1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied, herziening Voorste Heikant 6' met identificatienummer IMRO:NL.IMRO.1667.BPBvoor0063-VAST van de gemeente Reusel-De Mierden;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door een bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen vanambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang ineen woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan wordenuitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in Bijlage 1;
1.5 aan-huis-verbonden beroep:
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijnbeperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctiekan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in Bijlage 1;
1.6 achtergevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan dezijdelingse perceelsgrenzen, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, zonderbijbehorende bouwwerken, alsmede het verlengde daarvan.
1.7 agrarisch loon(werk)bedrijf:
een agrarisch-technisch hulpbedrijf dat voornamelijk met behulp van landbouwwerktuigen dienstenverleent aan, dan wel composteert en/of mest opslaat voor (hoofdzakelijk), agrarische bedrijven;
1.8 agrarisch-technisch hulpbedrijf
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aanagrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoalsloonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, metuitzondering van mestbewerking;
1.9 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulierenof niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houdenvan dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, metuitzondering van mestbewerking;
1.10 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen vanvroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorischerfgoed vertegenwoordigd;
1.11 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
1.12 bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek,dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed &breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijkeof seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.13 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken,opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten,aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.14 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.15 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.16 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordtgebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling,inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.17 bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishoudenvan) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of hetterrein noodzakelijk is;
1.18 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwelwaarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;
1.19 beperkt kwetsbaar object:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.22 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindendhoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met eendak;
1.23 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten vaneen bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van eenstandplaats;
1.24 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.25 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogteliggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluitingvan onderbouw/kelder en zolder;
1.26 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorendebebouwing is toegelaten;
1.27 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.28 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaaldegebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.29 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij directhetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.30 carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door degevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendendegebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel. Een carport is bedoeld voor het stallenvan voertuigen en dient bereikbaar te zijn vanaf het openbaar gebied (weg);
1.31 centrale voorzieningen:
voorzieningen bedoeld voor het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie) zoalsreceptie, overdekte sport- en/of speelvoorzieningen, recreatievoorzieningen met de daaraanondergeschikte functies zoals horeca en/of detailhandel;
1.32 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met hetbouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historischgeografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.33 cultuurtechnisch loonbedrijf
Een cultuurtechnisch bedrijf is in overwegende mate gericht op het uitvoeren van werkzaamheden met of door machines en werktuigen ten behoeve van de aanleg en onderhoud van groenvoorzieningen, de daarmee samenhangende grondwerken (bovenste grondlaag), het aanleggen, verbeteren of onderhouden van sportvelden en recreatieobjecten, alsmede alle andere grondwerken ten behoeve van beplantingen en groenstroken.
1.34 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die niet langer duurt dan een dag;
1.35 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;
1.36 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopenen/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwendinganders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en leveringvan producten ter plaatse;
1.37 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische enmaatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken,schoonheidsinstituten, fotostudio's en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven eninrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.38 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
1.39 diepploegen:
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag;
1.40 diepwoelen:
een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90cm;
1.41 ecologische verbindingszone:
vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd,gericht op het verbinden van natuurgebieden;
1.42 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied,waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding,kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuuren belevingswaarde;
1.43 educatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de educatie van mensen, zoals onder andere scholen,onderwijsinstellingen en peuterspeelzalen;
1.44 erfbeplanting:
een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegendopgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel vaneen bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
1.45 erfbeplantingsplan:
plan voor de aanleg en het beheer van erfbeplanting;
1.46 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvangalsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimtewordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.47 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op hetbereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/oflevensbeschouwelijke doeleinden/tradities;
1.48 extensief recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemmingwaarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op dedoeleinden binnen de bestemming;
1.49 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delendaarvan is toegestaan;
1.50 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wandenomsloten ruimte vormt;
1.51 geluidproducerende activiteiten
(bedrijfs)activiteiten, welke geluid produceren;
1.52 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in eenbestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.53 gesplitste (woon)boerderij:
een (woon)boerderij die bestaat uit meerdere woningen;
1.54 geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voormenselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijzevan gebruik, wordt gebruikt;
1.55 groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan hetNatuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
1.56 groepsaccommodatie:
een bouwwerk of een gedeelte van een bouwwerk bestemd voor het houden van recreatiefnachtverblijf in permanent daarvoor ingerichte ruimten met gemeenschappelijke verblijven;
1.57 grootschalige ontwikkeling:
ontwikkeling waarbij de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan150.000 per jaar bedraagt;
1.58 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.59 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/ofafmetingen dan
wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.60 horecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringeetenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie,nader te onderscheiden in:
- horecabedrijf categorie A een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met alsnevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en hetverstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
- horecabedrijf categorie B een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie terplaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende enalcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals eenrestaurant;
- horecabedrijf categorie C een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie terplaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken vanveelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoalseen lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
- horecabedrijf categorie D een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voorconsumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringeetenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid totdansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in deavond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet café feestzaal;
- horecabedrijf categorie E een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voorconsumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven vangelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerden dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoalseen discotheek;
1.61 hoveniersbedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het kweken en verkopen van planten en siergewassen en het aanleggenen onderhouden van tuinen en andere groenvoorzieningen;
1.62 huishouden:
persoon of groep personen die één huishouding voert, waarbij sprake is van onderlingeverbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.63 huisvesting tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarischbedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk vooreen doelmatige bedrijfsvoering;
1.64 hydrologische waarden:
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebondenorganismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan,met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/ofkwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.65 kelder:
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder eenbijbehorende bovengronds bouwwerk;
1.66 kleinschalig logeren:
kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van logies en ontbijt, waarbij maximaal 5kamers/logeereenheden (10 bedden) aan de orde zijn tot een maximum van 150 m², bijvoorbeeldlogeren bij de boer, Bed & Breakfast;
1.67 kleinschalig kamperen:
kamperen op een terrein waarop maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.68 kwaliteitswinst van het landschap:
kwaliteitswinst van het landschap; in dit kader dient een minimale basisinspanning te wordengeleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object;
1.69 landschappelijke inpassing:
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog teontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten.Dit kan door middel van: architectuur (vormgeving, situering bebouwing, materiaalgebruik), aanlegvan landschappelijke en/of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop;
1.70 maaiveld:
gemiddelde hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
1.71 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling ofhoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding,hygiënisatie of indamping van mest;
1.72 nevenactiviteit:
activiteit die naast de hoofdactiviteit plaatsvindt en minder dan de helft van het inkomen genereert;1.72 niet-agrarische bedrijven:
een agrarisch loonwerkbedrijf, een agrarisch-verwant bedrijf, buitengebied-gebonden bedrijf,horecabedrijf, recreatiebedrijf of een ander niet-agrarisch bedrijf;
1.73 niet-agrarische bedrijven:
een agrarisch loonwerkbedrijf, een agrarisch-verwant bedrijf, buitengebied-gebonden bedrijf, horecabedrijf, recreatiebedrijf of een ander niet-agrarisch bedrijf;
1.74 nutsvoorzieningen:
gebouwde voorzieningen van openbaar nut voor water, elektriciteit, gas e.d.;
1.75 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarischebedrijfsvorm;
1.76 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zijwordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel alshoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.77 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig magworden gebruikt;
1.78 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken,caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.79 overkapping:
een dakconstructie die aan maximaal drie zijden begrensd is door de gevels van belendendegebouwen. Als de overkapping niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag dezemaximaal voorzien worden van 2 gevels;
1.80 permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen buiten het zomerseizoen in eenkalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over eenhoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.81 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegenvergoeding;
1.82 recreatie:
vrijetijdsbesteding zoals dagrecreatie, verblijfsrecreatie en (extensief) recreatief medegebruik;
1.83 recreatiewoning:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie ten dienste van een huishouden dat zijn hoofdverblijfelders heeft;
1.84 risicovolle inrichting:
een inrichting als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.85 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde,belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte, deze wordt bepaald door expliciete aandachtvoor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit,architectonische kwaliteit, landschappelijke - en cultuurhistorische kwaliteit van objecten enterreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving;
1.86 schuilhut:
een bouwwerk dat uitsluitend dient als schuilgelegenheid voor het houden van dieren en hettoebehorende dierenvoer en/of voor het schuilen van mensen;
1.87 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zijbedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen vanerotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een(raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal,sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.88 stacaravan:
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kandienen tot logiesdag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid vaneen chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan wordenverreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen alsaanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegensdaaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om teworden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;
1.89 statische opslag:
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voorhandel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals(seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
1.90 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de terplaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige)elementen gevormde ruimte(n);
1.91 tuin:
de gronden van een (bouw)perceel behorende bij een woning;
1.92 vergisting:
het omzetten van koolhydraten door micro-organismen door middel van een anaeroobdissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd)
1.93 verkoopvloeroppervlakte:
voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, hetverkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten.
1.94 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
- langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
1.95 waterhuishoudkundige voorzieningen:
voorzieningen die nodig zijn voor een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging enwaterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen voor berging eninfiltratie van hemelwater;
1.96 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;