direct naar inhoud van Regels
Plan: Groot Mariadal
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1674.2105GROOTMARIADAL-0601

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 het plan

het bestemmingsplan 'Groot Mariadal' met identificatienummer NL.IMRO.1674.2105GROOTMARIADAL-0601 van de gemeente Roosendaal;

1.2 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig, ontwerp-technisch, consumenten verzorgend (met uitzondering van erotisch gerichte dienstverlening) of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.3 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels er regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 afhankelijke woonruimte (m.b.t. mantelzorg)

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 ambachtelijk bedrijf

een bedrijf -niet zijnde een aan huis gebonden beroep- waarbij het productieproces grotendeels wordt uitgevoerd met de hand of althans niet in hoofdzaak gemechaniseerd, geautomatiseerd of met behulp van werktuigen, die door energiebronnen buiten de menselijke arbeidskracht worden aangedreven; voor zover van laatstbedoelde werktuigen gebruik wordt gemaakt, zijn deze als ondergeschikt te beschouwen aan de menselijke handvaardigheid;

1.8 ambulante handel

het te koop aanbieden van consumptiegoederen aan particulieren vanuit een (markt)kraam, verkoopwagen, grondplaats of standplaats in de openbare ruimte;

1.9 archeologisch advies

advies door een organisatie die werkt conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.10 archeologisch onderzoek

inventariserend veldonderzoek uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.11 archeologische begeleiding

begeleiding uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA);

1.12 archeologische opgraving

opgraving uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) waarbij de aanwezige archeologische waarden worden veilig gesteld;

1.13 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

1.14 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.15 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

1.16 bedrijfs-/dienstwoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.17 beperkt kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;

1.18 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)
  • a. bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • b. het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen;
1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.20 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.21 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.22 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.23 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals 'al dan niet' zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of een daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaarden- of woonzorgvoorzieningen;

1.24 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.25 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.26 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd;

1.27 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.28 bouwperceelsgrens

een grens van een bouwperceel;

1.29 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.30 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.31 bruto-bedrijfsvloeroppervlak

de totale vloeroppervlakte van winkels, kantoren of bedrijven met inbegrip van daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.32 culturele voorzieningen

inrichtingen en voorzieningen voor het uitoefenen van activiteiten op cultureel en kunstzinnig vlak, waaronder ateliers, galeries, expositieruimten, dansscholen, muziekscholen, bioscopen, filmhuizen, musea, theaters en muziektheaters met inbegrip van horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen;

1.33 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.34 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren;

1.35 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waaronder mede begrepen publieksgerichte dienstverlening, al of niet met baliefunctie, op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch of cosmetisch gebied, wellness, fotostudio's, uitzendbureaus, reisbureaus, kapsalons, snelfoto-ontwikkel- en kopieerservicebedrijven, videotheken en andere verhuurbedrijven, autorijscholen en naar aard daarmee gelijk te stellen bedrijven inrichtingen;


onder dienstverlening worden niet begrepen: garagebedrijven, belwinkels, internetcafé, erotisch gerichte bedrijven c.q. inrichtingen, escortbedrijven en kamerverhuurbedrijven;

1.36 erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

bedrijf c.q. inrichting, waarin voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard plaatsvinden. Hieronder worden mede begrepen:

  • a. seksautomatenhal: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin door middel van automaten filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • b. seksbioscoop: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin filmvoorstellingen van porno-erotische aard worden gegeven;
  • c. seksclub: een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid, waarin vertoningen van porno-erotische aard worden gegeven c.q. gelegenheid wordt geboden voor het verrichten van handelingen van porno-erotische aard, al dan niet gecombineerd met het bedrijfsmatig ten behoeve van gebruik ter plaatse verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische dranken en/of kleine etenswaren;
1.37 garages en bergingen

een gebouw bedoeld voor de stalling van vervoermiddelen en voor de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;

1.38 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.39 geluidshinderlijke inrichtingen

bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.1, lid 3, van het Besluit omgevingsrecht (Stb. 2010, 143);

1.40 gestapelde woningen

een gebouw dat twee of meer geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen bevat;

1.41 gevel

zijde van een gebouw;

1.42 groene begrenzing

een grens tussen twee afzonderlijke ruimtes die wordt gevormd door opgaande beplanting, zoals een haag of een bomenrij, als dan niet in combinatie met een hekwerk of een muur.

1.43 groepsrisico

de kans per jaar dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als direct gevolg van één ongeval in een inrichting waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

1.44 handelsbedrijf

een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert;

1.45 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.46 horecabedrijf

een bedrijf of instelling waar als hoofdfunctie bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt. In deze regels zijn de hierna te noemen klassen/categorieën van bedrijven te onderscheiden:

Horeca 1: een horecabedrijf dat is gericht op het hoofdzakelijk overdag en in de avond verstrekken van dranken en etenswaren, zoals een café, een restaurant, een café-restaurant, een croissanterie, een snackbar, een koffiehuis, een biljartcentrum, alsmede besloten horeca-activiteiten zoals bruiloften, jubiliea en recepties;

Horeca 2: een horecabedrijf dat voor het goed functioneren ook 's-nachts geopend moet zijn en dat een tevens een groot aantal bezoekers aantrekt, zoals een discotheek, dancing of nachtclub;

1.47 kantoor

een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk bestemd is voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek;

1.48 klein, religieus erfgoed

kapellen, Calvariebergen, devotietegeltjes, Heilig Hartbeelden en heiligenbeelden veelal ontstaan vanuit (volks-)devotie;

1.49 kwetsbaar object

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.50 logies

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft;

1.51 maaiveld

bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft;

1.52 mantelzorg

intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond;

1.53 netto-bedrijfsvloeroppervlak

de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), bestemd en gebruikt voor het en detail verkopen en leveren van roerende goederen, welke niet ter plaatse worden geconsumeerd en/of verbruikt;

1.54 ontspanning en vermaak

inrichtingen en voorzieningen gericht op spel, vermaak en ontspanning, zoals een bowlingbaan, creativiteitscentrum, dansschool, bioscoop, casino, speelautomatenhallen en daarmee te vergelijken voorzieningen met inbegrip van horeca en kantoren ten dienste van deze voorzieningen, maar met uitzondering van erotisch gerichte bedrijven en inrichtingen en activiteiten;

1.55 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.56 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.57 peil
  • a. a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: - de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.58 permanente bewoning

bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;

1.59 plaatsgebonden risico

risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof, gevaarlijke afvalstof of bestrijdingsmiddel betrokken is;

1.60 prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.61 risicovolle inrichting
  • a. een inrichting bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
  • b. een AMvB-inrichting waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet milieubeheer afstanden gelden met het oog op de externe veiligheid;
  • c. met uitzondering van gasdrukmeet- en regelstations.
1.62 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte;

1.63 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoning van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.64 standplaats voor ambulante handel

plaats in de openbare ruimte waar handelaren hun waren te koop aanbieden;

1.65 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.66 stedenbouwkundige waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's en de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);

1.67 vloeroppervlakte

de (netto-)vloeroppervlakte van een ruimte, dan wel de som van de vloeroppervlakten van meerdere ruimten gemeten op vloerniveau tussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijk daartoe behorende ruimte(n);

1.68 voorgevel

naar de openbare weg gekeerde zijde van een gebouw;

1.69 voorkeursgrenswaarde

de maximale waarde voor de geluidbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;

1.70 wellness

activiteiten, voorzieningen en producten, die kunnen bijdragen tot verhoging van het lichamelijk en geestelijk welbevinden met uitzondering van erotische dienstverlening;

1.71 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid, zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen;

1.72 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van maximaal vier personen wanneer daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;

1.73 woongebouw

een gebouw met een centrale ingang, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

1.74 woonoppervlakte

de (netto-)oppervlakte van de vertrekken van een woning/wooneenheid, dan wel de som van de vloeroppervlakten van meerdere ruimten gemeten op 1,50 meter boven vloerniveautussen de begrensde opgaande scheidingsconstructie van de afzonderlijke daartoe behorende ruimte(n). Tot de vertrekken behoren huiskamers, eetkamers, slaapkamers, werk-, eet- en woonkeukens, entreeruimtes en sanitaire ruimten, alsmede bergruimtes en meterruimtes, met dien verstande dat aan de woonoppervlakte maximaal 5 m2 van de bergruimte mag worden toegekend en maximaal 1 m2 van de meterruimte;

1.75 zorgwoning

een woonruimte functioneel ingericht op het bieden van zorg, bedoeld voor de huisvesting van hulpbehoevenden op het fysieke, psychische en/of sociale vlak eventueel met extra zorg en/of begeleiding, als dan niet door middel van gemeenschappelijke voorzieningen en kantoor dan wel een woonvorm waar bewoners nagenoeg zelfstandig wonen met (voorzieningen voor) verzorging en begeleiding (ook 24-uurs begeleiding).

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel;

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.3 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens;

2.4 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.6 lessenaarsdak

in afwijking van het bepaalde in 2.2 en 2.5 bij een woning met een lessenaarsdak wordt het hoogste punt van het dak aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte;

2.7 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.9 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, luchtbehandelingsinstallaties, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Gemengd - 2

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren;
  • b. zorgwoningen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - zorgwoningen', met dien verstande dat de woonoppervlakte van een zorgwoning minimaal 30 m2 dient te bedragen;
  • c. uitsluitend wonen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen';
  • d. maatschappelijke voorzieningen: bibliotheken, gezondheidszorg, jeugd-/kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven, zorg en welzijn;
  • e. dienstverlening;
  • f. ambachtelijke werkplaatsen voor zover deze vallen in de categorieën 1 en 2 van de bij deze regels als bijlage 1 gevoegde Staat van bedrijfsactiviteiten of daarmee gelijk te stellen ambachtelijke bedrijven;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1' tevens een horecabedrijf voor zover het een 'horeca van categorie 1'-bedrijf betreft met een maximum brutovloeroppervlakte van 450 m2;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en evenementen', tevens ruimten ten behoeve van culturele functies, waaronder vergaderingen, lezingen en kleinschalige evenementen, die passen bij het monumentale karakter van het klooster, alsmede het aanbieden van ontmoetingsruimten en (flex-)werkplekken tot een maximum van 650 m2;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'monument' voor het behoud van een monument;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras;
  • k. wonen alsmede de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten met dien verstande dat de woonoppervlakte van een woning/wooneenheid minimaal 60 m2 dient te bedragen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, (onder)doorgangen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, alsmede groen en water;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut en ten behoeve van de afvalinzameling, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten en parkeervoorzieningen.
3.2.2 Hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'monument' geldt met betrekking tot het (ver- en her) bouwen van hoofdgebouwen en bouwwerken dat de, op het tijdstip van het in ontwerp ter visie leggen van dit plan, bestaande maatvoering niet mag worden gewijzigd, tenzij burgemeester en wethouders ingevolge het bepaalde in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en/of de Erfgoedverordening een vergunning tot wijziging, afbraak of verwijdering hebben verleend;
  • c. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het bebouwingspercentage per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%, tenzij op de verbeelding anders is aangegeven;
  • d. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
  • e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag, onverminderd het bepaalde in b. ten aanzien van monumenten, ten hoogste bedragen de op verbeelding aangegeven bouwhoogte;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 5 m bedragen.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen over, van, voor de situering en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, als over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, om te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m; met dien verstande dat:
  • c. geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 3.2.2 ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Hoogte

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 onder a.3 voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarbij de maximale bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Uitoefening aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in een woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden aangewend voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;
  • c. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
  • e. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
3.5.2 Smart- en growshops, groothandel in smart- en growproducten en belwinkels

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel.

3.5.3 Erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting

Het is niet toegestaan de gronden en opstallen te gebruiken als erotisch gericht bedrijf c.q. inrichting.

3.5.4 Woning / wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning te gebruiken in strijd met het begrip woning/wooneenheid.

3.5.5 Zorgwoning

Het is niet toegestaan een zorgwoning te gebruiken in strijd met het begrip zorgwoning.

3.5.6 Parkeren

Voor wat betreft het gebruik van de bestaande opstallen en de wijziging van andere, binnen de bestemming Gemengd - 2 toegestane functies, gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze geldt op het moment dat de functieverandering plaatsvindt.

3.5.7 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig artikel 3.1 zonder de aanleg en de duurzame instandhouding van de groene begrenzing, zoals vastgelegd in de visiekaart in bijlage 2.

3.6 Afwijking van de gebruiksregels
3.6.1 Cultuur en evenementen

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de aanduidingen 'horeca van

categorie 1' en de aanduiding 'cultuur en evenementen' met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het verruimen van de aanduiding 'cultuur en evenementen' tot een oppervlakte van 1000 m2, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de aanduiding 'horeca van categorie 1' vervalt;
  • b. de functionaliteit van de aanduiding 'cultuur en evenementen' niet wordt verruimd;
  • c. er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm, zoals deze is opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze geldt op het moment dat de functieverandering naar wonen plaatsvindt.

3.6.2 Bijzondere woonvormen

Burgemeester en wethouders kunnen voor wat betreft de woonfunctie met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.4 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.
3.6.3 Zorgwoning

Burgemeester en wethouder kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.5 ten behoeve van wonen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het woonoppervlak van de woning dient minimaal 40 m2 te bedragen;
  • b. er wordt geen onevenredig afbreuk gedaan aan de monumentale waarde van het pand:
  • c. er wordt geen afbreuk gedaan aan het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving:
  • d. er voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein kunnen worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm, zoals deze is opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze geldt op het moment dat de functieverandering naar wonen plaatsvindt.
3.6.4 Afwijken van parkeernormering

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.6 mits:

  • a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
  • b. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    of:
  • c. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. beplantingen;
  • b. bermen;
  • c. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwwerken' speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband alsmede voorzieningen ten behoeve van algemeen nut, zoals kunstobjecten en transformatorhuisjes;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'pergola' een pergola;
  • e. verhardingen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen en straatmeubilair;
  • f. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers.
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'monument' tevens voor het behoud van het monument.
  • h. behoud, herstel en/of de duurzame ontwikkeling van vijver, watergangen en -partijen, bomenlanen, klein religieus erfgoed en het besloten karakter van de kloostertuin.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen, waar toegestaan, uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
  • b. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband, en gebouwen van algemeen nut gelden de volgende regels:
  • a. de inhoud van het op te richten bouwwerk mag maximaal 50 m3 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een bouwwerk mag ten hoogste 3 m bedragen.
4.2.3 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van het op te richten gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
4.2.4 Bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. loofgang/berceau 4 m;
    • 3. pergola 10 m;
    • 4. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m;
    • 5. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, 3 m.

Artikel 5 Maatschappelijk

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. jeugd- / kinderopvang, onderwijs, openbare dienstverlening, verenigingsleven,
    zorg en welzijn;
  • b. culturele voorzieningen;
  • c. bijbehorende voorzieningen zoals ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, kunstobjecten, groen en water;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'monument' voor het behoud van een monument;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'speelterrein' een speelterrein.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. parkeerplaatsen.
5.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag, onverminderd het bepaalde ten hoogste bedragen de bouwhoogte zoals aangegeven op de verbeelding.
5.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut
  • a. Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:
    • 1. de inhoud van het op te richten bouwwerk mag maximaal 50 m3 bedragen;
    • 2. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw, mag ten hoogste 3 m bedragen.
5.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels.

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m;
    • 3. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

5.2.5 Parkeren

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze van kracht is op het moment dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend met dien verstande dat het parkeren mag plaatsvinden in de openbare ruimte mits aangetoond is da de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.5 mits:

  • a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
  • b. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
    of:
  • c. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.

Artikel 6 Tuin

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (voor)tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  • b. kleinschalige evenementen voor zover passend bij het monumentale karakter, met dien verstande dat:
    • 1. per kalenderjaar niet meer dan 12 evenementen mogen plaatsvinden met een maximale duur van 2 dagen per evenement, inclusief opbouwen en afbreken van de voorzieningen ten behoeve van het evenement.
    • 2. voordat een evenement gehouden kan worden, aan de volgende bepalingen voldaan dient te worden:
      • alvorens het evenement begint, dient aangetoond te worden, dat het langtijdgemiddelde niet meer bedraagt dan:

- 75 dB(A) in de dagperiode (07.00 uur en 19.00 uur)

- 55 dB(A) in de avondperiode (19.00 uur en 23.00 uur)

(in de nachtperiode zijn evenementen niet toegestaan).

      • indien blijkt dat niet voldaan kan worden aan voorwaarde I dan bestaat de mogelijkheid tot het treffen van additionele voorzieningen zodat wel voldaan wordt aan het bepaalde in voorwaarde I. Als het evenement geëxploiteerd kan worden, dient aan het bevoegd gezag een rapportage te worden overlegd, waaruit blijft welke additionele voorzieningen getroffen dienen te worden zodat aan de grenswaarden uit I voldaan wordt. Het evenement mag pas na goedkeuring van het bevoegd gezag plaatsvinden;
      • de berekening en/of bepaling van het genoemde geluidniveaus dient te geschieden conform het gestelde in de Handleiding meten en rekenen industrielawaai van april 1999;
  • c. beperkte voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verhardingen, voetpaden, straatmeubilair en kunstobjecten;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'tuin - moestuin' een moestuin;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'monument' tevens voor het behoud van het monument;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'terras' een terras;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'pergola' een pergola;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bomenlaan' behoud, herstel en duurzame instandhouding van een bomenlaan;
  • i. watergangen en andere waterpartijen en daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  • j. behoud, herstel en/of de duurzame ontwikkeling van vijver, watergangen en -partijen, klein religieus erfgoed en het besloten karakter van de kloostertuin.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • a. Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2.2 Overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van overkappingen, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;
    • 3. loofgang/ berceau 4 m;
    • 4. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m;
    • 5. pergola 10 m.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. toegangswegen met ten hoogste 2 keer 1 doorgaande rijstrook;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. evenementen;
  • e. standplaatsen voor ambulante handel;
  • f. terrassen;
  • g. speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
  • h. beplantingen;
  • i. bermen;
  • j. watergangen en andere waterpartijen met de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers en daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • k. civieltechnische kunstwerken, zoals een brug of daarmee vergelijkbare voorzieningen;
  • l. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals groen-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder straatmeubilair, abri's, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
  • m. kunstwerken en kunstobjecten;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'monument' tevens voor het behoud van het monument;
  • o. ter plaatse van de aanduiding 'pergola' een pergola.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

  • a. bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en sportvoorzieningen en daarmee vergelijkbare voorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband;
  • b. bouwwerken ten behoeve van algemeen nut;
  • c. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van speel-, spel- en daarmee vergelijkbare sportvoorzieningen, niet zijnde sportvoorzieningen in clubverband gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van het op te richten bouwwerk mag niet meer bedragen dan 50 m3;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste 3 m bedragen.
7.2.3 Bouwwerken ten behoeve van algemeen nut

Voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut gelden de volgende regels:

  • a. de inhoud van een gebouw mag maximaal 50 m3 bedragen;
  • b. de hoogte van een bouwwerk, niet zijnde een gebouw mag ten hoogste 6 m bedragen.
7.2.4 Andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m
    • 3. pergola 6 m;
    • 4. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

Artikel 8 Wonen - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' uitsluitend gestapelde woningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'pergola' uitsluitend een pergola;
  • d. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • e. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
  • f. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. er plaatse van de aanduiding 'monument' tevens voor het behoud van het monument.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. parkeerplaatsen c.q. parkeervoorzieningen.
8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat op de verbeelding is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen:
  • d. de woonvlakte van een woning/wooneenheid dient minimaal 60 m2 te bedragen.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
  • b. op de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak mag het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken ten hoogste 50% van deze gronden bedragen, met een maximum van:
    • 1. bij bouwpercelen kleiner dan 200 m2 : 30 m2;
    • 2. bij bouwpercelen van 200 m2 tot 500 m2 : 45 m2;
    • 3. bij bouwpercelen van 500 m2 tot 1.000 m2 : 60 m2;

met dien verstande dat:

  • c. bijbehorende bouwwerken dienen op een afstand van ten minste 1 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  • d. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1 m te bedragen;
  • e. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;
  • f. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt en hoogste 5 m.
8.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. pergola 10 m;
    • 3. overige andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
8.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze van kracht is op het moment dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

8.3 Nadere eisen
8.3.1 Situering en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen over, van, voor de situering en de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, om te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
8.4 Afwijken van de bouwregels
8.4.1 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.5 mits of onder voorwaarden dat:

  • a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
  • b. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  • c. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
8.4.2 Omvang van de hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.2 onder a en 8.2.3 onder b:

  • a. teneinde de maximumdiepte van hoofdgebouwen te verruimen met ten hoogste 2 m;
  • b. teneinde de maximum gezamenlijk te bebouwen oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken op gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak te verhogen met ten hoogste 10 m2;
  • c. teneinde de maximum bouwhoogte te verruimen tot ten hoogste 11 meter;

met dien verstande dat:

  • d. het bebouwingspercentage van 50% van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet wordt overschreden;
  • e. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
  • f. daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
8.5 Specifieke gebruiksregels
8.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² vloeroppervlak van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;
  • c. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
  • e. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
8.5.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

8.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij het mantelzorg betreft.

8.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

8.5.5 Voorwaardelijke verplichting

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt gerekend het in gebruik laten nemen van gebouwen overeenkomstig artikel 8.1 zonder de aanleg en de duurzame instandhouding van de groene begrenzing, zoals vastgelegd in de visiekaart in bijlage 2.

8.6 Afwijken van de gebruiksregels
8.6.1 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.5.2ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

Artikel 9 Wonen - 4

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gestapelde woningen;
  • b. gebouwde en ongebouwde parkeervoorzieningen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
  • d. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - gymzaal' een gymzaal.
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'monument' tevens voor het behoud van het monument.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. bijbehorende bouwwerken;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
  • d. parkeerplaatsen.
9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat op de verbeelding is aangegeven.
  • c. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen de op de verbeelding aangegeven hoogte;
  • d. de woonoppervlakte van een woning/ wooneenheid dient minimaal 60 m2 te bedragen;
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak en buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan, tenzij anders is aangegeven;
  • b. de goot- en/ of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
    • 1. goothoogte 3 m;
    • 2. bouwhoogte 5 m tenzij anders is aangegeven.
9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
9.2.5 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze van kracht is op het moment dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

9.3 Nadere eisen
9.3.1 Situering en goot- en bouwhoogte bijbehorende bouwwerken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering en de goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, indien over een lengte van meer dan 2,5 m in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, teneinde te waarborgen dat de op te richten bebouwing geen onnodig nadelige veranderingen teweegbrengt in de bezonningssituatie op de aangrenzende erven of tuinen met dien verstande dat:

  • a. daardoor de gebruikswaarde van de gronden buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. de goot- of bouwhoogte van (delen van) gebouwen niet wordt teruggebracht tot minder dan 2,5 m.
9.4 Afwijken van de bouwregels
9.4.1 Parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.2.5 mits en onder voorwaarden dat:

  • a. de parkeerdruk in het openbaar gebied niet onevenredig toeneemt;
  • b. het voldoen aan de normen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;

of

  • c. op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
9.5 Specifieke gebruiksregels
9.5.1 Aan-huis-gebonden-beroep en kleinschalige beroeps- en bedrijfsactiviteiten:

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning mag worden aangewend voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;
  • c. de aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/ of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
  • e. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
9.5.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

9.5.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

9.5.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan om de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels
9.6.1 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.5.2ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

Artikel 10 Wonen - 5

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 5' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde, geschakelde en gestapelde woningen uitsluitend geclusterd in maximaal drie losse woongebouwen in een groene omgeving;
  • b. een berging ten behoeve van de opslag van materialen en de stalling van fietsen;
  • c. voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling;
  • d. aan-huis-gebonden-beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. beplanting.
  • f. watergangen en andere waterpartijen en de daarbij behorende voorzieningen zoals bruggen en duikers;
  • g. voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, water-, nuts- en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder voet- en fietspaden, parkeervoorzieningen, ontsluitingswegen, straatmeubilair, kunstobjecten en transformatorhuisjes.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd c.q. gerealiseerd:

  • a. woningen in clusters binnen een woongebouw;
  • b. een berging;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. parkeerplaatsen.
10.2.2 Woningen in woongebouwen

Voor het bouwen van woningen in woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het aantal woningen dat op de verbeelding is aangegeven;
  • b. De woningen mogen uitsluitend worden opgericht binnen de drie binnen het bestemmingsvlak te ontwikkelen woongebouwen;
  • c. Een woongebouw heeft een oppervlakte van maximaal 350 m2;
  • d. Met inachtneming van het onder a. bepaalde mogen per woonblok niet meer dan zes woningen worden gerealiseerd;
  • e. De bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • f. De woongebouwen worden gelijkmatig verspreid binnen het bestemmingsvlak gerealiseerd, waarbij de afstand tussen twee woongebouwen minimaal 10 m bedraagt;
  • g. Bij de positiebepaling van de woongebouwen worden samenhang in ontwerp, ruimtelijke uitstraling, alsmede het waarborgen van het groene karakter van het gebied meegewogen;
  • h. Het totale bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het op de verbeelding aangegeven percentage;
  • i. de woonoppervlakte van woning/ wooneenheid in een woonblok dient minimaal 60 m2 te bedragen.
10.2.3 Berging

Voor het bouwen van een berging gelden de volgende regels:

  • a. Er mag slechts 1 berging worden gebouwd;
  • b. De berging heeft een maximum oppervlakte van 50 m2;
  • c. De bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
10.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend binnen het woongebouw toegestaan;
  • b. het gezamenlijk te bebouwen oppervlak aan bijbehorende bouwwerken mag per woning maximaal 25 m2 bedragen;
  • c. de goot- en/ of bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk mag ten hoogste bedragen:
    • 1. goothoogte 3 m;
    • 2. bouwhoogte 5 m.
10.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    • 1. erfafscheidingen 1 m;
    • 2. vlaggenmasten/ lichtmasten 6 m;
    • 3. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
10.2.6 Parkeerplaatsen

Voor wat betreft het parkeren gelden de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in de Nota parkeernormen, zoals deze van kracht is op het moment dat een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend.

10.2.7 Voorwaardelijke verplichting ten aanzien van huidig gebruik als parkeervoorziening

Het verwijderen van de bestaande parkeergelegenheid ten behoeve van de werknemers van het Stadskantoor/ Huis van Roosendaal mag met het oog op het realiseren van de bestemming Wonen - 5 pas plaatsvinden op het moment dat voor de huidige functie als parkeerterrein voor het werknemers van het Stadskantoor/ Huis van Roosendaal een duurzaam alternatief in gebruik is genomen.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken;
  • c. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;
  • d. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;
  • e. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.
10.3.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

10.3.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte, tenzij het mantelzorg betreft.

10.4 Afwijken van de gebruiksregels
10.4.1 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.3.2ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;
  • b. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heeft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;
  • c. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;
  • d. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

Artikel 11 Waarde - Cultuurhistorie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud en duurzame ontwikkeling van de aanwezige cultuurhistorische waarden en monumenten, die zijn beschreven in de bij deze regels gevoegde behorendbijlagen 4 (Complexomschrijving RCE 517244) en 5 (tuin-historisch onderzoek d.d. 15 april 2020) behorende bij de dubbelbestemming behorend bij dubbelbestemming 'Waarde-Cultuurhistorie', maar die voor de tuin minimaal bestaan uit de volgende waarden:

  • a. de typologie met de opzet waarin drie functies zijn verenigd (recreatie en contemplatie, recreatie en sport, landbouw);
  • b. de kenmerkende indeling van de tuin in te onderscheiden delen;
    • 1. de besloten, contemplatieve tuin met centraal daarin 'een rond-point' met acht straalsgewijs lopende lanen, deels omzoomd met kastanjes en met vakken omzoomd door taxus;
    • 2. het gazon (voormalig sportveld) begrenst door beukenhagen, een Lindenlaan in het noorden, de tuinmuur in het zuiden en de dubbelzijdige met paardenkastanjes beplante laan in het oosten;
    • 3. het grote, open vak en de voormalige begraafplaats.
  • c. de vijver, zoals nu aanwezig of een watergang daaraan gelijk in de nabijheid van de huidige watergang;
  • d. de bestaande kenmerkende bomenstructuren;
  • e. de hoofdas tussen Mariakapel en het beeld van Jozef;
  • f. de secundaire as met zicht op het beeld van Franciscus;
  • g. het aanwezige, klein religieus erfgoed.
11.2 Bouwregels

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:

  • a. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' samenvallende bestemming;
  • b. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.
  • c. samenvoeging van hoofdgebouwen is toegestaan met dien verstande dat de afzonderlijke panden zowel in bouwkundige hoofdstructuur als in architectonische verschijningsvorm individueel herkenbaar blijven.
11.3 Afwijken bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 11.2 voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van de gebouwen, gelet op:
    • 1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
    • 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
    • 3. gevelindeling naar ramen, deuren en erkers.
  • b. Voordat burgemeester en wethouders afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 11.2 voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, zal eerst een schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijk Kwaliteit worden gevraagd waaruit blijkt in hoeverre afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden;
  • c. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen uit het oogpunt van de cultuurhistorische waarden voorwaarden worden verbonden.
11.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken
11.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) een gebouw of bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

11.4.2 Uitzondering

Het in lid 8.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
11.4.3 Toetsingscriteria en voorwaarden

De in lid 8.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend als:

  • a. bij de sloop van het gehele gebouw of bouwwerk de sloop gepaard gaat met de herbouw van een vergelijkbaar gebouw of bouwwerk, gelet op:
    • 1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
    • 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
    • 3. gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers.
  • b. bij sloop van een gedeelte van een gebouw of bouwwerk welke op zichzelf beschermingswaardig is, de sloop gepaard gaat met de herbouw van een vergelijkbaar gebouw of bouwwerk, gelet op:
    • 1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;
    • 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;
    • 3. gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers.
  • c. bij sloop van een gedeelte van het gebouw of bouwwerk welke op zichzelf niet beschermingswaardig is, de bescherming van het resterende gedeelte van het gebouw of bouwwerk gewaarborgd is;
  • d. bij sloop van een gebouw, welke op zichzelf niet beschermingswaardig is, de bescherming van het monumentale waarde van het geheel gewaarborgd is;
  • e. voordat burgemeester en wethouders vergunning verlenen voor het afwijken van het onder a. en b. bepaalde zal eerst een schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijk Kwaliteit worden gevraagd waaruit blijkt in hoeverre afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden wanneer afgeweken wordt van de voorwaarden onder 1, 2 en 3.
11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde
  • a. Op of in de in 11.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
    • 3. het planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen;
    • 4. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
    • 5. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 6. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen en moet worden geweigerd:
    • 1. indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
    • 2. indien burgemeester en wethouders, op basis van een schriftelijk advies van de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit, hebben bepaald dat afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.
  • c. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:
    • 1. werken of werkzaamheden, behorend bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
    • 2. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 3. werken of werkzaamheden die, gelet op de bestemmingsomschrijving, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afstanden en andere maten
13.1.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

13.1.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en / of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

13.1.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in 13.1.1 en 13.1.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevellijn mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, trappen- c.q. lifthuizen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende balkons mits de overschrijding niet meer dan 2,0 m bedraagt.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

14.1 Gebruik van gronden en bouwwerken
14.1.1 Strijdigheid artikelen

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 Geluidzone - industrie
15.1.1 Omschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte in verband met de nabijheid van een inrichting als bedoeld in artikel 53 van de Wet geluidhinder.

15.1.2 Bouwregels

Binnen de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'Geluidzone - industrie' is de bouw en het gebruik van nieuwe geluidgevoelige functies niet toegestaan, tenzij middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de geluidbelasting vanwege het industrielawaai op de gevels van de gebouwen met de nieuwe geluidgevoelige functies niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of de maximaal te verlenen hogere grenswaarde.

15.1.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in die zin, dat de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' opgeheven of veranderd wordt als de bron van de geluidzone is opgehouden te bestaan danwel het gebied voor geluidshinderlijke bedrijven is aangepast.

Artikel 16 Algemene afwijkingsregels

16.1 Afwijking bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, met een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:

  • a. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
  • b. van de in de artikelen 3 tot en met 14 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  • c. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisj, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 m zal bedragen.

Artikel 17 Algemene wijzigingsregels

17.1 Algemene wijzigingsbevoegdheid ten behoeve van overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

17.2 Belangenprocedure bij de algemene wijzigingsregels

Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid, zoals deze onderdeel uitmaakt van dit plan, dienen de procedureregels zoals opgenomen in Artikel 18 in acht te worden genomen.

Artikel 18 Algemene procedureregels

18.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

18.2 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging als bedoeld in artikel 18.1 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

18.2.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging of uitwerking als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

18.2.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders maken de nederlegging tevoren op de gebruikelijke wijze bekend.

18.2.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 19 Overgangsregels

19.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
19.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van 19.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 19.1 met maximaal 10%.

19.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 19.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

19.5 Strijdig gebruik

veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

19.6 Verboden gebruik

Als het gebruik, bedoeld in 19.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

19.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 19.4 is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

19.8 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen, kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 20 Slotregels

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Groot Mariadal' van de gemeente Roosendaal.


Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van


De griffier, De voorzitter,