direct naar inhoud van Artikel 3 Horeca
Plan: Snackbar het Luitje Zierikzee
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1676.000013BpGhp-vast

Artikel 3 Horeca

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horecabedrijven voor zover die voorkomen in categorie 1 van de bij deze regels behorende Staat van Horeca-activiteiten;
  • b. wegen, parkeervoorzieningen, terrassen, waterlopen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

3.1.2

Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in lid 3.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2 Bouwregels

Met betrekking tot het bouwen gelden de aanduidingen op de verbeelding en de volgende regels:

3.2.1 Hoofdgebouwen

De hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'vrijstaand';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
  • c. de goothoogte mag maximaal 2,5 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders staat aangeduid;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 6 meter bedragen, tenzij op de verbeelding anders staat aangeduid;
  • e. de dakvorm dient de vorm te hebben van een tentdak;
  • f. de dakhelling mag maximaal 55° bedragen.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen, ook buiten de bouwaanduiding 'vrijstaand', bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag maximaal 2 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van terrasschermen maximaal 1,5 m mag bedragen;
  • b. in afwijking van het onder lid 3.2.2, sub a bepaalde mag de bouwhoogte van een erfafscheiding die gebouwd wordt vóór de gevellijn maximaal 1 meter bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 onder a tot een bouwhoogte van maximaal 5 m, met uitzondering van overkappingen en mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangepast;
  • b. bij het bij een omgevingsvergunning afwijken als bedoeld in lid 3.3.1 kan het bevoegd gezag schriftelijk advies inwinnen bij een stedenbouwkundige.

3.4 Nadere eisen
3.4.1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, nadere eisen te stellen ten aanzien van:

  • a. de plaatsing van hoofdgebouwen ten opzichte van de bouwperceelsgrens en ten opzichte van elkaar;
  • b. de dakhelling van hellende dakvlakken van gebouwen;
  • c. de plaatsing en vormgeving van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.4.2

Deze nadere eisen mogen slechts worden gesteld met het doel te voorkomen dat de belangen van derden onevenredig worden geschaad of afbreuk wordt gedaan aan de doeleinden van het plan en met het oog op de bereikbaarheid van gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en gronden in verband met calamiteiten.