direct naar inhoud van Artikel 18 Wonen
Plan: Recreatieterreinen
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.00007BpArg-vast

Artikel 18 Wonen

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de huisvesting van personen in een woning;

en tevens voor:

  • b. ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte': een praktijkruimte;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning': een recreatiewoning;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals parkeervoorzieningen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels.

18.2.1 Toelaatbare bebouwing

Op deze gronden mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

met in achtneming van het volgende:

18.2.2 Algemeen
  • a. hoofdgebouwen worden uitsluitend gebouwd ter plaatse van de aanduidingen 'twee-aaneen' en 'vrijstaand', met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    • 1. 'vrijstaand': woningen uitsluitend vrijstaand mogen worden gebouwd;
    • 2. 'twee aan een': woningen uitsluitend twee aaneen mogen worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen en recreatiewoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' een ander aantal is aangegeven;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouw uitgesloten' zijn geen vrijstaande bijgebouwen toegestaan.

18.2.3 Hoofdgebouwen
  • a. de goot- en bouwhoogte bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' aangegeven hoogten;
  • b. bij toepassing van hellende dakvlakken mag de dakhelling maximaal 55° bedragen;
  • c. de afstand tussen het hoofdgebouw en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt ter plaatse van de (specifieke bouw)aanduiding:

vrijstaand:   ten minste 3 m  
twee-aaneen:   ten minste 3 m (aan één zijde)  

18.2.4 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Bij ieder hoofdgebouw mogen binnen het bouwvlak aan- uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de totale bebouwde oppervlakte van het zij- en achtererf, overkappingen en onoverdekte zwembaden meegerekend, mag maximaal 50% bedragen met een maximum van 40 m2;
  • b. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag maximaal 3,3 en de bouwhoogte maximaal 6 m bedragen;
  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden ten minste 3 m achter de gevellijn van het hoofdgebouw gebouwd;
  • d. de afstand tussen aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen behorende bij vrijstaande hoofdgebouwen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt aan één zijde ten minste 3 m.

18.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd, met dien verstande dat het bouwen van een overkapping niet tot gevolg mag hebben dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedragen ten hoogste de navolgende maten:

bouwwerk, geen gebouw zijnde   bouwhoogte  
overkappingen   3 m  
vlaggemasten   8 m  
tuin- of erfafscheiding die wordt gebouwd vóór de gevellijn   1 m  
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde   2 m  

18.2.6 Zwembaden

Bij woningen mogen onoverdekte zwembaden worden gebouwd, mits:

  • a. het zwembad minimaal 3 m achter (het verlengde van) de gevellijn van het hoofdgebouw is gelegen;
  • b. de oppervlakte van het zwembad maximaal 15% van het zij- en achtererf bedraagt met een maximum van 100 m²;
  • c. het bouwen van een zwembad niet tot gevolg heeft dat het zij- of achtererf voor meer dan 50% wordt bebouwd;
  • d. de afstand tot de perceelsgrenzen minimaal 1 m bedraagt.

18.3 Nadere eisen
18.3.1 Eisen

Het bevoegd gezag kan bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van gebouwen, aan- en uitbouwen en bijgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.3.2 Voorwaarden

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.

18.4 Afwijken van de bouwregels
18.4.1 Afwijkingsbevoegdheid voor afstanden, oppervlakte en bouwhoogten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.4 onder a tot een maximum van 60 m² indien de totale oppervlakte van het zij- en achtererf ter plaatse minimaal 360 m² bedraagt;
  • b. lid 18.2.4 onder d en e voor een kortere afstand tot minimaal 1 m van de zijdelingse perceelsgrens;
  • c. lid 18.2.4, onder c voor een kortere afstand tot minimaal 1 m;
  • d. lid 18.2.5, onder b tot een bouwhoogte van maximaal 10 m, met uitzondering van overkappingen.

18.4.2 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 18.4.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

18.5 Specifieke gebruiksregels
18.5.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw als gastenverblijf;
  • c. het inrichten en/of gebruiken van een bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg;
  • d. Het permanent bewonen of laten bewonen van recreatiewoningen.

18.5.2 Niet strijdig gebruik

18.5.2.1 Het beroepsmatig of bedrijfsmatig gebruik van een woning en bij deze woning behorende bijgebouwen is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • c. ten hoogste 25 m2 van de woning en de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  • f. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende is aangetoond dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging, bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • g. geen detailhandel is toegestaan tenzij het een webwinkel betreft;
  • h. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • i. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

18.5.2.2 Het aanbieden van bed & breakfast in een woning is toegestaan, met dien verstande dat:

  • a. er aan maximaal vijf personen tegelijkertijd logies mag worden aangeboden;
  • b. de woning bewoond dient te worden door de hoofdbewoner(s);
  • c. het gebouw geschikt moet zijn voor permanente bewoning;
  • d. het gebouw het hoofdgebouw van het bouwperceel moet zijn;
  • e. er geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast mag ontstaan voor de omgeving;
  • f. er slechts terughoudende reclame-uitingen geplaatst mogen worden, neonreclame is niet toegestaan.

18.6 Afwijken van de gebruiksregels
18.6.1 Beroepsmatig en/of bedrijfsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.2.1, onder c voor de uitoefening van beroepsmatige en/of bedrijfsmatige activiteiten in een woning en/of bij de woning behorende bijgebouwen met een oppervlakte van maximaal 50 m², met dien verstande dat:

  • a. het beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan als nevenfunctie van het wonen;
  • b. ten hoogste 50 m2 van de woning en/of de bij deze woning behorende bijgebouwen voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep of bedrijf mag worden gebruikt;
  • c. het gebruik voor beroep of bedrijf uitsluitend is toegestaan voor de bewoners van de woning;
  • d. het gebruik geen horeca mag betreffen;
  • e. geen afbreuk gedaan wordt aan het woonkarakter van de omgeving;
  • f. geen onevenredige verkeers- en parkeeroverlast voor de omgeving ontstaat;
  • g. de woning blijft voldoen aan het bouwbesluit;
  • h. geen activiteit plaatsvindt betreffende een inrichting als genoemd in artikel 2.1, lid 1, sub e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, tenzij voldoende vaststaat dat de vestiging van de activiteit geen overwegende bezwaren van milieuhygiënische aard zal oproepen, gelet op de ligging , bedrijfsvoering en omvang van het bedrijf ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. geen detailhandel is toegestaan tenzij als ondergeschikte nevenactiviteit van de bedrijfsmatige c.q. beroepsmatige activiteit;
  • j. geen verlichte en/of opvallende reclame-uitingen aan de gevel zichtbaar mogen zijn;
  • k. het gebruik van (een deel van) de gebouwen als seksinrichting niet is toegestaan.

18.6.2 Afwijkingsbevoegdheid voor gastenverblijf

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.1, onder b voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw als gastenverblijf, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. de aanvrager eigenaar en/of bewoner is van het bouwperceel;
  • c. het hoofdgebouw op het bouwperceel permanent wordt bewoond;
  • d. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of vrijstaand bijgebouw als gastenverblijf is toegestaan;
  • e. het gastenverblijf uitsluitend voor niet-permanente bewoning wordt gebruikt;
  • f. het gastenverblijf uitsluitend niet-commercieel wordt gebruikt;
  • g. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 m moet bedragen;
  • h. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • i. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder);
  • j. op eigen terrein voorzien wordt in parkeerruimte voor minimaal één auto.

18.6.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.5.1, onder c voor het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. omgevingsvergunning uitsluitend wordt verleend voor percelen waarop een woning aanwezig is, die krachtens het bestemmingsplan op de betreffende gronden toelaatbaar is;
  • b. per bouwperceel maximaal 1 aan- of uitbouw of bijgebouw als mantelzorgwoning is toegestaan;
  • c. er sprake is van mantelzorg waarbij een zorgindicatie van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) of een doktersverklaring als toetsinstrument wordt toegepast;
  • d. de algemene bebouwingsregels voor een aan- of uitbouw of bijgebouw in acht worden genomen, met dien verstande dat de minimale afstand van het bijgebouw tot de bouwperceelsgrenzen 1 m moet bedragen;
  • e. de omgevingsvergunning niet tot gevolg heeft dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad;
  • f. er aangetoond wordt dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat in het betreffende bijgebouw (veiligheid, milieuhinder).

18.6.4 Afwegingskader

De omgevingsvergunning als bedoeld in 18.6.1, 18.6.2 en 18.6.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden.