Strategische visie blijkt dat Bruinisse is aangewezen als hotspot waarin verblijfsrecreatie gewenst is dat grotendeels gericht is op de aanwezige watergerelateerde verblijfsrecreatie. Het planvoornemen draagt bij aan het completeren van het lokale voorzieningenniveau ten behoeve verblijfsrecreatie doordat het voorziet in parkeerplekken voor bezoekers van het hotel (Hotel Bru). Daarmee past het plan binnen de toekomstdoelen die de gemeente Schouwen-Duiveland zich heeft gesteld.
Milieubeleid wordt steeds meer geïncorporeerd in andere beleidsvelden. Verbreding van milieubeleid naar andere beleidsterreinen is dan ook een belangrijk uitgangspunt. Ook in de ruimtelijke planvorming is structureel aandacht voor milieudoelstellingen nodig. De milieudoelstellingen worden daartoe integraal en vanaf een zo vroeg mogelijk stadium in het planvormingsproces meegewogen. Een duurzame ontwikkeling van de gemeente is een belangrijk beleidsuitgangspunt dat zijn doorwerking heeft in meerdere beleidsterreinen.
Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden. In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op verschillende onderzoeks- en milieuaspecten welke van belang zijn in het kader van een goede ruimtelijke ordening.
Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om in de ruimtelijke onderbouwing ter verantwoording van een afwijking van het bestemmingsplan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.
Bij een bestemmingswijziging wordt bodemonderzoek slechts noodzakelijk geacht, indien de bestemmingswijziging tevens een wijziging naar een gevoeliger bodemgebruiksvorm inhoudt. Bij een bestemmingswijziging die een gelijkblijvend of minder gevoeliger bodemgebruik oplevert, wordt de bodemkwaliteit in het kader van de bestemmingswijziging niet relevant geacht en wordt onderzoek niet noodzakelijk geacht. Bij nieuwe ontwikkelingen (bouwen/functiewijziging) binnen het besluitgebied dient aangetoond te worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde bodemgebruik.
Betekenis voor het besluitgebied
De gronden zijn in het geldende bestemmingsplan bestemd voor 'Wonen' en in gebruik als erf. Met de ontwikkeling van het parkeerterrein wordt geen gevoelige gebruiksfunctie gerealiseerd. De parkeerplaatsen behoren bij het naastgelegen hotel. Om die reden is geen bodemonderzoek nodig.
Ten aanzien van geluid zijn de regels uit de Wet geluidhinder (Wgh) van toepassing. De Wgh voorziet rond (gezoneerde) industrieterreinen, langs wegen en langs spoorwegen in zones en bevat tevens geluidsnormen en richtlijnen met betrekking tot de toelaatbare geluidsniveaus van de voorgenoemde geluidsbronnen. Indien een ruimtelijk plan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient volgens de Wgh een akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het uiteindelijke bestemmingsplan.
De zonering betreft een afstand, uitgaande van een geluidsbron, waarbinnen het normenstelsel uit de Wgh van toepassing is. Deze normen mogen niet verward worden met de normen die gelden in geval van een milieuvergunning. Hiervoor gelden andere normen en procedures, welke niet vergelijkbaar zijn met het normenstelsel uit de Wgh. Op grond van de Wgh gelden grenswaarden op basis waarvan de bouw van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de geluidszone wordt beperkt of wordt verboden. Wegverkeerslawaai, spoorweglawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai kennen ieder afzonderlijke normen.
Aan de zijde van de Kerkstraat is op eigen terrein een parkeerplaats gerealiseerd. Het parkeerterrein maakt onderdeel uit van het hotel (Hotel Bru) gelegen aan de Oudestraat 4-6 te Bruinisse. Het plan maakt met de realisatie van het parkeerterrein een nieuwe geluidsbron mogelijk. De gemeente Schouwen-Duiveland heeft verzocht om een berekening van de geluidbelasting van het parkeerterrein en het terras. Deze akoestische onderbouwing maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing als onderdeel van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Onderzoek
In dat kader is een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai (Kraaij Akoestisch Adviesbureau, rapportnummer BP.1422.R01, d.d. 29 januari 2018) uitgevoerd ter plaatse van het plangebied te Bruinisse. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 1.
Met behulp van het Geomilieu rekenmodel is het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidsniveau berekend op de toetspunten. De berekeningen zijn uitgevoerd conform de methode II.8 uit de 'Handleiding Meten en rekenen industrielawaai'. In onderstaande tabel zijn de rekenresultaten van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau opgenomen per woning. Ook is de geluidrichtlijn uit de VNG-brochure opgenomen.
![]() |
Rekenresultaten langtijdgemiddeld beoordelingsniveau in dB(A) |
Uit de rekenresultaten blijkt dat ter plaatse van de Kerkstraat 4 en Korte Ring 5 de richtwaarde uit de VNG-brochure wordt overschreden. De overschrijding bedraagt ten hoogste 6 dB(A) in de dag- en 8 dB(A) in de avondperiode. De maatgevende geluidbron is het rijden met personenauto's. Om dit aan te tonen zijn in het onderzoek ook deelbijdrage berekeningen opgenomen.
In onderstaande tabel zijn de rekenresultaten van het maximaal geluidniveau opgenomen per woning. Ook is de geluidrichtlijn uit de VNG-brochure opgenomen.
![]() |
Rekenresultaten maximaal geluidsniveau in dB(A) |
Uit de rekenresultaten blijkt dat de richtwaarde van 65 dB(A) in de dag- en 60 dB(A) in de avondperiode wordt overschreden op de woning aan de Kerkstraat 4, Oudestraat 6 en Korte Ring 5. De overschrijding bedraagt ten hoogste 24 dB(A) in de dag- en 19 dB(A) in de avondperiode op de zijgevel van de woning aan de Kerkstraat 4. Uit de deelbijdrageberekening, blijkt dat het dichtslaan van portieren de maatgevende geluidbron is voor het maximaal geluidniveau.
Maatregelen
Om te kunnen voldoen aan de richtwaarden uit de VNG-brochure, is in eerste instantie onderzocht welke maatregelen getroffen kunnen worden om de geluidbelasting te verlagen tot de richtwaarde van het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en maximaal geluidniveau.
Het bronvermogen van de rijdende personenauto’s is conform stand der techniek en niet te verlagen met gedragsmaatregelen. Het bronvermogen van het dichtslaan van portieren is te verlagen door als gedragsmaatregel in te voeren dat portieren rustig ‘dichtgedrukt’ moeten worden. Een dergelijke gedragsmaatregel is moeilijk handhaafbaar. Maatregelen aan de bron zijn niet mogelijk of niet handhaafbaar.
Een overdrachtsmaatregel is het plaatsen van een geluidscherm (muur) Indien dit scherm 5 meter hoog wordt uitgevoerd, wordt voldaan aan de richtwaarden voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau en het maximaal geluidniveau met uitzondering van de zijgevel van de Kerkstraat 4. Een dergelijk hoog scherm is vanuit stedenbouwkundig oogpunt niet wenselijk. Ook zal er sprake zijn van een behoorlijke schaduwwerking in de tuin van de woning aan de Kerkstraat 4.
In overleg met de betrokken partijen is een compensatieregeling overeengekomen voor het treffen van gevelmaatregelen, waarbij géén geluidscherm wordt geplaatst en een maatwerkvoorschrift op grond van het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt opgesteld om de bedrijfsvoering van het hotel niet te belemmeren.
Maatwerkvoorschrift
Het hotel moet voldoen aan de geluidvoorschriften uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Uit de rekenresultaten blijkt dat de genoemde geluidnormen worden overschreden. Voor wat betreft het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau bedraagt de overschrijding 1 dB(A) in de dag- en 3 dB(A) in de avondperiode op de zijgevel van de woning aan de Kerkstraat 4. Voor wat betreft het maximaal geluidniveau is de overschrijding groter (zie tabel 8.2 in het onderzoek).
In afwijking van de waarden, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift andere waarden voor het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau (LAmax) vaststellen. Deze hogere waarden kunnen worden vastgesteld indien binnen geluidsgevoelige ruimten dan wel verblijfsruimten van gevoelige gebouwen, die zijn gelegen binnen de akoestische invloedssfeer van de inrichting, een etmaalwaarde van maximaal 35 dB(A) wordt gewaarborgd.
Voor deze specifieke situatie zou een volgend maatwerkvoorschrift kunnen worden opgesteld:
In afwijking van artikel 2.17 lid 1a van het Activiteitenbesluit milieubeheer mag het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door het starten, optrekken en rijden van auto’s op de parkeerplaats en het dichtslaan van portieren van auto’s op de parkeerplaats op de in onderstaande tabel genoemde plaatsen en tijdstippen de genoemde waarden niet overschrijden:
![]() |
² Aangezien het rekenkundig verschil van 10 dB(A) vanwege een verschillende toetshoogte van 1,5 meter en 5 meter in de praktijk niet zal optreden, is hier gekozen voor een uniforme waarde in de dag] en avondperiode.
³ Dit is de deelbijdrage van de personenauto’s, zie ook bijlage II in het onderzoek.
Voor wat betreft potentiële lichthinder is er binnen dit plan een vorm van verlichting die eventuele lichthinder kan veroorzaken voor de omliggende woningen en daarbij behorende tuinen. Het betreft de verlichting van auto's die van en naar het parkeerterrein rijden.
Verlichting auto's
De parkeervakken op het parkeerterrein zijn grotendeels gericht op de blinde zijgevels van de direct aangrenzende woning en opslagplaats en dus van de Kerkstraat afgekeerd. De verlichting die het autoverkeer geeft bij het op- en afrijden van het parkeerterrein zal dermate klein zijn dat het past binnen een aanvaardbare ruimtelijke ontwikkeling.
Verlichting parkeerterrein
Kunstmatige verlichting komt veelvuldig voor in bebouwd gebied. Mogelijk negatieve effecten van dergelijke verlichting worden bepaald door enerzijds de aard, intensiteit, duur en plaats van de verlichting en anderzijds door de kans op blootstelling daaraan, welke afhankelijk is van de omgeving en de leefwijze van mens en dier. Gezien de ligging midden tussen bebouwing in het centrum van de kern Bruinisse, is er geen nadelig effect op de borging van de duisternis buiten de kern Bruinisse te verwachten. De verlichting van het parkeerterrein zal op normale wijze plaatsvinden, passend binnen de omgeving van het centrum van Bruinisse, namelijk door de reeds bestaande straatverlichting aan de Kerkstraat. Aan en rondom het pand zal geen verlichting komen.
Betekenis voor het besluitgebied
Op basis van bovenstaande informatie inzake eventuele lichthinder rondom het besluitgebied kan geconcludeerd worden dat er weinig tot geen sprake is van lichthinder.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden, waarmee de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen zijn beschreven in de Wet milieubeheer (Wm, hoofdstuk 5). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen.
Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekende mate' (NIBM) en 'In betekende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogd, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, bijvoorbeeld:
Betekenis voor het besluitgebied
Aan de hand van deze NIBM-tool is bepaald in hoeverre het planvoornemen NIBM is. In de rapportage 'Hotel Bruinisse: Toetsing Luchtkwaliteit/Geur en Gevaar' (TOP-Consultants, 2014) wordt geconcludeerd dat de bijdrage van de verkeersaantrekkende werking op de luchtkwaliteit op basis van de uitgevoerde toetsing geen belemmering vormt voor het hotel en voor het parkeerterrein behorende bij het hotel.
Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport. Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Daarbij gaat het enerzijds om de risico's verbonden aan 'risicovolle inrichtingen', waar gevaarlijke stoffen worden geproduceerd, opgeslagen of gebruikt en anderzijds om het 'vervoer van gevaarlijke stoffen' via wegen, spoorwegen, waterwegen en buisleidingen.
Het uitgangspunt van wet- en regelgeving en beleid ten aanzien van externe veiligheid is scheiding van kwetsbare functies en risicobronnen, waarmee men het volgende wil bereiken:
Op grond van artikel 13 Besluit externe veiligheid inrichtingen milieubeheer (BEVI) dient het bevoegd gezag bij nieuwe ruimtelijke plannen die nieuwe (kwetsbare) objecten mogelijk maken een verantwoording van het groepsrisico uit te voeren. Een soortgelijke regeling geldt voor transport van gevaarlijke stoffen over wegen, spoorwegen en binnenwateren en via buisleidingen.
Volgens de risicokaart bevinden zich in de nabije omgeving van het parkeerterrein geen inrichtingen, die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De invloedsgebieden van de dichtstbijzijnde Bevi-inrichtingen reiken niet over het plangebied. Andersom zorgt de ontwikkeling van het plangebied niet tot een beperking van deze Bevi-inrichtingen.
De Rijkswegen N57, N59 en N256 zijn aangewezen als transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. De N57 en N256 liggen op een zodanige afstand dat de invloedsgebieden niet over het plangebied reiken. De N59 ligt op een afstand van ruim 400 meter, wat betekent dat de invloedsgebieden wel over het plangebied reiken. Echter een beperkte ontwikkeling als de realisatie van een parkeerterrein binnen dichtbevolkt gebied (Kom Bruinisse) op zo'n grote afstand zorgt niet voor een (significante) toename van het groepsrisico. De thema's spoor, water en buisleidingen zijn niet van toepassing op dit plangebied.
Betekenis voor het plangebied
Een parkeerterrein is geen kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het BEVI. Daarnaast is een parkeerterrein gezien het bepaalde in het BEVI niet aan te merken als een risicovolle inrichting. Door het planvoornemen ontstaat geen gevaar voor de directe omgeving en er vinden ook geen activiteiten plaats welke eventueel een gevaar zouden kunnen vormen voor de omgeving. Het aspect externe veiligheid vormt derhalve geen belemmering voor het reeds aangelegde parkeerterrein. Geconcludeerd wordt dat het parkeerterrein niet is gelegen binnen een plaatsgebonden risicocontour van een risicovolle inrichting, buisleiding of transportroute. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het parkeerterrein aan de achterzijde van het hotel (Hotel Bru) gelegen aan de Oudestraat 4-6.
Zowel in het kader van een goede ruimtelijke ordening als vanuit milieuwet- en regelgeving wordt gestreefd naar het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten, met als doel het handhaven en waar mogelijk bevorderen van een goede kwaliteit van het leefmilieu. Dit gebeurt onder andere door het fysiek scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige objecten, zoals woningen. De ruimtelijke scheiding bestaat doorgaans uit het aanhouden van een bepaalde afstand tussen milieubelastende en milieugevoelige functies. Een algemeen geaccepteerde uitgave om te kunnen beoordelen of een bepaalde functie inpasbaar is op de beoogde locatie is de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (VNG, 2009).
Het plangebied heeft de bestemming 'Wonen' en er worden geen gevoelige objecten gerealiseerd. Andersom kan het parkeerterrein van invloed zijn op de directe omgeving. Het parkeerterrein is reeds als zodanig in gebruik en biedt ruimte aan 8 parkeerplaatsen. Dit geringe aantal zal niet dan wel nauwelijks van invloed zijn op geluidsniveaus in de omgeving, aangezien verkeersbewegingen op aangrenzende wegen daarvoor bepalend zijn. De invloed van de verkeersbewegingen van en naar dit parkeerterrein valt in het niet bij de verkeersbewegingen over deze wegen, waardoor op dit punt geen (onevenredig) negatieve gevolgen voor het woon- en leefklimaat in de omgeving te verwachten zijn.
Tankstation
Op ca. 20 meter afstand van het plangebied is een tankstation (Tankservice L. van der Spel, Kerkstraat 23) gelegen. De aanwezigheid van het tankstation vormt echter geen belemmering voor dit planvoornemen omdat er met het planvoornemen geen gevoelige objecten worden gerealiseerd. Tevens vormt het planvoornemen geen belemmering voor het tankstation.
Winkels en horeca
Ten oosten en ten zuiden van het plangebied bevinden zich enkele winkels en horecagelegenheden. De aanwezigheid van deze voorzieningen vormt echter geen belemmering voor dit planvoornemen omdat er met het planvoornemen geen gevoelige onjecten worden gerealiseerd. Tevens vormt het planvoornemen geen belemmering voor de aanwezige winkels en horecagelegenheden.
Betekenis voor het besluitgebied
Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het voor het parkeerterrein gelegen aan de achterzijde van het hotel (Hotel Bru) aan de Oudestraat 4-6. .
Bij het opstellen van een ruimtelijke onderbouwing moet rekening gehouden worden met de gevolgen van de ontwikkeling voor de natuur. Het natuurbeschermingsrecht is te vinden in verdragen, Europese en nationale regelgeving en in nationaal en provinciaal beleid. Vanuit de Europese regelgeving wordt met name nadruk gelegd op de bescherming van plant- en diersoorten (Vogelrichtlijn) en leefgebieden (Habitatrichtlijn). Ten behoeve hiervan zijn dan ook diverse beschermingsgebieden aangewezen. De belangrijkste beschermingszones zijn Natura 2000-gebieden.
De bescherming van gebieden is vastgelegd in de Wet natuurbescherming (Stb. 2016, 34), die de implementatie vormt van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De gebieden die op grond van de beide Europese richtlijnen zijn aangewezen als speciale beschermingszones (de zogenoemde Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) vallen onder het regime van de Wet natuurbescherming, mits de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden ook op grond van deze wet zijn aangewezen ter uitvoering van de Vogel- en Habitatrichtlijn. Deze gebieden vormen samen een Europees netwerk van natuurgebieden: Natura 2000.
Op enkele honderden meters ten noordoosten van Bruinisse ligt het Natura 2000-gebied Oosterschelde, hetgeen tevens een Nationaal Park is. Het ecologisch netwerk Natura 2000 moet de betrokken natuurlijke habitats en leefgebieden van soorten in hun natuurlijke verspreidingsgebied in een gunstige staat van instandhouding behouden of in voorkomend geval herstellen. Voor de Natura 2000-gebieden zullen in beheerplannen instandhoudingsmaatregelen worden uitgewerkt die beantwoorden aan de gebiedsspecifieke ecologische vereisten van de betrokken natuurlijke habitats en (vogel)soorten. Als verdere invulling van het stellen van prioriteiten zijn voor de Natura 2000-landschappen kernopgaven geformuleerd op grond van de daar voorkomende habitattypen en soorten, de landelijke betekenis van deze waarden binnen het betreffende landschap, de belangrijkste verbeteropgaven en de beïnvloedingsmogelijkheden. Voor het Oosterscheldegebied gaat dit onder meer over het behoud van oppervlakte en kwaliteit van grote baaien, schorren en zilte graslanden, maar ook ten aanzien van het behoud van de omvang en de kwaliteit van het leefgebied van diverse zoogdiersoorten en (niet-) broedvogels.
Ook liggen, deels samenvallend met het Natura 2000-gebied, in de omgeving diverse EHS-gebieden. Het plangebied zelf maakt geen onderdeel uit van deze waardevolle gebieden. Aangezien het plangebied zich bevindt in het bestaande bebouwde gebied van Bruinisse en de hoeveelheid per saldo (sloop en nieuwbouw) niet zal toenemen, vindt feitelijk geen intensivering van gebruik plaats. Gezien de situatie (omgeven door bebouwing) is het aannemelijk en mag verwacht worden dat er geen significante effecten op de Natura 2000 zullen optreden. Het uitvoeren van een oriënterende toets Natura 2000 & EHS wordt om die reden niet nodig geacht.
Behalve de mogelijke effecten op natuurgebieden moet ook duidelijk zijn of het betreffende plan effecten heeft, en zo ja welke, op beschermde soorten. De Wet natuurbescherming beschermt niet alleen gebieden, maar ook plant- en diersoorten. Op grond van de Wet natuurbescherming is het verboden om beschermde dieren te verontrusten, verjagen, vangen of te doden. Ook rust- en voorplantingsplaatsen mogen niet worden verontrust of beschadigd. Beschermde planten mogen niet worden vernield. Voor handelingen die mogelijk schadelijk kunnen zijn voor beschermde soorten, moet een ontheffing worden aangevraagd.
Het plangebied is momenteel volledig bebouwd dan wel verhard. Beplanting is niet of nauwelijks aanwezig. Ook de te slopen bebouwing is reeds gesloopt. Derhalve is het uitvoeren van een quickscan flora en fauna niet noodzakelijk.
Betekenis voor het plan
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen Natura-2000 of andere waardevolle natuurgebieden gelegen. Het planvoornemen is derhalve niet van negatieve invloed op beschermde gebieden.
Het Europese Verdrag van Valletta uit 1992, ook wel het Verdrag van Malta genoemd, regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Nederland heeft dit verdrag ondertekend en goedgekeurd. Het verdrag bepaalt dat het cultureel erfgoed zoveel mogelijk ongestoord dient te blijven. Mocht het niet anders mogelijk zijn dan dient er onderzoek plaats te vinden en moet de bodemverstoorder de kosten van dit onderzoek en eventuele vervolgmaatregelen dragen. In september 2007 is de Wet op de Archeologische monumentenzorg in werking getreden. In deze wet is het verdrag van Malta juridisch vertaald. In deze wet staat eveneens aangegeven dat de gemeenten bevoegd gezag zijn en derhalve hiervoor beleid zullen moeten formuleren.
Het archeologiebeleid van de gemeente is gefaseerd opgesteld. In de raadsvergadering van 28 februari 2008 is het archeologiebeleid vastgesteld voor het gemeentelijk grondgebied voor zover gelegen buiten de historische kernen (AMK-kernen). Daarna zijn de historische kernen die ook een status als terrein van archeologische waarde hebben, voorzien van beleid. Dit beleid is op 18 december 2008 vastgesteld.
Aan de beleidskaart van het Beleidsplan Archeologie zijn beleidsadviezen gekoppeld die als basis dienen voor de voorwaarden bij op te stellen gemeentelijke bestemmingsplannen. Om goed te kunnen bepalen wat er in het bestemmingsplan moet worden opgenomen, en om vast te kunnen stellen of er zich op een locatie behoudenswaardige archeologie bevindt, is het proces van de archeologische monumentenzorg doorlopen, resulterend in het Beleidsplan Archeologie en Archeologische waarden- en verwachtingskaarten voor de historische kernen en het buitengebied.
Ten aanzien van de vergunningverlening wordt een aantal gebieden onderscheiden, waarvoor verschillende drempelwaarden en voorwaarden gelden zie onderstaande tabel.
Het perceel waar het verzoek zich op richt is gelegen in een gebied met de aanduiding 'Archeologisch Onderzoekgebied B'. Ter plaatse van deze gebieden is archeologisch onderzoek nodig wanneer een bouwwerk van meer dan 5.000 m² wordt geplaatst en dieper wordt gegraven dan 50 cm.
Betekenis voor het besluitgebied
Aangezien de oppervlakte van het plangebied niet meer bedraagt dan circa 272 m² is onderzoek naar archeologie niet noodzakelijk.
Op de geografische kaart van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zeeland is te zien dat zich binnen het plangebied geen rijksmonumenten of gebouwen die zijn opgenomen in het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) bevinden. Hierdoor worden als gevolg van het planvoornemen cultuurhistorisch waardevolle elementen derhalve niet geschaad.
![]() |
Uitsnede cultuurhistorische kaart circa 1950 |
Betekenis voor het plan
Cultuurhistorisch onderzoek wordt derhalve niet noodzakelijk geacht.
In of nabij het plangebied zijn geen kabels en/of leidingen aanwezig die van invloed kunnen zijn op het planvoornemen of die planologische bescherming behoeven.
Water vormt een steeds belangrijker aspect bij ontwikkelingen op onder meer het gebied van woningbouw en bedrijventerreinen. Belangrijke thema's zijn: het vasthouden in plaats van direct afvoeren van hemelwater, het hergebruik van water, het zuinig omgaan met drinkwater en het beperken van de onttrekking van grondwater. Het is dan ook verplicht om bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de toelichting c.q. ruimtelijke onderbouwing aan te geven op welke wijze rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de waterhuishouding. Deze verantwoording wordt ook wel de waterparagraaf genoemd. Dit hoofdstuk kan als waterparagraaf worden beschouwd.
Het doel van de watertoets is om water een uitgesproken en inhoudelijk betere plaats te geven bij het opstellen en beoordelen van alle waterhuishoudkundig relevante plannen. De watertoets vraagt niet alleen een beschrijving van de waterhuishoudkundige situatie en de invloed die de voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen hebben, maar ook een vroegtijdig overleg met waterbeheerders.
Teneinde de omgang met het water bij het planvoornemen te beschrijven, is de watertoetstabel opgesteld. In de watertoetstabel zijn voor de diverse relevante waterthema's de waterdoelstellingen van het waterschap weergegeven, met daarbij de uitwerking van deze doelstellingen voor de onderhavige locatie. Het Waterschap Scheldestromen geeft aan de hand van de watertoetstabel een Wateradvies.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De planlocatie is niet gesitueerd nabij een waterkering. Het aanvragen van een watervergunning is derhalve niet nodig. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. | In de huidige situatie is vrijwel het gehele plangebied verhard. Deels is daarbij sprake van bebouwing, deels ook verharding. Ter plaatse is bebouwing gesloopt, en zijn perceelsgedeelten verhard. Per saldo blijft de totale hoeveelheid verhard oppervlak gelijk, waardoor ter plaatse geen extra bergingscapaciteit hoeft te worden gerealiseerd. Hiervoor is bovendien geen ruimte aanwezig. De afwatering van het oppervlaktewater geschiedt middels straatkolken die aangesloten zijn op de bestaande riolering. Overlast (inundatie) vanuit oppervlaktewater wordt niet verwacht. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging Tegengaan/verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van nfiltratiegebieden en benutten van infiltratiemogelijkheden. | Er is geen sprake van grondwateroverlast of verdroging. Er wordt geen grondwater onttrokken. |
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat/overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Er wordt een gescheiden stelsel aangelegd voor hemelwater en afvalwater. Afvoer van afvalwater vindt plaats via de bestaande aansluiting op de riolering. Voorgenomen is het op verhard oppervlak neerkomend hemelwater af te koppelen. Door het ontbreken van een gescheiden stelsel worden de hwa en dwa gekoppeld en aangesloten op het gemeentelijk riool. |
Volksgezondheid (water gerelateerd)
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
Er zijn geen overstorten die uitkomen op het oppervlaktewater in het plangebied. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De polderpeilen worden niet aangepast. Bodemdaling zal niet optreden. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Het hemelwater wordt in de bestaande situatie afgevoerd via het rioolstelsel. Ter plaatse is vooralsnog geen gescheiden systeem voorzien, afkoppeling is dan ook niet aan de orde. Er zal geen gebruik worden gemaakt van uitloogbare materialen. Er zijn (daardoor) geen nadelige gevolgen voor de waterkwaliteit te verwachten. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud/realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De planlocatie is niet gelegen in een natuurgebied, (specifiek daarvoor bedoeld infiltratiegebied, grondwaterbeschermingsgebied en/of waterwingebied. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
De planlocatie grenst niet aan natte natuurgebieden. Er zijn daarom geen bijzondere maatregelen te treffen. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
Er zijn geen primaire waterlopen en andere (secundaire) oppervlaktewateren aanwezig. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Niet van toepassing |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
Niet van toepassing |
Het Waterschap Scheldestromen wordt in de gelegenheid gesteld haar opmerkingen op de watertoetstabel, het planvoornemen en de ruimtelijke onderbouwing kenbaar te maken.
Naast het toetsen van een omgevingsvergunning in afwijking van het bestemmingsplan aan diverse milieu- en veiligheidsaspecten, dient de omgevingsvergunning ook getoetst te worden aan de uitvoerbaarheid van het planvoornemen. Hierbij wordt gekeken naar de economische uitvoerbaarheid en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
Het exploitatieplan biedt de grondslag voor het publiekrechtelijk kostenverhaal. In artikel 6.12, eerste en tweede lid, Wro is bepaald in welke situatie een exploitatieplan gemaakt moet worden. In artikel 6.2.1 Bro worden de bouwplannen aangewezen waarvoor de gemeenteraad een exploitatieplan moet vaststellen. Een exploitatieplan wordt gelijktijdig vastgesteld met het ruimtelijk plan (of zoals in dit geval een omgevingsvergunning) waarop het betrekking heeft. In welke gevallen kan worden afgezien van het vaststellen van een exploitatieplan is eveneens vastgelegd in de Wro c.q. het Bro. Van het vaststellen van een exploitatieplan kan worden afgezien indien het verplichte kostenverhaal anderszins is verzekerd. Daaraan wordt voldaan wanneer met de initiatiefnemer een zogenoemde anterieure overeenkomst wordt gesloten waarin het in kostenverhaal wordt voorzien.
Het betreft hier een private ontwikkeling waarbij het risico geheel gedragen wordt door de initiatiefnemer. Tussen de initiatiefnemer en de gemeente Schouwen-Duiveland is een privaatrechtelijke overeenkomst gesloten (exploitatieovereenkomst), met daarin een investerings- en exploitatiebegroting. Hiermee kunnen de gemeentelijke kosten voor het voeren van de planologische procedure en de kosten voor de openbare voorzieningen worden verhaald. Voor de gemeente Schouwen-Duiveland zelf zijn er aldus geen kosten verbonden aan de verwezenlijking van het plan.
Betekenis voor het plan
Op grond van het voorgaande kan worden geconcludeerd dat de economische en financiële uitvoerbaarheid van het project voldoende is gegarandeerd.
Aangenomen mag worden dat tegen het planvoornemen geen overwegende maatschappelijke bezwaren zullen bestaan. Met het planvoornemen wordt het (reeds aangelegde) parkeerterrein, ten behoeve van het hotel (Hotel Bru) gelegen aan de Oudestraat 4-6 te Bruinisse, geregeld met een afwijking van het bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a onder 3 Wabo.
Met onderhavige ruimtelijke onderbouwing is aangetoond dat er met deze ontwikkeling geen problemen te verwachten zijn en dat er geen negatieve gevolgen zijn voor de waarden in en nabij het plangebied. Enkel voor het aspect geluid worden de normen overschreden die gesteld zijn in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hiervoor dient dan ook een maatwerkvoorschrift te worden genomen door het bevoegd gezag, zodat een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
Daarnaast heeft deze ontwikkeling minimale invloed op de omliggende gronden, doordat het perceel onbebouwd zal blijven. Op voorhand worden er, gezien de aard van de ontwikkeling, dan ook geen maatschappelijke bezwaren verwacht met betrekking tot onderhavig planvoornemen.
Tot slotte is onderhavige ruimtelijke onderbouwing conform de gebruikelijke procedure gedurende zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn kon eenieder reageren op het planvoornemen en zijn of haar zienswijzen indienen.
Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld ten behoeve van de aanvraag om de noodzakelijke omgevingsvergunning. Er is een omgevingsvergunning vereist voor de activiteit strijdig met het bestemmingsplan en voor de afwijking van het geldende bestemmingsplan.
De omgevingsvergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De Wabo bevat twee procedures voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, te weten de reguliere en de uitgebreide procedure. In het onderhavige geval, waarbij afgeweken wordt van het vigerende bestemmingsplan met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, sub a onder 3 Wabo, dient de uitgebreide procedure te worden gevolgd. Hierna is de uitgebreide procedure schematisch weergegeven.
![]() |
Schema procedure |
Onderhavige ruimtelijke onderbouwing voorziet in het planologisch-juridisch mogelijk maken van een parkeerterrein dat reeds fysiek aanwezig is. Hiermee zijn geen Rijks- en/of provinciale belangen in het geding. Conform artikel 6.18 Besluit omgevingsrecht en 3.1.1. Besluit ruimtelijke ordening dient er voorafgaand aan de procedure wel vooroverleg plaats te vinden.
Ten behoeve van het wettelijk vooroverleg is de voorliggende ruimtelijke onderbouwing voorgelegd worden aan de provincie Zeeland en waterschap Scheldestromen. Op de ruimtelijke onderbouwing zijn geen reacties ontvangen.
De aanvraag, de ontwerpbeschikking, de ontwerpverklaring van geen bedenking en de bijbehorende stukken hebben met ingang van 22 mei 2018 gedurende zes weken ter inzage gelegen in het gemeentehuis te Zierikzee. Er zijn geen zienswijzen ingediend.