direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden
Plan: Bestemmingsplan Buitengebied Maasdonk, herziening Wolfdijk 3 Nuland
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1671.BPBG2010PP000023-01VA

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch grondgebruik;
  • b. ontsluitingsweg ten behoeve van de percelen met de bestemming 'Wonen', uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
  • c. extensief recreatief medegebruik;
  • d. behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijke waarden,

met de daarbijbehorende:

  • e. verkeersvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding;

Onder het doel behoud, herstel en versterking van cultuurhistorische en landschappelijk waarden wordt verstaan:

de instandhouding van de landschapswaarden behorend tot de landschapstyperingen 'jongere heideontginning' en 'kampenlandschap op dekzandrug':

  • landbouwgronden met een besloten of halfopen landschapsstructuur;
  • landbouwgronden met een regelmatige en onregelmatige blokverkaveling in verschillende omvang;
  • solitaire bomen, onverharde wegen en paden met houtwallen, boomsingels en hoogstamfruit;
  • behoud van bestaande waarden en bestaande landschapsstructuren ten behoeve van het leefgebied van de struweelvogel.

3.2 Bouwregels

Op de voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 3 m.

3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) van het bevoegd gezag op en in de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' gelegen gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het vergraven en egaliseren van gronden;
    • 2. het bebossen of anderszins beplanten met hoog opgaande houtopstanden, bomen, struiken of heesters (met een hoogte van 1,5 m en meer)
    • 3. het rooien en kappen van houtopstanden, bomen, struiken of heesters, behoudens het oogsten van teelten;
    • 4. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen, met uitzondering van gronden ter plaatse van de aanduiding 'ontsluiting';
    • 5. het aanleggen van waterlopen en het vergraven, verleggen, verruimen en dempen van bestaande waterlopen, sloten, greppels, kolken, oppervlaktewater en oevers;
    • 6. het aanbrengen van onder- en bovengrondse leidingen, constructies, installaties en apparatuur;
    • 7. het ophogen van gronden en aanleggen van (geluids)wallen;
    • 8. diepploegen, zijnde het extra diep -0,4 m of meer omploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
    • 9. werken en werkzaamheden die wijziging van de waterhuishouding of waterstand beogen of ten gevolge hebben, zoals uitdiepen, draineren en slaan van putten;
    • 10. het aanleggen van paardenbakken.

  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing:
    • 1. op werken of werkzaamheden waarvoor op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden is verleend;
    • 2. op werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van inwerkingtreden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
    • 3. op werken of werkzaamheden welke betreffen het normale onderhoud;
    • 4. indien die werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, dan wel in verband met het extensief recreatief medegebruik.

  • c. De in sub a genoemde werken en werkzaamheden zijn toelaatbaar, indien:
    • 1. door die werken en werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zoals bedoeld in lid 3.1 niet onevenredig aangetast worden;
    • 2. die werken of werkzaamheden noodzakelijk zijn in verband met de agrarische bedrijfsvoering, dan wel in verband met het extensief recreatief medegebruik, dan wel in verband met herstel, behoud of versterking van landschappelijke en/of ecologische waarden.