Gemeente Roosendaal

Planteksten

Op deze pagina vindt u de planteksten behorende bij het plan westelstr54.

regels


 

 

 

locatie Westelaarsestraat 54

Inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 1 inleidende regels

Artikel 1 begrippen

Artikel 2 wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

Artikel 4 Wonen - 2

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

 

Hoofdstuk 3 algemene regels

Artikel 6 anti-dubbeltelregel

Artikel 7 algemene bouwregels

Artikel 8 algemene gebruiksregels

Artikel 9 algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene procedureregels

 

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

Artikel 12 Slotregel 26

 

Hoofdstuk 1 inleidende regels

 

Artikel 1 begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

 

 

1.1 het plan

het bestemmingsplan ''Locatie Westelaarsestraat 54'' van de gemeente Roosendaal.

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het bestand NL.IMRO.1674.2077westelstr54-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen.

 

1.3 aan huis gebonden beroep

de uitoefening van een (vrij) beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, paramedisch, kunstzinnig ontwerp-technisch, consumentenverzorgend of hiermee gelijk te stellen terrein, met behoud van de woonfunctie en de ruimtelijke uitstraling die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.4 aan huis gebonden bedrijfsmatige activiteiten

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten dan wel het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en/of daar bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

 

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.6 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.7 afhankelijke woonruimte (met betrekking tot mantelzorg)

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.

 

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.9 bebouwingspercentage

het percentage van een bouwperceel of gedeelte daarvan, dat ten hoogste mag worden bebouwd.

 

1.10 bestaande situatie (bebouwing en gebruik)

bouwwerken, zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel mogen worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde vergunning.

Het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft gekregen.

 

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.13 bijbehorende bouwwerken

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

1.14 bijzondere woonvormen

met het wonen enigszins vergelijkbare huisvesting, zoals al dan niet zelfstandige woonruimten voor andere groepen dan een gezin of daarmee vergelijkbare vorm van een vast samenlevingsverband, zoals gezinsvervangende woningen, aanleunwoningen en woonverblijven die mede afhankelijk zijn van binnen het complex aangeboden voorzieningen, waaronder in ieder geval een hospice wordt verstaan, alsmede bejaardentehuizen en verzorgingstehuizen.

 

1.15 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.17 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd.

 

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.19 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.20 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen, die goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid om ter plaatse te consumeren.

 

1.22 dove gevel

een gevel zonder te openen delen met uitzondering van die delen van de gevel die niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

 

1.23 gebouw

een bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.24 gevel

de zijde van een gebouw.

 

1.25 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

1.26 maaiveld

de bovenkant van een terrein dat een bouwwerk omgeeft.

 

1.27 mantelzorg

het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

1.28 peil

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het Normaal Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).

 

1.29 ruimtelijke kwaliteit

de kwaliteit van de ruimte zoals bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van de ruimte.

 

1.30 stedenbouwkundig beeld

het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's bepaald beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

1.31 stedenbouwkundige waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa's en de ter plaatse door de infrastructuur, natuurlijke waarde en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n).

 

1.32 voorgevel

de naar de openbare weg gekeerde zijde van een gebouw.

 

1.33 voorgevelrooilijn

een naar de (openbare) weg aangegeven gekeerde lijn (bouwgrens), die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.

 

1.34 wonen

het gehuisvest zijn in een woning/wooneenheid zoals omschreven in onderhavige begripsbepalingen.

 

1.35 woning/wooneenheid

een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van een afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm, en/of voor de huisvesting van maximaal drie personen naast de huishouding of voor de huisvesting van vier personen wanneer daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

 

1.36 woongebouw

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouw kan worden.

  

Artikel 2 wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 de afstand tot (zijdelingse) perceelsgrens

de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) perceelscheiding van het bouwperceel.

 

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil (of indien van toepassing vanaf bovenkant spoorstaaf) tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.3 de breedte van bouwpercelen

tussen de zijdelingse perceelgrenzen van het bouwperceel in de naar de zijde van de weg gekeerde bestemmingsgrens.

 

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. druiplijn, het boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.5 de inhoud van een bouwwerk

Tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd.

 

2.7 toepassing van maten

de in deze regels omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, afvoerpijpen van hemelwater, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke naar aard en omvang ondergeschikte bouwonderdelen.

 

 

 

Hoofdstuk 2 bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. grondgebonden agrarische bedrijven;

  2. waterhuishoudkundige doeleinden;

  3. doeleinden van openbaar nut;

  4. recreatief medegebruik;

  5. een en ander met bijbehorende voorzieningen.

 

3.2 bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de bepalingen voor bebouwing buiten bouwvlak.

 

3.2.2 Bebouwing buiten bouwvlak

Op de gronden buiten het agrarisch bouwvlak mogen (voor zover niet anders aangeduid) uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van het agrarisch grondgebruik, met inbegrip van (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen, worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2,5 m, met dien verstande dat:

  1. de hoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;

  2. het oprichten van sleufsilo's niet is toegestaan;

  3. Ten behoeve van het recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels en dergelijke met een maximale hoogte van 2 m.

 

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

3.3.1 Verbodsregel

Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  1. het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m²;

  2. het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies.

 

3.3.2 Uitzondering

Het onder 3.3.1 bepaalde geldt niet voor de werken of werkzaamheden:

  1. welke plaatshebben op een agrarisch bouwvlak;

  2. waarvoor het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning is verleend;

  3. die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;

  4. die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen.

 

3.3.3 Toelaatbaarheid

De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien:

  1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast;

  2. de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik.

 

Artikel 4 Wonen - 2

 

 

4.1 bestemmingsomschrijving

De voor ''Wonen - 2'' aangewezen gronden zijn bestemd voor twee-aaneengebouwde, geschakelde en vrijstaande woningen.

 

 

4.2 bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. hoofdgebouwen;

  2. bijbehorende bouwwerken;

  3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

a. hoofdgebouwen zijn uitsluitend binnen het bestemmingsvlak toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' geen gebouwen zijn toegestaan;

b. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

c. voor herbouw van bestaande woningen gelden de volgende voorwaarden:

1. de herbouw vindt grotendeels plaats op de (voor zover aanwezig) bestaande fundamenten van de woning;

2. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;

3. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en);

d. de inhoud van de woning Westelaarsestraat 54 mag ten hoogste 750 m³ mag bedragen;

e. de inhoud van de twee woningen gelegen aan de westzijde van de woning aan de Westelaarsestraat 54 mag ten hoogste 1.000 m³ per woning bedragen;

f. ter plaatse van de figuur 'gevellijn' zijn alleen dove gevels toegestaan;

g. de goot- en/of bouwhoogte van hoofdgebouwen mag ten hoogste bedragen:

1. goothoogte: 6 m;

2. bouwhoogte: 10 m;

h. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen dient ten minste 3 m te bedragen, met dien verstande dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens grenzend aan de woning Plantagebaan 109 ten minste 6 meter bedraagt;

i. de inhoud van een bouwwerk wordt gemeten vanaf bovenkant begane grondvloer.

 

4.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. bijbehorende bouwwerken, met uitzondering van erkers die tot ten hoogste 1.50 m uit de zijgevel springen, dienen op een afstand van ten minste 3 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw (en het verlengde daarvan) te worden gebouwd;

  2. indien de bijbehorende bouwwerken niet in de perceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand tot de perceelsgrens ten minste 1 m te bedragen;

  3. de oppervlakte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 100 m² met dien verstande dat de oppervlakte voor het perceel Westelaarsestraat 54 maximaal 150 m² mag bedragen;

  4. de goot- en/of bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste bedragen:

  1. goothoogte: 3 m;

2. bouwhoogte: 6 m.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:

1. erfafscheidingen: 2 m; voor de voorgevelrooilijn: 1 m;

2. andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 m.

 

 

4.3 afwijken van de bouwregels

 

4.3.1 Herbouw

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 3.2.2 onder c. teneinde de voorgevel te kunnen plaatsen buiten de (voormalige) voorgevelrooilijn, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;

  2. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;

  3. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

  4. de nieuwe situering van de woning leidt niet tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende bedrijven, voortvloeiende uit milieuregelgeving;

  5. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;

  6. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast;

  7. dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

 

4.3.2 Afstand bebouwing tot zijdelingse perceelsgrens

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.2.2 onder h. voor het oprichten van bebouwing op minder dan 3 m van de zijdelingse perceelsgrens mits dit uit stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig oogpunt aanvaardbaar is te achten.

 

 

4.4 specifieke gebruiksregels

 

4.4.1 Aan-huis-gebonden beroeps of bedrijfsmatige activiteiten

Gebruik van ruimten in de woning ten behoeve van de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  1. de woning inclusief bijbehorende bouwwerken, die voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten nodig is, behoudt in overwegende mate de woonfunctie, met dien verstande dat maximaal 40% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw en maximaal 50 m² van de bijbehorende bouwwerken mag worden aangewend voor de uitoefening van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;

  2. het gebruik ten behoeve van aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten levert geen hinder voor het woonmilieu op en doet geen afbreuk aan het woonkarakter van de buurt, waarbij in ieder geval geen gebruik mag plaatsvinden dat nadelige gevolgen voor het milieu kan veroorzaken en als zodanig is opgenomen in Bijlage 1, behorende bij het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, zoals dit van kracht is op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van dit bestemmingsplan;

  3. de aan-huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten hebben geen publieksgericht karakter;

  4. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de afwikkeling van het verkeer en/of leidt niet tot een onaanvaardbare parkeerdruk;

  5. detailhandel is niet toegestaan met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit bij de uitoefening van aan huis-gebonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten.

 

4.4.2 Bijzondere woonvorm

Het is niet toegestaan om gebouwen en andere bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken voor bijzondere woonvormen.

 

4.4.3 Bijbehorende bouwwerken als zelfstandige woning en afhankelijke woonruimte

Het is niet toegestaan de (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken te gebruiken als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte.

 

4.4.4 Woning/wooneenheid

Het is niet toegestaan de woning/wooneenheid te gebruiken op een wijze die strijdig is met de in artikel 1 opgenomen omschrijving.

 

 

4.5 afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Bijzondere woonvorm

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 ten behoeve van bijzondere woonvormen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  1. er dient sprake te zijn van een woonvorm die verwantschap heeft met bewoning door een gezin of een vorm van een vast samenlevingsverband, met dien verstande dat de samenstelling van personen mag wisselen;

  2. bedoeld gebruik mag geen onevenredige hinder voor het woon- en leefmilieu opleveren en geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt, waarbij aangetoond dient te worden dat de betreffende woonvorm geen beperking tot gevolg heft voor het woongenot van aangrenzende woonpercelen;

  3. er dient te worden voorzien in een adequate ontsluiting en afwikkeling van autoverkeer en toereikende parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers;

  4. vast dient te staan dat het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden.

 

4.5.2 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen, voor wat betreft de woonfunctie, met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.3 voor het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte, mits:

  1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;

  2. de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²;

  3. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;

  4. een en ander met dien verstande dat mantelzorg alleen mag plaatsvinden zolang er sprake is van een aantoonbare behoefte daaraan.

 

4.5.3 Woning/wooneenheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in 4.4.4 voor het gebruik van een woning in strijd met het begrip woning/wooneenheid ten behoeve van de huisvesting buiten het verband van een huishouding tot maximaal 10 personen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. de woning/wooneenheid is groter dan 200 m²;

  2. er kunnen voor het in het kader van de ontheffing extra aantal te huisvesten personen voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; daarbij geldt een parkeernorm van een parkeerplaats op eigen terrein per 2 personen;

  3. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan:

1. het algemeen belang dat gediend is met handhaving van de woonregelgeving;

2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de afwikkeling van het verkeer en/of niet leidt tot een onaanvaardbare parkeerdruk.

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 1

 

5.1 bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van hoge archeologische waarden.

 

5.2 bouwregels

 

5.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken, met een grotere oppervlakte dan 500 m2 en een grotere diepte dan 0,5 meter beneden maaiveld, waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, geldt dat deze uitsluitend mogen worden gebouwd nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld. Indien archeologische waarden worden aangetroffen, dient een advies te worden ingewonnen ten aanzien van de voorgenomen werken bij een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

5.2.2 Omgevingsvergunning voor bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1 mits aan één van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  1. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat er geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

  2. op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad;

  3. er worden technische maatregelen getroffen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

  4. er wordt archeologisch onderzoek door middel van opgraving uitgevoerd;

  5. de bouw van het bouwwerk wordt begeleid door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.

 

5.2.3 Voorwaarden voor afwijking

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om aan de in 5.3.1 genoemde vergunning voorwaarden te verbinden wordt een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg om advies gevraagd.

 

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.3.1 Verbod

Het is op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 1' verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het verlagen, afgraven of egaliseren van de bodem;

  2. het graven, verbreden en verdiepen van sloten, vijvers en andere wateren;

  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;

  4. het omzetten van gras- of akkerland in een teelt waarbij grond wordt afgevoerd, waartoe gerekend wordt boomteelt en graszodenteelt;

  5. het uitvoeren van grondwerkzaamheden, waartoe ook gerekend wordt diepwoelen, mengen van grond, diepploegen en ontginnen, dieper dan 0,5 m.;

  6. het aanbrengen van ondergrondse transportleidingen en de daarmee verband houdende constructies;

  7. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand;

 

5.3.2 Uitgezonderde werkzaamheden

Het in 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden die:

  1. het normale onderhoud en beheer betreffen, of:

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, of:

  3. tot een oppervlakte kleiner dan 500 m2 en/of een diepte minder dan 0,5 m. beneden maaiveld, of:

  4. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

 

5.3.3 Toelaatbaarheid

De werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar indien en voorzover door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de archeologische waarden ontstaat of kan ontstaan.

 

5.3.4 Opgraving

Indien het om zwaarwegende redenen niet mogelijk is de archeologische waarden geheel of gedeeltelijk te behouden, wordt aan de omgevingsvergunning de regel verbonden dat voorafgaand aan het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden een archeologische opgraving zal plaatsvinden.

 

5.3.5 Advies

Alvorens een omgevingsvergunning als bedoeld in 5.3.1 wordt verleend, wordt archeologisch advies ingewonnen bij een archeologische deskundige.

 

5.4 wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1' van de verbeelding te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Hoofdstuk 3 algemene regels

 

 

 

 

 

Artikel 6 anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 7 algemene bouwregels

 

 

 

7.1 Maximaal toelaatbaar

Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

7.2 Minimaal toelaatbaar

In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de wetgeving, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

7.3 Heroprichting

In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in 6.1 en 6.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats. Een gewijzigde situering is mogelijk mits stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar.

 

7.4 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevelrooilijn mogen/mag tot niet meer dan 2.50 m worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, trappen- c.q. lifthuizen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen en veranda's.

 

 

Artikel 8 algemene gebruiksregels

 

 

 

8.1 Gebruik van gronden en bouwwerken

 

8.1.1 Strijdigheid artikelen

 

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 en 4 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

 

Artikel 9 algemene afwijkingsregels

 

 

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de aanwezige waarden, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, afwijken van het in dit plan bepaalde:

a. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;

b. van de in de artikelen 3 tot en met 5 genoemde maten respectievelijk percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% met uitzondering van maten zoals genoemd in artikel 4.2.2 onder d., artikel 4.2.2. onder e en artikel 4.2.3 onder c;

c. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 m zal bedragen;

 

 

 

Artikel 10 Algemene procedureregels

 

 

 

10.1 Procedure wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen voornemens zijn gebruik te maken van de wijzigingsbevoegdheid voor zover naar dit artikel wordt verwezen.

 

 

10.2 Procedureregels

Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn gebruik te maken van een wijziging of uitwerking als bedoeld in artikel 10.110.1 gelden hiervoor de volgende procedureregels.

 

10.2.1 Termijn en terinzagelegging

Het ontwerpbesluit, houdende een wijziging of uitwerking als bedoeld in bovenstaande artikelen, ligt gedurende zes weken bij de gebruikelijke gemeentelijke informatiepunten voor belanghebbenden ter inzage.

 

10.2.2 Wijze bekendmaking

Burgemeester en wethouders maken de terinzagelegging van tevoren op de gebruikelijke wijze bekend.

 

10.2.3 Zienswijzen

De bekendmaking houdt in de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij burgemeester en wethouders tegen het ontwerpbesluit.

 

 

 

Hoofdstuk 4 overgangs- en slotregels

 

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

  1. het bevoegd gezag mag eenmalig in afwijking van lid 11.1 10.1 onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

  2. lid 11.1 onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 11.2 10.2 onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

  3. indien het gebruik, bedoeld in lid 11.2 10.2 onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

  4. lid 11.2 onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

11.3 Hardheidsclausule

 

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

 

Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan ''Locatie Westelaarsestraat 54''  van de gemeente Roosendaal.

 

 

  

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van

  

De griffier, De voorzitter,