Planregels

Op deze pagina vindt u de regels behorende bij het plan Westrand.

Artikel 29 Waarde - Cultuurhistorie

 

 

29.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, naast het bepaalde in de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, bestemd voor het behoud van de aanwezige cultuurhistorische waarden; het gaat daarbij om de volgende gebieden:

 

  1. Boulevard Antverpia/Badhuisstraat/Hulsdonksestraat: langs de spoorlijn ontwikkelde reeks herenhuizen in opdracht van verzekeringsmaatschappij Antverpia. De panden worden gekenmerkt door een homogene architectuur die in detailafwerking toch verscheiden zijn.

  2. Gebied Engelselaan/Canadeselaan (Oostenrijkse woningen): individuele vrijstaande houten woningen in een ruime verkavelingsopzet met een open structuur in een groene omgeving.

  3. Tuin Paterskerk: kloostertuin behorende bij de Paterskerk

  4. Tuin klooster Wouwseweg: kloostertuin met begraafplaats achter het klooster van de Zusters Franciscanessen.

 

29.2 Bouwregels

 

In het belang van de bescherming van de cultuurhistorische waarden geldt, in afwijking van het bepaalde bij de andere met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming(en) dat:

 

  1. de bestaande bebouwing uitsluitend mag worden vergroot en/of veranderd voor zover de vergroting en/of verandering niet zichtbaar is vanaf de openbare weg en voorts met inachtneming van het bepaalde in de met de bestemming 'Waarde - cultuurhistorie' samenvallende bestemming;

  2. de goot- en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bestaande goot- en bouwhoogte.

 

29.3 Afwijken bouwregels

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels, als bedoeld in lid 29.2, voor het veranderen en/of vergroten van gebouwen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebouw, gelet op:

 

  1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

  2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;

  3. gevelindeling naar ramen, deuren en erkers.

 

  1. Er kan slechts afgeweken worden van de bouwregels indien uit een schriftelijk advies van de Commissie voor ruimtelijke kwaliteit blijkt dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden.

 

  1. Aan de afwijking van de bouwregels kunnen uit het oogpunt van de cultuurhistorische waarden voorwaarden worden verbonden.

 

 

29.4 Omgevingsvergunning voor het slopen van bouwwerken

 

29.4.1 Algemeen

 

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk) een gebouw of bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen.

 

29.4.2 Uitzondering

 

Het in lid 29.4.1 bedoelde verbod is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden welke:

 

  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;

  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.

 

29.4.3 Toetsingscriteria en voorwaarden

 

De in lid 29.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

 

  1. bij de sloop van het gehele gebouw of bouwwerk de sloop gepaard gaat met de herbouw van een vergelijkbaar gebouw of bouwwerk, gelet op:

  1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

  2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;

  3. gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers.

  1. bij sloop van een gedeelte van een gebouw of bouwwerk welke op zichzelf beschermingswaardig is, de sloop gepaard gaat met de herbouw van een vergelijkbaar gebouw of bouwwerk, gelet op:

  1. bouwmassa, naar hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen;

  2. dakvorm, nokrichting, dakhelling, dakoverstekken, goot- en daklijsten en schoorstenen;

  3. gevelindeling door ramen, deuropeningen en erkers.

  1. bij sloop van een gedeelte van het gebouw of bouwwerk welke op zichzelf niet beschermingswaardig is, de bescherming van het resterende gedeelte van het gebouw of bouwwerk gewaarborgd is.

 

 

29.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkaamheden

 

  1. Op of in de in 29.1 bedoelde gronden is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:

 

  1. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  2. het afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;

  3. het planten, vellen of rooien van houtgewas en bomen;

  4. het aanleggen van ondergrondse en bovengrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;

  5. het verlagen of verhogen van het waterpeil;

  6. het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren.

 

  1. Een omgevingsvergunning als bedoeld onder a. mag alleen en moet worden geweigerd:

 

  1. indien door de uitvoering van de werken of werkzaamheden of door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen, blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan het cultuurhistorisch waardevolle karakter van het gebied en daaraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

  1. Geen omgevingsvergunning is vereist voor:

 

  1. werken of werkzaamheden, behorend bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;

  2. werken of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;

  3. werken of werkzaamheden die, gelet op de bestemmingsomschrijving, voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.