Plan: | Reestraat, Herkenbosch |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1669.BPHKB2023Reestr-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Reestraat, Herkenbosch" van de gemeente Roerdalen.
Het woonwagenbeleid in Nederland en Europa is de afgelopen jaren flink in ontwikkeling geweest. Het wonen in een woonwagen op een standplaats in familieverband is een beschermde woonvorm en de overheid dient deze woonvorm voldoende te faciliteren. In Roerdalen zijn er daarom diverse opgaven met betrekking tot woonwagenstandplaatsen. De gemeente stelde daarvoor in juli 2020 het 'Actieplan Woonwagens 2020' vast. Hierna volgde het plan van aanpak ten behoeve van het woonwagen- en standplaatsenbeleid. De gemeente heeft de verplichting om haar beleid in overeenstemming te brengen met de mensenrechtelijke kaders die in landelijke 'Beleidskader Woonwagen- en standplaatsenbeleid' zijn vastgelegd.
Uit provinciaal woonbehoefteonderzoek is gebleken dat er behoefte is aan extra standplaatsen in Roerdalen, onder andere aan de Reestraat in Herkenbosch. Aangezien de gemeente daar gronden in eigendom heeft is de Reestraat in Herkenbosch aangemerkt als eerste fase. De gemeente is, in samenwerking met woningbouwcorporatie Wonen Limburg voornemens het woonwagenterrein uit te breiden met 5 standplaatsen.
Het initiatief kan niet worden gerealiseerd op basis van het vigerende bestemmingsplan ''1e herziening Kernen Roerdalen'', omdat binnen de bestemming 'Groen' het gebruik en bebouwing ten behoeve van het wonen niet is toegestaan. Dit bestemmingsplan heeft tot doel het plangebied van de Reestraat te voorzien van een actueel juridisch-planologisch kader, waarbinnen de beoogde ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Melick en Herkenbosch, sectie A, nummer 5785 (gedeeltelijk). De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.850 m². De gronden zijn eigendom van de gemeente Roerdalen.
Ter plaatse van het plangebied vigeren de bestemmingsplannen:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
Ter plaatse van het plangebied geldt de enkelbestemming 'Groen', bedoeld voor onder meer groenvoorzieningen en fiets- en voetpaden.
Daarnaast bevat het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 6'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Tevens bevat het plangebied de gebiedsaanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'milieuzone roerdalslenk III'. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald aanvullende regels. In paragraaf 5.1.5 vindt een toetsing aan deze aanvullende regels plaats. Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk III' is het niet toegestaan om boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, en; de grond te roeren dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of werkzaamheden in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten. In paragraaf 4.2.2 vindt een toetsing aan dit aspect plaats.
Op 25 mei 2019 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan ''Facetbestemmingsplan Vervallen bestemmingsplanregeling huisvesting (buitenlandse) werknemers''. Dit bestemmingsplan voorziet in regels met betrekking tot de huisvesting van (buitenlandse) werknemers. Middels onderhavig planvoornemen wordt niet voorzien in de huisvesting van (buitenlandse) werknemers. Echter wijken een aantal regelingen af ten opzichte van het bestemmingsplan ''1e herziening Kernen Roerdalen''. In dit bestemmingsplan zijn deze regelingen derhalve opgenomen.
Het initiatief, de uitbreiding van een woonwagenkamp met 5 standplaatsen, kan niet worden gerealiseerd, omdat binnen de bestemming 'Groen' het gebruik en bebouwing ten behoeve van het wonen niet is toegestaan. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Het plangebied is gelegen in de kern van Herkenbosch gesitueerd binnen een bestaand woongebied (aansluitend op een bestaand woonwagenterrein) rondom de Reestraat. De locatie betreft een gedeelte van een voormalig groen speelveld. De Reestraat wordt in westelijke richting ontsloten op de Schaapsweg en in zuidelijke richting op de Schoolstraat, Korhoenstraat, Fazantstraat en Patrijsstraat.
In de directe omgeving van het plangebied zijn diverse niet-woonfuncties aanwezig. Dit betreffen onder meer een bedrijventerrein (met hierop Nouryon gevestigd) en agrarische gronden.
Het plangebied wordt in de huidige situatie niet ontsloten (middels een inrit) op de Reestraat. Het plangebied is desalniettemin vanaf de Reestraat toegankelijk.
In de huidige situatie heeft het plangebied een gemeenschappelijke functie in de vorm van een speelveld. De groenvoorziening (speelveld) bestaat vooral uit hoge beplanting en bomen met daartussen een grasveld met speelvoorzieningen voor kinderen en enkele parkeerplaatsen. Er is geen oppervlaktewater aanwezig binnen het plangebied.
In dit hoofdstuk is het initiatief beschreven. Aan de orde komen de bebouwing en functies, verkeer en parkeren, groen en water en duurzame en gezonde leefomgeving. Op onderstaande afbeelding en in bijlage 1 is een impressie van de nieuwe inrichting van de percelen weergegeven.
INRICHTINGSSCHETS
Het initiatief aan de Reestraat bestaat uit de realisatie van 5 woonwagenstandplaatsen ten behoeve van de uitbreiding van het bestaande woonwagenterrein.
De nieuw te realiseren standplaatsen betreffen volwaardige kavels, waarbij de kavels worden voorzien van een bijgebouw. Deze kavels worden voorzien van een uniforme erfafscheiding. Om het zicht vanuit de te behouden speelvoorzieningen op het woonwagenterrein te verminderen wordt een bosplantsoen (in de vorm van een bosschage) voor de erfafscheiding aangeplant. Aan de voorzijde van de nieuw te realiseren woonwagenstandplaatsen is ruimte vrijgehouden voor de kapel, met een grasveld omzoomd met lage hagen.
De realisatie van 5 woonwagenstandplaatsen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "CROW publicatie 317 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie)'' bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Roerdalen wordt aangeduid als niet-stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Roerdalen tot de rest bebouwde kom behoort.
In de nieuwe situatie worden binnen het plangebied 5 woonwagenstandplaatsen gerealiseerd. De woonwagens kunnen, om de verkeersgeneratie te bepalen, het beste onder het onderdeel: koop, huis, vrijstaand vallen. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal | ||
koop, huis, vrijstaand | 7,8 per woning | 5 woningen | 39,0 | ||
Totaal | 39,0 |
Op basis van bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woonwagenstandplaatsen samen gemiddeld zorgen voor 39 verkeersbewegingen per etmaal. De Reestraat en omliggende straten kunnen dit aantal extra verkeersbeweging verwerken binnen het bestaande profiel.
Conclusie
De verkeersaantrekkende werking van dit initiatief bedraagt gemiddeld 39 verkeersbewegingen per etmaal. Verkeerskundig leidt dit niet tot problemen op de Reestraat en omliggende wegen.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor het goed functioneren van het plangebied en voorkomt overlast voor de omgeving. De gemeente Roerdalen heeft, overeenkomstig met de CROW-publicatie 381 (kencijfers parkeren en verkeersgeneratie), aangegeven een norm te hanteren van 1,6 parkeerplaats per woning (woonwagenstandplaats). Dit leidt tot een noodzakelijkheid van (5 x 1,6 =) 8 parkeerplaatsen voor onderhavig planvoornemen. Daarnaast is de initiatiefnemer voornemens het gehele woonwagenterrein, op het gebied van 'parkeren', te voorzien van een herinrichting. Hierdoor wordt in deze parkeerberekening het eindtotaal meegenomen. Dit leidt tot een noodzakelijkheid van (11 x 1,6 = 17,6 =) 18 parkeerplaatsen.
De woonwagenstandplaatsen worden niet voorzien van parkeergelegenheid op eigen terrein. Dat betekent dat de volledige parkeerbehoefte dient te worden afgewenteld op het openbare gebied. Conform de inrichtingsschets (bijgevoegd als bijlage 1) wordt voorzien in 9 parkeerplaatsen (haaksparkeerplaatsen) direct ten noorden van de 5 nieuwe woonwagenstandplaatsen. Daarnaast wordt tevens voorzien in 9 parkeerplaatsen (langsparkeerplaatsen) aan de Reestraat. Hiermee wordt voldaan aan de gestelde normen conform de CROW.
Het voorliggende initiatief zorgt niet voor nieuwe ontsluitingen op de Reestraat, doordat de woonwagenstandplaatsen niet voorzien worden van parkeergelegenheden op eigen terrein. Verkeerskundig worden derhalve geen problemen verwacht.
Binnen het initiatief worden de tuinen, behorende bij de woonwagenstandplaatsen, individueel ingericht. De zuidelijke erfgrens zal middels een bosschage aan de zuidzijde worden afgeschermd. De speelvoorzieningen worden verplaatst naar de beschikbare ruimte op het grasveld. Het planvoornemen omvat geen aanleg van oppervlaktewater.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijze bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijzen in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft het Rijk de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld als opvolger van de SVIR. In dit strategisch beleidsdocument schetst de overheid een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Nederland staat de komende jaren voor grote opgaven: de bouw van 1 miljoen nieuwe woningen, duurzame energie opwekken, klimaatverandering, ende overgang naar een circulaire economie vragen meer ruimte dan er beschikbaar is. Daarom moeten er keuzes worden gemaakt om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig, gezond en welvarend te houden. In dit licht zijn de NOVI de nationale belangen opnieuw gedefinieerd:
Analyse
Het voorgenomen initiatief is in lijn met de Omgevingsvisie en geeft invulling aan het realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit en het waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving. Bij de planvorming wordt rekening gehouden met de diverse milieuaspecten, water, natuur en cultuurhistorie, geheel in lijn met de NOVI.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan de 'Nationale Omgevingsvisie (NOVI)'. Daarnaast sluit onderhavig planvoornemen aan bij het landelijke 'Beleidskader gemeentelijk woonwagen en standplaatsenbeleid' van 2018. Hierin wordt zorggedragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn de nationale belangen die juridische borging vereisten opgenomen. De AMvB Ruimte is gericht op doorwerking van de nationale belangen in bestemmingsplannen. De onderwerpen in het Barro betreffen: Rijksvaarwegen, Project Mainportontwikkeling Rotterdam, Kustfundament, Grote Rivieren, Waddenzee en waddengebied, Defensie, Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen, Natuurnetwerk Nederland, Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte), Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde en Ruimtereservering parallelle Kaagbaan.
Analyse
Geen van de bovengenoemde belangen is bij de beoogde ontwikkeling in het geding. Het initiatief is kortom niet in strijd met de beleidsregels zoals deze zijn opgenomen in het Barro.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Analyse
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
Met de komst en invoering van de Omgevingswet dient elke provincie haar eigen provinciale omgevingsvisie op te stellen.
Op 1 oktober 2021 heeft de provincie Limburg de Provinciale Omgevingsvisie Limburg (POVI) vastgesteld: 'de Provinciale omgevingsvisie Limburg'. Dit document is een lange termijnvisie, met als doelstelling invulling geven aan hoe de provincie Limburg in de periode 2030-2050 op een integrale en toekomstbestendige manier kan doorontwikkelen. De Provinciale Omgevingsvisie Limburg vervangt het huidige 'Provinciaal Omgevingsplan Limburg' (POL2014).
De omgevingsvisie is dynamisch en flexibel, aangezien dit mogelijkheden biedt om het document te actualiseren met het oog op toekomstige veranderingen.
Daarnaast wordt een omgevingsverordening uitgewerkt om het beleid juridisch te verankeren. De inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingsverordening is gelijk aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet (1 januari 2024). Tot die tijd blijft de huidige Omgevingsverordening van kracht.
In de POVI Limburg is een aantal hoofdopgaven te onderscheiden, namelijk:
Deze opgaven, die Limburg-breed spelen, dienen met inachtneming van de specifieke eigenschappen die Limburg bezit op een integrale en toekomstbestendige manier te worden geïmplementeerd. Participatie tussen de overheid, de markt en de inwoners van Limburg is hierbij een belangrijk uitgangspunt. In de Provinciale omgevingsvisie Limburg wordt vervolgens een toekomstbeeld van 2030-2050 geschetst.
De POVI Limburg bestaat uit twee delen;
Wonen en leefomgeving
De POVI houdt vast aan een dynamisch en flexibel woonbeleid, de woonbehoeften van de Limburger zijn daarbij leidend. Verder liggen hierin ook mogelijkheden bij te dragen aan klimaat-, energie-, en duurzaamheidsdoelstellingen. Vanuit de wetgeving is de rol van de provincie op dit terrein beperkt. Daarom opereert de provincie, met betrekking tot dit thema, vanuit een agenderende, stimulerende, meesturende en verbindende rol. De POVI is hierbij een op hoofdlijnen richtinggevend kader. Aangezien de toekomst onderhevig zal zijn aan veranderingen, en elke specifieke regio voor een andere aanpak vraagt zijn meer gerichte uitwerkingen in provinciale, regionale en/of gemeentelijke programma's, agenda's en instrumenten noodzakelijk.
Wonen
Op het gebied van wonen wordt er specifiek gekeken naar welke behoeften er zijn. De grootste opgave op korte- en middellange termijn zit in het toekomst geschikt maken van de verouderde en niet-courante bestaande woningvoorraad. Uitgangspunten zijn dat deze woningen in eerste instantie levensloopbestendig dienen te worden gemaakt, en daarna ook verduurzaamd. Getalsmatig zijn er voldoende woningen, kwalitatief gezien zijn dit echter niet overal de juiste woningen en de juiste plannen.
Woonkwaliteit is niet alleen afhankelijk van de woning zelf. Omstandigheden die hier ook op van toepassing zijn, zijn bijvoorbeeld sociaaleconomische omstandigheden, gezondheid, leefbaarheid, het voorzieningenniveau, de bereikbaarheid en een veilige omgeving. De aandacht ligt bij het ontwikkelen van gemengde wijken, die bij kunnen dragen aan een sterk sociaal weefsel en verkleinen op die manier kloven in de samenleving. Ook belangrijk zijn natuur- en klimatologische eigenschappen van een woongebied. Groen, schone lucht, het tegengaan van hittestress en voorzieningen om wateroverlast (zowel overstromingen als droogtes) tegen te gaan dragen daarmee bij aan de omgevingskwaliteit.
Analyse
Voorliggend plan voorziet in de realisatie van 5 woonwagens op een locatie binnen de bebouwde kom van Herkenbosch. Middels het initiatief wordt voorzien in een diversiteit aan woningen (tevens gericht op levensloopbestendig wonen). Mede gelet op de regionale en gemeentelijke beleidskaders past het onderhavige initiatief binnen de Provinciale Omgevingsvisie Limburg.
Conclusie
Het initiatief is passend binnen de POVI.
In de Omgevingsverordening Limburg, vastgesteld op 17 december 2021 en in werking tredende op 1 januari 2024 (gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Omgevingswet), staan regels op het gebied van milieu, wegen, water, grond, landbouw, natuur, wonen en ruimte. Binnen de 'Omgevingsverordening 2021' is het plangebied onderdeel van het 'Buitengebied'.
Alle regels die betrekking hebben op het omgevingsbeleid zijn ondergebracht in één verordening, die grofweg twee typen regels bevat:
Op dit moment geldt de Omgevingsverordening Limburg 2014. Met de komst van de Omgevingswet (inwerkingtreding: 1 januari 2024) is een nieuwe omgevingsverordening nodig die de huidige gaat vervangen. Tot het moment dat de Omgevingswet en de nieuwe Omgevingsverordening Limburg in werking treden, blijft de huidige verordening gelden.
De wijzigingen in de Omgevingsverordening 2021 werken niet door naar dit initiatief. Ook als de Omgevingsverordening in 2024 in werking treedt, is er geen strijdigheid. Hieronder is het initiatief getoetst aan de huidige verordening.
Op 12 december 2014 is de Omgevingsverordening Limburg 2014 vastgesteld. Deze Verordening stelt regels aan de inhoud van ruimtelijke plannen voor die aspecten waar provinciale of nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Bij het in werking treden van de Omgevingswet zal de Omgevingsverordening Limburg 2014 komen te vervallen en zal worden vervangen door de Omgevingsverordening 2021.
Het hoofdstuk Ruimte (hoofdstuk 2) is gericht op doorwerking van het ruimtelijke beleid van de POL2014 naar gemeentelijke ruimtelijke plannen. Hoewel het POL 20214 inmiddels is vervangen door de Omgevingsvisie Limburg 2021, dienen initiatieven tot het moment van het in werking treden van de Omgevingswet getoetst te worden aan de Omgevingsverordening Limburg 2014.
Analyse
Wonen
In paragraaf 2.4 van de omgevingsverordening zijn bestuursafspraken opgenomen met betrekking tot de regionale uitwerking van het POL2014. In artikel 2.4.2 'Wonen' lid 3 is opgenomen dat een ruimtelijk plan voor een gebied gelegen in de regio midden-Limburg niet mag voorzien in de toevoeging van woningen aan de bestaande voorraad woningen alsmede aan de bestaande planvoorraad woningen, anders dan op de wijze zoals beschreven in de door de gemeenteraden vastgestelde regionale structuurvisie ten aanzien van wonen voor de regio midden-Limburg.
De gemeente Roerdalen heeft een regionale structuurvisie vastgesteld in de vorm van de 'Regionale Woonvisie midden-Limburg 2022-2025'. In paragraaf 4.3.1 wordt hier nader op ingegaan.
Milieubeschermingsgebieden
Volgens de kaarten bij de Omgevingsverordening is het plangebied gelegen binnen het 'Roerdalslenk III'. Een omgevingsplan dat van toepassing is op deze locaties laat geen nieuwe activiteiten als onderstaande toe:
De voorliggende ontwikkeling voorziet niet in hetgeen hier boven is genoemd. Vanuit de ligging van het plangebied binnen het 'Roerdalslenk III' zijn er daarom geen belemmeringen.
Voor het overige is het plangebied niet gelegen binnen overige milieubeschermingsgebieden. De voorgenomen ontwikkeling past dan ook binnen het provinciaal beleid.
Conclusie
Vanuit de Omgevingsverordening Limburg 2014 bestaan er geen belemmeringen voor de voorliggende ontwikkeling. Wat betreft het thema woningbouw wordt verwezen naar paragraaf 4.3.1.
De Structuurvisie Wonen Midden-Limburg is op 14 juli 2022 vastgesteld. In deze regionale visie wordt de ontwikkelingsrichting op het gebied van wonen van de zeven gemeenten in Midden-Limburg vastgelegd waaronder ook de gemeente Roerdalen.
Algemene uitgangspunten
In de visie is minder dan voorheen de nadruk gelegd op het schrappen van plannen voor woningen. De nadruk wordt meer gelegd op het realiseren van plannen, zodat de juiste woningen op de juiste plaats worden gebouwd. Ook omvorming van woningbouwplannen naar segmenten die beter bij de behoefte passen is uitgangspunt. De structuurvisie gaat over het gehele grondgebied van de gemeente Roerdalen.
Als naar de kwantitatieve behoefte gekeken wordt blijkt dat er duidelijk verschillen zijn in de situatie per gemeente. Daarbij is vooral het verschil in het bereiken van de huishoudentop opvallend te noemen. Over de gehele regio bezien geven de prognoses aan dat er in de periode 2021 tot en met 2025 nog een toename van het aantal huishoudens zal plaatsvinden. Bovendien wil de regio niet alleen in de eigen behoefte voorzien, maar ook in een aanvullende ambitie. Hiertoe wordt ingezet met de realisatie van extra woningen. Uitgangspunt hierbij is het principe van 'de juiste woningen op de juiste plaats'.
Vanwege demografische ontwikkelingen neemt het aantal jongere huishoudens af en het aantal oudere huishoudens fors toe. De woningbehoefte wordt dan ook grotendeels bepaald door de woonwensen van de groeiende groep ouderen. Daarbij neemt ook het aantal 1- en 2-persoonshuishoudens toe en het aantal gezinnen af. Hierdoor ontstaat een grotere vraag naar kleinere en betaalbare woningen in zowel de huur- als koopsector.
De kwalitatieve woningbehoefte bestaat grotendeels uit appartementen met lift en grondgebonden seniorenwoningen, zowel in de huur als in de koopsector. De grootste mismatch gaat ontstaan bij appartementen zonder lift en rij-/hoekwoningen in de huursector en tweekappers in de koopsector. Door de druk op de woningmarkt is in Midden-Limburg nog geen sprake van uitval van bepaalde woningtype.
Roerdalen
Uit de prognose van Etil 2021 blijkt dat de top van het aantal huishoudens in Roerdalen wordt verwacht in 2025. Tot die tijd vertoont het aantal huishoudens een stijgende lijn. Verwacht wordt een toename van 68 huishoudens ten opzichte van 1 januari 2021. Regionaal groeit het aantal huishoudens nog met zo'n 5.400 tot 2034.
Roerdalen kent momenteel een krapte op de woningmarkt. In Roerdalen is de bouwproductie stevig, zo zijn er in 2018 bruto 64 woningen gerealiseerd (gereed gemeld), in 2019 en 2020 waren dit 75 respectievelijk 79 woningen. De ambitie is om jaarlijks 75-100 woningen te realiseren, waarbij de ingezette koers om te bouwen naar behoefte wordt gecontinueerd.
Binnen de algemene kaders van de structuurvisie blijft er ruimte voor lokaal woonbeleid. Concreet betekent dit:
Zowel aanbevelingen voorkomend uit het rapport van de rekenkamercommissie "Onderzoek woonbeleid" (2020) alsook 'Focuspunten rondom het thema Wonen in Roerdalen' uit de "Omgevingsvisie 2050" zijn in bovenstaande opsomming verweven.
Conclusie
Bij de voorgenomen ontwikkeling wordt aangesloten bij het principe van 'de juiste woningen op de juiste plaats' en 'samenwerken met de woningcorporatie'. Er is in dit geval sprake van de realisatie van woonwagenstandplaatsen voor verschillende leeftijdsgroepen. Daarnaast is het initiatief gesitueerd bij bestaande woonwagenstandplaatsen waardoor dit zorgt voor een clustering. Ten slotte wordt middels dit planvoornemen bijgedragen aan de woonbehoefte voor bijzondere woongroepen. Het plan is hieromtrent ook opgenomen op de 'Planvoorraadlijst Roerdalen'. Het plan zorgt dus voor een positieve bijdrage aan de 'Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022-2025'.
De gemeenteraad van Roerdalen heeft op 8 juli 2021 de 'Omgevingsvisie Roerdalen 2050' vastgesteld. In de omgevingsvisie geven inwoners, ondernemers, bezoekers en de gemeente aan wat ze samen, met elkaar, belangrijk vinden voor Roerdalen. In zijn algemeenheid is in de omgevingsvisie aangegeven dat met een landelijke- en groene omgeving, het uitstekend wonen is in Roerdalen. Naast het groene en landelijke karakter zijn de eigen identiteit, uitstraling en het dorpse karakter pijlers die zorgen dat het in Roerdalen voor iedereen prettig wonen is.
Demografisch gezien is er in Roerdalen sprake van vergrijzing en ontgroening. Als gevolg hiervan verandert de huidhoudenssamenstelling waarbij het aantal personen per huishoudens afneemt. Het bestaande woningaanbod, met een overaanbod aan gezinswoningen, sluit onvoldoende aan bij deze veranderende behoefte. enerzijds ontstaat hierbij het risico op een toename van leegstand, door vraaguitval naar dit woningtype. Anderzijds is er nog altijd vraag naar woningen die wél aansluit bij de behoefte. Denk hierbij bijvoorbeeld aan levensloopbestendige woningbouw en woonconcepten met een zorgcomponent. Daarnaast wil de gemeente ook voldoende woningen voor starters en jonge gezinnen in voorraad hebben. Hiermee worden kansen geboden aan jongeren om binnen Roerdalen hun wooncarrière te starten. Kortom als het gaat om woningen, streeft de gemeente naar een gezonde evenwichtige verdeling van koop, middenhuur en sociale huurwoningen. Hiermee wordt ingezet op het behoud van een gezonde mix (diversiteit) aan inwoners, zowel in leeftijd als achtergrond.
Ten aanzien van het thema 'wonen' zijn de volgende focuspunten opgenomen in de Omgevingsvisie:
Daarnaast dient getoetst te worden aan bijlage II van de Omgevingsvisie 'Kwaliteitskader Roerdalen'. Het Kwaliteitskader Roerdalen is de vervanger/opvolger van het Limburgs Kwaliteitsmenu / Gemeentelijk Kwaliteitsmenu uit de Structuurvisie Roerdalen 2030. Het Kwaliteitskader Roerdalen is pas van toepassing nadat er een positieve grondhouding ten aanzien van een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling is aangenomen. Het Kwaliteitskader Roerdalen richt zich op initiatieven in het buitengebied en is van toepassing op (niet onaanvaardbare) ontwikkelingen in het buitengebied die middels een planologische procedure mogelijk worden gemaakt.
Analyse
In het voorliggende ontwikkeling wordt met name aangesloten bij de focuspunten bouwen voor behoefte en economische concentratiegebieden. Dit omdat de woonwagenstandplaatsen gerealiseerd worden naar de behoefte van zoekenden en daarnaast geconcentreerd worden bij reeds bestaande woonwagenstandplaatsen.
Conform bijlage II van de Omgevingsvisie 'Kwaliteitskader Roerdalen' is voor onderhavig planvoornemen module 13 'Projectmatige woningbouw' van toepassing. De gemeente zal, in samenspraak met Wonen Limburg, afspraken maken over de kostenverdeling. Van een financiële compensatie, conform de beleidsregel 'Beleidsregel woningbouwcompensatie Roerdalen (2019), is geen sprake, omdat de woonwagenstandplaatsen op de planvoorraad staan. Hierdoor is de beleidsregel niet van toepassing.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling past binnen de kaders van de 'Omgevingsvisie Roerdalen 2050'.
De regionale sectorale Structuurvisie Wonen Midden-Limburg 2022 tot en met 2025 is nader uitgewerkt in beleidsregel 'compensatie woningbouwinitiatieven gemeente Roerdalen 2022'. Ontwikkeling van nieuwe wooninitiatieven heeft een negatieve invloed op de woningvoorraad. Om deze negatieve invloed te compenseren wordt voor bepaalde initiatieven een financiële bijdrage gevraagd. De beleidsregel is van toepassing op nieuw te bouwen woningen, die niet zijn opgenomen in de planvoorraadlijst.
Analyse/Conclusie
Dit initiatief heeft geen negatieve invloed op de woningvoorraad. Het is immers gestoeld op de concrete vraag/behoefte van de doelgroep zelf en concurreert hierdoor niet met bestaande (plannen voor) reguliere woningen. Daarbij is het plan opgenomen in de planvoorraad, waardoor deze beleidsregel niet van toepassing is.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Rapportage verkennend bodemonderzoek Reestraat te Herkenbosch" (20 september 2022, 18279.002). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Geconcludeerd wordt dat:
De vooraf gestelde hypothese, dat de onderzoekslocatie als "onverdacht" kan worden beschouwd wordt, op basis van de lichte verontreinigingen, verworpen. Echter, gelet op de aard en mate van verontreiniging, bestaat er géén reden voor een nader onderzoek en bestaan er met betrekking tot de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem géén belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling op de onderzoekslocatie.
Er zijn op basis van het milieuhygiënisch vooronderzoek bodem, tijdens de terreininspectie en bij de uitvoering van de veldwerkzaamheden geen aanwijzingen gevonden die aanleiding geven een asbestverontreiniging op de locatie te verwachten. Econsultancy acht een onderzoek asbest in bodem/puin conform de NEN 5707/5897 dan ook niet noodzakelijk.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals bedrijvigheid (Nouryon, inclusief geluidzone - industrie).
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI-code | categorie | richtafstand | werkelijke afstand | |||||||
Bedrijventerrein Nouryon (vervaardiging van petrochemische producten) | 20.14.1 | 5.3 | max. 700 meter | 40 meter |
Er liggen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van het omliggende bedrijf. Conform de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" geldt voor een dergelijke inrichting de volgende onderverdeling in richtafstanden:
Met uitzondering van het aspect 'stof' worden de richtafstanden overschreden. De overige onderdelen dienen derhalve nader gemotiveerd/onderzocht te worden.
Geur
Conform de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" blijkt dat de richtafstanden van het bedrijventerrein 'Nouryon' reiken tot over de geprojecteerde woonwagenstandplaatsen binnen het plangebied. Er is derhalve niet zonder meer sprake van voldoende ruimtelijke scheiding en een goed woon- en leefklimaat.
Om het aspect 'geur' inzichtelijk te maken heeft LKragten een geuronderzoek uitgevoerd: rapport "Geuronderzoek: Reestraat Herkenbosch" (9 februari 2024, 20240209-RDL030-RAP- GO 1.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Geconcludeerd wordt dat op basis van de uitgevoerde berekeningen blijkt dat de geurbelasting ter plaatse van het beoogde plangebied voldoet aan de richtwaarden uit de VNG-publicatie: “Bedrijven en milieuzonering”, versie 2009, zodat ten aanzien van het aspect geur sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Tevens vindt geen beperking plaats ten aanzien van de planologische mogelijkheden van het bedrijfsperceel en worden de mogelijke bedrijfsactiviteiten door de beoogde woonbestemmingen niet beperkt in hun bedrijfsvoering.
Geluid
Om het aspect 'geluid' inzichtelijk te maken is er een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd. Dit onderzoek wordt in paragraaf 5.1.5 nader toegelicht. Hieruit volgt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder vanwege industrielawaai van industrieterrein AkzoNobel op een aantal toetspunten op de terreingrens van de woonwagenstandplaats wordt overschreden. Bij een aanpassing van het bestemmingsplan dient voor de woonwagenstandplaats een hogere grenswaarde vastgesteld te worden.
Gevaar
Conform de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" blijkt dat de richtafstanden van het bedrijventerrein 'Nouryon' reiken tot over de geprojecteerde woonwagenstandplaatsen binnen het plangebied. Er is derhalve niet zonder meer sprake van voldoende ruimtelijke scheiding en een goed woon- en leefklimaat.
Desalniettemin volgt uit de paragraaf 'externe veiligheid' (paragraaf 5.1.3) dat dit aspect niet zorgt voor planologische belemmeringen. Daarnaast zijn op kortere afstanden van het bedrijventerrein 'Nouryon' diverse woonbestemmingen gesitueerd. Hieruit kan worden geconcludeerd op deze locaties een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het kader voor het beoordelen van externe veiligheid bestaat met name uit:
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt daarnaast getoetst aan de van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit onder meer het Activiteitenbesluit en het Besluiten algemene regels ruimtelijke ordening.
Kernbegrippen
In het beoordelingskader staan twee kernbegrippen centraal:
Verantwoordingsplicht groepsrisico
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre eventuele externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Het invullen van de verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag (veelal de gemeente), waardoor het externe veiligheidsaspect wordt meegewogen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. In onderstaand overzicht (volgend uit de Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico) zijn de onderdelen van de verantwoording nader uitgewerkt en toegelicht.
Bron | Wanneer en opzet verantwoording groepsrisico |
Inrichtingen (Bevi) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. |
Buisleidingen (Bevb) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 100% letaliteitgrens bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beschouwd te worden. |
Transportroutes (Bevt) | Altijd wanneer er binnen een invloedsgebied een ruimtelijk besluit wordt genomen. Er kan echter worden volstaan met een beperkte verantwoording wanneer: 1) het groepsrisico lager is dan 0,1 keer de oriëntatiewaarde, of 2) de toename minder is dan 10% en de oriënterende waarde niet wordt overschreden, of 3) personen zich buiten de 200 meter-zone bevinden. Bij een beperkte verantwoording hoeven alleen zelfredzaamheid en |
Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten ten opzichte van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de Risicokaart.
UITSNEDE RISICOKAART NEDERLAND
Om het aspect 'externe veiligheid' inzichtelijk te maken heeft Econsultancy een quickscan externe veiligheid opgesteld: rapport "Rapportage onderzoek externe veiligheid Reestraat te Herkenbosch" (21 april 2022, 18279.001). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 4.
Geconcludeerd wordt dat:
Inrichtingen
Direct ten oosten van de locatie is de inrichting van Nouryon (voorheen Akzo) gelegen. Het betreft een BRZO-inrichting met een invloedsgebied van 154 meter. Deze afstand wordt gerekend vanaf het centrum van de in figuur 3.1 zwart gestreepte ellipsvorm aan de zuidzijde van de inrichting. Het be-staande woonwagenterrein is gelegen op circa 200 meter afstand en daarmee buiten het invloedsge-bied.
De meest recente berekening van het groepsrisico is uitgevoerd in december 2018 in het kader van de revisievergunning voor de inrichting. Maatgevende activiteit is het verladen van formaldehyde, met als calamiteitenscenario het ontstaan van toxische wolken. Het berekend groepsrisico is weergegeven in figuur 3.2 en is lager dan de oriëntatiewaarde ('Norm curve'), en ook lager dan 0,1 x de oriënta-tiewaarde. Gelet op de reeds bestaande aanwezigheidsdichtheid binnen het invloedsgebied zal het toevoegen van een aantal woonwagenstandplaatsen niet leiden tot een toename van het groepsrisico.
Buisleidingen
Op circa 80 meter noordelijk van de locatie zijn twee buisleidingen aanwezig. Behalve deze twee leidingen is een derde leiding die op het gasdrukregel- en meetstation aansluit ook relevant te noemen. De details van deze leidingen zijn samengevat in tabel 3.1.
De locatie ligt binnen de inventarisatieafstand voor elk van deze leidingen.
Transportroutes
Op circa 235 meter ten noorden van de locatie worden via de N570 (7) gevaarlijke stoffen vervoerd. Omdat het plan op meer dan 200 meter afstand is gelegen, is geen kwantitatieve risicoanalyse noodzakelijk. Behalve transporten ter bevoorrading van het tankstation is niet bekend om welke stofcategorieën het gaat. Mogelijk is er sprake van een scenario 'toxische wolk'.
Advies
De uitbreiding van de woonwagenstandplaats wordt voorzien binnen de inventarisatieafstand van 3 buisleidingen. Formeel is hiervoor een berekening en verantwoording van het groepsrisico nodig. Gelet op de reeds aanwezige dichtheid van personen binnen de inventarisatieafstand is de verwachting dat het groepsrisico niet of niet significant zal toenemen, zodat kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico.
De beoogde locatie is (vooralsnog) niet voorzien binnen de invloedsafstand tot Nouryon, zodat hiervoor geen berekening van het groepsrisico noodzakelijk is. Het in 2018 berekende groepsrisico als gevolg van de inrichting is lager dan 0,1 x de oriëntatiewaarde.
Wanneer wordt gekozen voor uitbreiding van de bestaande woonwagenstandplaats, kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het groepsrisico. Hierin moet worden ingegaan op preventie, bestrijding en beheersing van calamiteiten en de zelfredzaamheid van (nieuwe) bewoners.
Beperkte verantwoordingsparagraaf
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies heeft Kragten een beperkte verantwoordingsparagraaf opgesteld: rapport "Verantwoording hoogte groepsrisico; Reestraat Herkenbosch" (30 oktober 2023, 20231030-RDL030-NOT-VGR 1.0). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 5.
Geconcludeerd wordt dat:
Bevb - Transport door buisleidingen
In artikel 12 lid 3 van het Besluit externe veiligheid buisleidingen juncto artikel 8 van de Regeling externe veiligheid buisleidingen is opgenomen wanneer sprake is van het verantwoorden van het groepsrisico. In onderhavige situatie is sprake van een beperkte verantwoordingsplicht voor de buisleiding, waarbij de verantwoording dient in te gaan op de volgende onderdelen:
Ad 1 en 2)
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied voor externe veiligheid van de aardgastransportleidingen A-520, A-578 en A-665.
Het plangebied omvat de realisatie van een aantal woonwagenstandplaatsen. De hoogte van het groepsrisico zal niet danwel niet significant toenemen.
Ad 3)
Voor de bestrijding van een calamiteit is de inrichting van het gebied van belang. Bij een dreigende breuk van een hogedruk aardgasleiding richt de brandweer zich op het veilig stellen van het effectgebied en het voorkomen van een ontsteking. Als uitstroming plaatsvindt, zal de Gasunie de leiding inblokken. Afhankelijk van het systeem en de afstand tot de breuk kan het enkele uren duren voor de leiding is leeg gelopen. In geval van een directe ontsteking kunnen hulpdiensten door de enorme hittestraling de fakkel beperkt benaderen om gewonden te helpen. De fakkel zelf kan niet door de brandweer worden geblust. Er dient te worden gewacht tot het ingeblokte leidingdeel leeg is gelopen.
Naast het tijdig aanwezig zijn met voldoende materieel is tevens de bereikbaarheid in algemene zin en de specifieke risicolocatie cruciaal. De aspecten 'bereikbaarheid calamiteit' en de '(primaire en secundaire) bluswatervoorziening' speelt hierin een rol.
Ad 4)
Het maatgevende scenario voor ongevallen met aardgastransportleidingen is fakkelbrand. Slachtoffers kunnen vallen door de warmtestraling en een drukgolf. Alle aanwezigen die door de vuurbal worden getroffen komen te overlijden. Hiernaast kunnen rondvliegende brokstukken en glasscherven plaatselijk zware schade aanbrengen aan personen en gebouwen.
De mogelijkheden om zelfredzaamheid te vergroten
Het risico op een incident met een hoge druk aardgasleiding wordt voornamelijk bepaald door het risico van schade aan de leiding door (graaf)werkzaamheden nabij de leiding. Geadviseerd wordt om grondwerkzaamheden, zoals heien, op minder dan 20 meter van de buisleiding onder toezicht van de leidingbeheerder te laten uitvoeren. Door deze maatregelen wordt het groepsrisico verder gereduceerd.
Mogelijkheden voor ontvluchting/schuilen
Binnen het invloedsgebied van een aardgastransportleiding is vluchten de beste optie. Wat betreft een fakkelbrand na leidingbreuk geldt dat het zich snel kan ontwikkelen. Afhankelijk van de afstand van bebouwing tot de aardgasleiding, zijn er scenario´s waarbij vluchten niet of nauwelijks mogelijk is. De hittestraling is daarvoor te groot. Personen die aanwezig zijn binnen de 100% letaliteitsgrens komen te overlijden. Indien het incident op grotere afstand van het plangebied plaatsvindt zijn de mogelijkheden voor zelfredzaamheid, voor het gebied dat buiten de 100% letaliteitsgrens valt, groter. Het plangebied ligt deels binnen de 100% letaliteitsgrens. Indien het incident zich op grotere afstand voordoet, is zelfredzaamheid mogelijk, mits ontvluchting uit gebouwen en omgeving op een juiste manier mogelijk is. Vluchten kan dan alleen maar via een route buiten het ´zicht´ van de fakkel. Vluchtroutes moeten personen direct van de calamiteit wegleiden. In de planvorming is rekening gehouden met vluchtmogelijkheden afzijdig van de risicobron.
De invulling van de risicocommunicatie dient conform de Wet veiligheidsregio's door het bestuur van de Veiligheidsregio's uitgevoerd te worden. De Veiligheidsregio ondersteunt en adviseert de gemeenten hierin in voorbereiding op een alarmering bij rampen.
In het onderzoek zijn elementen aangedragen die de gemeenteraad kan gebruiken bij de oordeelsvorming inzake de verantwoording van het groepsrisico. De gemeente Roerdalen heeft in het kader van de ruimtelijke procedure de adviesvraag uitgezet bij de Veiligheidsregio. Uit het verkegen advies van de Veiligheidsregio, tevens bijgevoegd als bijlage 6, volgt dat:
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
Het initiatief omvat wel nieuwe geurgevoelige objecten, maar ligt niet in de omgeving van veehouderijen. het uitvoeren van een geuronderzoek is niet nodig.
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten.
Wegverkeerslawaai
Het plangebied ligt binnen de onderzoekszones van de Schaapsweg. Er is derhalve een akoestisch onderzoek noodzakelijk. Om na te gaan of er voor het aspect 'geluid wegverkeerslawaai' een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden is door Econsultancy een akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai uitgevoerd, rapport: ''Onderzoek wegverkeerslawaai; Reestraat, Herkenbosch'' (12 oktober 2022, 18279.003). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 7.
Geconcludeerd wordt dat de geluidsbelasting op de terreingrens ten hoogste 48 dB bedraagt. Er vindt geen overschrijding van de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 48 dB plaats. Er gelden vanuit akoestisch oogpunt geen belemmeringen voor de realisatie van het plan.
Industrielawaai
Conform de handreiking "Bedrijven en milieuzonering", nader toegelicht in paragraaf 5.1.2, is de planlocatie gesitueerd binnen de richtafstand van het bedrijventerrein 'Nouryon' (inclusief aanduiding 'geluizone - industrie'. Om na te gaan of er voor het aspect 'geluid industrielawaai' een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden is door het Servicecentrum MER een akoestisch onderzoek industrielawaai uitgevoerd, rapport: ''Toets geluid, berekening geluidsbelasting vanwege industrieterrein AkzoNobel'' (20 september 2022, Z/078314). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 8.
Geconcludeerd wordt dat de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder vanwege industrielawaai van industrieterrein AkzoNobel op een aantal toetspunten op de terreingrens van de woonwagenstandplaats wordt overschreden. Bij een aanpassing van het bestemmingsplan dient voor de woonwagenstandplaats een hogere grenswaarde vastgesteld te worden.
Gelijktijdig me de ter inagelegging van het ontwerpbestemmingsplan zal een hogere waarden procedure doorlopen worden.
Het aspect geluid vormt na toepassing van een hogere waarden geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen.
Onderhavig plan omvat 5 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op.
De monitoringstool die in het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is opgesteld, geeft de volgende jaargemiddelden voor de relevante stoffen ter plaatse van het meest relevante meetpunt: Keulsebaan, Herkenbosch [R/15990035].
Categorie | Grenswaarde | 2020 | 2030 | ||||
jaargemiddelde concentratie NO2 | 40 µg/m³ | 12,6 | 8,6 | ||||
jaargemiddelde concentratie PM10 | 40 µg/m³ | 15,3 | 13,0 | ||||
jaargemiddelde concentratie PM2.5 | 25 µg/m³ | 8,8 | 7,0 | ||||
overschrijdingsdagen per jaar- gemiddelde concentratie PM10 | 35 | 6,0 | 6,0 |
Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat aan alle grenswaarden wordt voldaan. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor de ontwikkeling van of in de buurt van veehouderijen, boom- en fruitteelt en hoogspanningsverbindingen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Bij het beoordelen van de effecten van veehouderijen op de volksgezondheid wordt onderscheid gemaakt in endotoxinen en geitenhouderijen. De Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 - die bedoeld is bij de nieuwvestiging of verandering van veehouderijen - biedt een stappenplan dat ook deels geschikt is voor de beoordeling van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van veehouderijen.
Endotoxinen
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een giftig effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. Conform stap 5 van het stappenplan moet de ligging van het initiatief ten opzichte van veehouderijen worden beoordeeld. Bij een afstand van meer dan 1 kilometer tot pluimveehouderijen en van meer dan 250 meter tot overige veehouderijen (behoudens geitenhouderijen) is er geen gevaar voor de volksgezondheid als gevolg van endotoxinen. Het Bestand Veehouderijbedrijven biedt de benodigde gegevens van de veehouderijen.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 1000 meter rondom het plangebied zijn geen pluimveeveehouderijen actief. Bovendien liggen er geen overige veehouderijen binnen 250 meter van het plangebied. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect endotoxinen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van endotoxinen.
Geitenhouderijen
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied zijn echter geen geitenhouderijen met meer dan 100 geiten actief. Er hoeft geen nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen plaats te vinden. Er is sprake van een gezonde leefomgeving ten aanzien van geitenhouderijen.
Bij boom- en fruitteelt worden vaak gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. Deze middelen kunnen een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Als gevolg van de wind kunnen gewasbeschermingsmiddelen verwaaien. Dit wordt drift genoemd. Om te voorkomen dat derden als gevolg van drift in aanraking komen met gewasbeschermingsmiddelen wordt een spuitzone van 50 meter gehanteerd.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van maximaal 5 woningen waar personen gedurende langere tijd verblijven. Binnen 50 meter rondom het plangebied zijn geen kwekerijen aanwezig of kunnen kwekerijen worden ontwikkeld. Geconcludeerd wordt dat er geen rekening gehouden hoeft te worden met spuitzones als gevolg van boom- en fruitteelt.
De magnetische velden in de buurt van hoogspanningsverbindingen kunnen invloed hebben op de gezondheid. Het beleid van de Rijksoverheid is erop gericht om zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig verblijven in het gebied rondom bovengrondse hoogspanningsverbindingen waarbinnen het jaargemiddelde magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla.
Analyse
Het plan leidt tot het toevoegen van maximaal 5 woningen waar kinderen gedurende langere tijd verblijven. Daarnaast wordt opgemerkt dat er sprake is van een zeer grote afstand tot hoogspanningsverbindingen, namelijk ruim 1,3 kilometer, en dat het schadelijke magneetveld zich tot maximaal enkele honderden meters van de hoogspanningsverbinding uitstrekt. Er is geen nader onderzoek nodig.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient bepaald te worden of de ontwikkeling voorkomt in lijst C of lijst D van het Besluit, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.
Bij besluit van 21 februari 2011 is het Besluit milieueffectrapportage en het Besluit omgevingsrecht gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft het meer in lijn brengen van het besluit m.e.r. met de Europese richtlijn m.e.r. Dit houdt in dat onder andere de zogenaamde drempelwaarde voor activiteiten een indicatief karakter heeft gekregen. Met dit wijzigingsbesluit is bepaald dat voor activiteiten die op de bij het besluit behorende C- en D-lijst zijn opgenomen, altijd aandacht aan m.e.r. geschonken dient te worden. Dit strekt tot het bepalen of een m.e.r. of m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat voor activiteiten die behoren tot de C-lijst een m.e.r.-plicht volgt en voor activiteiten op de D-lijst volgt dan wel een m.e.r.(beoordeling). Hierbij is (onder meer) de bij de activiteit behorende drempelwaarde van belang.
Vanaf 16 mei 2017 is de Herziening van de m.e.r- wetgeving in werking getreden. Als een project (activiteit die voorkomt in Bijlage D van het Besluit m.e.r.) nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben moet een initiatiefnemer dit melden
Met betrekking tot de ontwikkeling is in onderdeel D (11.2) van de bijlage van het Besluit m.e.r. het volgende opgenomen: "de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen." De voorgenomen ontwikkeling ligt ver onder de drempelwaarde die is opgenomen in kolom 2, namelijk een oppervlakte van 100 hectare of meer, een aaneengesloten gebied en 2.000 woningen of meer of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Er is voor de activiteit derhalve geen sprake van een directe m.e.r.-beoordelingsplicht.
In het voorliggende geval is sprake van een netto toename van 5 wooneenheden. Gezien de omvang van het project, mede afgezet tegen de oppervlakten en aantallen die worden genoemd in categorie 11.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r., is sprake van een kleinschalig project. Daarnaast is er geen sprake is van significante milieueffecten als gevolg van de ontwikkeling en is ook geen sprake van een ligging binnen of in de nabijheid van een kwetsbaar gebied.
De ontwikkeling heeft een relatief beperkte omvang en wordt mogelijk gemaakt binnen de kern in een overwegend woongebied. Daarnaast zijn er geen belemmerende milieuaspecten voorzien, welke een negatieve invloed hebben op de beoogde ontwikkeling of omliggende omgeving. Gezien de aard, omvang, milieugevolgen en ligging kan gesteld worden dat onderhavig initiatief niet kan worden aangemerkt als een 'stedelijk ontwikkelingsproject' als bedoeld in categorie D11.2 van het Besluit m.e.r. Er hoeft dan ook geen milieueffectrapport te worden opgesteld en er hoeft ook geen m.e.r.-beoordeling te worden doorlopen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied ligt in een zone met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde. Er geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 40 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 2.500 m². Onderhavig initiatief overschrijdt deze grenzen niet. Het uitvoeren van een archeologisch onderzoek is hiermee niet aan de orde.
Ondanks een zorgvuldig afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied zijn geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Roerdal' ligt op circa 800 meter afstand.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Gezien de afstand tot omliggende Natura 2000-gebieden en gelet op de omvang van de voorgenomen activiteiten kan voor de meeste externe effecten (zoals b.v. geluid) een negatief effect op voorhand worden uitgesloten. Enige uitzondering hierop betreft de kans op verzuring en/of vermesting als gevolg van stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek (13 november 2023, 18279.006) uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 9 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat wordt voldaan aan de genoemde grenswaarde voor zowel de aanleg- als gebruiksfase. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig.
Soortenbescherming
Om een indruk te verkrijgen van de (mogelijk) aanwezige beschermde planten- en diersoorten binnen het onderzoeksgebied heeft Econsultancy een verkennend flora- en fauna onderzoek uitgevoerd: rapport ''Quickscan Wet natuurbescherming; Reestraat (ong.), Herkenbosch'' (31 augustus 2023, 18279.005). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 10.
Geconcludeerd wordt dat op basis van onderhavige quickscan Wet natuurbescherming geldt dat geen aanvullend onderzoek ten aanzien van soorten benodigd is. Ten aanzien van rugstreeppad dient vestiging gedurende de werkzaamheden voor-komen te worden, door het ontstaan van poelen in de periode april – augustus te voorkomen.
Voor beschermde soorten behorend tot de overige soortgroepen zijn overtredingen ten aanzien van de Wet natuurbescherming wegens het ontbreken van geschikt habitat, het ontbreken van sporen en/of vanwege een vrijstelling bij ruimtelijke ontwikkeling niet aan de orde. Wel dient rekening te worden gehouden met de alge-mene zorgplicht ten aanzien van amfibieën en grondgebonden zoogdieren.
Tevens wordt aanbevolen om de voorgenomen plannen buiten het broedseizoen uit te voeren, dan wel op te starten. Indien binnen het broedseizoen gestart wordt, dient conform een ecologisch werkprotocol gewerkt te worden. Het broedseizoen loopt globaal van maart – augustus, echter is de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen geldend.
Tot slot wordt opgemerkt dat de zorgplicht als genoemd in artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming te allen tijde van toepassing is.
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Limburg. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Waterbeheerprogramma 2022-2027 van Waterschap Limburg, de provinciale omgevingsvisie, het Provinciaal Waterplan, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening.
De bekende drietrapsstrategieën zijn leidend:
De opgave ten aanzien van het regionale water is het komen tot robuuste en natuurlijk functionerende en veerkrachtige watersystemen. Dit om risico's tot wateroverlast en watertekort verminderen en ook bij klimaatverandering beheersbaar en maatschappelijk acceptabel te blijven. Er dient te worden voldaan aan de regionale normering voor wateroverlast. Daarnaast is het ontwikkelen van regionale, gebiedsgerichte adaptiestrategieën en het treffen van effectieve maatregelen de opgave voor het omgaan met huidige en toekomstige watertekorten. Een belangrijke voorwaarde hierbij is de beschikbaarheid van voldoende water en de juiste kwaliteit. Op deze manier zijn problemen op het gebied van watertekort in tijden van schaarste beheersbaar en maatschappelijke acceptabel.
Een van de doelen van de provincie is om wateroverlast en watertekorten in het regionale watersysteem te beperken door meer ruimte voor water beschikbaar te stellen, de sponswerking te versterken en te anticiperen op de gevolgen van de klimaatverandering.
In het Waterbeheerprogramma van waterschap Limburg is uitgewerkt wat de doelen zijn voor de komende planperiode en hoe die te berieken. Het gaat hierbij om:
Onderhavig planvoornemen leidt tot een beperkte toename van het verharde oppervlak (5 x 210 m² =) 1.050 m². Daar er in het projectgebied geen watergangen van het waterschap in de nabije omgeving liggen, dient er een overstortconstructie te worden voorzien op het gemeentelijk rioolstelsel of het openbare terrein.
Daarom dient de eis van het waterschap gevolgd te worden. Volgens het beleid van het waterschap is een berging van 100 mm/24 uur per m2 aan toename van verhard oppervlak vereist. Dit komt neer op een berging van circa 105 m3. Een nadere uitwerking van de waterberging zal bij de omgevingsvergunning voor het bouwen worden gevoegd.
In dit hoofdstuk wordt de haalbaarheid van dit bestemmingsplan aangetoond. Een bestemmingsplan moet zowel in financieel als in maatschappelijk opzicht haalbaar zijn. Er wordt daarom een korte financiële toelichting gegeven en daarnaast worden de doorlopen procedures weergegeven.
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
De gronden zijn eigendom van de gemeente. Een grondexploitatie is derhalve niet noodzakelijk.
Uit de gemeentelijke grondexploitatie volgt dat voldoende middelen aanwezig zijn om de voorgenomen ontwikkeling te kunnen realiseren. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Reestraat, Herkenbosch’ wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar het waterschap Limburg en de provincie Limburg. Daarnaast doorloopt het plan de procedure van artikel 3.8 en verder van de Wet ruimtelijke ordening. In het kader van dit vooroverleg is naar aanleiding van opmerkingen vanuit de Provincie (d.d. 1 december 2023) de toelichting tekstueel op enkele plaatsen gewijzigd. Daarnaast kan met betrekking tot de provinciale reactie aangaande de vleermuizen het volgende worden gesteld:
''In het voorziene plan zullen de meeste bomen ter hoogte van de Reestraat behouden blijven. De bomen waarvoor geldt dat het van belang is dat deze behouden blijven, staan aan de zuidzijde van de bestaande groenvoorziening. Dit gedeelte van het plangebied blijft als zodanig behouden (dit gedeelte van de groenvoorziening blijft in tact). Ook vindt er geen toename van nachtelijke verlichting op deze bomen plaats. Hiermee blijft een oost-west vliegroute bij de Reeweg mogelijk.''
Het ontwerpbestemmingsplan heeft voor eenieder ter inzage gelegen in de periode tussen 22 december 2023 tot en met 1 februari 2024. Er zijn tegen het ontwerpbestemmingsplan geen zienswijze ingediend. Echter zijn er een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd. Deze ambtshalve wijzigingen zijn nader toegelicht in de 'Nota van ambtshalve wijzigingen', bijgevoegd als bijlage 11.
De gemeenteraad heeft het bestemmingsplan op 30 mei 2024 gewijzigd vastgesteld.
Op 10 november 2021 heeft een eerste bijeenkomst plaatsgevonden met de omgeving. Reacties zijn vervolgens verwerkt in het schetsontwerp van het inrichtingsplan. Hierna heeft op 15 februari 2023 een tweede bijeenkomst plaatsgevonden waarin dit definitieve schetsontwerp is gepresenteerd en vragen hierover zijn beantwoord.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel
2
)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Groen (artikel 3)
De groenvoorzieningen hebben de bestemming 'Groen' gekregen. Speelvoorzieningen zijn binnen deze bestemming mogelijk.
Verkeer (artikel 4)
De verkeersvoorzieningen hebben de bestemming 'Verkeer' gekregen. Binnen deze bestemming worden de parkeerplaatsen gesitueerd.
Wonen - Woonwagenstandplaats (artikel 5)
De woonwagenstandplaatsen hebben de bestemming 'Wonen - Woonwagenstandplaats' gekregen. Er is één bouwvlak opgenomen met daarin het maximum aantal woonwagenstandplaatsen in dit bouwvlak.
Waarde - Archeologie - 6 (artikel 6
De voor 'Waarde - Archeologie 6' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voorde bescherming van een terrein met archeologische waarde;
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 7)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel
8
)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel
9
)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene aanduidingsregels (artikel
10
)
In dit artikel zijn de aanduidingen 'geluidzone - industrie' en 'milieuzone - roerdalslenk III' opgenomen. Binnen de aanduiding 'geluidzone - industrie' is de bouw van een woning of een ander geluidsgevoelig gebouw slechts onder voorwaarden toegestaan.
Binnen de aanduiding 'milieuzone - Roerdalslenk III' is in verband met bescherming van grondwaterwinning het oprichten of in exploitatie nemen van boorputten dieper dan 80 meter beneden het maaiveld niet toegestaan.
Algemene wijzigingsregels (artikel
11
)
In dit artikel zijn algemene wijzigingsregels voor Burgemeester en Wethouders om de bestemmingsgrenzen te wijzigen. Naast een algemene wijzigingsbevoegdheid om de bestemmingsgrenzen 5 meter te verschuiven bevat dit artikel tevens een afwegingskader voor de in plan opgenomen wijzigingsgebieden en een specifieke regeling voor de huisvesting van seizoenarbeiders en arbeidsmigranten.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.