Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Maasdonk 2012, herziening molen De Zwaan
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1671.BPBG2013PP000083-01VA

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied Maasdonk 2012, herziening molen De Zwaan”
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1671.BPBG2013PP000083-01VA met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.6 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.7 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.8 bouwen:
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.9 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.10 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.11 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.12 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.13 bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;
1.14 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een aan huis gebonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.15 extensieve dagrecreatie:
vormen van recreatief medegebruik waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en naar de aard, omvang en schaal daarmee gelijk te stellen voorzieningen;
1.16 extensief recreatief medegebruik:
een vorm van openluchtrecreatie, waarbij vooral het landschap of bepaalde delen daarvan sterk beleefd wordt, waarbij weinig of geen gebouwde voorzieningen nodig zijn en waarbij tevens in het algemeen het aantal recreanten per oppervlakte eenheid beperkt is, zoals wandelen, fietsen, verpozen en natuur- en landschapsbeleving;
1.17 gebouw:
elke bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.18 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig verstrekken van logies;
1.19 ondergeschikte detailhandel:
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen, die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten;
1.20 ondergeschikte horeca:
het in verband met een andere hoofdactiviteit op een perceel verstrekken van eten en drinken tegen betaling voor gebruik ter plaatse in die mate dat duidelijk herkenbaar is dat die hoofdactiviteit de kernactiviteit is die op het perceel plaatsvindt en het verstrekken van dat eten en drinken alleen plaatsvindt als beperkt en ondergeschikt onderdeel van en voortvloeiende uit de hoofdactiviteit;
1.21 peil:
het horizontale vlak, zijnde de afgewerkte begane grondvloer;
Indien het schets- of bouwplan betrekking heeft op een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dan wel een gebouw dat niet beschikt over een afgewerkte begane grondvloer, wordt als peil gehanteerd: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van waar het bouwwerk voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;
 
1.22 voorgevel:
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;
1.23 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw, waarvan de voorkant het dichtst is gelegen bij de openbare weg, en het verlengde daarvan;
1.24 (wieken)as
de wiekenas zit in de kap van de molen. Door de kop van de as steken de wieken.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.2 de bouwhoogte van een molen:
Vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de molen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Maatschappelijk - Molen
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Maatschappelijk - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. een molen, al dan niet in combinatie met:
    1. sociaal-culturele voorzieningen;
    2. educatieve voorzieningen
    3. (dag)recreatieve voorzieningen;
    4. een molenbedrijf;
    5. ondergeschikte horeca tot een maximum van 100 m2;
  2. instandhouding en/of herstel van de molen na oprichting en zijn cultuurhistorische en landschappelijke waarden;

    met daaraan ondergeschikt:
  3. groenvoorzieningen;
  4. verkeersvoorzieningen;
  5. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
  6. speelvoorzieningen;
  7. nutsvoorzieningen;

    met de daarbijbehorende:
  8. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de molen gelden de volgende regels:
  1. de molen zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  2. in afwijking van sub a mogen de wieken van de molen en de omloop (stelling) van de molen buiten het bouwvlak reiken;
  3. de bebouwingsoppervlak bedraagt maximaal 290 m2;
  4. de bouwhoogte van een molen bedraagt maximaal 20 meter.
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
 
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn en het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 1 m;
  2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, achter de voorgevellijn en het verlengde daarvan bedraagt ten hoogste 3 m.
 
3.3 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
  1. het vervaardigen, opslaan, verwerken of herstellen van goederen en het opslaan en be- of verwerken van producten, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. wonen;
  3. detailhandel, tenzij het betreft kleinschalige en ondergeschikte detailhandel;
  4. reclamedoeleinden, met uitzondering van reclame voor de molen zelf;
  5. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatie.
 
Artikel 4 Waarde - Natuur
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waarde - Natuur  aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemming 'Maatschappelijk - Molen' mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
    1. Het verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren van de bodem.
    2. Het diepploegen, diepwoelen of het uitvoeren van andere ingrepen in de bodem, waaronder ook begrepen de aanleg van leidingen, allen dieper dan 0,60 m onder maaiveld, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd, alsmede de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van bestaande drainage.
    3. Het vellen en rooien van houtgewas en andere opgaande beplanting;
    4. Het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, watergangen, greppels, kolken en overige natuurlijke oppervlaktewateren, alsmede het anderszins verlagen van de waterstand.
    5. Het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en parkeergelegenheden, alsmede het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 100 m².
    6. Het verwijderen van onverharde wegen of paden.
    7. Het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur.
  2. Het in sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden is verleend;
    2. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. welke het normale onderhoud en beheer betreffen;
    4. welke strekken ter behoud of herstel van de cultuurhistorische, landschappelijke of natuurlijke waarden;
    5. welke noodzakelijk zijn voor het realiseren van de bouwwerken die daar ten behoeve van de andere aangewezen bestemming 'Maatschappelijk - Molen' mogen worden gebouwd en/of uitgevoerd.
  3. De in sub a bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien:
    1. de ontwikkeling en het behoud van de natuurwaarden niet onevenredig worden aangetast;
    2. die werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met het natuurbeheer dan wel de recreatieve functie.   
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
 
6.1 Vrijwaringszone - molenbiotoop
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop', zijn de gronden mede bestemd voor het beschermen van de functie van de in dit gebied voorkomende molens als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element;
  2. Voor de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' gelden, in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, de volgende regels:

    Binnen de zone gemeten vanaf de molen tot een afstand van 400 m gemeten vanaf de molen, mogen geen hogere gebouwen worden gebouwd dan door middel van onderstaande formule wordt bepaald:
    H = X/n + c*z
    Waarin: 
    H = de toelaatbare bouwhoogte in meters (gemeten vanaf het peil ter plaatse van de molen)
    X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen
    n = 75 (coëfficiënt voor ruw gebied) 
    c = 0,2 (constante in verband met een windreductie van 5%)
    z = askophoogte
  3. Bestaande bouwwerken waarvan de bouwhoogte afwijkt van hetgeen op grond van sub b zou zijn toegestaan, worden geacht in overeenstemming te zijn met het bepaalde in sub b. 

    Afwijking bij een omgevingsvergunning
  4. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub b, ten behoeve van het bouwen overeenkomstig het ten aanzien van de bestemmingen bepaalde, mits de windvangzone van de molen en/of de waarde van de molen als landschapsbepalend element daardoor niet onevenredig wordt aangetast.

    Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  5. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de in lid a bedoelde gronden de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, uit te voeren:
    1. het bebossen of anderszins beplanten met hoog opgaande houtopstanden, bomen, struiken of heesters;
    2. het aanbrengen van bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    3. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
  6. Het in sub e vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
    1. waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    2. welke op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren en hiervoor een vergunning is verleend;
    3. welke het normale onderhoud en beheer betreffen.
  7. De in sub e bedoelde werken of werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien de doeleinden welke zijn genoemd in sub a niet onevenredig worden aangetast.
 
Artikel 7 Algemene afwijkingsregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de regels ten behoeve van het bouwen van openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met dien verstande dat:
  1. de inhoud per gebouwtje niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
  2. de bouwhoogte niet meer dan 3,5 m mag bedragen;
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.  
8.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan “Buitengebied Maasdonk 2012, herziening molen De Zwaan”