3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren: het aanleggen of verharden van wegen en paden of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen of halfverhardingen met een totale oppervlakte van meer dan 200 m2.; het aanbrengen van boven- of ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies; het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden. 3.6.2 Uitgezonderde werkzaamheden Het onder 3.6.1 bepaalde geldt niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden: welke plaatshebben op een bouwvlak; waarvoor vóór het van kracht worden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is verleend; die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren; die het normale onderhoud en de normale agrarische bedrijfsvoering betreffen. 3.6.3 Toelaatbaarheid De werkzaamheden zijn toelaatbaar indien: door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de aanwezige waarden van de gronden niet onevenredig worden aangetast; de werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het recreatief medegebruik, verblijfsrecreatie en educatieve doeleinden als bedoeld in artikel 3.1.