Uitsluitend mogen worden opgericht bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de aanleg en instandhouding van de leidingen, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van masten niet meer mag bedragen dan 65 m;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 3 m;
- de bouwhoogte van magneetveldongevoelige bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer mag bedragen dan 2 m.