1.1 plan:
het bestemmingsplan Buitengebied, Laarakkerdijk 2-2a & Voorste Heikant 3 Reusel met identificatienummer NL.IMRO.1667.BPBvhei0097-VAST van de gemeente Reusel-De Mierden;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aan-huis-verbonden bedrijf:
het door een bewoner van de woning bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in bijlage 1
1.5 aan-huis-verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de bijbehorende bouwwerken met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend, uitgezonderd detailhandel, zoals weergegeven in bijlage 1
1.6 aardkundige waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;
1.7 agrarisch adviseur
een onafhankelijk deskundig adviseur op het gebied van agrarische bedrijfsvoering en bedrijfsexploitatie zoals de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen (AAB);
1.8 achtergevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die strak langs de achtergevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd, zonder bijbehorende bouwwerken, alsmede het verlengde daarvan.
1.9 agrarisch bedrijf:
inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf;
- glastuinbouwbedrijf:
agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in kassen plaatsvindt;
- veehouderij:
agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren;
- grondgebonden veehouderij:
een veehouderij(tak) waarvan het voer en de mest voor het overgrote deel gewonnen respectievelijk aangewend worden op gronden die in gebruik zijn van de veehouderij en die in de directe omgeving liggen van de bedrijfslocatie;
- intensieve veehouderij:
een veehouderij(tak) met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het houden van dieren, zoals rundveemesterij (exclusief vetweiderij), varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen
- overig agrarisch bedrijf:
agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, (vollegronds)teeltbedrijf of glastuinbouwbedrijf valt; overige agarische bedrijf zijn o.a. champignonkwekerijen, wormen- en insectenkwekerijen en productiegerichte paardenhoudeijen;
- (vollegronds)teeltbedrijf:
agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt;
1.10 agrarisch (loon)werkbedrijf:
een agrarisch-technisch hulpbedrijf dat voornamelijk met behulp van landbouwwerktuigen diensten verleent aan, dan wel composteert en/of mest opslaat ten behoeve van (hoofdzakelijk), agrarische bedrijven;
1.11 agrarisch-technisch hulpbedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het leveren van goederen en diensten aan agrarische bedrijven of dat agrarische producten bewerkt, vervoert of verhandelt, zoals loonwerkbedrijven, bedrijven voor mestopslag en handel, veetransport en veehandel, met uitzondering van mestbewerking;
1.12 agrarisch verwant bedrijf:
bedrijf dat geheel of in overwegende mate gericht is op het verlenen van diensten aan particulieren of niet-agrarische bedrijven waarbij gebruik gemaakt wordt van het telen van gewassen, het houden van dieren of het toepassen van andere land-, bos- of natuurbouwkundige methoden, met uitzondering van mestbewerking;
1.13 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het ambacht als ondergeschikte activiteit;
1.14 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.15 bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingscluster
vlakvormige verzameling van bebouwing buiten bestaand stedelijk gebied;
1.17 bebouwingsconcentratie
kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster;
1.18 bebouwingslint
min of meer aaneengesloten lijnvormige reeks van bebouwing langs een weg buiten bestaand stedelijk gebied;
1.19 bed & breakfast:
een kleinschalige recreatieve activiteit in de vorm van het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.20 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;
1.21 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf;
1.22 bedrijfsgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.23 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;
1.24 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
1.25 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen;
1.26 beperkt kwetsbaar object
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.27 besluit externe veiligheid inrichtingen
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer;
1.28 bestaand
a.v. bebouwing:
- bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel
- die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde en vervolgens verleende vergunning;
- a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan
1.29 bestaande oppervlakte dierenverblijf
hetgeen gebruikt mag worden voor het houden van landbouwhuisdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
1.30 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.31 bestemmingsplanactiviteit:
het gebruik van gronden of bouwwerken, waarvoor in het bestemmingsplan een omgevingsvergunning is vereist op grond van artikel 7c lid 14 van het Besluit Crisis- en herstelwet;
1.32 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.33 bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
1.34 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
1.35 boerenterras:
een onoverdekt terras als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf of paardenhouderrij met de mogelijkheid tot het uitpandig verstrekken van consumpties waarvoor geen vergunning noodzakelijk is op grond van de Alcoholwet;
1.36 bos:
elk terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen voor (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding) en recreatie;
1.37 bosbouw:
het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen voor (een of meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap en recreatie;
1.38 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.39 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.40 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw/kelder en zolder;
1.41 bouwmassa:
een verzameling van bij elkaar behorende gebouwen bestaande uit een vrijstaand hoofdgebouw, dan wel twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen inclusief aan- en uitbouwen;
1.42 bouwperceel:
aaneengesloten virtueel of aangeduid vlak, waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, en dat bestaat uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan;
1.43 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
1.44 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.45 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.46 caravan:
een al dan niet uitklapbare wagen of voertuig, onder welke benaming ook aangeduid, die uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logies-, dag- of nachtverblijf van een of meer personen en die bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen, ook over grote afstanden, als een aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien deze wagen of dit voertuig wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt hij voor de toepassing van dit plan aangemerkt als caravan;
1.47 carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen. Als de carport niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 1 gevel. Een carport is bedoeld voor het stallen van voertuigen en dient bereikbaar te zijn vanaf het openbaar gebied (weg);
1.48 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte archeologische waarden;
1.49 dagrecreatie:
recreatieve activiteit die niet langer duurt dan een dag;
1.50 dak:
een gesloten bovenbeëndiging van een gebouw, c.q. bouwwerk;
1.51 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse;
1.52 diepploegen:
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag;
1.53 diepwoelen
een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm;
1.54 doelmatige bedrijfsvoering
het op een efficiënte, effectieve, economische en bedrijfstechnisch correcte wijze uitvoeren van de bedrijfsprocessen van een bedrijf met inbegrip van de resulterende producten en diensten en de externe relaties met klanten, leveranciers, partners en anderen;
1.55 ecologische verbindingszone:
vaak langerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op het verbinden van natuurgebieden;
1.56 ecologische waarden en kenmerken:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied, waartoe behoren natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische processen, waterhuishouding, kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, mate van stilte, donkerte, openheid, landschapsstructuur en belevingswaarde;
1.57 erfbeplanting
een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
1.58 erfbeplantingsplan:
plan voor de aanleg en het beheer van erfbeplanting;
1.59 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een ander plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
1.60 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke doeleinden/tradities;
1.61 extensief recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden, zonder nachtverblijf, dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;
1.62 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
1.63 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.64 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
1.65 gesplitste (woon)boerderij:
een (woon)boerderij die bestaat uit meerdere woningen;
1.66 geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
1.68 goed / aanvaardbaar woon- en leefklimaat:
van een goed/aanvaardbaar woon- en leefklimaat is sprake als in ieder geval wordt voldaan aan de wettelijke normen van alle relevante milieuaspecten zoals geluid, bodem, geurhinder, luchtkwaliteit en externe veiligheid;
1.69 groenblauwe mantel:
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
1.70 grootschalige ontwikkeling:
ontwikkeling waarbij de som van het te verwachten aantal bezoekers en overnachtingen meer dan 150.000 per jaar bedraagt;
1.71 hokdierhouderij:
veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij;
1.72 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.73 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.74 horecabedrijf:
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies, dranken, maaltijden en/of geringe etenswaren voor het al dan niet gebruik ter plaatse en/of het exploiteren van zaalaccommodatie, nader te onderscheiden in:
- horecabedrijf categorie 1
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden voor de consumptie ter plaatse en het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), zoals een hotel of pension;
- horecabedrijf categorie 2
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van alcoholhoudende en alcoholvrije dranken), en dat overdag en in de avonduren geopend kan zijn, zoals een restaurant;
- horecabedrijf categorie 3
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van (al dan niet voor consumptie ter plaatse) bereide geringe etenswaren (al dan niet met nevenactiviteit het verstrekken van veelal alcoholvrije dranken) en dat zowel overdag als in de avonduren geopend kan zijn, zoals een lunchroom, cafetaria, shoarmazaak;
- horecabedrijf categorie 4
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse (al dan niet met als nevenactiviteit het verstrekken van geringe etenswaren) en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, als dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat in de avond en het begin van de nacht geopend kan zijn, zoals een (eet)café feestzaal;
- horecabedrijf categorie 5
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van alcoholische dranken voor consumptie ter plaatse en het ten gehore brengen van muziek en/of het geven van gelegenheid tot dansbeoefening, al dan niet incidenteel met levende muziek gecombineerd en dat aan het eind van de avond en een groot gedeelte van de nacht geopend kan zijn, zoals een discotheek;
1.75 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan;
1.76 huisvesten tijdelijke werknemers:
het huisvesten van werknemers, die in een periode van grote arbeidsbehoefte op een agrarisch bedrijf werkzaam zijn om naar de aard kortdurend werk te verrichten, voorzover noodzakelijk voor een doelmatige bedrijfsvoering;
1.77 hydrologische waarden:
waarden in verband met een specifieke waterhuishoudkundige situatie voor daaraan gebonden organismen (planten en dieren), leefgemeenschappen en potenties voor de ontwikkeling daarvan, met daarbij behorende kwantitatieve aspecten (zoals hoge waterstand, stabiel waterpeil) en/of kwalitatieve aspecten (voedselarm, onvervuild), zowel fzonderlijk als in onderlinge samenhang;
1.78 kampeermiddel:
- een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
- enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.79 kampeerterrein:
terrein of plaats geheel of gedeeltelijk ingericht en blijkens die inrichting bestemd om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf;
1.80 kamperen:
overnachten in de vorm van verblijf in de openlucht, bijvoorbeeld in een tent, caravan, camper of een vergelijkbaar recreatief nachtverblijf;
1.81 kas:
agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter;
1.82 kassen, hoge tunnels:
gebouwen en/of bouwwerken, met een hoogte tot maximaal 4 m, waarvan de wanden en het dak of de bedekking voornamelijk bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, die dienen tot het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van vruchten, groenten, bloemen, bloembollen, planten of bomen alsmede, in voorkomende gevallen, tot bescherming van de omgeving en/of bodem tegen milieubelastende stoffen;
1.83 kelder
een geheel of gedeeltelijk ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorende bovengronds bouwwerk;
1.84 kernrandzone:
overgangsgebied naar het buitengebied, gelegen langs bestaand stedelijk gebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand van elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie, dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone in gemengd landelijk gebied;
1.85 kleinschalig kamperen:
kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst;
1.86 kwaliteitswinst van het landschap:
kwaliteitswinst van het landschap; in dit kader dient een minimale basisinspanning te worden geleverd van 20% van de waardevermeerdering van de grond en/of het object;
1.87 kwetsbaar object
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.88 landschappelijke inpassing:
een zodanige vormgeving en inpassing dat deze optimaal is afgestemd op bestaande dan wel nog te ontwikkelen landschappelijke (ruimtelijke, natuurlijke en cultuurhistorische) landschapskwaliteiten. Dit kan door middel van: architectuur (vormgeving, situering bebouwing, materiaalgebruik), aanleg van landschappelijke en/of natuurlijke elementen al dan niet in combinatie met sloop;
1.89 landschapselementen
groenelementen met landschappelijke waarden die bepalend zijn voor het omliggende landschap en in hoofdzaak bestaan uit met name inheemse beplanting in de vorm van struiken, bomen en kruidenlaag.
1.90 landschapswaarden/landschappelijke waarden:
bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object in de zin van aantrekkelijkheid, herkenbaarheid/identiteit en diversiteit bestaande uit aardkundige, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waarden, afzonderlijk of in onderlinge samenhang.
Bij de beoordeling van initiatieven vormen - met betrekking tot de bescherming en ontwikkeling landschapswaarden/ landschappelijke waarden - de gebiedspaspoorten, als opgenomen in Nota Ruimtelijke Kwaliteit, mede het toetsingskader;
1.91 maaiveld:
gemiddelde hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
1.92 melkrundveehouderij
Onder melk- en rundveeveehouderij worden de volgende diercategorieën uit de Regeling ammoniak en veehouderij verstaan, met tussen haakjes de bijbehorende RAV-code:
- melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar (A1);
- vrouwelijk jongvee tot 2 jaar (A3);
- dieren die worden gehouden uitsluitend of in hoofdzaak voor natuurbeheer;
1.93 mestbewerking:
de toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigingen, zoals droging, bezinking, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of indamping van mest;
1.94 Natura 2000-gebied
de definitie als opgenomen in de Wet natuurbescherming;
1.95 Natuur netwerk Brabant:
samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuur- en bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden, zoals door Gedeputeerde Staten is aangewezen in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant en eventuele opvolgers daarvan;
1.96 nevenactiviteit:
activiteit die naast de hoofdactiviteit plaatsvindt en minder dan de helft van het inkomen genereert;
1.97 niet-agrarische bedrijven:
een agrarisch loonwerkbedrijf, een agrarisch-verwant bedrijf, buitengebied-gebonden bedrijf, horecabedrijf, recreatiebedrijf of een ander niet-agraisch bedrijf;
1.98 Nota Ruimtelijke kwaliteit
Nota Ruimtelijke Kwaliteit, deel buitengebied, vastgesteld 2 november 2021, alsmede de opvolgers hiervan;
1.99 nutsvoorzieningen:
gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, elektriciteit, gas e.d.;
1.100 omgevingskwaliteit
de kwaliteit van een plek of gebied die bepaald wordt door een goed samenspel van herkomstwaarde, belevingswaarde, gebruikswaarde en toekomstwaarde;
1.101 omschakeling:
geheel of gedeeltelijk overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar de andere agrarische bedrijfsvorm;
1.102 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie herkenbaar blijft;
1.103 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
1.104 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten;
1.105 overkapping:
een dakconstructie die aan maximaal drie zijden begrensd is door de gevels van belendende gebouwen. Als de overkapping niet gesitueerd wordt tussen belendende gebouwen mag deze maximaal voorzien worden van 2 gevels;
1.106 paardenbak:
een onoverdekt al dan niet omheind terrein waarvan de natuurlijke bovenlaag is vervangen door zand of een ander waterdoorlatend materiaal ten behoeve van het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.107 permanente bewoning:
bewoning door eenzelfde persoon of groep van personen buiten het zomerseizoen in een kalenderjaar gedurende meer dan 70 nachten, terwijl elders niet daadwerkelijk over een hoofdwoonverblijf wordt beschikt;
1.108 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.109 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.110 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere voor een publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen van seksuele diensten aan anderen (prostitutie);
1.111 recreatie:
vrijetijdsbesteding zoals dagrecreatie, verblijfsrecreatie en (extensief) recreatief medegebruik;
1.112 recreatiebedrijf:
een bedrijf dat het bedrijfsmatig verstrekken van verblijfs- of dagrecreatie tot doel heeft;
1.113 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.114 recreatieve voorziening:
voorzieningen bedoeld voor de ondersteuning van het recreatief hoofdgebruik (dagrecreatie en/of verblijfsrecreatie) zoals sport- en speelterreinen, speeltoestellen, picknickplaatsen en sanitaire units;
1.115 reëel agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat jaarrond een arbeidsbehoefte of -omvang heeft van ten minste een halve arbeidskracht, met een daarbij passend jaarinkomen, en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze (NB een volwaardig agrarisch bedrijf heeft een omvang van één volledige arbeidskracht);
1.116 rotor
het samenstelsel van drie rotorbladen (ook wel wieken genoemd) en hub (ook wel de neus genoemd) van een windturbine;
1.117 rotordiameter
de diameter van de cirkel die door de tip (het uiteinde) van een rotorblad (wiek) wordt beschreven;
1.118 ruimtelijke kwaliteit:
de kwaliteit van de ruimte (woon-, werk- en leefomgeving) als bepaald door de gebruikswaarde,belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte, deze wordt bepaald door expliciete aandacht voor de ruimtelijk-functionele kwaliteit, stedenbouwkundige kwaliteit, beeldkwaliteit, architectonische kwaliteit, landschappelijke - en cultuurhistorische kwaliteit van objecten en terreinen, mede in relatie tot het streekeigen karakter van de directe omgeving;
1.119 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.120 stacaravan
een onderkomen, onder welke benaming ook aangeduid, dat uitsluitend of in hoofdzaak dient of kan dienen tot logiesdag- of nachtverblijf van een of meer personen en dat door de aanwezigheid van een chassis, assenstelsel en wielen wel over korte afstand naar een vaste standplaats kan worden verreden, doch dat niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen als aanhangsel van een personenauto te worden voortbewogen. Ook indien dit onderkomen wegens daaraan of daarbij aangebrachte wijzigingen of voorzieningen niet of niet meer geschikt is om te worden verreden, wordt het voor de toepassing van dit plan aangemerkt als stacaravan;
1.121 stalderingsgebied:
gebied waarbinnen het oprichten van een dierenverblijf voor een hokdierhouderij is gekoppeld aan de sanering van een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij met als doel de regionale concentratie van vee te reguleren en verdere leegstand te voorkomen;
De gemeente Reusel-De Mierden is in een regio ingedeeld samen met de gemeenten Oirschot, Bladel, Eersel en Bergeijk.
1.122 statische opslag:
binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf, zoals (seizoens)stalling van (antieke) auto's, boten, caravans, campers en dergelijke;
1.123 stedenbouwkundig beeld:
het door de omvang, de vorm en de situering van de bouwmassa’s bepaalde beeld inclusief de ter plaatse door de infrastructuur, de begroeiing en andere door de mens aangebrachte (kunstmatige) elementen gevormde ruimte(n);
1.124 steilrand
een abrupte overgang in het landschap als gevolg van de werking van water, wind en/of tektoniek, bijvoorbeeld in de vorm van een terrasvormig hoogteverschil tussen vlakgelegen gebieden, breukranden, beekdalranden, etc.;
1.125 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel aanlokken;
1.126 (teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen, die onderdeel zijn van de totale agrarische bedrijfsvoering van een (grondgebonden) open- of vollegronds tuinbouwbedrijf(stak), boom- of vaste plantenteeltbedrijf(stak) en die gebruikt worden om de bedrijfsvoering te optimaliseren; hierdoor vindt (een deel van) de productie onder meer gecontroleerde omstandigheden plaats, waardoor gezorgd kan worden voor een verbetering van de productiekwaliteit en/of arbeidsomstandigheden, teeltvervroeging of –verlating en het terugdringen van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffengebruik;
- (teelt)ondersteunende kas:
een teeltondersteunende voorziening, bestaande uit een agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dek voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden. Hieronder vallen ook schuurkassen en permanente tunnel- en/of boogkassen (>1,5 meter).
- permanente (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde teeltondersteunende kassen. Hieronder vallen permanente containervelden.
- tijdelijke (teeltondersteunende) voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten, met daarbij het volgende onderscheid:
- hoge tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen, die in de regel hoger zijn dan 1,5 m. Hieronder worden in ieder geval verstaan: teeltbakken in stellingen of teelttafels, eventueel met regenkappen; plastic-/foliekassen, -tunnels en –regenkappen
- lage tijdelijke (teelt)ondersteunende voorzieningen:
(teelt)ondersteunende voorzieningen voor plantaardige teelten, die op nabij de grond worden aangebracht, met een maximale hoogte van 1,5 .m Hieronder wordt in ieder geval verstaan: lage tunnels (halfronde bogen waarover plastic of gaasdoek wordt gespannen) insectengaas, afdekfolies, acryldoek, vlakveldfolies en vraatnetten.
- overige (teelt)ondersteunende voorzieningen (boomteelthek):
een permanente (teelt)ondersteunende voorziening c.q. een bouwwerk in de vorm van een hek met afrastering, met een hoogte van maximaal 1,5 m, op boomteeltpercelen waarmee dieren geweerd kunnen worden.
1.127 toegestane diersoorten
onder toegestane diersoorten wordt landbouwhuisdieren zoals rundvee, pluimvee, varkens e.d. verstaan, waarvoor een vergunning is verkregen of melding is gedaan;
1.128 toename van stikstofdepositie
er is sprake van een toename van stikstofdepositie als bedoeld in artikel 3.5.2 en artikel 4.5.2 wanneer door het gebruik van gronden en bouwwerken en/of het bouwen van bouwwerken de depositie meer bedraagt dan de depositie afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijke en planologische legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken binnen het plangebied
1.129 trekkershut
een eenvoudig gebouw met beperkte inhoud en beperkte voorzieningen, bestemd voor recreatief nachtverblijf voor personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
1.130 tuin
de gronden van een (bouw)perceel behorende bij een woning;
1.131 verblijfsrecreatie:
een vorm van recreatief verblijf, waarbij sprake is van overnachtingen anders dan met gebruikmaking van een hotel, pension of woning danwel een vaartuig;
1.132 verbrede landbouw:
activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, boerenterras, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaats geproduceerde producten en zorgboerderijen;
1.133 vergisting
het omzetten van koolhydraten door micro-organismen door middel van een anaeroob dissimilatieproces (waarbij biogas wordt geproduceerd);
1.134 verkoopvloeroppervlakte:
voorkomende hoeveelheid bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de uitstalling ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen of het verlenen van aanverwante diensten;
1.135 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat de arbeidsomvang heeft van tenminste één volledige arbeidskracht en waarvan het behoud ook op langere termijn in voldoende mate en op duurzame wijze is verzekerd, dat wil zeggen in zowel bedrijfseconomisch opzicht als op milieuhygiënisch verantwoorde wijze;
1.136 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
- langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
1.137 voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies
de volgende bestemmingen bevatten voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies: Bedrijf, Horeca, Maatschappelijk, Recreatie -1, Recreatie -2, Recreate -3, Recreatie -4, Recreatie - Dagrecreatie, Recreatie - Recreatiewoning, Recratie - Verblijfscreatie 1, Recreatie - Verblijfsrecreatie 2, Sport, Wonen, Wonen-Landgoed, alsmede
kleinschalige kampeerterreinen voorzover gelegen binnen een afstand van 50 van de gronden waar gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt;
1.138 vormverandering
wijziging van de begrenzing van een aanduiding 'bouwvlak' zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.139 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
Al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer,waterberging, hemelwaterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen en inlaten;
1.140 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde;
1.141 wonen:
het bewonen van een zelfstandige woning of als zodanig bestemd gebouw voor zelfstandige woningen;
1.142 woning/wooneenheid:
een verblijfsobject dat wordt ontsloten via een eigen toegang vanaf de openbare weg, een erf of een gedeelde verkeersruimte dat bestemd is voor de huisvesting van één huishouden of een groep van maximaal vijf personen die geen gezamenlijk huishouden vormt.
1.143 (woon) boerderij:
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in dezelfde bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten;
1.144 zomerseizoen:
de periode van 1 mei tot 1 oktober;
1.145 zorgboerderij:
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen - al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn - gecombineerd wordt met agrarische activiteiten in dié zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;
1.146 zorgvuldige veehouderij:
veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in zijn omgeving.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
2.1 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als dakvlak aangemerkt;
2.4 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
2.6 de hoogte van een windturbine/windmolen:
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine/windmolen;
2.7 peil:
de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse vanwaar het gebouw voornamelijk toegankelijk is dan wel de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;
2.8 toepassing van maten:
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- agrarische bedrijvigheid in de vorm van een (vollegronds) teeltbedrijf;
- wonen in een bedrijfswoning;
- aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf;
- mestbewerking voor ter plaatse, op het eigen bedrijf, geproduceerde mest;
- nevenactiviteiten;
- behoud en bescherming van de landschappelijke waarden;
- behoud en bescherming van de natuurwaarden;
- behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- nutsvoorzieningen;
- erfbeplanting;
- bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- perceelsontsluitingen;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen
3.1.2 Specifieke aanduidingen
Ter plaatse van onderstaande aanduidingen zijn naast 3.1.1 ook de volgende functies toegestaan, waarvoor aanvullende regels gelden:
Intensieve veehouderij
Toegestane bedrijvigheid | een grondgebonden veehouderij; en/of een melkrundveehouderij, uitsluitend voor met een vergunning en/of melding toegestane diersoort(en); en/of een intensieve veehouderij, uitsluitend voor met een vergunning en/of melding toegestand diersoorten. |
Voorwaarden voor houden van dieren | geen uitbreiding dierenverblijven |
3.1.3 Te beschermen waarden
a Landschappelijke en cultuurhistorische waardenBehoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder de volgende waarden:
- de landschappelijke openheid ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid';
- de cultuurhistorische gebiedswaarden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied';
b Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Bij de beoordeling van initiatieven, waaronder de beoordeling van de landschappelijke inpassing, vormen - met betrekking tot de bescherming en ontwikkeling landschapswaarden/ landschappelijke waarden - de gebiedspaspoorten, als opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, mede het toetsingskader.
3.1.4 Toegestaan na melding
- Nieuwe bed & breakfastvoorzieningen zijn toegestaan in elke woning, voor maximaal 2 kamers/logeereenheden (4 bedden) per woning, en na een melding als bedoeld in 14.1.
- In afwijking van het bepaalde onder a. is een melding niet vereist indien de functie als bedoeld onder a. is toegestaan ingevolge het bepaalde in 3.1.3.
3.1.5 Functies toegestaan na verlening omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit
Het aanvangen van of het veranderen naar de hierna genoemde nieuwe functies, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in 14.2:
- wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning
- een niet-agrarisch bedrijf
- statische opslag
- een recreatiebedrijf in de vorm van dag- en/of verblijfsrecreatie
- een horecabedrijf
- maatschappelijke- en/of zorgvoorzieningen;
- duurzame energie in de vorm van zonnepanelen op gronden en/of daken.
3.1.6 Ontwikkelingsmogelijkheden agrarisch bedrijf
Ten aanzien van de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen gelden de volgende bepalingen:
- Ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' is - in afwijking van het bepaalde in 3.1.2 - een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij door het oprichten van bebouwing en/of door het in gebruik nemen van aanwezige bebouwing als dierenverblijf uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning als bedoeld in 14.3.1.
3.2.1 Toegestane bebouwing
Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd passende binnen deze bestemming.
3.2.2 Algemeen
- Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'. Indien blijkens de aanduiding 'relatie' sprake is van een gekoppeld bouwvlak dan zijn hierop de bepalingen met betrekking tot een "enkel" agrarisch bouwvlak van overeenkomstige toepassing.
- Er mogen uitsluitend bouwwerken voor reëel agrarische bedrijven worden gebouwd. Hiertoe kan advies van een agrarisch adviseur worden ingewonnen.
- Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijf toegestaan.
- Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen toegestaan.
3.2.3 Maatvoering en situering bouwwerken binnen bouwvlak
ouwwerken algemeen |
Situering bouwwerken algemeen | niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan indien geen bedrijfswoning aanwezig is, dan minimaal 15 m tot de as van de weg
bovenstaande situeringseisen gelden niet voor erfscheidingen met een bouwhoogte van max. 1 m |
Afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste bouwgrens | min. 5 m |
Bedrijfsgebouwen |
Goothoogte | max. 5 m |
Bouwhoogte | max . 12 m |
Dakhelling | minimaal 12° en maximaal 60° |
Gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen
voor nevenactiviteiten | max. zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak nevenactiviteit (m2)' |
Ruimtelijke kwaliteitsborging | nieuwe bedrijfsgebouwen met een bebouwde oppervlakte groter dan 100 m2 zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat het bouwvlak is voorzien van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden. Hiertoe vormen de gebiedspaspoorten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader |
Kassen glastuinbouwbedrijf |
Situering | ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' |
Goothoogte | max. 5 m |
Bouwhoogte | max. 7,5 m |
Oppervlakte | max. 3 ha |
Teeltondersteunende kassen |
Situering | binnen een bouwvlak |
Bouwhoogte | max. 5 m |
Oppervlakte | max. 5.000 m
2 |
Bedrijfswoningen |
Goothoogte | max. 4 m |
Bouwhoogte | max. 10 m |
Dakhelling | minimaal 20° en maximaal 60° met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres |
Inhoud | max. 750 m3 indien de feitelijk aanwezige, legale inhoudsmaat meer bedraagt dan de hiervoor aangegven maximaal toegestane inhoud, geldt de feitelijk aanwezige, legale inhoudsmaat als de maximale toegestane inhoud |
Situering | bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en) en de maximale inhoud van de nieuw te bouwen bedrijfswoning bedraagt 750 m3 |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen |
Situering | min. 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning max. 20 m van de bedrijfswoning |
Goothoogte | max. 3,2 m |
Bouwhoogte | max 5,5 m |
Dakhelling | minimaal 20° en maximaal 60° met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres |
Gezamenlijke oppervlakte | max. 150 m2 |
sloop bonus regeling | bij sloop van een legal feitelijk aanwezig bijbehorend bouwwerk, mag de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden verruimd met 50% van de te slopen oppervlakte tot een maximum van 200m². |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw | max. 1 m |
Bouwhoogte overige erf- en terreinafscheidingen | max. 2 m |
Bouwhoogte teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen | max. 3,5 m |
Bouwhoogte van kleinschalige windmolens | max. 12 m |
Bouwhoogte torensilo's en voedersilo's | max. 12 m |
Bouwhoogte mestsilo's | max. 6 m |
Bouwhoogte sleufsilo's | max. 2,5 m |
Bouwhoogte mestbewerkingsinstallatie | max. 12 m |
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 4 m |
Ruimtelijke kwaliteitsborging
| nieuwbouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bebouwde oppervlakte groter dan 100 m2 zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat het bouwvlak is voorzien van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden. Hiertoe vormen de gebiedspaspoorten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader |
Onoverdekte zwembaden |
Situering | achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning max. 20 m van de bedrijfswoning af |
Oppervlakte | max. 100 m² |
Carports | |
Situering | achter de voorgevel van de bedrijfswoning |
Bouw- en goothoogte | max. 3,2 m |
Oppervlakte | max. 30 m² |
3.2.4 Maatvoering en situering bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten bouwvlak
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen | max. 1 m |
Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen |
Situering | niet ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' |
Bouwhoogte | max. 3,2 m |
Oppervlakte | max. 2,5 ha |
Overige teeltondersteunende voorzieningen |
Situering | niet ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' |
Bouwhoogte | max. 1,5 m |
Overige voorzieningen, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, opslag, mestbassins, waterbassins, permanente teeltondersteunende voorzieningen e.d. |
1. Situering ruwvoeropslag veehouderij | uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ruwvoeropslag' |
2. Situering mestbassins | uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestbassin' een mestbassin voor de opslag van mest afkomstig van het agrarisch bedrijf |
3. Situering overige voorzieningen | uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorzieningen buiten bouwvlak' en uitsluitend in het bestaande type voorziening en met de bestaande hoogte als maximum |
Overige bouwwerken geen gebouwen zijnde |
Bouwhoogte | max. 2 m |
3.2.5 Bouwregels windturbine
Situering | uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'windturbine' |
Bouwhoogte | max. 100 m |
Rotordiameter | max. 100 m |
Tiphoogte | max. 150 m |
Aantal rotorbladen | max. 3 |
Ruimtelijke kwaliteitsborging | de rotordiameter, de bouwhoogte en de vormgeving van de windturbines onderling dienen hetzelfde te zijn |
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de maatvoering
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving afwijken van het bepaalde in 3.3.3:
- voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de as van de weg mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- de wegbeheerder wordt gehoord;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
- voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en/of achterste bouwperceelgrens mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aannemelijk kan worden gemaakt dat voldoende ruimte aanwezig is rondom het nieuw te bouwen gebouw voor eventueel benodigde erfverharding, silo's en luchtwassers;
- voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan, mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad
- voor het bouwen met een hogere goothoogte voor bedrijfswoningen tot maximaal 5 m, mits gelegen binnen de jonge heideontginningen zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit;
- voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
- voor het bouwen van kassen bij een glastuinbouwbedrijf met een grotere hoogte tot maximaal 7 m goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 10 m;
- voor het bouwen van teeltondersteunende kassen met een grotere hoogte tot maximaal 7 m;
- voor een lagere dakhelling bij bedrijfswoningen, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
- voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- voor het bouwen van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een hoogte van maximaal 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- voor het bouwen van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
- voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 6 m.
3.3.2 Omgevingsvergunning inpandige uitbreiding bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.2 teneinde een inhoud groter dan 750 m2 toe te staan, indien een bedrijfswoning onderdeel is van een woonboerderijpand, waarbij de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten bij de woning kunnen worden gevoegd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Er is uitsluitend sprake van inpandige verbouw.
- Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
3.3.3 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.3 voor het herbouwen van een bedrijfswoning op een andere locatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Bij herbouw van de bedrijfswoning zijn de bouwregels van artikel 3.3.3 onverminderd van toepassing.
- De herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
- De voormalige bedrijfswoning dient te worden gesloopt.
3.3.4 Omgevingsvergunning bouwwerken voor tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels voor het realiseren van een logieverblijf voor tijdelijke werknemers in bestaande of te realiseren bedrijfsgebouwen onder de volgende voorwaarden:
- De huisvesting is nodig voor een doelmatige bedrijfsvoering. De huisvesting dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte op het eigen bedrijf.
- De huisvesting kan niet plaats vinden in de eigen bedrijfswoning.
- Huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 160 m² per bedrijf (incl. sanitair en gemeenschappelijk verblijf) gedurende maximaal 8 maanden.
- In afwijking van het bepaalde onder c. kunnen maximaal 3 woonunits worden toegestaan, indien de bestaande bedrijfsbebouwing ontoereikend is, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de woonunits zijn gedurende een periode van maximaal 8 maanden toegestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bdraagt maximaal 90 m2
- Er dient te worden voldaan aan de regels van het SNF keurmerk; eisen aan huisvesting gesteld door de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of diens rechtsopvolger(s), aan te tonen door een certificaat.
- Permanente bewoning is niet toegestaan.
- Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een agrarisch adviseur inzake de noodzaak van de huisvesting van tijdelijke werknemers in het licht van een doelmatige bedrijfsvoering.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
- Er dient op eigen terrein te worden voldaan aan de parkeerbehoefte.
- De verkeersaantrekkende werking dient afgestemd te zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie.
3.3.5 Omgevingsvergunning tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.3.4, voor het bouwen van tijdelijke en/of overige teeltondersteunende voorzieningen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied', waarbij moet worden aangetoond dat de aanwezige waarden niet onevenredig worden aangetast.
3.3.6 Omgevingsvergunning bouwen buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.3.2, onder a en/of artikel 3.3.4 voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
- Landschappelijke inpassing: er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'grondgebonden veehouderij' geldt dat de oppervlakte van de inpassing minimaal 10% van de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend dient te bedragen. Voor de landschappelijke inpassing vormen de gebiedspaspoorten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader.
- kwaliteitswinst: er vindt een kwaliteitswinst van het landschap plaats;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- het oprichten van bebouwing buiten de aanduiding 'bouwvlak' is noodzakelijk uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling, waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- advies kan worden gevraagd aan een agrarisch adviseur over het bepaalde onder d. en e.;
- voldaan wordt aan de maatvoeringseisen als opgenomen in 3.3.3;
- de ontwikkeling mag niet leiden tot een toename van stikstofdepositie vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
- er is sprake van hydrologisch neutraal bouwen;
voor agrarische bedrijven ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'grondgebonden veehouderij' gelden de volgende bepalingen:
- er wordt voldaan aan de algemene voorwaarden voor een veehouderij, zoals opgenomen in 14.3.2;
- indien sprake is van een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij, wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden voor hokdierhouderijen zoals opgenomen in 14.3.3;
- de bebouwing en voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan voor de ter plaatse toegestane diersoorten als bedoeld in 3.1.2
- de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend bedraagt maximaal 1,5 ha, waarbij de oppervlakte van een eventueel differentiatievlak bij deze oppervlakte meetelt;
in afwijking van het bepaalde onder 4. mag de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend maximaal 2,0 ha bedragen, waarbij de oppervlakte van een eventueel differentiatievlak bij deze oppervlakte meetelt, mits:
- de veehouderij vanwege de bedrijfsvoering in overwegende mate is aangewezen op de opslag van ruwvoer;
- de toegestane oppervlakte boven de 1,5 ha uitsluitend wordt gebruikt voor voorzieningen - geen gebouwen zijnde - voor de opslag van ruwvoer, aansluitend aan de aanduiding 'bouwvlak';
voor (vollegronds)teeltbedrijven gelden de volgende bepalingen: de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing buiten het bouwvlak waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend bedraagt maximaal 2,0 ha;
- indien de aanduiding 'bouwvlak' groter is dan 2,0 ha, kan in afwijking van het bepaalde onder 1. een omgevingsvergunning voor het oprichten van bebouwing buiten het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' worden verleend;
- indien de aanduiding 'bouwvlak' groter is dan 2,0 ha, kan in afwijking van het bepaalde onder 1. een omgevingsvergunning voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak worden verleend indien dit noodzakelijk is;
3.3.7 Omzetten bouwvlak naar overig agrarisch bedrijf
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 voor het omschakelen naar een overig agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij- of glastuinbouwbedrijf, binnen een bestaand bouwvlak, waarbij de volgende bepalingen gelden:
- er is geen sprake van toename van de stikstofemissie;
- de omvang van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 1,5 ha.;
- er dient vooraf advies te worden ingewonnen bij een agrarisch adviseur inzake de volwaardigheid van het agrarische bedrijf en de noodzaak van een bedrijfswoning;
- er is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- op de locatie is geen sprake geweest van een sloopregeling van bedrijfsgebouwen zoals de regeling “Ruimte-voor-ruimte” of RBV;
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- het houden van dieren op meer dan één bouwlaag binnen bedrijfsgebouwen, met uitzondering van:
- volière- en scharrelstallen voor legkippen waar maximaal twee bouwlagen gebruikt mogen worden
- legaal bestaande situaties
- mestbewerking anders dan voor ter plaatse, op het eigen bedrijf, geproduceerde mest, is niet toegestaan;
- uitbreiding voor een geitenhouderij(tak) is niet toegestaan;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
- opslag buiten de aanduiding 'bouwvlak', met uitzondering van opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur';
- de uitoefening van vollegrondsfruit- en/of boomteelt, behoudens bestaand gebruik van de gronden ten behoeve van vollegrondsfruit en/of boomteelt, binnen een afstand van 50 m tot de bestemmingsgrens van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, alsmede binnen een afstand van 50 m tot kleinschalige kampeerterreinen;
- een kleinschalig kampeerterrein binnen 50 m van een aanwezige boomgaard;
- detailhandel, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', waarbij detailhandel in de vorm van een supermarkt niet is toegestaan.
3.4.2 Stikstof
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken en/of het bouwen van bouwwerken, waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt afkomstig van de betreffende gronden of bouwwerken.
3.4.3 Aan huis-verbonden-beroep- en bedrijf
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, zoals opgenomen in bijlage 1 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, is toegestaan als ondergeschikte activiteit in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m²;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woon- en bedrijfsomgeving;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
3.4.4 Overig gebruik overeenkomstig de bestemming
Het hiernavolgende gebruik van gronden en opstallen is gebruik overeenkomstig de bestemming:
- het bouwen van carnavals- en corsowagens binnen het bouwvlak;
- het verharden van gronden voor perceelsontsluiting binnen de aanduiding 'bouwvlak' alsmede tussen de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' en de openbare weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt;productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m2 bedraagt;
- statische opslag als nevenactiviteit en uitsluitend inpandig, waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 1.000 m2 bedraagt;
- het inrichten en gebruiken van een boerenterras met een totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf van maximaal 50 m2, waarbij parkeren voor het boerenterras op eigen terrein dient plaats te vinden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 3.1 ten behoeve van het toestaan van andere nevenactiviteiten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
- Voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
- statische opslag met een maximum van 2.000 m², uitsluitend in bestaande bebouwing;
- recreatieve voorzieningen met een maximum van 750 m²;
- zorgboerderij met een maximum van 375 m²;
- bed & breakfast, anders dan bedoeld in 3.2.1, met maximaal 5 kamers/logeereenheden tot een maximum van in totaal 150 m²;
- een overig niet-agrarisch bedrijf met een maximum van 400 m², met uitzondering van detailhandel;
met dien verstande dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met uitzondering van opslag/kleinschalig kamperen, het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet mag meer bedragen dan 25% van het bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 750 m².
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
3.5.2 Omgevingsvergunning spuitzone
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder f en g voor het verkleinen van de in dat artikel opgenomen afstand van 50 m mits het gebruik niet leidt tot een onevenredige aantasting van het woon- en leefklimaat of van het verblijfsklimaat van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies.
3.5.3 Omgevingsvergunning stikstof
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.2 voor het toestaan van een toename vanstikstofdepositie mits sprake is van een onherroepelijke vergunning Wet natuurbescherming, waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- Algemeen:
- Het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
- Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid' :
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie
- het aanleggen of aanplanten van hoger dan 1,5 m opgaand of dieper dan 0,40 m wortelend houtgewas (en bamboe) met agrarische productiefunctie.
- Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone -cultuurhistorisch waardevol gebied':
- het verzetten of vergraven van grond waarbij het maaiveld over meer dan 100 m² per perceel of met meer dan 0,40 m wordt gewijzigd of waarbij de maaiveldniveaus van een steilrand worden gewijzigd;
- het aanleggen, dempen of wijzigen van (oevers, profiel, doorstroom- of bergingscapaciteit van) oppervlaktewateren;
- het verwijderen of rooien van bos-, natuur- en landschapselementen en ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het aanleggen of aanplanten van bos-, natuur- en landschapselementen of ander opgaand houtgewas zonder agrarische productiefunctie;
- het verwijderen van perceelsindelingen, zoals tot uiting komend in greppels, sloten, steilrand en het verwijderen van paden of onverharde wegen;
- het aanleggen en/of verharden van wegen, paden, parkeerterreinen of het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen.
3.6.2 Uitzondering omgevingsvergunningplicht
Het onder 3.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
- die worden verricht in het kader van vruchtwisseling
- die worden verricht in het kader van het realiseren van een landschappelijk inpassingsplan als onderdeel van een omgevingsvergunning
3.6.3 Voorwaarden
De in 3.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:
- het bepaalde in 3.7.1 noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel voor landschapsbeheer;
- na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1.
Artikel 4 Agrarisch met waarden - Landschap
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- agrarisch grondgebruik;
- agrarische bedrijvigheid in de vorm van een (vollegronds) teeltbedrijf;
- wonen in een bedrijfswoning;
- aan-huis-verbonden beroep of aan-huis-verbonden bedrijf;
- mestbewerking voor ter plaatse, op het eigen bedrijf, geproduceerde mest;
- nevenactiviteiten;
- behoud en bescherming van de landschappelijke waarden;
- behoud en bescherming van de natuurwaarden;
- behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- nutsvoorzieningen;
- erfbeplanting;
- bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- perceelsontsluitingen;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
4.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de uitoefening van het agrarisch bedrijf ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', al dan niet in combinatie met een aan-huis-verbonden beroep of bedrijfsmatige activiteiten aan huis;
- agrarisch grondgebruik;
- nevenactiviteiten uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', tenzij in de regels anders isvermeld en uitsluitend voor zover genoemd in 4.1.2 dan wel na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 4.5;
- de bestemming strekt tot behoud, herstel en/of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de groenblauwe mantel;
- behoud en bescherming van de landschappelijke waarden;
- behoud en bescherming van de natuurwaarden;
- behoud en bescherming van de cultuurhistorische waarden;
- behoud van bestaande (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- extensief recreatief medegebruik;
- doeleinden van openbaar nut;
- mestbewerking, uitsluitend ten behoeve van ter plaatse geproduceerde mest;
- erfbeplanting
Een en ander met bijbehorende voorzieningen, zoals perceelsontsluitingen, en overeenkomstig de in 4.1.2 opgenomen Nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving
4.1.2 Te beschermen waarden
a Landschappelijke en cultuurhistorische waarden
Behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en cultuurhistorische waarden in het algemeen en in het bijzonder de volgende landschappelijke en cultuurhistorische waarden:
- behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel';
b Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Bij de beoordeling van initiatieven, waaronder de beoordeling van de landschappelijke inpassing, vormen - met betrekking tot de bescherming en ontwikkeling landschapswaarden/ landschappelijke waarden - de gebiedspaspoorten, als opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, mede het toetsingskader.
4.1.3 Toegestaan na melding
- Nieuwe bed & breakfastvoorzieningen zijn toegestaan in elke woning, voor maximaal 2 kamers/logeereenheden (4 bedden) per woning, en na een melding als bedoeld in 14.1.
- In afwijking van het bepaalde onder a. is een melding niet vereist indien de functie als bedoeld onder a. is toegestaan ingevolge het bepaalde in 4.1.4.
4.1.4 Functies toegestaan na verlening omgevingsvergunning bestemmingsplanactiviteit
Het aanvangen van of het veranderen naar de hierna genoemde nieuwe functies, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is uitsluitend toegestaan na verlening van een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit als bedoeld in 14.2:
- wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning
- een niet-agrarisch bedrijf;
- statische opslag;
- een recreatiebedrijf in de vorm van dag- en/of verblijfsrecreatie;
- een horecabedrijf;
- maatschappelijke- en/of zorgvoorzieningen;
- duurzame energie in de vorm van zonnepanelen op gronden en/of daken.
4.2.1 Toegestane bebouwing
Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd passende binnen deze bestemming
4.2.2 Algemeen
- Gebouwen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak'.
- Er mogen uitsluitend bouwwerken voor reëel agrarische bedrijven worden gebouwd. Hiertoe kan advies van een agrarisch adviseur worden ingewonnen.
- Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijf toegestaan.
- Per aanduiding 'bouwvlak' is maximaal één bedrijfswoning met daarbij behorende bijgebouwen toegestaan
4.2.3 Maatvoering en situering bouwwerken binnen bouwvlak
Bouwwerken algemeen |
Situering bouwwerken algemeen | niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan indien geen bedrijfswoning aanwezig is, dan minimaal 15 m tot de as van de weg
bovenstaande situeringseisen gelden niet voor erfscheidingen met een bouwhoogte van max. 1 m |
Afstand van bouwwerken tot de zijdelingse en achterste bouwgrens | min. 5 m |
Bedrijfsgebouwen |
Goothoogte | max. 5 m |
Bouwhoogte | max . 12 m |
Dakhelling | minimaal 12° en maximaal 60° |
Gezamenlijke oppervlakte bedrijfsgebouwen voor nevenactiviteiten | max. zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak nevenactiviteit (m2)' |
Ruimtelijke kwaliteitsborging | nieuwe bedrijfsgebouwen met een bebouwde oppervlakte groter dan 100 m2 zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat het bouwvlak is voorzien van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden. |
Kassen glastuinbouwbedrijf |
Situering | ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' |
Goothoogte | max. 5 m |
Bouwhoogte | max. 7,5 m |
Oppervlakte | max. 3 ha |
Teeltondersteunende kassen |
Situering | binnen een bouwvlak |
Bouwhoogte | max. 5 m |
Oppervlakte | max. 5.000 m
2 |
Bedrijfswoningen |
Goothoogte | max. 4 m |
Bouwhoogte | max 10 m |
Dakhelling | minimaal 20° en maximaal 60° met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres |
Inhoud | max. 750 m3 indien de feitelijk aanwezige, legale inhoudsmaat meer bedraagt dan de hiervoor aangegven maximaal toegestane inhoud, geldt de feitelijk aanwezige, legale inhoudsmaat als de maximale toegestane inhoud |
Situering | bij vervangende nieuwbouw van de bedrijfswoning(en) mag de bedrijfswoning uitsluitend gesitueerd worden ter plaatse van de bestaande funderingen en, in geval van uitbreiding, daar direct op aansluitend; de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en) en de maximale inhoud van de nieuw te bouwen bedrijfswoning bedraagt 750 m3 |
Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen |
Situering | min. 3 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning max. 20 m van de bedrijfswoning |
Goothoogte | max. 3,2 m |
Bouwhoogte | max 5,5 m |
Dakhelling | minimaal 20° en maximaal 60° met uitzondering van ondergeschikte delen, zoals serres |
Gezamelijke oppervlakte | max. 150 m2 |
Sloop bonus regeling | bij sloop van een legal feitelijk aanwezig bijbehorend bouwwerk, mag de maximale oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken worden verruimd met 50% van de te slopen oppervlakte tot een maximum van 200m² |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw | max. 1 m |
Bouwhoogte overige erf- en terreinafscheidingen | max. 2 m |
Bouwhoogte teeltondersteunende voorzieningen, anders dan teeltondersteunende kassen | max. 3,5 m |
Bouwhoogte van kleinschalige windmolens | max. 12 m |
Bouwhoogte torensilo's en voedersilo's | max. 12 m |
Bouwhoogte mestsilo's | max. 6 m |
Bouwhoogte sleufsilo's | max. 2,5 m |
Bouwhoogte mestbewerkingsinstallatie | max. 12 m |
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 4 m |
Ruimtelijke kwaliteitsborging
| nieuwbouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bebouwde oppervlakte groter dan 100 m2 zijn uitsluitend toegestaan onder de voorwaarde dat het bouwvlak is voorzien van een zorgvuldige landschappelijke inpassing en deze ook duurzaam in stand wordt gehouden |
Onoverdekte zwembaden |
Situering | achter de achtergevelrooilijn van de bedrijfswoning max. 20 m van de bedrijfswoning af |
Oppervlakte | max. 100 m² |
Carports | |
Situering | achter de voorgevel van de bedrijfswoning |
Bouw- en goothoogte | max. 3,2 m |
Oppervlakte | max. 30 m² |
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de maatvoering
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in 4.3.3.:
- voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de as van de weg mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- de wegbeheerder wordt gehoord;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
- voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en/of achterste bouwperceelgrens mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aannemelijk kan worden gemaakt dat voldoende ruimte aanwezig is rondom het nieuw te bouwen gebouw voor eventueel benodigde erfverharding, silo's en luchtwassers.
- voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden gesitueerd;
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad
- voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
- voor het bouwen van kassen bij een glastuinbouwbedrijf met een grotere hoogte tot maximaal 7 m goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 10 m;
- voor het bouwen van teeltondersteunende kassen met een grotere hoogte tot maximaal 7 m;
- voor een lagere dakhelling bij bedrijfswoningen, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
- voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- voor het bouwen van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een hoogte van maximaal 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- voor het bouwen van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
- voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 6 m.
4.3.2 Omgevingsvergunning voor het afwijken van de maatvoering
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in 4.3.3.:
- voor het bouwen van gebouwen op kleinere afstand van de as van de weg mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- de wegbeheerder wordt gehoord;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
- voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse en/of achterste bouwperceelgrens mits:
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
- aannemelijk kan worden gemaakt dat voldoende ruimte aanwezig is rondom het nieuw te bouwen gebouw voor eventueel benodigde erfverharding, silo's en luchtwassers.
- voor het bouwen van gebouwen/bouwwerken vóór de voorgevel van de bedrijfswoning en het verlengde daarvan worden gesitueerd;
- het stedenbouwkundig en landschappelijk beeld niet worden aangetast;
- indien het een woning of ander geluidsgevoelig object betreft, wordt voldaan aan de Wet geluidhinder;
- de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad
- voor het bouwen met een hogere goot- en bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen tot maximaal 7 m respectievelijk 13 m;
- voor het bouwen van kassen bij een glastuinbouwbedrijf met een grotere hoogte tot maximaal 7 m goothoogte en een bouwhoogte van maximaal 10 m;
- voor het bouwen van teeltondersteunende kassen met een grotere hoogte tot maximaal 7 m;
- voor een lagere dakhelling bij bedrijfswoningen, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving;
- voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk op een afstand van meer dan 20 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
- voor het bouwen van terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn met een hoogte van maximaal 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
- voor het bouwen van kleinschalige windmolens tot een hoogte van maximaal 15 m;
- voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde tot een hoogte van maximaal 6 m.
4.3.3 Omgevingsvergunning inpandige uitbreiding bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.3 teneinde een inhoud groter dan 750 m2 toe te staan, indien een bedrijfswoning onderdeel is van een woonboerderijpand, waarbij de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten bij de woning kunnen worden gevoegd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Er is uitsluitend sprake van inpandige verbouw.
- Er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
4.3.4 Omgevingsvergunning herbouw bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.3. voor het herbouwen van een bedrijfswoning op een andere locatie, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- Bij herbouw van de bedrijfswoning zijn de bouwregels van artikel 4.3.3. onverminderd van toepassing.
- De herbouw dient op de andere locatie stedenbouwkundig aanvaardbaar te zijn.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
- De ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt.
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
- De voormalige bedrijfswoning dient te worden gesloopt.
4.3.5 Omgevingsvergunning bouwwerken voor tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de bouwregels voor het realiseren van een logieverblijf voor tijdelijke werknemers in bestaande of te realiseren bedrijfsgebouwen onder de volgende voorwaarden:
- De huisvesting is nodig voor een doelmatige bedrijfsvoering. De huisvesting dient te worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte op het eigen bedrijf.
- De huisvesting kan niet plaats vinden in de eigen bedrijfswoning.
- Huisvesting in bestaande bedrijfsbebouwing is toegestaan tot een oppervlakte van maximaal 160 m² per bedrijf (incl. sanitair en gemeenschappelijk verblijf) gedurende maximaal 8 maanden.
- In afwijking van het bepaalde onder c. kunnen maximaal 3 woonunits worden toegestaan, indien de bestaande bedrijfsbebouwing ontoereikend is, waarbij de volgende voorwaarden gelden:
- de woonunits zijn gedurende een periode van maximaal 8 maanden toegestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte van de woonunits bdraagt maximaal 90 m2
- Er dient te worden voldaan aan de regels van het SNF keurmerk; eisen aan huisvesting gesteld door de Stichting Normering Flexwonen (SNF) of diens rechtsopvolger(s), aan te tonen door een certificaat.
- Permanente bewoning is niet toegestaan.
- Er dient vooraf advies te worden ingewonnen van een agrarisch adviseur inzake de noodzaak van de huisvesting van tijdelijke werknemers in het licht van een doelmatige bedrijfsvoering.
- Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
- Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
- Er dient op eigen terrein te worden voldaan aan de parkeerbehoefte.
- De verkeersaantrekkende werking dient afgestemd te zijn op de feitelijke ontsluitingssituatie.
4.3.6 Omgevingsvergunning bouwen buiten bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4.3.2 onder a en artikel 4.3.4 voor het bouwen van gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouw zijnde buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
- Landschappelijke inpassing: er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'grondgebonden veehouderij'geldt dat de oppervlakte van de inpassing minimaal 10% van de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend dient te bedragen. Voor de landschappelijke inpassing vormen de gebiedspaspoorten van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader.
- kwaliteitswinst: er vindt een kwaliteitswinst van het landschap plaats;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- het oprichten van bebouwing buiten de aanduiding 'bouwvlak' is noodzakelijk uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling, waaronder begrepen het kunnen plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen;
- advies kan worden gevraagd aan een agrarisch adviseur over het bepaalde onder d. en e.;
- voldaan wordt aan de maatvoeringseisen als opgenomen in 4.3.3
- de ontwikkeling mag niet leiden tot een toename van stikstofemissie vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
- er is sprake van hydrologisch neutraal bouwen;
- voor (vollegronds)teeltbedrijven gelden de volgende bepalingen:
- de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing buiten het bouwvlak waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend bedraagt maximaal 2,0 ha;
- indien de aanduiding 'bouwvlak' groter is dan 2,0 ha, kan in afwijking van het bepaalde onder 1. een omgevingsvergunning voor het oprichten van bebouwing buiten het bouwvlak met een oppervlakte van maximaal 25% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' worden verleend;
- indien de aanduiding 'bouwvlak' groter is dan 2,0 ha, kan in afwijking van het bepaalde onder 1. een omgevingsvergunning voor het plaatsen van permanente teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak worden verleend indien dit noodzakelijk is en met dien verstande dat de gezamenlijke omvang van permanente teeltondersteunende voorzieningen binnen en buiten de aanduiding 'bouwvlak' maximaal 3,0 ha mag bedragen;
- de bouw of uitbreiding van kassen is niet toegestaan;
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Strijdig gebruik
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en/of opstallen voor:
- het houden van dieren op meer dan één bouwlaag binnen bedrijfsgebouwen, met uitzondering van:
- volière- en scharrelstallen voor legkippen waar maximaal twee bouwlagen gebruikt mogen worden
- legaal bestaande situaties
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen voor zover deze geen bouwwerken zijn;
- mestbewerking anders dan voor ter plaatse, op het eigen bedrijf, geproduceerde mest, is niet toegestaan;
- uitbreiding voor een geitenhouderij(tak) is niet toegestaan;
- opslag buiten de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat opslag ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - veldschuur' is toegestaan;
- de uitoefening van vollegrondsfruit- en/of boomteelt, behoudens bestaand gebruik van de gronden ten behoeve van vollegrondsfruit en/of boomteelt, binnen een afstand van 50 m tot de bestemmingsgrens van voor gewasbeschermingsmiddelen gevoelige functies, alsmede binnen een afstand van 50 m tot kleinschalige kampeerterreinen;
- een kleinschalig kampeerterrein binnen 50 m van een aanwezige boomgaard;
4.4.2 Stikstof
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken en/of het bouwen van bouwwerken, waarbij een toename van stikstofdepositie plaatsvindt afkomstig van de betreffende gronden of bouwwerken.
4.4.3 Aan huis-verbonden-beroep- en bedrijf
De uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of een aan-huis-verbonden bedrijf, zoals opgenomen in Bijlage 1 Lijst van rechtstreeks toelaatbare aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, is toegestaan als ondergeschikte activiteit in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
- de omvang van de activiteit bedraagt maximaal 30% van de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing tot een maximum van 45 m²;
- het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer en mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
- de activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woon- en bedrijfsomgeving;
- detailhandel is niet toegestaan;
- de activiteit wordt uitgeoefend door een bewoner.
4.4.4 Overig gebruik overeenkomstig de bestemming
Het hiernavolgende gebruik van gronden en opstallen is gebruik overeenkomstig de bestemming:
- het bouwen van carnavals- en corsowagens binnen het bouwvlak;
- het verharden van gronden voor perceelsontsluiting binnen de aanduiding 'bouwvlak' alsmede tussen de voorzijde van de aanduiding 'bouwvlak' en de openbare weg waarop het bouwperceel ontsloten wordt;
- productiegebonden detailhandel als nevenactiviteit, waarbij de totale gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m2 bedraagt;
- statische opslag als nevenactiviteit en uitsluitend inpandig, waarbij de totale gezamenlijke vloeroppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 1.000 m2 bedraagt;
- het inrichten en gebruiken van een boerenterras met een totale gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf van maximaal 50 m2, waarbij parkeren voor het boerenterras op eigen terrein dient plaats te vinden.
- bestaande verhardingen ten behoeve van perceelsontsluitingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - perceelsontsluiting';
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Omgevingsvergunning nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken zoals bedoeld in 4.1 voor het toestaan van andere nevenactiviteiten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- De agrarische functie blijft op het perceel als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar.
- Voor verbrede landbouw en nevenactiviteiten geldt dat de volgende functies bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
- statische opslag met een maximum van 2.000 m² uitsluitend in bestaande bebouwing;
- recreatieve voorzieningen met een maximum van 750 m²;
- zorgboerderij met een maximum van 375 m²;
- bed & breakfast, anders dan bedoeld in 4.2.1, met maximaal 5 kamers/logeereenheden tot een maximum van in totaal 150 m²;
- een overig niet-agrarisch bedrijf met een maximum van 400 m².
met dien verstande dat bij cumulatie van meerdere vormen van verbrede landbouw en/of nevenactiviteiten, met uitzondering van opslag/kleinschalig kamperen, het totale daarvoor te gebruiken bedrijfsvloeroppervlakte niet mag meer bedragen dan 25% van het bedrijfsvloeroppervlakte tot een maximum van 750 m².
- De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
- De verbrede landbouw en/of nevenactiviteit mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven.
- Het woon- en leefklimaat mag niet onevenredig worden aangetast.
4.5.2 Omgevingsvergunning stikstof
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.4.2 voor het toestaan van een toename vanstikstofdepositie mits sprake is van een onherroepelijke vergunning Wet natuurbescherming, waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- Algemeen:
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen.
- het verwijderen van perceelrandbegroeiingen in de vorm van bomen en struiken;
- het aanbrengen van lage en hoge (voorzover het geen bouwwerken betreft) tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend zolang de teelt het vereist met een maximum van 6 maanden, in de vorm van insectengaas, afdekfolies, tunnels, wandelkappen, schaduwhallen, hagelschermen e.d., waarbij:
- de oppervlakte bedraagt maximaal 2,5 ha;
- afgraven, vergraven, ophogen en egaliseren van de bodem;
- vellen of rooien van houtgewas;
- het dempen van poelen, sloten en greppels;
- het graven van poelen, sloten en greppels
- de aanleg van drainage.
4.6.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 4.7.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer;
- die worden verricht in het kader van vruchtwisseling
4.6.3 Voorwaarden
De in 4.7.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien:
- het bepaalde in 4.7.1 noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering dan wel voor landschapsbeheer;
- na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 4.1.
Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Toegestane functies
De voor 'Groen - Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het aanbrengen en instandhouden van gebiedseigen (erf)beplanting ter landschappelijke inpassing van gebouwen, verhardingen en andere voorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken en voorzieningen.
5.1.2 Te beschermen waarden
a Nota Ruimtelijke KwaliteitBij de beoordeling van initiatieven, waaronder de beoordeling van de landschappelijke inpassing, vormen - met betrekking tot de bescherming en ontwikkeling landschapswaarden/ landschappelijke waarden - de gebiedspaspoorten, als opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, mede het toetsingskader.
5.2.1 Toegestane bebouwing
Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd passende binnen deze bestemming.
5.2.2 Algemeen
- Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, toegestaan in de vorm van een erfafscheiding.
5.2.3 Maatvoering bouwwerken
Erfafscheiding | Bouwhoogte | max. 1 m | Vorm | uitsluitend in de vorm van een open constructie |
|
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden en opstallen:
- voor het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
- het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 5.4.4.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang;
- het verwijderen van houtopstanden voor een doorgang.
5.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 5.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
5.4.3 Voorwaarden
De in 5.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de landschappelijke inpassing als opgenomen in 5.1. Voor de belangenafweging zijn in het schema onder 5.4.4 de toetsingscriteria weergegeven.
5.4.4 Schema omgevingsvergunning
Omgevingsvergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden |
het aanleggen van wegen en het aanbrengen van overige verhardingen als doorgang | de wegen en overige verhardingen moeten noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; de wegen en overige verhardingen betekenen geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing; |
het verwijderen van houtopstanden voor een doorgang | het verwijderen moet noodzakelijk zijn voor het (agrarisch) gebruik, behorende bij de naastgelegen bestemming; het verwijderen betekent geen aantasting van de aanwezige landschappelijke inpassing, danwel er wordt anderszins voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing. |
6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Toegestane functies
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor verkeersdoeleinden in de vorm van een:
- voorzieningen voor verkeer en verblijf, waaronder wegen, paden en parkeervoorzieningen, met maximaal het bestaande aantal rijstroken;
- de instandhouding van een onverharde weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - onverharde weg';
- groenvoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- kabels en leidingen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- behoud van landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden in de vorm van wegbeplanting of laan beplanting.
een en ander met bijbehorende voorzieningen zoals wildbegeleidende en wildbeschermingsvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, bermen, sloten en wegbeplantingen.
6.2.1 Toegestane bebouwing
Op de binnen deze bestemming gelegen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd passende binnen deze bestemming.
6.2.2 Algemeen
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van nutsgebouwen.
6.2.3 Maatvoering en situering bouwwerken
Nutsgebouwen |
Bouwhoogte | max . 5 m |
Oppervlakte gebouwen | max. 50 m² |
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde |
Bouwhoogte palen, masten en portalen voor geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer | max. 12 m |
Bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouw zijnde | max. 4 m |
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 6.3.4
opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
6.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het onder 6.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
- waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
- welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan legaal in uitvoering waren;
- welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
6.3.3 Voorwaarden
De in 6.3.1
bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 6.1
. Voor de belangenafweging zijn in het schema onder 6.3.4
de toetsingscriteria weergegeven.
6.3.4 Schema omgevingsvergunning
Omgevingsvergunningplichtige werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden |
het verharden van onverharde wegen | indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden aangetast |
Artikel 7 Waarde - Archeologie 4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
Deze bestemming werkt primair ten opzichte van de andere (enkel)bestemmingen.
7.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,4 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld; - indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden
- de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
7.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.3.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld.
7.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in 7.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 500 m²;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
7.3.3 Voorwaarden
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 7.3.1 gelden de volgende regels:
- de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
.
Artikel 8 Waarde - Archeologie 5
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van (potentieel) aanwezige archeologische waarden.
Deze bestemming werkt primair ten opzichte van de andere (enkel)bestemmingen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:
- de aanvrager van een omgevingsvergunning die betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a Wabo (bouwen) dient voor bouwwerken met een oppervlakte groter dan
2.500 m² en bouwwerken die dieper gaan dan 0,4 meter onder het maaiveld, een rapport te overleggen waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld; indien uit het onder a genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag de omgevingsvergunning weigeren of één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het doen van opgravingen; de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties;
- het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid a indien de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld.
8.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op en in de gronden de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te (laten) voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld zoals afgraven, diepploegen, egaliseren, indrijven, frezen, aanleg of rooien van bos, boomgaard of diepwortelende beplanting, aanbrengen van oppervlakteverhardingen, aanleggen van drainage.
- het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten, poelen en greppels;
- het aanleggen van leidingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld.
8.3.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningplicht
Het in 8.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
- het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
- de bodem verstoren over een oppervlakte kleiner dan 2.500 m²;
- reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
8.3.3 Voorwaarden
Voor het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in 36.3.1 gelden de volgende regels:
- de genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden;
- alvorens over de aanvraag wordt beslist, dient de aanvrager een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- een rapport is niet noodzakelijk indien naar het oordeel van het bevoegd gezag de archeologische waarde van het terrein in andere beschikbare informatie afdoende is vastgesteld. Deze informatie wordt dan als een rapport beschouwd.
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Bestaande afwijkende maatvoering
In die gevallen, dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud, een bebouwingspercentage en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen, en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet dan wel Wet algemene bepalingen omgevingswet tot stand is gekomen, op het tijdstip van ter-inzage-legging van het ontwerp van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
10.2 Waterberging
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk is verzekerd dat in voldoende mate in het bergen van hemelwater wordt voorzien, overeenkomstig het "Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Reusel-De Mierden 2017-2021” (vastgesteld d.d. 20-12-2016);
- Indien het "Verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan Reusel-De Mierden 2017-2021” als bedoeld onder a. wordt gewijzigd of herzien, moet rekening worden gehouden met deze wijziging dan wel herziening.
Artikel 11 Algemene gebruiksregels
11.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:
- het gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens voor een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
- het gebruik van gronden voor evenementen, tenzij dit op grond van de regels expliciet is toegestaan;
- het gebruik van gronden voor kleinschalig kamperen, tenzij dit op grond van de regels expliciet is toegestaan;
- het gebruik voor wonen van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning;
11.2 Afwijken gebruiksverbod
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het realiseren van kleinschalig kamperen, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het aantal kampeermiddelen bedraagt maximaal 25.
- De oppervlakte bedraagt maximaal 0,5 ha.
- Kleinschalig kamperen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap.
- Indien er hierbinnen onvoldoende ruimte is, is kleinschalig kamperen toegestaan in de direct aangrenzende agrarische bestemming.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Per terrein is 50 m² aan bebouwing mogelijk ten behoeve van kleinschalig kamperen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap.
- er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan; voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing vormt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader;
- Permanente bewoning is niet toegestaan.
- Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het realiseren van een paardenbak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het betreft uitsluitend voor hobbymatig gebruik van de paardenbak.
- Aangetoond wordt dat situering van de paardenbak binnen de bestemming ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap niet mogelijk is
- Paardenbakken zijn uitsluitend toegestaan in de agrarische bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap , bij voorkeur aan de achterzijde, mits dit geen Natuur Netwerk Brabant betreft.
- Lichtmasten, geluidsinstallaties en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan.
- De oppervlakte bedraagt maximaal 1.000 m².
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan; voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing vormt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Overige zones conform Interim Omgevingsverordening Noord Brabant
12.1.1 Overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch waardevol gebied' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
12.1.2 Overige zone - groenblauwe mantel
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
12.2 Overige zones conform omgevingsvisie Reusel-De Mierden
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - ruwvoeropslag' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
12.2.1 Overige zone - buurtschappen en linten
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - buurtschappen en linten' is het beleid gericht op de instandhouding van de historische bebouwingsclusters met een menging van functies een kleinschalige schaalgrootte.
12.2.2 Overige zone - primaat landbouw 1
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - primaat landbouw 1'
is het beleid gericht op de verdere ontwikkeling en het stimuleren van innovaties in grootschalige intensieve dierhouderij, rekening houdend met milieu- en gezondheidsrisico's, alsmede grootschalige energieopwekking, in combinatie met het tegengaan van nieuwe gevoelige functies zoals wonen.
12.2.3 Overige zone - primaat landschap
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - primaat landschap'
is het beleid gericht op de versterking van het Kempisch kleinschalig karakter in landschappelijke en cultuurhistorische zin, met bebouwing en functies die passen bij de omgeving.
12.3.1 Overige zone - openheid
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - openheid' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
12.3.2 Overige zone - ruwvoeropslag
Ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - ruwvoeropslag' gelden specifieke regels. Deze specifieke regels zijn opgenomen in de bestemming waarbinnen dit geldt.
12.4 Overige zones - voorwaardelijke verplichting
12.4.1 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Laarakkerdijk 2-2a
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing Laarakkerdijk 2-2a is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 2 binnen 1 jaar is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
12.4.2 Voorwaardelijke verplichting landschappelijke inpassing Voorste Heikant 3
Het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - voorwaardelijke verplichting - landschappelijke inpassing Voorste Heikant 3 is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing zoals opgenomen in bijlage 3 binnen 1 jaar is gerealiseerd en duurzaam in stand wordt gehouden.
Artikel 13 Algemene afwijkingsregels
13.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van:
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
- de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes voor het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes voor de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
- de oppervlakte per gebouwtje bedraagt maximaal 20 m²;
- de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m
- het bouwwerk mag geen aantasting geven van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant,
- de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, wordt vergroot:
- voor kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20 m;
- voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen tot maximaal 3,50 m;
- voor vrijstaande antennemasten tot maximaal 18 m
- voor lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 8 m;
- het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen voor plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
- de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het bouwwerk bedraagt
- de bouwhoogte maximaal 1,50 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw bedraagt;
- de bepalingen voor de bouw van gebouwtjes voor bancaire dienstverlening, met dien verstande, dat:
- de bebouwde oppervlakte maximaal 5 m² bedraagt
- de bouwhoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
- de bepalingen om trekkershutten te kunnen realiseren, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
- Het aantal trekkershutten bedraagt maximaal 3.
- De totale oppervlakte bedraagt maximaal 100 m².
- Trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' binnen de bestemming Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap. Agrarisch en Agrarisch met waarden - Landschap
- In afwijking van het bepaalde onder sub 3 zijn er - indien er hierbinnen onvoldoende ruimte is - trekkershutten als kleinschalige voorziening toegestaan in de direct aangrenzende agrarische bestemming, mits:
- er sprake is van een kernrandzone, dan wel een gebied dat gezien de ligging en het feitelijk gebruik gerekend kan worden tot de kernrandzone;
- de totale oppervlakte bedraagt maximaal 90 m2.
- De in de bestemmingsomschrijving aangegeven waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
- Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan; voor een zorgvuldige landschappelijke inpassing vormt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader
- Het mag geen aantasting geven van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant.
- de onder a tot en met f genoemde afwijkingen kunnen uitsluitend verleend worden, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
- de verkeersveiligheid;
- de sociale veiligheid;
- de milieusituatie; en
- de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
13.2 Wijziging erfinrichtingsplan voor landschappelijke inpassing
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de vereiste landschappelijke inpassing, zoals bepaald in een erfinrichtingsplan dat onderdeel is van de planregels (bijlage bij de regels) of een verleende omgevingsvergunning, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- uit een door burgemeester en wethouders goed te keuren (erf)inrichtingsplan blijkt dat wordt voldaan aan het volgende:
- de landschappelijke inpassing heeft een minimale omvang van 20% van de omvang van het bestemmingsvlak;
- de landschappelijke inpassing voldoet aan de richtlijnen zoals opgenomen in de Nota Ruimtelijke kwaliteit;
- de landschappelijke inpassing mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gerealiseerd.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Melding Bed&Breakfast
Onderstaande regels met betrekking tot meldingen gelden uitsluitend in combinatie met de regels in de betreffende bestemming waar is verwezen naar 14.1
.
14.1.1 Voorwaarden
De meldingsplichtige functie is uitsluitend toegestaan indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Functie | Voorwaarden |
bed & breakfast met max. 2 kamers/logeereenheden (4 bedden) in een (bedrijfs)woning | de bed & breakfast wordt uitgeoefend in de (bedrijfs)woning en niet in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk bij de (bedrijfs)woning; het aantal kamers/logeereenheden voor de bed & breakfast bedraagt maximaal 2 (4 bedden); de bed & breakfast wordt geëxploiteerd door de (hoofd)bewoner van de (bedrijfs)woning; er wordt voorzien de parkeerbehoefte op eigen terrein. |
14.1.2 Procedureregels
- De melding wordt tenminste zes weken voor aanvang van de functie gedaan bij het college van burgemeester en wethouders.
Bij de melding worden de volgende gegevens verstrekt:
- een duidelijke omschrijving van de aard, de omvang en de locatie (inclusief begrenzing) van de functie en de datum waarop de functie aanvangt;
- een situatietekening;
- naam en adres van degene die de functie gaat uitoefenen.
- De functie die wordt gemeld, dient te voldoen aan de voorwaarden die daarvoor zijn opgenomen in 14.1.1
14.2 Omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit
De regels in 14.2 met betrekking tot een omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit gelden uitsluitend in combinatie met de regels in de betreffende bestemming waarin verwezen is naar 14.2.
De aanvraag betreft het aanvangen van of het veranderen naar de volgende nieuwe functies ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak':
- wonen in een voormalige agrarische bedrijfswoning;
- een niet-agrarisch bedrijf;
- statische opslag;
- een recreatiebedrijf in de vorm van dag- en/of verblijfsrecreatie;
- een horecabedrijf;
- maatschappelijke- en/of zorgvoorzieningen;
- duurzame energie in de vorm van zonnepanelen op gronden.
14.2.1 Omgevingsvergunning
- het is verboden om zonder voorafgaande omgevingsvergunning voor een bestemmingsplanactiviteit een functie als bedoeld in 3.1.5 en 4.1.5 aan te vangen;
- het verbod als bedoeld onder a. is niet van toepassing indien de functie volgens de regels van het is toegestaan ingevolge het bepaalde in de bestemmingen Agrarisch en Agrarisch met waarden
14.2.2 Beoordelingsregels
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 14.2.1 verlenen indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
Functies en gebiedsaanduidingen
debetreffende functie ter plaatse van de betreffende gebiedsaanduiding kan uitsluitend worden toegestaan indien in onderstaande tabel 'X1', 'X2' of 'X3' is opgenomen;
Gebieds- aanduiding | Functie(*) |
| Wonen in voormalige (agrarische) bedrijfs- woning | Niet- agrarisch bedrijf, anders dan recreatie- of horeca- bedrijf | Statische opslag | Recreatiebedrijf | Horeca- bedrijf | Maatschap- pelijke- en/of zorg- voorzieningen | Duurzame energie in de vorm van zonne- panelen op gronden en/of daken |
overige zone - primaat landbouw 1 | - | - | - | - | - | - | - |
overige zone - primaat landschap | X1 | X1 | X1 | X1 | X1 | X1 | X3 |
overige zone - buurtschappen en linten | X1 | X2 | X2 | X2 | X2 | X2 | X3 |
(*) X1/X2/X3 = de functie kan onder voorwaarden worden toegestaan.
Voorwaarden voor alle functies
- aangetoond moet zijn dat het (agrarisch) bedrijf ter plaatse definitief is beëindigd;
de betreffende functie is passend op de locatie en passend in de omgeving:
- de functie mag geen onevenredige beperking opleveren van de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben;
- de functie past qua aard, omvang en ruimtelijke uitstraling in de omgeving; daartoe vormt mede de Nota Ruimtelijke Kwaliteit het toetsingskader;
- er dient sprake te blijven van maximaal één bedrijf: de beoogde ontwikkeling leidt niet tot splitsing van het bouwperceel;
- externe veiligheid: indien sprake is van het realiseren van een (beperkt) kwetsbaar object binnen het invloedsgebied van een risicobron vindt een verantwoording van het groepsrisico plaats;
- bodem: de bodemkwaliteit is geschikt voor de functie;
- water: er is sprake van hydrologisch neutraal ontwikkelen
er is sprake van een verbetering van de omgevingskwaliteit:
Bij de beoordeling van initiatieven vormen - met betrekking tot de bescherming en ontwikkeling landschapswaarden/ landschappelijke waarden - de gebiedspaspoorten, als opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit, mede het toetsingskader:
- de oppervlakte aan bedrijfsbebouwing dient door sloop van overtollige bedrijfsbebouwing binnen een daarvoor in de omgevingsvergunning op te nemen termijn teruggebracht te zijn tot maximaal 400 m²,
- voor de functies ter plaatse van de gebiedsaanduidingen waarbij in de tabel onder a. 'X1' is aangegeven, geldt dat in aanvulling op het bepaalde onder 1. de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag worden vermeerderd met 20% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsbebouwing tot een maximum van 1.000 m2;
- voor de functies ter plaatse van de gebiedsaanduidingen waarbij in de tabel onder a. 'X2' is aangegeven, geldt dat in aanvulling op het bepaalde onder 1. de toegestane oppervlakte aan bedrijfsbebouwing mag worden vermeerderd met 15% van de oppervlakte aan te slopen overtollige bedrijfsbebouwing tot een maximum van 800 m2;
- voor de functies ter plaatse van de gebiedsaanduidingen waarbij in de tabel onder a. 'X3' is aangegeven, geldt dat in afwijking van het bepaalde onder 1. alle voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt dient te zijn binnen een daarvoor in de omgevingsvergunning op te nemen termijn;
- de gebruiksoppervlakte bedraagt maximaal 60% van de oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak', met dien verstande dat voor de functie duurzame energie in de vorm van zonnepanelen op gronden en/of daken tevens een absoluut maximum van 5.000 m2 geldt;
- er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing op basis van een erfbeplantingsplan en er vindt een kwaliteitswinst van het landschap plaats;
- de functie mag niet leiden tot een toename van stikstofemissie vanuit de betreffende gronden of bouwwerken;
de volgende functies zijn niet toegestaan:
- buitenopslag;
- opslag voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf;
- een kantoorvoorziening met een baliefunctie;
- mestbewerking;
- lawaaisport;
- detailhandel;
Specifieke voorwaarden voor wonen in een voormalige (agrarische) bedrijfswoning
voor de functie wonen in een voormalige (agrarische) bedrijfswoning gelden in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e de volgende specifieke voorwaarden:
- de functie dient aanvaardbaar te zijn uit een oogpunt van een milieuhygiënisch verantwoord woon- en leefklimaat;
splitsing van de voormalige (agrarische) bedrijfswoning in twee woningen is uitsluitend toegestaan indien:
- splitsing plaatsvindt ter instandhouding van het cultuurhistorisch waardevolle gebouw;
- het bestaande architectonische karakter van het pand en de daaraan te onderkennen cultuurhistorische waarden niet worden aangetast. Beoordeling vindt plaats door een ter zake deskundige organisatie;
- de bouwmassa van het te splitsen pand een inhoud heeft van minimaal 900 m3;
- bij splitsing maximaal twee volwaardige woningen ontstaan, met beide een inhoud van minimaal 400 m3;
Specifieke voorwaarden voor niet-agrarisch bedrijf, anders dan recreatie- of horecabedrijf
- voor de functie niet-agrarisch bedrijf, anders dan recreatie- of horeca bedrijf, geldt in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e dat detailhandel uitsluitend is toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200 m2;
Specifieke voorwaarden recreatiebedrijf
voor de functie recreatiebedrijf gelden in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e de volgende specifieke voorwaarden:
- indien er recreatiewoningen op een verblijfsrecreatief terrein worden mogelijk gemaakt, dienen de recreatiewoningen bedrijfsmatig te worden beheerd;
- detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200 m2;
Aanvullende voorwaarden maatschappelijke- en/of zorgvoorzieningen
voor de functie maatschappelijke- en/of zorgvoorzieningen gelden in aanvulling op het bepaalde onder a t/m e de volgende specifieke voorwaarden:
- detailhandel is uitsluitend toegestaan als ondergeschikte functie bij de te vestigen hoofdfunctie tot een maximale verkoopvloeroppervlakte van 200 m2;
- ondersteunende horeca aan de hoofdfunctie is toegestaan;
14.2.3 Voorschriften
- Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 14.2.1 kunnen voorschriften worden verbonden, gericht op het borgen van de onder 14.2.2 genoemde voorwaarden.
- Aan de omgevingsvergunning als bedoeld onder 14.2.1 wordt in ieder geval een voorschrift verbonden waarin wordt opgenomen binnen welke termijn de sloop van overtollige bedrijfsbebouwing als bedoeld in 14.2.2 onder c. voltooid dient te zijn.
14.3 Ontwikkelingsmogelijkheden veehouderijen
Onderstaande regels met betrekking tot ontwikkelingsmogelijkheden voor veehouderijen gelden uitsluitend in combinatie met de regels in de betreffende bestemming. In de betreffende bestemmingen is verwezen naar de hieronder opgenomen bepaling(en):
14.3.1 Omgevingsvergunning toename bestaande oppervlakte dierenverblijf
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij(tak), ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' door het oprichten van bebouwing en/of door het in gebruik nemen van aanwezige bebouwing als dierenverblijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- er wordt voldaan aan de algemene voorwaarden voor een veehouderij, zoals opgenomen in 14.3.2;
- indien sprake is van een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf ten behoeve van een hokdierhouderij, wordt voldaan aan de aanvullende voorwaarden voor hokdierhouderijen zoals opgenomen in 14.3.3;
de uitbreiding is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of de aanduiding 'grondgebonden veehouderij' en uitsluitend ten behoeve van de ter plaatse toegestane diersoort(en) (omgevingsvergunning milieu c.q. melding in het kader van het activiteitenbesluit) en met dien verstande:
- een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een pluimveehouderij(tak) uitsluitend is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pluimvee';
- er dient sprake te zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf;
- de uitbreiding is noodzakelijk uit een oogpunt van doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling;
- advies kan worden gevraagd aan een agrarisch adviseur over het bepaalde onder d. en e.;
- voldaan wordt aan de bouwregels voor bedrijfsgebouwen als opgenomen in de desbetreffende bestemmingen;
- binnen gebouwen mogen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de begane grondlaag worden gehouden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar een tweede bouwlaag gebruikt mag worden;
er dient te worden voldaan aan de volgende landschappelijke en ruimtelijke kwaliteitseisen:
- landschappelijke inpassing: er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing op basis van een door de gemeente goedgekeurd erfbeplantingsplan. Voor veehouderijen ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' en/of 'grondgebonden veehouderij' geldt dat de oppervlakte van de inpassing minimaal 10% van de gezamenlijke oppervlakte van de aanduiding 'bouwvlak' en de bebouwing waarvoor de omgevingsvergunning wordt verleend dient te bedragen;
- kwaliteitswinst: er vindt een kwaliteitswinst van het landschap plaats;
- er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
- de in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast;
- de ontwikkeling mag niet leiden tot een toename van stikstofemissie vanuit de betreffende gronden;
- er is sprake van hydrologisch neutraal bouwen.
14.3.2 Algemene voorwaarden veehouderij
Voor een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een veehouderij gelden de volgende bepalingen:
- er worden maatregelen getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij, welke zijn opgenomen in de Nadere regels zorgvuldige veehouderij, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten;
- er is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12% en in het buitengebied niet hoger is dan 20%, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke minimaal de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert, waarbij eveneens geldt:
- er wordt voldaan aan de vastgestelde normen uit de gemeentelijke geurverordening;
- er is een zorgvuldige dialoog gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
14.3.3 Aanvullende voorwaarden hokdierenhouderijen
In het kader van staldering gelden de volgende bepalingen:
- Een toename van de bestaande oppervlakte dierenverblijf voor een hokdierhouderij is uitsluitend toegestaan indien bewijs is overlegd dat:
- binnen het stalderingsgebied als bedoeld in de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant dierenverblijf van een hokdierhouderij is gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is beëindigd;
- de te saneren oppervlakte dierenverblijf voor hokdieren bedraagt:
- ingeval van sloop, tenminste 120% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen;
- ingeval van herbestemming, minimaal 200% van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen
- voor de sanering geen gebruik is gemaakt van een provinciale saneringsregeling
- als bestaande oppervlakte dierenverblijf als bedoeld onder a. geldt het gebouw, inclusief inpandige voorzieningen, dat gebruikt mag worden voor het houden van hokdieren krachtens een omgevingsvergunning milieu, bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, of de omgevingsvergunning beperkte milieutoets, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder i, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of melding, bedoeld in artikel 1.10 Activiteitenbesluit milieubeheer;
- het te saneren dierenverblijf als bedoeld onder a. voldoet aan de volgende voorwaarden:
- het betreft een legaal opgericht feitelijk aanwezig dierenverblijf
- het dierenverblijf is voorafgaand aan 17 maart 2017 drie jaar onafgebroken bedrijfsmatig gebruikt voor het houden van hokdieren.
- het bewijs dat aan de voorwaarden van het bepaalde onder a. tot en met c. is voldaan, is uitgegeven door of namens Gedeputeerde Staten.
14.4 Parkeren en laden en lossen
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid worden gerealiseerd en vervolgens in stand worden gehouden.
- Er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid als bedoeld onder a. als wordt voldaan aan het beleid zoals opgenomen in 'Module 8. Ruimtelijke Ontwikkelingen' van het 'Gemeentelijk Verkeers- en VervoersPlan (GVVP)' d.d. 19 september 2017, dan wel als dit beleid wordt gewijzigd of herzien, wordt voldaan aan het actuele beleid op het moment dat de aanvraag omgevingsvergunning wordt ingediend.
- Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor wijziging van het gebruik moet, als het beoogde gebruik van een bouwwerk en/of gronden aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat bouwwerk, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat bouwwerk behoort, en vervolgens in stand worden gehouden.
- Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. en c. als bij de aanvraag omgevingsvergunning wordt aangetoond dat anderszins is geborgd dat onevenredige parkeeroverlast en onevenredige verkeersoverlast als gevolg van het laden en lossen van goederen in het openbaar gebied wordt voorkomen.
14.5 Toepassing bevoegdheden Crisis- en Herstelwet (21ste Tranche)
14.5.1 Geurbelasting
In afwijking van artikel 3, vierde lid, van de Wet geurhinder en veehouderij, zoals bedoeld in artikel 7af lid 14 van de Crisis- en herstelwet, kan het bevoegd gezag bepalen dat:
- de toename van de geurbelasting ten gevolge van die wijziging minder bedraagt dan de helft van de vermindering van de geurbelasting die het gevolg zou zijn van de toegepaste geurbelastingreducerende maatregel bij het eerder vergunde veebestand; of
- de totale geurbelasting na die wijziging minder bedraagt dan het gemiddelde van de in de verordening vastgelegde waarde en de geurbelasting die de inrichting voorafgaand aan het toepassen van de maatregel veroorzaakte.
14.5.2 Geurbelasting uitbreiding dierenverblijf
In afwijking van de artikelen 3.115, tweede lid, aanhef en onder b, en 3.118, tweede lid, van het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals bedoeld in artikel 7af lid 15 van de Crisis- en herstelwet, kan het bevoegd gezag bij uitbreiding van een dierenverblijf bij maatwerkvoorschrift bepalen dat de geurbelasting, bedoeld in artikel 3.115, tweede lid, onder b, van dat besluit, minder bedraagt dan het in dat lid bedoelde gemiddelde.
14.5.3 Van toepassing verklaring
Het bepaalde onder 14.2.1 en 14.2.2 is van toepassing op situaties waarbij:
- sprake is van een beoordeling van een ontwikkelplan van een veehouderij voor wat betreft het aspect geur uit stallen;
- sprake is van een overschrijding van de wettelijke voorgrondnorm van 3 Ou op geurgevoelige objecten in de bebouwde kom (bebouwingsconcentratie geur) en 14 Ou op geurgevoelige objecten in het buitengebied;
- sprake is van een overschrijding van de achtergrondnorm van 10 Ou op een geurgevoelig object in de bebouwde kom (bebouwingsconcentratie geur) en/of sprake is van een overschrijding van de achtergrondnorm van 20 Ou op een geurgevoelig object in het buitengebied;
- en concrete mogelijkheden zijn om via de inzet van beschikbare en betaalbare technieken de geuremissie en geurbelasting te beperken, rekening houdend met het type en grootte van het bedrijf en de bijdrage van het bedrijf aan de te hoge achtergrondbelasting.
14.6 Voorrangsregeling
Ten aanzien van de onderlinge relatie tussen de dubbelbestemmingen geldt dat in afnemende mate prioriteit wordt verleend aan de dubbelbestemming:
- Leiding - Riool;
- Waarde - Attentiegebied Natuur Netwerk Brabant;
- Waterstaat - Waterberging;
- Waterstaat - Waterkering;
- Waarde - Archeologie 2, Waarde - Archeologie 3, Waarde - Archeologie 4.1, Waarde - Archeologie 4.2, Waarde - Archeologie 5.1, Waarde - Archeologie 5.2, Waarde - Archeologie 6;
- Waarde - Cultuurhistorie;
- Waarde - Aardkundig waardevol gebied.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
15.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
15.1.2 Omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 15.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 15.1.1 met maximaal 10%.
15.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 15.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
15.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
15.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 15.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
15.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in 15.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
15.2.4 Strijd met voorheen geldend bestemmingsplan
Het bepaalde in 15.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Buitengebied, Laarakkerdijk 2-2a & Voorste Heikant 3 Reusel