1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 In deze regels wordt verstaan onder:
het plan
het bestemmingsplan ‘Populierenstraat 7, Vinkel’ van de gemeente Maasdonk;
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1671.BPKM2009DV000009-01VA, met bijbehorende regels en bijlage;
aan huis gebonden bedrijf
een bedrijf, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
aan huis gebonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, therapeutisch, lichaamsverzorgend, ontwerptechnisch of kunstzinnig of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door de bewoner(s) van een woning in of vanuit die woning of een bijbehorend bijgebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in hoofdzaak de woonfunctie behoudt;
aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
aanlegvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
achtererf
het gedeelte van het erf, dat is gelegen achter de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw;
achtergevelrooilijn
de lijn langs de achtergevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
afhankelijke woonruimte
een aanbouw of bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin (een gedeelte van) een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
Algemene Plaatselijke Verordening
de Algemene Plaatselijke Verordening, zoals vastgesteld door de raad van de gemeente Maasdonk op 6 mei 2008, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheid;
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
bebouwingspercentage
de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en carports op een nader in deze regels omschreven deel van het bestemmingsvlak, in procenten van de oppervlakte van dat deel van het bestemmingsvlak;
bedrijf
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen;
bedrijfsvloeroppervlak
de oppervlakte van de inpandige en overdekte ruimte die wordt benut voor de uitoefening van een bedrijf;
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, zonder directe verbinding met het hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
bouwlaag
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
carport
een overkapping, al dan niet een gebouw zijnde, die dient voor de stalling van een motorvoertuig;
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of (af)leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik en/of verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
hoofdgebouw
een gebouw dat gelet op de bestemming en door zijn constructie en/of afmetingen als belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel is aan te merken;
horeca
een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, nader te onderscheiden in lichte horeca, middelzware horeca, zware horeca, hotels en seksinrichtingen;
mantelzorg
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
ondergronds
beneden het peil;
ontheffing
een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
peil
voor gebouwen: de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte begane grondvloer;
voor andere bouwwerken: de (gemiddelde) hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse van het bouwperceel;
staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, dat door zijn vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw; bij hoekwoningen en gebouwen op hoeksituaties is de voorgevel uitsluitend de naar de weg gekeerde gevel, welke door de gevelindeling en/of de situering van de oprit en/of de voortuin als meest representatieve gevel van het gebouw dient te worden aangemerkt;
voorgevelrooilijn
de lijn langs de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan;
vrijstaande woning
een woning, waarvan het hoofdgebouw niet aan het hoofdgebouw van een andere woning is aangebouwd;
Wet ruimtelijke ordening (Wro)
wet van 1 juli 2008 (Stb. 2006, 566), houdende de vaststelling van nieuwe voorschriften omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op het moment van terinzagelegging van het ontwerpplan;
woning
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
zijerf
het gedeelte van het erf, dat is gelegen tussen de zijgevel van het hoofdgebouw of de lijn in het verlengde daarvan en de zijdelingse (bouw)perceelsgrens;
1.2 In deze regels wordt mede verstaan onder:
gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand van een bouwwerk tot de (zijdelingse) (bouw)perceelsgrens
tussen de (zijdelingse) grens van het (bouw)perceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand, gemeten op het peil, het kortst is.
de goothoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
de bouwhoogte van een bouwwerk
van het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
de horizontale diepte van een bouwwerk
tussen het voorste en het achterste punt van het bouwwerk, gemeten ten opzichte van de voorgevel en tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren dan wel scheidslijnen en op het peil.
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’: een vrijstaande woning;
en tevens voor:
aan huis gebonden beroepen,
met bijbehorende:
hoofdgebouwen;
aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
bouwwerken, geen gebouw zijnde;
erven en tuinen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen
Bouwen is uitsluitend toegestaan ten dienste van de in lid 3.1 aangegeven bestemmingsomschrijving.
3.2.2 Hoofdgebouwen
Voor hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (in m)’ aangegeven goothoogte respectievelijk bouwhoogte.
3.2.3 Aan- en uitbouwen
Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 2 m achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd;
in afwijking van het bepaalde onder a is het toegestaan het hoofdgebouw vóór de voorgevelrooilijn uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker, mits:
de horizontale diepte van de uitbouw niet meer dan 1,25 m bedraagt;
bij een hoofdgebouw in één bouwlaag de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van deze ene bouwlaag;
bij een hoofdgebouw in twee bouwlagen de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de tweede bouwlaag;
bij een uitbouw in één bouwlaag de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
bij een uitbouw in twee bouwlagen de uitbouw een breedte heeft van maximaal 30% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
de afstand van de uitbouw tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens, niet zijnde een zijdelingse perceelsgrens, niet minder dan 3 m bedraagt;
in afwijking van het bepaalde onder a en b is het toegestaan het hoofdgebouw vóór de voorgevelrooilijn en op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn uit te breiden met een uitbouw in de vorm van een erker om de hoek, mits:
de horizontale diepte van de uitbouw vóór de voorgevelrooilijn niet meer dan 1,25 m bedraagt;
de bouwhoogte van de uitbouw maximaal gelijk is aan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw;
de uitbouw een breedte heeft van maximaal 80% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw;
de afstand van de uitbouw tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder dan 2 m bedraagt;
de afstand van de uitbouw tot de naar de weg gekeerde bestemmingsgrens, niet zijnde een zijdelingse perceelsgrens, niet minder dan 3 m bedraagt;
het zijerf dient aan één zijde over een breedte van 3 m, gemeten uit de zijdelingse (bouw)perceelsgrens, vrij te blijven van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot een afstand van 6 m achter de achtergevelrooilijn;
de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen op de gronden gelegen op het zij- en achtererf buiten het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 90 m2;
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m;
de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.2.4 Bouwwerken geen gebouw zijnde
Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan:
2 m voor zover de erfafscheiding wordt gebouwd op minimaal 1 m achter de voorgevelrooilijn;
1 m voor overige erfafscheidingen;
de bouwhoogte van tuinmeubilair en pergola's, voor zover gebouwd achter de voorgevelrooilijn, mag niet meer bedragen dan 3 m;
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 m;
zwembaden mogen uitsluitend achter de voorgevelrooilijn worden gebouwd, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2.
3.2.5 Afwijking
In afwijking van het bepaalde in lid 3.2.3 en lid 3.2.4 mogen carports worden opgericht, mits zij voldoen aan de volgende regels:
de oppervlakte van carports mag niet meer bedragen dan 20 m2;
de bouwhoogte van carports mag niet meer bedragen dan 3 m;
het bebouwingspercentage van het (bouw)perceel mag niet meer bedragen dan 50;
voor zover een carport vóór de voorgevelrooilijn wordt gebouwd mag deze geen tot de constructie zelf behorende wanden hebben;
voor zover een carport achter de voorgevelrooilijn wordt gebouwd mag deze maximaal drie wanden hebben, waarvan er maximaal twee tot de constructie zelf mogen behoren.
3.2.6 Ondergronds bouwen
het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, is op overeenkomstige wijze van toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande dat de verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken niet meer dan 5 m mag bedragen.
3.3 Ontheffing van de bouwregels
3.3.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van:
het bepaalde in lid 3.2.3 onder f, voor het bouwen van aan- en uitbouwen tot een bouwhoogte van maximaal 6 m, mits:
die bouwhoogte noodzakelijk is voor een uitbreiding van het woongedeelte van de woning op de verdieping van de aan- of uitbouw;
het aantal woningen niet toeneemt;
die bouwhoogte stedenbouwkundig aanvaardbaar is, waarbij in elk geval geldt dat geen sprake mag zijn van een schijnbare visuele uitbreiding van het hoofdgebouw op het (aangrenzende) bouwperceel of een hoogteverschil van meer dan 2 m ten opzichte van nabijgelegen vergelijkbare aan- en/of uitbouwen op aangrenzende percelen;
geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen.
van het bepaalde in het plan voor:
het afwijken van bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein en er geen dringende reden zijn die zich tegen de afwijking verzetten, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt;
het afwijken van bouwgrenzen en overige aanduidingen in het horizontale vlak, niet zijnde bestemmingsgrenzen, indien en voor zover afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de grond, mits de afwijking ten opzichte van hetgeen op de plankaart is aangegeven niet meer dan 2,5 m bedraagt.
3.3.2 Ontheffingsprocedure
Op de toepassing van een ontheffing als bedoeld in lid 3.3.1 is de in artikel 5 genoemde procedure van toepassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aan huis gebonden beroep
de uitoefening van aan huis gebonden beroepen is toegestaan, mits:
de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 35% van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die voldoet aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening en die niet is aan te merken als een bouwwerk;
3.4.2 Verboden gebruik
onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 7.10 Wro wordt in ieder geval verstaan:
het gebruik van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw ten behoeve van een aan huis gebonden bedrijf;
het gebruik van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw als zelfstandige woning en/of als afhankelijke woonruimte.
3.5 Ontheffing van de gebruiksregels
3.5.1 Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4.1 voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf in een aanbouw en/of een (vrijstaand) bijgebouw, mits:
het bedrijf behoort tot ten hoogste milieucategorie 2 volgens de staat van bedrijfsactiviteiten, dan wel, voor wat betreft de aard en omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt, gelijk gesteld kan worden aan een bedrijf behorende tot ten hoogste milieucategorie 2;
de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 60 m2;
geen onevenredige schade wordt toegebracht aan het woonmilieu of de gebruiksfunctie op aangrenzende percelen;
geen horeca en geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden bedrijf en ter plaatse vervaardigde producten;
voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclame-uiting betreft die voldoet aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening en die niet is aan te merken als een bouwwerk.
3.5.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 3.4.2 voor het gebruik van een aanbouw of (vrijstaand) bijgebouw, als afhankelijke woonruimte, mits:
een afhankelijke woonruimte noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg, alvorens ontheffing te verlenen vragen burgemeester en wethouders hieromtrent advies aan een onafhankelijke deskundige instantie;
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
de afhankelijke woonruimte dient te voldoen aan de regels inzake bijgebouwen met dien verstande dat de oppervlakte niet meer dan 80 m2 mag bedragen;
gebruik wordt gemaakt van het dichtst bij de hoofdwoning gelegen bijgebouw, tenzij op grond van doelmatigheidsmotieven een ander op het perceel gelegen bijgebouw meer geschikt is;
de afhankelijke woonruimte wordt bewoond door degene(n) die de zorg nodig heeft/ hebben;
de afhankelijke woonruimte voldoet aan de eisen van het Bouwbesluit;
het perceel niet zakenrechtelijk wordt gesplitst/ sprake blijft van één ongesplitst kadastraal perceel;
geen extra ontsluitingsweg wordt toegevoegd;
het parkeren op eigen erf plaatsvindt.
3.5.3 Toepassing van de ontheffing
De toepassing van de ontheffing als bedoeld in lid 3.5.2 wordt geacht te zijn ingetrokken door burgemeester en wethouders op het moment dat de noodzaak tot mantelzorg (als gevolg van verhuizen of overlijden) is komen te vervallen.
3.5.4 Ontheffingsprocedure
Op de toepassing van een ontheffing als bedoeld in lid 3.5.1 en 3.5.2 is de in artikel 5 genoemde procedure van toepassing.
3.6 Aanlegvergunning
3.6.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een aanlegvergunning van burgemeester en wethouders op de in het plan begrepen gronden andere-werken uit te voeren in de vorm van het aanleggen en verharden van wegen, paden, parkeergelegenheden en andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van oppervlakteverhardingen met een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 30 m2.
3.6.2 Weigeringsgronden
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien niet wordt voorzien in een adequate afvoer van hemelwater, waarbij in elk geval geldt dat het hemelwater niet mag worden afgevoerd via het openbaar riool.
3.6.3 Aanlegvergunning is niet vereist voor
Een aanlegvergunning als bedoeld in lid 3.6.1 is niet vereist voor:
andere-werken, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;
andere-werken, die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat moment geldende dan wel aangevraagde vergunning.
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene procedureregels
Een besluit tot het verlenen van ontheffing wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk of mondeling hun zienswijze kenbaar te maken aan burgemeester en wethouders.
Artikel 6 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening
De voorschriften van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 tweede lid van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening;
de invloed van de omgeving op een bouwwerk;
de bereikbaarheid van gebouwen voor het wegverkeer;
de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
de ruimte tussen bouwwerken;
erf- en terreinafscheidingen.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
Eenmalig kan ontheffing worden verleend van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
7.2 Overgangsrecht gebruik
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Populierenstraat 7, Vinkel’. |