12.1.1 Omschrijving van de gebiedsaanduiding
De op de verbeelding tevens voor vrijwaringszone molenbiotoop aangewezen gronden zijn mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aanwezige functionele, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarde van een molen.
12.1.2 Gevolgen van de gebiedsaanduiding
Om binnen de op de verbeelding aangeduide vrijwaringszone molenbiotoop vrije windvang te garanderen en het zicht op de betrokken molen veilig te stellen, geldt - tenzij vrije windvang of het zicht ter plaatse reeds is beperkt - het volgende:
- binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
- indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge het bepaalde onder b, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.