Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Steegstraat 8 Herkenbosch
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1669.BPHKB2019STEEGSTR8-VG01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Steegstraat 8 Herkenbosch' met identificatienummer NL.IMRO.1669.BPHKB2019STEEGSTR8-VG01 van de gemeente Roerdalen.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.5 ABC-goederen
inpandig gestalde auto's, boten, caravans en daarmee direct samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, niet zijnde kleine huisraad, voor particulieren.
 
1.6 afdekfolie
landbouwfolie zonder constructies, bestemd voor de akker- en vollegrondstuinbouw, sier-, (klein) fruit- en bollenteelt, met als doel het afdekken van groenten, teelten en gerooide akkerproducten.
 
1.7 afhankelijke woonruimte
bijbehorende bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit het oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
 
1.8 agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het verlenen van diensten, het leveren van dieren of goederen aan agrarische bedrijven of dat is gericht op het verwerken of het opslaan van dieren of agrarische (aanverwante) producten, die afkomstig of bedoeld zijn van/voor agrarische bedrijven; hieronder worden geen grootschalige industriële activiteiten begrepen.
 
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:
  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en bollenteelt;
  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond (waaronder ook begrepen een paardenfokkerij);
  3. sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
  4. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  5. bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van bolbloemen.
  6. champignonteelt: de teelt van champignons
1.10 agrotoerisme
kleinschalige toeristische en recreatieve activiteiten gelieerd aan en/op agrarische bedrijven.
 
1.11 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.
 
1.12 antenne-installatie
een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.
 
1.13 archeologische waarde
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis.
 
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.15 bebouwingspercentage
het op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage tot waar het bouwperceel maximaal mag worden bebouwd, of wanneer dat in deze regels uitdrukkelijk is bepaald, het percentage tot waar het bouwvlak maximaal mag worden bebouwd.
 
1.16 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.
 
1.17 bedrijf-aan-huis
de uitoefening aan huis van bedrijfsactiviteiten die vanwege hun kleinschalige omvang en geringe invloed op de omgeving kunnen worden uitgeoefend in een gedeelte van de woning, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijk uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
 
1.18 bedrijfsmatige exploitatie van verblijfsrecreatie
het bedrijfsmatig exploiteren en beheren van een verblijfsrecreatief complex, gericht op het jaarlijks aanbieden van recreatief verblijf aan meerdere, steeds wisselende personen.
 
1.19 bedrijfs- of dienstwoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
 
1.20 bed & breakfast
een accommodatie voor recreatief nachtverblijf in een (bedrijfs)woning.
 
1.21 beroep-aan-huis
de uitoefening aan huis van een vrij beroep of de beroepsmatige verlening van diensten aan huis op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, vastgesteldtechnisch of hiermee gelijk te stellen terrein, door diegene die ter plaatse zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
 
1.22 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan legaal tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.23 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
1.24 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
1.25 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
1.26 bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw, dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
 
1.27 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of het veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
 
1.28 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
1.29 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
1.30 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
 
1.31 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
1.32 bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.33 bouwwerk, geen gebouw zijnde
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond dat een niet voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.34 camping
een kampeerterrein voor kampeermiddelen al dan niet met voorzieningen voor dagrecreatieve activiteiten met nachtverblijf en daaraan ondergeschikte horeca.
 
1.35 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.
 
1.36 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf. Een en ander met inbegrip van:
  1. afhaal- en bezorgcentra met dien verstande dat er geen dranken en/of spijzen ter plaatse genuttigd worden;
  2. internetwinkels waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.
1.37 dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.
 
1.38 evenement
een voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak met bijbehorende voorzieningen waaronder in ieder geval parkeren.
 
1.39 extensieve dagrecreactie
vormen van recreatief medegebruik van gronden door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.
 
1.40 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
1.41 gevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
1.42 glastuinbouw
de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen.
 
1.43 groene en blauwe diensten
het leveren van prestaties gericht op realisatie van maatschappelijke wensen op terreinen als natuur, landschap, waterbeheer en recreatief medegebruik, waarbij de bestemming gehandhaafd blijft.
 
1.44 hagelnet
voorzieningen bestemd voor de bescherming van vollegrondsgroente-, fruit-, bloemen- en boomteelt die niet doorlopen tot aan de grond.
 
1.45 huishouden
eén of meer personen die in vast verband samenleven en waarbij sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en van onderlinge verbondenheid.
 
1.46 hekwerk
een afscheiding van hout of metaal met openingen, zoals gaaswerk, waar doorheen gekeken kan worden.
 
1.47 huisperceel
een perceel grenzend aan de woning.
 
1.48 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk in gebruik is en/of als zodanig valt aan te merken.
 
1.49 horeca(bedrijf)
een bedrijf, in hoofdzaak gericht op:
  1. het verstrekken van te nuttigen spijzen en/of dranken in gebouwen of op terrassen;
  2. het verstrekken van nachtverblijf;
  3. het verhuren en ter plaatse beschikbaar stellen van zaalruimten;
waarbij de categorie-indeling, zoals opgenomen in de Staat van Horeca-activiteiten zoals opgenomen in bijlage 2, in acht dient te worden genomen.
 
1.50 intensieve veehouderij
het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden niet zijnde een melkveehouderij.
 
1.51 internetwinkel
winkel waar goederen via internet te koop aangeboden worden waarbij de koopovereenkomst overwegend via elektronische weg tot stand komt en er geen goederen ter plaatse opgeslagen, uitgestald en/of geleverd worden.
 
1.52 kampeermiddelen
niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.53 kap
de volledige of nagenoeg volledige afdekking van een gebouw in een gebogen vorm dan wel met een dakhelling van ten minste 15° en ten hoogste 75°.
 
1.54 kas
een bouwwerk van glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 2,5 m of meer, trek, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
 
1.55 kleinschalige horeca
thee- en koffieschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf, géén café, restaurant of ander horecabedrijf zijnde.
 
1.56 kleinschalig kamperen
kamperen op een kampeerterrein voor maximaal 40 kampeermiddelen, niet zijnde permanente kampeermiddelen, gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
 
1.57 kwaliteitsmenu
het kwaliteitsmenu zoals opgenomen in de Structuurvisie 'Roerdalen 2030' zoals vastgesteld op 20 december 2012.
 
1.58 kwetsbaar object:
kwestbaar object zoals vermeld in art. 1 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
 
1.59 mantelzorg
intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
 
1.60 milieuhygiënisch inpasbaar
een ontwikkeling is milieuhygiënisch inpasbaar indien is aangetoond dat:
  1. voor milieu gevoelige functies een goed woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  2. omliggende bedrijven niet onevenredige in hun activiteiten worden aangetast;
  3. er geen sprake is van significant negatief effecten op Natura 2000-gebied(en);
  4. nieuwe functies binnen de ecologische hoofdstructuur niet schadelijk zijn voor de natuur;
  5. bij het toestaan van nieuwe geluidsgevoelige functies dient te worden voldaan aan de voorkeursgrenswaarden of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  6. bij het toestaan van nieuwe geurgevoelige functies wordt voldaan aan de wettelijke geurnormen of vastgestelde hogere geurnorm;
  7. er geen nieuwe kwetsbare objecten binnen 10-6-contour worden gerealiseerd;
  8. nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt indien hiertoe gewichtige redenen voor aanwezig zijn;
  9. de luchtkwaliteit geschikt is voor de gewijzigde functie;
  10. de toename verhard van oppervlak wordt gecompenseerd;
  11. de capaciteit van de omliggende wegen voldoende is voor veilige afwikkeling van de verkeerstoename;
  12. de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie;
  13. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 4 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
1.61 monument
een bouwwerk of terrein dat van algemeen belang is vanwege de schoonheid, de betekenis voor de wetenschap of de cultuurhistorische waarde.
 
1.62 nevenfunctie
een of meer (bedrijfsmatige) activiteiten in combinatie met en ondergeschikt aan de uitoefening van het ter plaatse en bij wijze van hoofdfunctie uitgeoefende (agrarische) bedrijf/wonen.
 
1.63 nieuwvestiging
het verplaatsen van een agrarisch bedrijf uit de provincie Limburg naar een nieuwe locatie waarbij het vrijgekomen bouwvlak gebruikt mag worden voor bedrijven uit en van buiten de gemeente.
 
1.64 onderkomens
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kampeermiddelen, stacaravans, containers, voertuigen, gewezen voertuigen of andere zaken die als tijdelijk dan wel permanent onderkomen dienen van één of meer huishoudens.  
1.65 overig bouwwerk
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
 
1.66 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.
 
1.67 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij.
 
1.68 paardenhouderij
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden.
 
1.69 paardrijactiviteiten
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.
 
1.70 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.71 peil
  1. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
1.72 pergola
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, bestaande uit een open constructie van twee of meer palen, die onderling met elkaar verbonden zijn.
 
1.73 perceel
een stuk grond dat eenzelfde gebruik heeft en is omgeven door een duidelijk herkenbare grens in de vorm van bijvoorbeeld heggen, afrasteringen, sloten of greppels.
 
1.74 permanente bewoning
het gedurende een half jaar ten minste twee derde van de tijd gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofd(woon)verblijf.
 
1.75 permanente teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m die langer dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig is.
 
1.76 recreatiewoning
een (deel van een ) gebouw die blijkens de bestemming is bedoeld voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
 
1.77 schuilgelegenheid
een overdekte ruimte die maximaal aan drie zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit te lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter en waarbij in en nabij de schuilgelegenheid geen opslag is toegestaan. De schuilgelegenheid is een open constructie zonder deuren.
 
1.78 seizoensgebonden standplaats kampeermiddel
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij het kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, uitsluitend gedurende de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.
 
1.79 solitair perceel
een perceel niet aangrenzend of in nabijheid van het huisperceel.
 
1.80 standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten
de standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels.
 
1.81 steilrand
een strook grond, die gekenmerkt wordt door een relatief groot hoogteverschil over een korte afstand.
 
1.82 teeltondersteunende voorziening
voorziening of constructie, niet zijnde afdekfolie en hagelnet, met een hoogte van ten hoogste 3 m, met als doel het gewas te forceren tot meer groei, de oogst te spreiden en meer opbrengsten te genereren. Het gaat daarbij om zowel het vervroegen als verlaten ten opzichte van normale teelt en/of beschermen tegen weersinvloeden, ziekten en plagen om een kwalitatief beter product te verkrijgen.
 
1.83 terras
een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het (horeca)bedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
 
1.84 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
teeltondersteunende voorzieningen met een hoogte van ten hoogste 3 m die korter dan 6, al dan niet aaneengesloten, maanden per jaar aanwezig zijn, met dien verstande dat tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (met uitzondering van funderingsanker en dergelijke) na de teelt opgeruimd en van het veld verwijderd dienen te worden. Voorbeelden van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn plastic (mini)tunnels, stellingen, regenkappen en boogkassen.
 
1.85 verkoop-aan-huis van lokale producten
verkoop van producten als nevenfunctie bij een (agrarisch) bedrijf van zelf geproduceerde of uit de plaatselijke regio afkomstige producten.
 
1.86 verticale bouwdiepte
de diepte van een gebouw onder de grond of deels onder de grond (half verdiept).
 
1.87 volwaardig agrarisch bedrijf
een agrarisch bedrijf met een omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht en een zodanige bedrijfsomvang dat de continuïteit ook op de lange termijn is gewaarborgd.
 
1.88 voorgevel
de gevel(s) van een gebouw die is/zijn gelegen in de voorgevelrooijlijn.
 
1.89 voorgevelrooilijn
denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en)/is/zijn gesitueerd en die is/zijn gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.
 
1.90 vrijstaande woning
een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand hoofdgebouw.
 
1.91 Wgh-inrichting
bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.
 
1.92 wonen
huisvesting waarbij de bewoner(s) van een woning gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen.
 
1.93 woning
een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden. Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder bijvoorbeeld een eigen toegang, toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.
 
1.94 wooneenheid
een woning zoals opgenomen in lid 1.112.
 
1.95 zelfstandige woning
een woning met een eigen toegang waarbij keuken, douche en toilet niet gedeeld hoeven te worden met de andere bewoners van het pand.
 
1.96 zorgwoning
Een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal één van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal één van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.2 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.3 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.6 de verticale bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer tot aan de bovenkant van de onderste afgewerkte vloer.
 
2.7 ondergeschikte bouwdelen
bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, zoals plinten, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, ondergeschikte dakkapellen en gevelopbouwen, gevelen kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, onder voorwaarde dat de overschrijding van bouw- c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 m bedraagt, en de totale oppervlakte van de overschrijding niet meer dan 6 m².
 
2.8 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; ondergeschikte bouwdelen worden hierbij niet meegenomen.
 
2.9 bouwhoogte van een antenne-installatie
  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.10 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidingsmuren.
 
2.11 bruto vloeroppervlak
de som van de buitenwerks gemeten vloeroppervlakte van alle bouwlagen, dus inclusief bijvoorbeeld ingesloten buitenruimte, trappen, liftkokers, installatieruimten, enz.
 
2.12 aanvullende meetregels
Bij het meten gelden de volgende aanvullende regels:
  1. het peil voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang aan de wegzijde grenst: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de hoogte van de kruin van de openbare weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. het peil in andere gevallen: dient te zijn gesitueerd op maximaal 30 cm boven de gemiddelde hoogte van het rondom afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw.
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Agrarisch
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9;
  2. met de daarbij behorende:
  3. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;
alsmede voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  2. extensieve dagrecreatie;
  3. evenementen;
  4. de in onderstaande tabel vermelde toegestane nevenfuncties:
Nevenfunctie
Maximaal aantal m2 gronden in gebruik voor nevenfunctie
Maximaal aantal m2 bestaande bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
Verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten beroep aan huis
-
100 m2
Maximaal 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
Bed & Breakfast
-
Max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max. 3 kamers
Groene en blauwe diensten
-
-
 
3.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. tevens geldt het bepaalde in onderstaande tabel:
Max. Aantal per bouwvlak
Max. Oppervlak
Max. Inhoud
Max goot-
hoogte
Max. Bouw-hoogte
Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)
1
-
1.000 m3
6 m
9m
Bijbehorende bouwwerken
-
100 m2
-
3,5 m
6,5 m
Kassen
-
2.500 m2
-
6 m
12 m
Overige bedrijfsgebouwen
-
Volledig bouwvlak
-
6m
12 m
Teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen
-
Volledig bouwvlak
-
-
2,5 m
Mestsilo’s
-
2.500 m2
-
-
8,5 m
Overige silo’s
-
-
-
-
15 m
Vlaggenmasten
-
-
-
-
8 m
Lichtmasten bij paardenbakken
-
-
-
-
5 m
Erf- of terreinafscheidingen binnen bouwvlak
-
-
-
-
2 m
Erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak
-
-
-
-
2 m
Overige erf- en terreinafscheidingen buiten bouwvlak
-
-
-
-
1,2 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
-
-
-
3 m
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 ten behoeve van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a om kuilvoerplaten, mestplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. de realisatie van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kuilvoerplaten en sleufsilo's binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  3. er dient voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht genomen te worden;
  4. de hoogte van de wanden behorende bij de sleufsilo's bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  5. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.3.2 ten behoeve van hagelnetten
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a om hagelnetten buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een volwaardig agrarisch bedrijf;
  2. het is niet toegestaan hagelnetten door te laten lopen tot aan de grond;
  3. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.3.3 ten behoeve van opslag van dierlijke mest
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2 onder a met inachtneming van het volgende:
  1. de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de opslag van dierlijke mest is toegestaan in mestbassins, mestzakken of op mestplaten waarbij gebruikgemaakt mag worden van een of meerdere mestzakken, mestbassins of mestplaten;
  3. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering;
  4. de opgeslagen mest buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2.500 m³ per bedrijf;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, mestbassins, mestzakken of mestplaten binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  6. de opslag van dierlijke mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  7. de hoogte van mestzakken, mestbassins en wanden van mestplaten bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  8. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  5. nevenfuncties zijn, indien hier bebouwing voor nodig is, niet toegestaan buiten de bestaande bebouwing;
  6. bed & breakfast is niet buiten de woning en bouwwerken toegestaan;
  7. in het kader van bedrijf- en beroep-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  8. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  9. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, onder voorwaarde dat:
    1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1 ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in onderstaande tabel in dit lid, met inachtneming van het volgende:
  1. nevenfuncties die niet in de bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  2. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  8. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  9. ten behoeve van de nevenfunctie overige bedrijven geldt tevens dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  10. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    2. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    3. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    4. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    5. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
Nevenfunctie
Maximaal aantal m2 gronden in gebruik voor nevenfunctie
Maximaal aantal m2 bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
Kleinschalig bedrijf-aan-huis
-
Max 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
Kleinschalig kamperen
-
Zoals bepaald in lid 3.5.1
Educatie
-
Zoals bepaald in lid 3.5.1
Overige recreatieve functies/agrotoerisme
-
Zoals bepaald in lid 3.5.1
Agrarische duurzaamheid, innovatie en educatie
-
Zoals bepaald in lid 3.5.1
Inpandinge stalling van ABC-goederen voor particulieren
-
Max 500 m2
Overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten
-
Zoals bepaald in lid 3.5.1
 
3.5.2 Ten behoeve van paardenbakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 onder d om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. per (bedrijfs)woning is ten hoogste één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  2. de oppervlakte van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  3. paardenbakken, dienen aansluitend aan een bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, paardenbakken binnen een zone van 25 m vanaf de grens van een bouwvlak zijn toegestaan;
  4. de afstand tussen de paardenbak en hindergevoelige bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken van derden dient ten minste 25 m te bedragen;
  5. lichtmasten en stapmolens zijn niet toegestaan;
  6. de hoogte van springobstakels bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  7. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt, boomteelt en houtproductie;
  2. het aanleggen, verharden van wegen, voet-, fiets-, ruiter- en andere paden, dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen, parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  3. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  5. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van fruitteelt, boomteelt en houtproductie), het slechten van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  6. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.
3.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van 3.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
3.7.1 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in onderstaande tabel genoemde vervolgfuncties toegestaan zijn, met inachtneming van het volgende:
  1. er mogen na toepassing van de wijzigingsbevoegdheid geen nieuwe gebouwen worden gebouwd en bestaande gebouwen mogen niet worden uitgebreid;
  2. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  3. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  4. er mag geen sprake zijn van buitenopslag of andere bedrijfsactiviteiten die buiten de gebouwen plaatsvinden;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties dient niet onevenredig groot te zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  8. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  9. een minicamping is toegestaan tot maximaal 40 standplaatsen;
  10. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  11. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  12. het aantal woningen mag niet toenemen;
  13. indien door initiatiefnemer is aangetoond dat wijziging naar de vervolgfuncties zoals opgenomen in onderstaande tabel niet mogelijk is, kan de bestemming gewijzigd worden naar de bestemming Wonen.
Tabel vervolgfuncties
Recreatie
Toerisme
Zorg
Wonen
 
3.7.2 Ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat de realisatie van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. aangetoond dient te worden dat op het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te realiseren, waarbij aangetoond moet worden waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoord;
  3. de betreffende gronden dienen voorzien te worden van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen';
  4. de hoogte bedraagt ten hoogste 2,5 m;
  5. er dient voldaan te worden aan een landschappelijke inpassing.
3.7.3 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, onder voorwaarde dat:
  1. Vormverandering van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de omvang van het agrarisch bouwvlak mag niet worden vergroot;
  3. nabij gelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  4. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. er dient te worden voldaan aan een landschappelijke inpassing.
3.7.4 Ten behoeve van bouwvlakvergroting
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming 'Agrarisch' zodanig wijzigen dat vergroten van het bouwvlak is toegestaan, onder voorwaarde dat:
  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
  2. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van de bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. nabij gelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  4. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. er dient te worden voldaan aan een landschappelijke inpassing.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. de uitoefening van een agrarisch bedrijf zoals genoemd in artikel 1 lid 1.9;
  2. met de daarbij behorende:
  3. voorzieningen zoals kuilvoerplaten, sleufsilo's, mestvoorzieningen, teeltondersteunende voorzieningen, paardenbakken, erven, tuinen, groen, nutsvoorzieningen, in- en uitritten, ontsluitingswegen, recreatieve paden en voet- en fietspaden, water en voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding waaronder ook voorzieningen ten behoeve van het bergen en infiltreren van water;
alsmede voor:
  1. wonen, mits de bouw van een bedrijfswoning is toegestaan;
  2. behoud, versterking en ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden van de gronden, zoals deze tot uitdrukking komt in de landschappelijke openheid, de landschappelijke beslotenheid in de vorm van bosschages, houtwallen en lanen en de geomorfologische waarden in de vorm van hoogterrassen, steilranden en oude Roermeanders;
  3. extensieve dagrecreatie;
  4. evenementen met een maximum duur van 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden);
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - gekoppeld bouwvlak' behoort het bouwvlak bij het bouwvlak op het perceel Steegstraat 8 te Herkenbosch.
  6. de in tabel 4.1 vermelde toegestane nevenfuncties.
Nevenfunctie
Maximaal aantal m2
Gronden in gebruik voor nevenfunctie
Bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
Verkoop-aan-huis van lokaal/streekeigen agrarische producten
-
100 m2
Beroep-aan-huis
-
Max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
Bed & Breakfast.
-
Max. 8 slaapplaatsen verdeeld over max 3 kamers
Groene en blauwe diensten
-
-
 
4.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. in afwijking van het bepaalde onder a geldt dat erf- of terreinafscheidingen ook buiten het bouwvlak gerealiseerd mogen worden;
  3. het aantal bedrijfswoningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1 tenzij door middel van een maatvoeringaanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' anders is aangegeven;
  4. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  5. tevens geldt het bepaalde in tabel 4.2.
Max.
Oppervlak
Max.
inhoud
Max. Goothoogte
Max. Bouwhoogte
Bedrijfswoning
-
1.000 m3*
6 m
9 m
Bijbehorende bouwwerken
100 m2
-
3,5 m
6,5 m
Kassen
2.500 m2
-
4,5 m
6,5 m
Overige bedrijfsgebouwen
Volledig bouwvlak**
-
6 m
12 m
Teeltondersteunende voorziening, niet zijnde kassen
Gehele bouwvlak
-
-
3 m
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Ter plaatse van de aanduiding ‘teeltondersteunende voorzieningen’
-
-
3 m
Hagelnetten
Gehele bouwvlak
-
-
-
Mestsilo’s
5.000 m3
-
-
8,5 m
Overige silo’s
-
-
-
15 m
Vlaggenmasten
-
-
-
8 m
Lichtmasten bij paardenbakken
-
-
-
5 m
Lichtmasten overig
-
-
-
5 m
Erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak
-
-
-
2m
Erf- of terreinafscheidingen t.b.v. boom-, sier- en fruitteelt buiten bouwvlak
-
-
-
2 m
Overige erf- en terreinafscheidingen binnen bouwvlak---1,2 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
---3 m
 
- = niet van toepassing
* tenzij anders is aangegeven door middel van de maatvoeringaanduiding 'maximum volume ' anders is aangegeven
** tenzij anders is aangegeven door middel van de aanduiding specifieke bouwaanduiding 'geen gebouwen'
 
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Ten behoeve van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a om kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. de realisatie van kuilvoerplaten en sleufsilo's buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kuilvoerplaten en sleufsilo's binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  3. er dient voldoende afstand tot omliggende hindergevoelige objecten in acht genomen te worden;
  4. de hoogte van de wanden behorende bij de sleufsilo's bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  5. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast;
  6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.3.2 Ten behoeve van hagelnetten
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van agrarische bedrijven bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a om hagelnetten buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. hagelnetten zijn uitsluitend toegestaan ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  2. het is niet toegestaan hagelnetten door te laten lopen tot aan de grond;
  3. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast;
  4. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.3.3 Ten behoeve van opslag van dierlijke mest
Het bevoegd gezag kan ten behoeve van de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 onder a, met inachtneming van het volgende:
  1. de opslag van dierlijke mest buiten het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de opslag van dierlijke mest is toegestaan in mestbassins, mestzakken of op mestplaten waarbij gebruikgemaakt mag worden van een of meerdere mestzakken, mestbassins of mestplaten;
  3. mestopslag is uitsluitend bedoeld voor de eigen agrarische bedrijfsvoering;
  4. de opgeslagen mest buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste 2.500 m³ per bedrijf;
  5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen aansluitend aan het bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, mestbassins, mestzakken of mestplaten binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak zijn toegestaan;
  6. de opslag van dierlijke mest dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  7. de hoogte van mestzakken, mestbassins en wanden van mestplaten bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  8. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast;
  9. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in Bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.4 Specifieke gebruiksregels
 
Met betrekking tot het gebruiken en laten gebruiken van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. het gebruik van afdekfolies buiten het bouwvlak is toegestaan;
  2. buitenopslag buiten het bouwvlak is niet toegestaan;
  3. buitenopslag binnen het bouwvlak met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is niet toegestaan;
  4. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan;
  5. bed & breakfast is niet buiten de woning toegestaan;
  6. in het kader van beroep- en bedrijf-aan-huis is geen horeca en detailhandel toegestaan;
  7. de productie van energie uit biomassa is niet toegestaan;
  8. de aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, mits:
    1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw of de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor het geven van mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
    2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat;
  9. ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van groen – Voorwaardelijke verplichting – 18 mogen de gronden alleen gebruikt worden ten behoeve van de bestemming indien het erfinrichtingsplan zoals opgenomen in bijlage 4 Binnen drie jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan gerealiseerd en instandgehouden wordt.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 onder n ten behoeve van het toestaan van een of meer nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 4.3, met inachtneming van het volgende:
  1. nevenfuncties die niet in de bebouwing plaatsvinden mogen buiten de bebouwing maar binnen het bouwvlak plaatsvinden;
  2. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  3. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  4. buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  8. horeca is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nevenactiviteit;
  9. ten behoeve van de nevenfunctie overige agrarisch aanverwante bedrijven geldt tevens dat activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  10. ten aanzien van de nevenfunctie kleinschalig kamperen geldt tevens het volgende:
    1. in uitzondering op het gestelde onder a is kleinschalig kamperen buiten het bouwvlak, mits aansluitend aan het bouwvlak, toegestaan met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, kleinschalig kamperen binnen een zone van 25 m vanaf de grens van het bouwvlak is toegestaan;
    2. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder l mogen niet onevenredig worden aangetast;
    3. kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;
    4. het aantal standplaatsen voor kampeermiddelen bedraagt ten hoogste 40;
    5. de onderlinge afstand tussen kampeermiddelen bedraagt ten minste 5 m, met dien verstande dat deze afstand niet van toepassing is voor kampeermiddelen die aaneengeschakeld zijn;
    6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu;
  11. ten aanzien van de nevenfunctie inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren geldt dat van de maximum oppervlaktemaat van 500 m2, zoals opgenomen in tabel 4.3, afgeweken kan worden mits:
    1. voldaan wordt aan de voorwaarden zoals opgenomen onder a t/m h;
    2. de opslag in de bestaande bebouwing plaatsvindt;
    3. niet meer dan 20% van de totale oppervlakte aan bebouwing, zoals legaal aanwezig op het moment van vaststellen van dit bestemmingsplan, in gebruik genomen wordt voor de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren;
    4. de inpandige stalling van ABC-goederen voor particulieren ondergeschikt is aan de agrarische hoofdfunctie;
    5. er sprake is en blijft van een volwaardig agrarisch bedrijf;
    6. door initiatiefnemer is aangetoond dat de uitoefening van nevenfuncties zoals opgenomen in tabel 4.1 en 4.3 niet of moeilijk realiseerbaar zijn.
Tabel 4.3
Nevenfunctie
Maximaal aantal m2
Gronden in gebruik voor nevenfunctie
Bebouwing in gebruik voor nevenfunctie
Bedrijf-aan-huis
-
Max. 1/3 van de woning en bijbehorende bouwwerken
Kleinschalig kamperen
-
Zoals bepaald in lid 4.2
Agrarische educatie
-
Zoals bepaald in lid 4.2
Inpandinge stalling ABC-goederen voor particulieren
Max. 500 m2
Overige agrarisch aanverwante bedrijfsactiviteiten
-
Zoals bepaald in lid 4.2
 
- = niet van toepassing
 
4.5.2 Ten behoeve van paardenbakken
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 onder e om paardenbakken buiten het bouwvlak toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. per (bedrijfs)woning is ten hoogste één paardenbak buiten het bouwvlak toegestaan;
  2. de afmeting van een paardenbak bedraagt ten hoogste 800 m²;
  3. paardenbakken, dienen aansluitend aan een bouwvlak gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien is aangetoond dat dit niet mogelijk is, paardenbakken binnen een zone van 25 m vanaf de grens van een bouwvlak zijn toegestaan;
  4. de afstand tussen de paardenbak en hindergevoelige bestemmingsvlakken van derden of agrarische bouwvlakken van derden bedraagt ten minste 25 m;
  5. lichtmasten en stapmolens zijn niet toegestaan;
  6. de hoogte van springobstakels bedraagt ten hoogste 1,2 m;
  7. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d mogen niet onevenredig worden aangetast;
  8. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.6.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het beplanten van gronden met een houtgewas met uitzondering van fruitteelt en houtproductie;
  2. het aanleggen of verharden van wegen, voet-, fiets-, ruiter- en andere paden en het aanleggen van dagrecreatieve voorzieningen zoals picknickplaatsen en parkeervoorzieningen groter dan 200 m²;
  3. het aanbrengen of verwijderen van bovengrondse of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  4. het verlagen, vergraven, ophogen, egaliseren, diepwoelen of diepploegen van de bodem;
  5. het verwijderen van houtgewas (met uitzondering van houtproductie), het verwijderen van houtwallen en bosjes en het verwijderen van landschapselementen zoals poelen, moerasjes en boomgroepen;
  6. het wijzigen van de waterhuishouding of de grondwaterstand en/of het vergroten van de toe- of afvoer van water door onder meer het afdammen, stuwen, bemalen, onderbemalen, het draineren van gronden, en het graven, dempen of anderszins wijzigen en verbeteren van waterlopen, sloten en greppels.
4.6.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod Het verbod van lid 4.6.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. de werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  5. binnen het bouwvlak plaatsvinden.
4.6.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de waarden, zoals in lid 4.1 onder l bedoeld, niet onevenredig worden aangetast.
 
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.7.1 Ten behoeve van een eerste agrarische bedrijfswoning
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat de bouw van de eerste agrarische bedrijfswoning is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. er moet sprake zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf dan wel een bedrijf dat zich overtuigend in de richting van volwaardigheid ontwikkelt;
  2. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien er nog niet eerder een eerste agrarische bedrijfswoning voor het bedrijf aanwezig is geweest;
  3. er moet sprake zijn van een ruimtelijke concentratie van de woning en agrarische bedrijfsgebouwen;
  4. de nieuwe woning dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde dan wel de uiterste grenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.
4.7.2 Ten behoeve van vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat vormverandering van bouwvlakken is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. vormverandering van het bouwvlak is alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. de omvang van het agrarische bouwvlak mag niet worden vergroot;
  3. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  4. de vormverandering van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d;
  6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.7.3 Ten behoeve van bouwvlakvergroting
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat vergroten van een bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. deze wijzigingsbevoegdheid is niet van toepassing op gronden met de aanduiding 'intensieve veehouderij';
  2. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
  3. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  4. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  5. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  6. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d;
  7. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.7.4 Ten behoeve van de vergroting van een glastuinbouwbedrijf
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat het vergroten van het bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. de vergroting dient noodzakelijk te zijn vanwege een voorgenomen vergroting om bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden van het op het te wijzigen bouwvlak gevestigde bedrijf;
  2. de noodzaak tot uitbreiding dient aangetoond te worden door middel van een bedrijfsplan waarbij tevens moet worden aangetoond waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoort;
  3. nabijgelegen bedrijven en functies mogen door de verandering niet onevenredig worden belemmerd/gehinderd;
  4. de vergroting van het bouwvlak dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  5. bouwvlakken mogen vergroot worden tot ten hoogste 3 ha;
  6. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d;
  7. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
4.7.5 Ten behoeve van vervolgfuncties
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat – indien sprake is van een algehele beëindiging van een agrarisch bedrijf – de in tabel 4.4 genoemde vervolgfuncties zijn toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. de bestemming wordt gewijzigd in een op de vervolgfunctie toegesneden bestemming;
  2. na de bestemmingswijziging dient een aanduiding te worden opgenomen, waarmee wordt aangegeven dat het voormalige bedrijfsbebouwing betreft;
  3. bij wijziging dient bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid zoveel mogelijk overtollige bebouwing gesloopt te worden;
  4. buitenopslag is niet toegestaan;
  5. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van vervolgfuncties mag niet onevenredig groot zijn en de bestaande infrastructuur dient berekend te zijn op de nieuwe activiteit;
  6. parkeren dient landschappelijk te worden ingepast en binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  7. detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie die ten dienste staat van de nieuwe hoofdbestemming;
  8. een camping is toegestaan tot ten hoogste 40 standplaatsen voor kampeermiddelen;
  9. de vervolgfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  10. de bestaande bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt;
  11. de vervolgfunctie wonen is alleen toegestaan als al een bedrijfswoning aanwezig is;
  12. het aantal woningen mag niet toenemen;
  13. de wijziging mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d;
  14. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
Tabel 4.4
Vervolgfuncties
Recreatie
Toerisme
Zorg
Wonen
 
4.7.6 Ten behoeve van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van gronden met de bestemming Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1 zodanig wijzigen dat de realisatie van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak is toegestaan, met inachtneming van het volgende:
  1. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak zijn alleen toelaatbaar, voor zover een doelmatige bedrijfsvoering dit noodzakelijk maakt;
  2. aangetoond dient te worden dat op het bestaande bouwvlak onvoldoende ruimte is om de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen te realiseren, waarbij aangetoond moet worden waarom sloop en herbouw van bedrijfsgebouwen niet tot de mogelijkheden behoord;
  3. de betreffende gronden dienen voorzien te worden van de specifieke bouwaanduiding 'teeltondersteunende voorzieningen';
  4. de hoogte bedraagt ten hoogste 3 m;
  5. de bestaande landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden zoals genoemd in lid 4.1 onder d mogen niet onevenredig worden aangetast;
  6. er dient voldaan te worden aan de eisen die zijn gesteld in de in bijlage 3 opgenomen uitwerking van het kwaliteitsmenu.
Artikel 5 Wonen
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, in de volgende categorieën:
    1. vrijstaande woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
    2. twee aaneen gebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
    3. meer aaneen gebouwde woningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  2. al dan niet in combinatie met:
    1. een beroep aan huis, zoals nader beschreven in 5.5.1;
    2. een bedrijf aan huis.
met de daarbij behorende:
  1. hoofdgebouwen, bijbehorende bouwwerken en bouwwerken geen gebouwen zijnde, erven, tuinen, in- en uitritten, parkeervoorzieningen, ontsluitingspaden en brandgangen;
alsmede voor:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
5.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
 
5.2.1 Algemeen
  1. Er zijn niet meer woningen toegestaan dan aanwezig en bestemd middels bouwvlak op de eerste dag van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
  2. nieuwe woningen mogen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden', waarbij het ter plaatse genoemde aantal niet mag worden overschreden.
5.2.2 Hoofdgebouwen
  1. Een hoofdgebouw is uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;
  2. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' een ander bebouwingspercentage is aangegeven;
  3. de voorgevel van het hoofdgebouw, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, moet worden gesitueerd op minimaal 2 meter achter de bouwgrens tenzij de bouwgrens grenst aan de bestemming Tuin, dan mag de voorgevel op de bouwgrens worden gesitueerd;
  4. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    1. voor vrijstaande woningen aan beide zijden minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
    2. voor twee-aaneen gebouwde woningen aan één zijde minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
    3. voor aaneengebouwde hoekwoningen aan één zijde minimaal 2 meter, met dien verstande dat voor zover de bestaande afstand minder bedraagt dan toegestaan de bestaande afstand als minimale toegestane afstand geldt;
    4. de maximum goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goot- en bouwhoogte';
    5. de maximum goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte';
    6. de woning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van minimaal 30 graden en maximaal 65 graden, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'platdak', ook een plat dak is toegestaan;
    7. de verticale bouwdiepte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 3 meter bedragen, met dien verstande dat de verticale bouwdiepte ter plaatse van de aanduiding 'verticale bouwdiepte' niet meer mag bedragen dan is aangegeven;
5.2.3 Bijbehorende bouwwerken
  1. een bijbehorend bouwwerk is zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met in achtneming van de overige bouwregels;
  2. een bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, mag uitsluitend worden opgericht op een afstand van ten minste 2 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, met dien verstande dat:
    1. wanneer het een garage betreft, de afstand van de garage tot de bestemming 'Verkeer' aan de voorzijde van de woning tenminste 5,5 meter bedraagt en ter plaatse van de aanduiding 'garage' bij vrijstaande woningen niet minder dan 11 meter bedraagt;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag maximaal 100 m² bedragen, met dien verstande dat de gezamenlijke oppervlakte aan hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken per bouwperceel maximaal:
    1. 40% van het bouwperceel bedraagt voor vrijstaande woningen;
    2. 50% van het bouwperceel bedraagt voor twee-aaneen gebouwde woningen;
    3. 60% van het bouwperceel bedraagt voor aaneen gebouwde woningen;
Voor zover de bestaande vergunde oppervlakte meer bedraagt dan toegestaan dan geldt de bestaande oppervlakte, zoals aanwezig op de eerste dag van de in werking treding van dit bestemmingsplan, als maximaal toegestane oppervlakte;
  1. voor bijbehorende bouwwerken die aan het hoofdgebouw worden gebouwd gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    1. goothoogte: maximaal 30 centimeter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie tussen de eerste en de tweede bouwlaag van het bijbehorende hoofdgebouw;
    2. bouwhoogte: tot maximaal halverwege de kap op het bijbehorende hoofdgebouw;
  2. voor bijbehorende bouwwerken die niet aan het hoofdgebouw worden gebouwd, gelden de volgende maximum goot- en bouwhoogte:
    1. goothoogte: maximaal 3,50 meter;
    2. bouwhoogte maximaal 5 meter,
met dien verstande dat de maximum dakhelling en hoogte niet meer mogen bedragen dan die van het bijbehorende hoofdgebouw;
  1. de verticale bouwdiepte van een bijbehorend bouwwerk mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan in de tabel hierna is aangegeven:
Bouwwerken geen gebouw zijnde
Max. Bouwhoogte voor de voorgevelrooijlijn
Max. Bouwhoogte achter de voorgevelrooijlijn
Erfafscheidingen
1,2 m
2 m
Buitenverlichting
1 m
2 m
Vlaggenmasten
8 m
8 m
Antennes
Niet toegestaan
8 m
Pergola’s
3 m
3 m
Speelvoorzieningen
3 m
3 m
Overig
2 m
2 m
 
  1. het oprichten van een niet-overdekt zwembad is uitsluitend toegestaan, indien het bouwperceel een oppervlakte heeft van meer dan 500 m² en de oppervlakte van het zwembad maximaal 100 m² bedraagt.
5.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering en afmetingen
van de onder 5.2 bedoelde bouwwerken en de aanleg van parkeerplaatsen op eigen terrein, indien dat noodzakelijk is in verband met een onevenredige aantasting van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld: in het belang van een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit;
  2. de gebruiksmogelijkheden: ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken;
  3. het woon- en leefklimaat: het in stand houden van een goede woonsituatie ter plaatse en in de omgeving, in het bijzonder met het oog op:
    1. de lichttoetreding/bezonning ten opzichte van de (bebouwing op) aangrenzende gronden;
    2. het uitzicht;
    3. de aanwezigheid van voldoende privacy;
    4. het gebruik in verband met een beroep aan huis;
    5. de verkeersveiligheid: ter waarborging van de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen;
  4. de sociale veiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;
  5. de brandveiligheid: ter waarborging en voorkoming van een ruimtelijke situatie die uit een oogpunt van brandveiligheid respectievelijk brand- en rampenbestrijding, niet gewenst is.
5.4 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
 
5.4.1 Afstand voorgevelrooilijn
5.2.3, onder b, van deze regels, voor het oprichten van ten hoogste één bijbehorend bouwwerk op een kleinere afstand vanaf de voorgevelrooilijn of de weg aan de voorzijde van de woning, of geheel of gedeeltelijk vóór de voorgevelrooilijn, onder voorwaarde dat:
  1. het oppervlak van het bijgebouw voor zover gelegen buiten het bouwvlak maximaal 20 m² bedraagt;
  2. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. de afstand van het bijgebouw tot de aan de bestemming 'Verkeer' gelegen zijde van de bestemmingsgrens, mede in verband met de verkeersveiligheid, ten minste 1,50 meter bedraagt.
5.4.2 Erfafscheidingen op hoekpercelen
5.2.4, onder a, van deze regels, voor het oprichten van een erfafscheiding vóór maximaal een van de voorgevelrooilijnen op hoekpercelen, onder voorwaarde dat:
  1. de maximum hoogte 2 meter bedraagt;
  2. een verantwoorde, evenwichtige en samenhangende stedenbouwkundige inpassing en stedenbouwkundige (beeld)kwaliteit is gewaarborgd;
  3. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. de verkeersveiligheid, in het bijzonder de benodigde uitzichthoeken op hoeken van wegen, is gewaarborgd.
5.4.3 woningen voorzien van platdak 5.2.2, onder d, van deze regels, voor het toestaan dat de woning wordt voorzien van een platdak, onder voorwaarde dat ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de afwijking een evenredige belangenafweging plaatsvindt, waarbij betrokken wordt:
  1. de mate waarin waarden, die het plan beoogt te beschermen, kunnen worden geschaad;
  2. de mate waarin de belangen van gebruikers en/of eigenaren van de aanliggende gronden worden geschaad;
  3. de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische-, de waterhuishoudkundige-, de archeologische-, de ecologische-, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid is aangetoond.
5.5 Specifieke gebruiksregels
 
Voor het gebruik gelden de volgende regels:
 
5.5.1 Beroep aan huis
Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een beroep aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. het beroep aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  4. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  5. er geen detailhandel plaatsvindt;
  6. per beroep aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².
5.5.2 Bedrijf aan huis
Een woning mag worden gebruikt voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  4. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  5. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  6. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  7. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².
5.5.3 Mantelzorg
De aan het hoofdgebouw verbonden bijbehorende bouwwerken mogen worden gebruikt als afhankelijke woonruimte, onder voorwaarde dat:
  1. de bewoners van het bijbehorende bouwwerk voor hun mantelzorg afhankelijk zijn van de bewoners van het hoofdgebouw;
  2. op het bouwperceel geen tweede zelfstandige woning ontstaat.
5.5.4 Parkeren
Ten aanzien van parkeren op eigen terrein dienen de volgende normen te worden gehanteerd:
  1. per vrijstaande woning ten minste 2 parkeerplaatsen;
  2. per twee-aaneen gebouwde woning ten minste 1 parkeerplaats;
  3. waarbij een garage niet wordt meegerekend als parkeerplaats.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
5.6.1 Bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1 van deze regels voor een bed & breakfast in de woning, onder voorwaarde dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. de exploitant in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  4. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  5. per bed & breakfast 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m²;
  6. de bed & breakfast door indeling en maatvoering niet functioneert als een zelfstandige woning, zodat een aparte kookgelegenheid niet is toegestaan;
  7. maximaal 5 slaapplaatsen in ten hoogste 2 kamers mogen worden gerealiseerd;
  8. ter voorkoming van permanente bewoning een kortdurende recreatieve verblijfsduur geldt van maximaal 3 weken.
5.6.2 Bedrijf aan huis
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.1, van deze regels voor de uitoefening van een bedrijf aan huis in de hoofd- en/of de bijbehorende bouwwerken, onder voorwaarde dat:
  1. de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en de bijbehorende bouwwerken daarvoor wordt gebruikt;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat van de omgeving;
  3. uitsluitend bedrijfsactiviteiten worden toegestaan tot en met categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten aan huis;
  4. het bedrijf aan huis wordt uitgeoefend door degene die in de betreffende woning zijn hoofdverblijf heeft;
  5. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  6. er geen detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit in verband met het bedrijf aan huis;
  7. per bedrijf aan huis 1 reclame- of naambord aan de gevel of in de tuin/erf is toegestaan van maximaal 0,5 m².
Artikel 6 Groen - 2
 
6.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd ter bescherming en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing;
 
6.2 Bouwregels
 
Voor het bouwen geldt de volgende regel:
  1. op de voor Groen - 2 aangewezen gronden zijn uitsluitend erf- en terreinafscheidingen met een hoogte van ten hoogste 1,2 m toegestaan.
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Groen - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplanting.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij de bouwregels in acht zijn genomen;
  2. normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
6.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 6.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschappelijke waarden en de landschappelijke inpassing van het terrein niet onevenredig worden aangetast.
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
 
7.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.
 
7.2 Bouwregels
 
7.2.1 Verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 4 mede bestemde gronden.
 
7.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 7.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing:
  1. op bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan één van de volgende twee voorwaarden:
    1. de maximum oppervlakte van de bebouwing bedraagt ten hoogste 250 m²;
    2. de maximum ondergrondse bouwdiepte bedraagt ten hoogste 40 cm;
  2. op de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan de volgende twee voorwaarden:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
7.3 Afwijken van de bouwregels
 
7.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in lid 7.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.
7.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.
 
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
7.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 4 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
  1. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  4. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  5. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  6. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  7. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
7.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in lid 26.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 250 m²en
  2. het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  3. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  4. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  5. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  6. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
7.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in 7.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
7.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
 
7.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 4 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming van een terrein met archeologische waarde.
 
8.2 Bouwregels
 
8.2.1 verbod
Het is verboden om zonder of in afwijking van een besluit om van de bouwregels af te wijken, te bouwen of te laten bouwen op de voor Waarde - Archeologie - 5 mede bestemde gronden.
 
8.2.2 Uitzonderingen
Het in lid 8.2.1 genoemde verbod is niet van toepassing:
  1. op bebouwing die kan worden gebouwd krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan één van de volgende twee voorwaarden:
    1. de maximum oppervlakte van de bebouwing bedraagt ten hoogste 1.000 m²;
    2. de maximum ondergrondse bouwdiepte bedraagt ten hoogste 40 cm;
  2. op de verbouwing en/of sloop- en nieuwbouw van bestaande bebouwing krachtens de andere daar voorkomende bestemming(en) indien voldaan wordt aan de volgende twee voorwaarden:
    1. de bestaande fundering wordt gebruikt;
    2. de bestaande oppervlakte niet wordt uitgebreid.
8.3 Afwijken van de bouwregels
 
8.3.1 Afwijking
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het verbod in 8.2.1 voor het bouwen volgens de andere daar voorkomende bestemming(en), mits:
  1. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden verstoord; of
  2. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden afdoende kunnen worden beschermd door middel van het verbinden van voorschriften aan het besluit om af te wijken.
8.3.2 Beperkingen
Het bevoegd gezag kan het besluit om af te wijken onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan het besluit verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.3.3 Advies
Alvorens het bevoegd gezag besluiten om af te wijken kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van een besluit om af te wijken archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan het besluit moeten worden verbonden.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
8.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden om op de voor Waarde - Archeologie - 5 aangewezen gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een 'omgevingsvergunning voor de uitvoering van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden':
  1. de bodem met meer dan 1 m op te hogen boven het bestaande maaiveld;
  2. het verwijderen van funderingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  3. het graven, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere wateren;
  4. de aanleg van drainage op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  5. de aanleg van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld;
  6. het planten en/of het vellen/rooien van diepwortelende bomen en/of beplanting;
  7. andere grondbewerkingen op een diepte van meer dan 40 cm onder het bestaande maaiveld.
8.4.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het in lid 8.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien:
  1. de werken of werkzaamheden een oppervlakte hebben van niet meer dan 1.000 m² en het werken of werkzaamheden betreft waarbij de bodem tot ten hoogste 40 cm onder het bestaande maaiveld wordt geroerd; of
  2. de werken en of werkzaamheden het normale onderhoud betreffen; of
  3. de werken of werkzaamheden reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan; of
  4. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning; of
  5. de werken en werkzaamheden het archeologisch onderzoek betreffen.
8.4.3 Toetsingscriteria
De vergunning wordt verleend, indien de in 8.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de archeologische waarden, of indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
 
8.4.4 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan de vergunning onder beperkingen verlenen en de volgende voorschriften aan de vergunning verbinden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of de verplichting de activiteit, die leidt tot de bodemverstoring te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.4.5 Advies
Alvorens het bevoegd gezag beslist over een omgevingsvergunning kan zij schriftelijk advies inwinnen bij een archeologisch deskundige, omtrent de vraag of door het verlenen van de vergunning archeologische waarden (kunnen) worden aangetast, en welke voorschriften aan de vergunning moeten worden verbonden.
 
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming Waarde - Archeologie - 5 geheel of gedeeltelijk laten vervallen, indien op basis van een nader archeologisch onderzoek is gebleken dat de archeologische waarden van de gronden niet behoudenswaardig zijn of niet langer aanwezig zijn.
Artikel 9 Waterstaat - Beschermingszone water
 
9.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor ‘Waterstaat – Beschermingszone’ aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.
 
9.2 Bouwregels
 
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 9.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  2. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
9.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 9.2 onder b, indien bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en rekening wordt gehouden met eventuele bezwaren van de natuur- en waterbeheerders.
Artikel 10 Algemene aanduidingsregels
 
10.9 milieuzone - roerdalslenk III
 
10.9.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'milieuzone - roerdalslenk III' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
 
10.9.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - roerdalslenk III' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 80 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of werkzaamheden in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
10.9.3 Uitzonderingen
De in artikel 10.9.2 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Grondwaterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
10.9.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan kunnen afwijken van de verboden in dit artikel.
3 Algemene regels
 
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
 
12.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
12.2 Afstand van bebouwing tot verharde wegen
  1. Binnen het bouwvlak moet de bebouwing op een afstand van ten minste 10 m van de as van een verharde weg met een breedte van 10 m of minder worden gebouwd of op een afstand van ten minste 15 m van de as van een verharde weg breder dan 10 m.
  2. Met dien verstande dat:
    1. voor bebouwing, dat bij of krachtens de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan gevolgde de bestemming is toegelaten, maar waarvan de afstand tot de as van de weg kleiner is dan onder a genoemd, geldt dat de bestaande afstand als ten hoogste toelaatbaar wordt aangehouden.
12.3 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
 
12.3.1 Parkeernormen
In, op of onder gebouwen dan wel het daarbij behorende terrein dienen voldoende parkeerplaatsen voor auto's aanwezig te zijn. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan als de parkeernormen van de op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in CROW publicatie 317, dan wel de opvolger dan die regel) worden nageleefd.
 
12.3.2 Afmetingen parkeerruimte
De in artikel 12.3.1 bedoelde parkeerplaatsen moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen minimaal 1,80 m bij 5,00 m bedragen.
 
12.3.3 Laad- en losruimte
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.
 
12.3.4 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 12.3.1 en 12.3.3 indien aangetoond is door initiatiefnemer dat in de directe omgeving (een straal van circa 100 meter) voldoende parkeerplaatsen aanwezig zijn en de openbare ruimte niet onevenredig wordt belast.
 
12.3.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan ten behoeve van een goede parkeerbalans, de verkeerssituatie en/of het stedenbouwkundig beeld.
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
 
Onder gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1, lid 1, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval verstaan:
  1. Het gebruik of laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken als zelfstandige of afhankelijke woonruimte;
  2. Het gebruik van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  3. Opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
  4. Het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  5. Het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen of het laten storten daarvan;
  6. Het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  7. (raam)prostitutie;
  8. Andere doeleinden dan waarvoor burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning zijn afgeweken.
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
 
14.4 Milieuzone - roerdalslenk III
 
14.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk III' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
 
14.4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk III' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 30 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 30 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
14.4.3 Uitzonderingen
De in artikel 14.4.2 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
  3. Indien er bij de werkzaamheden als bedoeld in dit artikel sprake is van een boorput, dienen de doorboorde weerstandbiedende lagen en het boorgat, van 0 tot 3 meter beneden het maaiveld, te worden afgedicht met klei of bentoniet.
14.4.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan ontheffing verlenen van de verboden in dit artikel.
 
14.4 Milieuzone - roerdalslenk II
 
14.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende regels.
 
14.4.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - roerdalslenk II' is het niet toegestaan om:
  1. boorputten op te richten, in exploitatie te nemen of te hebben dieper dan 80 meter beneden het maaiveld;
  2. de grond te roeren dieper dan 80 meter beneden het maaiveld, of deze handeling toe te laten, of anderszins werken of in de bodem uit te voeren of te doen uitvoeren, waarbij ingrepen worden verricht of stoffen worden gebruikt die de beschermende werking van de slechtdoorlatende bodemlagen kunnen aantasten.
14.4.3 Uitzonderingen
De in artikel 14.4.2 gestelde verboden gelden niet voor:
  1. het inrichten van boorputten ten behoeve van het provinciale grondwaterbeheer in het kader van de Wet bodembescherming en de Waterwet;
  2. het verrichten van bodemonderzoeken die bij of krachtens wet zijn voorgeschreven.
14.4.4 Afwijken
Het bevoegd gezag kan afwijken van de verboden in dit artikel.
Artikel 15 Algemene afwijkingsregels
 
15.1 Maten en bouwgrenzen
 
Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen.
  2. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.2 Evenementen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het toestaan van evenementen langer dan 7 dagen (inclusief opbouw- en afbraakwerkzaamheden) in de bestemmingen:
  1. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden - 1;
en voor het toestaan van evenementen in andere bestemmingen dan:
  1. Agrarisch met waarden - Landschapswaarden – 1;
mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er vindt geen horeca ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement;
  2. er vindt geen detailhandel ter plaatse plaats, anders dan ondergeschikt en inherent aan het toegestane evenement, met uitzondering van vlooien- en/of rommelmarkten;
  3. er treden geen onomkeerbare gevolgen voor het landschap op;
  4. de belangen van de betreffende bestemming worden niet onevenredig aangetast;
  5. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  6. belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  7. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de omgeving aanwezige architectonische, cultuurhistorische of natuurwaarden;
  8. de belangen van in de nabijheid gelegen functies verzetten zich niet tegen het gebruik van de betreffende bestemming voor het evenement.
15.3 Hogere erf- en terreinafscheidingen
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 teneinde hogere erf- en terreinafscheidingen toe te staan, met inachtneming van het volgende:
  1. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
  2. hogere erf- en terreinafscheidingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel-landschappelijke waarden.
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
 
15.4 Schuilgelegenheden voor hobbydieren
 
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels ten behoeve van het realiseren van schuilgelegenheden voor hobbydieren met in achtneming van het volgende:
  1. Afwijken kan alleen binnen de geldende bestemmingen:
    1. Agrarisch met waarden – Landschapswaarden 1
    2. Agrarisch
  2. Een schuilgelegenheid kan alleen worden opgericht voor het bieden van een gelegenheid tot schuilen van hobbymatig gehouden dieren. Dit houdt dus in dat dieren die gebruik gaan maken van de schuilgelegenheid niet gebruikt worden voor bedrijfsmatige activiteiten of in een bedrijfsmatige context.
  3. Het is niet toegestaan een stal te realiseren voor de (semi-)permanente stalling van dieren.
  4. Het is niet toegestaan om stro, voer of andere materialen op te slaan in of nabij de schuilgelegenheid op het perceel.
  5. De mogelijkheid tot afwijking geldt alleen voor die percelen die als geheel gelegen zijn in de gemeente Roerdalen.
  6. Een schuilgelegenheid op een huisperceel dient binnen het bouwvlak behorend bij het huisperceel en binnen de geldende bebouwingsregels te worden gerealiseerd
  7. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend onder de voorwaarden dat:
    1. de karakteristieke openheid van het landschap niet in het geding komt;
    2. de schuilgelegenheid geen onevenredige afbreuk doet aan bestaande landschappelijke en natuurlijke of cultuurhistorische waarden.
  8. Afhankelijk van de grootte van het perceel wordt een bepaalde maximale oppervlakte van de schuilgelegenheid toegestaan. Hierbij wordt de volgende verdeling aangehouden:
    1. op een perceel tot 5.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 20 m²,
    2. op een perceel van 5.000 tot 10.000 m² een schuilgelegenheid van maximaal 25 m²,
    3. op een perceel van 10.000 en meer een schuilgelegenheid van maximaal 30 m².
  9. Een schuilgelegenheid mag maximaal de volgende maatvoeringen hebben:
    1. de goothoogte bedraagt maximaal 2,5 meter;
    2. de nokhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
  10. Een schuilgelegenheid dient te worden gesitueerd aan de randen van het perceel, nabij bestaande bosschages, houtwallen, begroeiingen of erfafscheidingen, of in de hoek van een perceel bij voorkeur aansluitend bij bestaande opstanden.
  11. Een schuilgelegenheid dient ruimtelijk en landschappelijk te worden ingepast.
  12. De schuilgelegenheid dient te zijn gebouwd van hout.
  13. De schuilgelegenheid mag niet bestaan uit stalen (damwand) profielen, gemetselde of anderszins stenen muren, kunststof of golfplaten.
  14. De landschapsdeskundige van de gemeente zal altijd een oordeel moeten geven over de uitstraling van een schuilgelegenheid.
  15. De schuilgelegenheid mag enkel de volgende kleuren hebben: naturel/houtkleur, bruin of donkergroen.
Artikel 16 Algemene wijzigingsregels
 
16.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen:
    1. Wonen
    2. Agrarisch
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 5 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
  1. Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen:
    1. Agrarisch met waarden – Landschapswaarden – 1
    2. Groen – 2
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Artikel 17 Overige regels
 
17.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.
 
17.2 Relatie
 
Ter plaatse van de aanduiding 'relatie' zijn 2 of meer bouwvlakken gekoppeld en geldt voor de toepassing van:
  1. gebruiksregels;
  2. bouwregels;
  3. afwijkingsbevoegdheden;
  4. wijzigingsbevoegdheden;
dat de gekoppelde bouwvlakken als één bouwvlak aangemerkt dienen te worden.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
 
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
    3. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met ten hoogste 10%;
  2. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik
 
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 19 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Steegstraat 8 Herkenbosch’.