In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, herziening Turnhoutseweg 22, Reusel” van de gemeente
Reusel-De Mierden.
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.1667.BPBtweg0003-
VAST' met de bijbehorende regels en bijlagen.
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 achtergevelrooilijn:
- de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
- indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw; zonder aan- en uitbouwen aan aangebouwde bijgebouwen, alsmede het verlengde daarvan.
1.7 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of
herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het
ambacht als ondergeschikte activiteit.
1.8 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke
bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch
erfgoed vertegenwoordigen;
archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief
met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig
van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
archeologisch waardevol gebied:
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief
met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsconcentratie:
- (bebouwingsconcentratie nabij kern/doorgaande weg);
- een met deze aanduiding op de zoneringskaart aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
- een vlakvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
- een lijnvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
- de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg.
1.11 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis
verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
1.12 bedrijfsverzamelgebouw/dienstgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijven/bedrijfsactiviteiten.
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt
voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagen
administratieruimten en dergelijke.
1.14 bedrijfs-/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is.
1.15 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan
de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.
1.16 bestaande bebouwing:
de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.17 bestaande situatie:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan,
dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan.
1.18 bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
1.19 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming.
1.20 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende
vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw/kelder en zolder/vliering.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.29 carport/overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels
van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en
door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft
gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten-
of wegenpatroon en/of de architectuur.
1.31 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van een garagebedrijf en een seksinrichting.
1.34 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
1.35 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.36 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting
niet verbieden.
1.37 erfbeplanting/erfbeplantingsplan:
een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande
(rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van
een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend
opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel
van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer
er van;
1.38 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof
zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend
zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
1.39 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken
van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke
doeleinden/tradities.
1.40 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan
is toegestaan.
1.41 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
1.42 geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.43 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld
in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het
Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan
een zone moet worden vastgesteld.
1.45 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
1.47 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid
en continuïteit in de samenstelling ervan.
1.48 inrichtingen zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
1.49 karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter
plaatse.
1.50 kookstudio
Een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig geven van groepslessen (workshops) in koken, waarbij zelfbereide
maaltijden ter plaatse mogen worden genuttigd, met dien verstande dat horeca-activiteiten niet
zijn toegestaan.
1.51 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
1.52 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, sociaal-(para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen
en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte
detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
1.53 maatvoeringsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool
in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken
en/of aantallen, zowel ten aan van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
1.54 monumentale waarde:
waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de
wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
1.55 (archeologisch) monument:
gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of gemeentewege wegens
hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde is beschermd.
Als het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Monumentenwet
1988. Het beschermde monument kent een aanduiding op de verbeelding.
1.56 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
1.57 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij
wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als
hoofdfunctie herkenbaar blijft.
1.58 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden
gebruikt.
1.59 ondergeschikte horeca:
horecafunctie waarvoor maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van
het hoofdgebouw tot een absoluut maximum van 50 m2 mag worden gebruikt, waarbij ondersteunende
ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot horeca worden gerekend.
1.60 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans
en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
1.61 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
1.62 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct
en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
1.63 peil:
- Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.64 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register,
de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens
betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding
is gekenmerkt.
1.65 perceelsgrens:
de grens van een perceel.
1.66 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
1.67 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.68 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere
voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen
van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
1.69 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
1.70 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen,
uitnodigen dan wel aanlokken.
1.71 verbeelding
De verbeelding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, Turnhoutseweg 22, Reusel” , bestaande
uit de kaart “Buitengebied 2009, Turnhoutseweg 22, Reusel d.d. 14-02-2016
1.72 verdieping
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.
1.73 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant
van het gebouw vormt.
1.74 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
1.75 voorgevelrooilijn:
- langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
- langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg.
1.76 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen,
ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve
van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemel-waterinfiltratie en waterkwaliteit.
Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
1.77 waterpeil:
De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de
vergunning, afwijken of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater
als grondwater.
1.78 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
1.79 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen
en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende
en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
1.80 Wet op de economische delicten:
Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting
van economische delicten, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het
vastgesteld van dit plan.
1.81 Wet ruimtelijke ordening:
wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels over de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op
het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan.
1.82 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting één huishouden.
1.83 Woningwet:
wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan .