direct naar inhoud van Artikel 1 Begrippen
Plan: Kernen Maasdonk, herziening De Bendels ongenummerd 3 woningen te Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000051-01VA

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Kernen Maasdonk, herziening De Bendels ongenummerd 3 woningen te Nuland van de gemeente Maasdonk;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1671.BPKM2011DN000051-01VA met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 aan huis verbonden bedrijf:

een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.4 aan huis verbonden beroep:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge deze regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 achtererf:

het gedeelte van het erf, dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw;

1.9 achtergevelrooilijn:

de lijn langs de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.10 afhankelijke woonruimte:

een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.11 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.12 bebouwingspercentage:

de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en carports op een nader in deze regels omschreven deel van het bouwperceel, in procenten van de oppervlakte van dat deel van het bouwperceel;

1.13 bedrijfsvloeroppervlak:

de oppervlakte van de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut voor de uitoefening van een bedrijf;

1.14 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.17 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.18 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.19 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.20 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.21 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.22 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

1.23 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.24 carport:

een overkapping, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een motorvoertuig;

1.25 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;

1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 hoofdgebouw:

een gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;

1.28 horeca:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in lichte horeca, middelzware horeca, zware horeca, hotels en seksinrichtingen;

1.29 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

1.30 ondergronds:

beneden het peil;

1.31 peil:
  • a. voor gebouwen: de hoogte vanaf de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
  • b. voor andere bouwwerken: de (gemiddelde) hoogte vanaf het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;

1.32 staat van bedrijfsactiviteiten:

een als Bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.33 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.34 voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; bij hoekwoningen en gebouwen op hoeksituaties is de voorgevel uitsluitend de naar de weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of de situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;

1.35 voorgevelrooilijn:

de lijn langs de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;

1.36 vrijstaande woning:

een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is aangebouwd;

1.37 woning:

een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;

1.38 zijerf:

het gedeelte van het erf, dat is gelegen tussen de zijgevel van het hoofdgebouw of de lijn in het verlengde daarvan en de zijdelingse (bouw)perceelsgrens.