direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk, herziening Wolfdijk 3 Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2010PP000023-01VA

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. één paardenbak waarvan de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2, met daarbij behorende lichtmasten;

en tevens voor:

  • c. aan huis gebonden beroepen en bed & breakfast in de woning, mits:
    • 1. de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft;
    • 2. de (mede) daarvoor in gebruik te nemen vloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van de vloeroppervlakte van de woning tot een maximum van 35% van de oppervlakte van de begane grond van de woning;
    • 3. geen horeca en geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte detailhandel ondergeschikt aan de uitoefening van het aan huis gebonden beroep, mits de te koop aangeboden goederen en/ of producten een relatie hebben met het aan huis gebonden beroep;
    • 4. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
    • 5. geen vanaf het openbaar gebied zichtbare reclame-uitingen worden aangebracht, tenzij het een reclameuiting betreft die voldoet aan het bepaalde in de Algemene Plaatselijke Verordening en die niet is aan te merken als een bouwwerk;

met de daarbijbehorende:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.

Het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 1.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de maatvoering van de bebouwing dient te voldoen aan de eisen die in de navolgende tabel zijn gesteld:

Bouwwerken   Maximale goothoogte in m   Maximale bouwhoogte in m   Maximale oppervlakte in m²   Maximale inhoud in m³   Minimale afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens in m  
Woning   6   10   -   600   5  
Vrijstaande bijgebouwen bij de woning   3   6   80   -   5  
Lichtmasten ten behoeve van een paardenbak   -   6   -   -   -  
Erfafscheidingen voor de voorgevellijn   -   1   -   -   -  
Erfafscheidingen achter de voorgevellijn   -   2   -   -   -  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde voor de voorgevellijn   -   1   -   -   -  
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde achter de voorgevellijn   -   6   -   -   -  

  • b. een vrijstaand bijgebouw mag niet worden gebouwd voor de voorgevellijn van de woning;
  • c. algehele herbouw van een woning mag uitsluitend plaatsvinden op de bestaande fundamenten;
  • d. indien de bestaande bebouwing afwijkt van sub b, dan geldt de bestaande bebouwing op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan, mits deze op een legale wijze tot stand is gebracht;
  • e. voor het bouwen van een kelder gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte niet meer bedraagt dan de oppervlakte van het hoofdgebouw bovengronds;
    • 2. het aantal bouwlagen niet meer bedraagt dan 1.

5.3 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.3 ten behoeve het gebruik van vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met dien verstande dat:

  • a. het gebruik noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het perceel al een woning aanwezig is;
  • c. de omgevingsvergunning niet meer dan één keer tegelijkertijd per woning wordt verleend;
  • d. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van belangen van belanghebbenden;
  • e. de voor mantelzorg te gebruiken ruimte wordt ingepast binnen de bouwmogelijkheden voor bijgebouwen en in ieder geval niet groter is dan 80 m²;
  • f. het bijgebouw gelegen is op een afstand van niet meer dan 40 m van de woning, tenzij op ruimere afstand van de woning een bijgebouw is gelegen, dat op relatief eenvoudige wijze geschikt is te maken voor bewoning en er sprake blijft van een relatie tussen woning en bijgebouw;
  • g. de verleende omgevingsvergunning door het bevoegd gezag wordt ingetrokken indien de bij de omgevingsvergunning bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • h. indien de bewoning van een vrijstaand bijgebouw plaatsvindt door degene die mantelzorg nodig heeft en diens partner, wordt de omgevingsvergunning pas ingetrokken nadat beiden het bijgebouw of bedrijfsgebouw hebben verlaten.