Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied 2009, herziening Turnhoutseweg 22, Reusel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1667.BPBtweg0003-VAST
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, herziening Turnhoutseweg 22, Reusel” van de gemeente
Reusel-De Mierden.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand 'NL.IMRO.1667.BPBtweg0003-
VAST' met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
1.3 aanbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels,
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
1.6 achtergevelrooilijn:
  • de achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is georiënteerd;
  • indien er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de achtergevel van het hoofdgebouw; zonder aan- en uitbouwen aan aangebouwde bijgebouwen, alsmede het verlengde daarvan.

1.7 ambachtelijk bedrijf:
een bedrijf dat, geheel of overwegend door middel van handwerk, goederen vervaardigt, bewerkt of
herstelt en installeert, alsook het verkopen en/of leveren van goederen die verband houden met het
ambacht als ondergeschikte activiteit.
 
1.8 archeologische waarden:
waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke
bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch
erfgoed vertegenwoordigen;
 
archeologische verwachtingswaarden:
gronden met verwachtingswaarden, die kunnen bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief
met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig
van wetenschappelijk belang kunnen zijn en het cultuurhistorisch erfgoed kunnen vertegenwoordigen;
 
archeologisch waardevol gebied:
gronden met actuele, hoge waarden, die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief
met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig van
wetenschappelijk belang zijn en het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigen.
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
1.10 bebouwingsconcentratie:
  1. (bebouwingsconcentratie nabij kern/doorgaande weg);
  2. een met deze aanduiding op de zoneringskaart aangegeven gebied, dat wordt gekenmerkt door:
  3. een vlakvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken bij een kruispunt van wegen;
  4. een lijnvormige verzameling van meer dan 10-15 gebouwen of bouwvlakken langs een weg, doorgaans dubbelzijdig aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwpercelen;
  5. de nabijheid van een kern en/of doorgaande weg.
1.11 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis
verbonden beroepen daaronder niet begrepen.
 
1.12 bedrijfsverzamelgebouw/dienstgebouw:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijven/bedrijfsactiviteiten.
 
1.13 bedrijfsvloeroppervlakte (bvo):
de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een bouwwerk en/of op een terrein die wordt gebruikt
voor de uitoefening een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslagen
administratieruimten en dergelijke.
 
1.14 bedrijfs-/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden
van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein
noodzakelijk is.
 
1.15 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan
de bovenkant van de vloer maximaal 1,50 m. boven peil is gelegen.
 
1.16 bestaande bebouwing:
de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, zoals deze bestaat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald.
 
1.17 bestaande situatie:
bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan,
dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van
het bestemmingsplan.
 
1.18 bestemmingsgrens:
een op de verbeelding aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
 
1.19 bestemmingsvlak:
een op de verbeelding aangegeven vlak met een zelfde bestemming.
 
1.20 bijbehorend bouwwerk:
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk
met een dak.
 
1.21 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden
van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, veranderen of vernieuwen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
 
1.24 bouwlaag of verdieping(slaag):
een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende
vloeren en balklagen/plafonds is begrensd, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw/kelder en zolder/vliering.
 
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
 
1.26 bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel.
 
1.27 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
 
1.28 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
1.29 carport/overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels
van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
 
1.30 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en
door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft
gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten-
of wegenpatroon en/of de architectuur.
 
1.31 dak:
een gesloten bovenbeëindiging van een gebouw, c.q. bouwwerk.
 
1.32 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending
anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
 
1.33 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke
diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering
van een garagebedrijf en een seksinrichting.
 
1.34 dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden.
 
1.35 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
 
1.36 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en
dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en deze die inrichting
niet verbieden.
 
1.37 erfbeplanting/erfbeplantingsplan:
een visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend opgaande
(rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel van
een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie;
een plan inzake visueel afschermende, maskerende en/of het landschapsbeeld versterkende en overwegend
opgaande (rand)beplanting binnen of direct aansluitend op het bestemmingsvlak of bouwperceel
van een bedrijf, een woning of een terrein met een andere functie, incl. de inrichting en het beheer
er van;
 
1.38 escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof
zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend
zoals escortservices en bemiddelingsbureaus.
 
1.39 evenement:
een activiteit in de openlucht, dan wel in al dan niet tijdelijke tenten of paviljoens, gericht op het bereiken
van een algemeen of besloten publiek voor informerende, educatieve, culturele en/of levensbeschouwelijke
doeleinden/tradities.
 
1.40 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan
is toegestaan.
 
1.41 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
 
1.42 geluidgevoelige functies:
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit
grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs
wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
1.43 geluidgevoelige gebouwen:
gebouwen welke dienen ter bewoning of ten behoeve van een andere geluidgevoelige functie als bedoeld
in de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het
Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen.
 
1.44 geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan
een zone moet worden vastgesteld.
 
1.45 hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt.
 
1.46 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste bouwwerk is aan te merken.
 
1.47 huishouden:
persoon of groep personen die een huishouden voert, waarbij sprake is van een onderlinge verbondenheid
en continuïteit in de samenstelling ervan.
 
1.48 inrichtingen zoals bedoeld in artikel 41 van de Wet geluidhinder:
bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit
Wet Milieubeheer (Staatsblad 1993, 50).
 
1.49 karakteristieke bebouwing:
te handhaven gebouw of bouwwerk gezien de betekenis voor het stedenbouwkundig beeld ter
plaatse.
 
1.50 kookstudio
Een bedrijf gericht op het bedrijfsmatig geven van groepslessen (workshops) in koken, waarbij zelfbereide
maaltijden ter plaatse mogen worden genuttigd, met dien verstande dat horeca-activiteiten niet
zijn toegestaan.
 
1.51 maaiveld:
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning.
 
1.52 maatschappelijke en culturele voorzieningen:
educatieve, sociaal-(para)medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, religieuze, onderwijsvoorzieningen
en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsmede ondergeschikte
detailhandel en horeca in combinatie met en ten dienste van deze voorzieningen.
 
1.53 maatvoeringsvlak:
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge een maatvoeringssymbool
in het betreffende vlak bepaalde afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken
en/of aantallen, zowel ten aan van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn toegelaten.
 
1.54 monumentale waarde:
waarden van zaken welke van algemeen belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de
wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.
 
1.55 (archeologisch) monument:
gebied of terrein van zeer hoge archeologische waarde dat van rijkswege of gemeentewege wegens
hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde is beschermd.
Als het monument door de Minister is aangewezen, is het beschermd conform de Monumentenwet
1988. Het beschermde monument kent een aanduiding op de verbeelding.
 
1.56 omgevingsvergunning:
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
welke op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
 
1.57 ondergeschikte activiteit:
een activiteit van zeer beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang zodat de functie waaraan zij
wordt toegevoegd, qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als
hoofdfunctie herkenbaar blijft.
 
1.58 ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden
gebruikt.
 
1.59 ondergeschikte horeca:
horecafunctie waarvoor maximaal 30% van het totale overdekte en omsloten bruto vloeroppervlak van
het hoofdgebouw tot een absoluut maximum van 50 m2 mag worden gebruikt, waarbij ondersteunende
ruimten zoals het sanitair, de keuken en het terras tot horeca worden gerekend.
 
1.60 onderkomens:
voor verblijf geschikte al dan niet aan de bestemming onttrokken voer- en vaartuigen, arken, caravans
en stacaravans voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken, alsook tenten.
 
1.61 overig bouwwerk:
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de
aarde is verbonden.
 
1.62 pand
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct
en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
 
1.63 peil:
  1. Voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte aansluitende maaiveld.
1.64 perceel:
een deel van het Nederlands grondgebied van welk deel de Dienst voor het kadaster en openbare register,
de begrenzing met behulp van landmeetkundige gegevens heeft vastgelegd op grond van gegevens
betreffende de rechtstoestand, bestemming en het gebruik dat door zijn kadastrale aanduiding
is gekenmerkt.
 
1.65 perceelsgrens:
de grens van een perceel.
 
1.66 productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces,
waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.
 
1.67 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
 
1.68 raamprostitutie:
een seksinrichting bestemd voor of in gebruik voor het zich vanaf de openbare weg of een andere
voor het publiek toegankelijke plaats, zichtbaar ter beschikking stellen tot het tegen betaling verlenen
van seksuele diensten aan anderen (prostitutie).
 
1.69 seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig
was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische
aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede
een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub,
al dan niet in combinatie met elkaar.
 
1.70 straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen,
uitnodigen dan wel aanlokken.
 
1.71 verbeelding
De verbeelding van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, Turnhoutseweg 22, Reusel” , bestaande
uit de kaart “Buitengebied 2009, Turnhoutseweg 22, Reusel d.d. 14-02-2016
 
1.72 verdieping
een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag op de begane grond.
 
1.73 voorgevel:
gevel van een gebouw die is gelegen aan de zijde van de weg en die in ruimtelijk opzicht de voorkant
van het gebouw vormt.
 
1.74 voorgevellijn:
de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw wordt getrokken tot aan de zijdelingse
perceelsgrenzen.
 
1.75 voorgevelrooilijn:
  1. langs een wegzijde met een (nagenoeg) regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdige aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van deze bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg aangeeft;
  2. langs een weg zijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd tot de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg.
1.76 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere waterlopen,
ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve
van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, hemel-waterinfiltratie en waterkwaliteit.
Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten etc.
 
1.77 waterpeil:
De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de
vergunning, afwijken of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater
als grondwater.
 
1.78 werk:
een constructie geen gebouw of bouwwerk zijnde.
 
1.79 weg:
een voor het rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen
en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende
en als zodanig aangeduide parkeergelegenheden.
 
1.80 Wet op de economische delicten:
Wet van 22 juni 1950, houdende vaststelling van regelen voor de opsporing, de vervolging en de berechting
van economische delicten, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het
vastgesteld van dit plan.
 
1.81 Wet ruimtelijke ordening:
wet van 20 oktober 2006, houdende nieuwe regels over de ruimtelijke ordening, zoals deze luidt op
het moment van de terinzagelegging van het vastgesteld van dit plan.
 
1.82 woning/wooneenheid:
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting één huishouden.
 
1.83 Woningwet:
wet van 29 augustus 1991, Stb. 439, tot herziening van de Woningwet, zoals deze luidt op het moment
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan .
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1
 
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1.1 de afstand tot de weg:
de afstand tot de bebouwing en de as van de weg.
 
2.1.2 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwperceel.
 
2.1.3 het bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
2.1.4 het bebouwingspercentage:
Het oppervlak dat met bouwwerken is bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het
bouwperceel, voor zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan
te duiden gedeelte van die bebouwing.
 
2.1.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde,
met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
2.1.6 de breedte, diepte c.q. lengte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren.
 
2.1.7 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
2.1.8 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn (snijpunt van wand-vlak/dakvlak), het
boeiboord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
2.1.9 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
2.1.10 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd
op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
2.1.11 peil:
  1. voor gebouwen waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  3. indien in het water wordt gebouwd: het Nieuw Amsterdams Peil (of een ander plaatselijk aan te houden waterpeil).
2.2 Ondergeschikte bouwdelen
 
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten,
luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de diepte van de
overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en de hoogte niet meer dan 3 m bedraagt.
 
2.3 Verwijzing naar andere wettelijke regelingen
 
Waar in dit plan wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op de regelingen zoals
die luidden op het tijdstip van de ter-inzage-legging van het vastgesteld van het bestemmingsplan.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijf
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijfsverzamelgebouw’:
    1. bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën tot en met 2 van de als bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten; met dien verstande dat de vestiging van bedrijven met een grote verkeersaantrekkende bedrijven is uitgesloten.
    2. maatschappelijke en culturele voorzieningen;
    3. kantoren;
    4. kookstudio ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van bedrijf - kookstudio’;
  2. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 2’:
    1. bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën tot en met 2 van de als bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de vestiging van bedrijven met een grote verkeersaantrekkende werking is uitgesloten.
  3. Ter plaatse van de aanduiding ‘bedrijf tot en met categorie 3.1’:
    1. bedrijven die zijn genoemd onder de categorieën tot en met 3.1 van de als bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten, of daaraan gelijk te stellenbedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat de vestiging van verkeersaantrekkende bedrijven is uitgesloten.
  4. Productiegebonden detailhandel, met dien verstande dat:
    1. De detailhandel uitsluitend binnen de bestaande bebouwing is toegestaan;
    2. De gezamenlijke verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 30% van de netto vloeroppervlakte met een maximum van 50 m²;
    3. Geen detailhandel plaatsvindt in voedings- en/of genotsmiddelen;
  5. Geluidwerende voorzieningen van minimaal 1,5 meter hoogte ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwerende voorziening’;
  6. Erfbeplanting;
  7. Groenvoorziening;
  8. Parkeer- en nutsvoorzieningen;
  9. Wegen en paden;
  10. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bebouwing
In of op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
  1. bedrijfsgebouwen.
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Algemeen
Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende bepalingen:
  1. Gebouwen mogen uitsluitend binnen de bouwvlakken worden gebouwd;
  2. De bouwvlakken mogen volledig worden bebouwd.
  3. De afstand tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd mag niet minder bedragen dan 15 m.
  4. De afstand tot de perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 5 m.
3.2.3 Bedrijfsgebouwen
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. De maximale oppervlakte bedrijfsbebouwing mag niet meer bedragen dan 6.000 m²'.
  2. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 5 m.
  3. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 10 m.
  4. De dakhelling mag niet minder bedragen dan 20° en niet meer dan 60°.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4m’
  3. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 30 m2.
  4. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 2 meter.
3.3 Nadere eisen
 
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot het realiseren
van voldoende parkeergelegenheid conform het gemeentelijk parkeerbeleid ten behoeve van de bestemming.
De parkeergelegenheid dient in het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein
dat bij het gebouw hoort, gerealiseerd te worden waarbij de afmetingen van bedoelde parkeerruimten
ten minste 2 x 6 m bij langsparkeren en ten hoogste 2,5 x 5 m in andere gevallen bedraagt, mits in het
verlengde van de genoemde 5 m, nog 6 m extra ruimte aanwezig is, met dien verstande dat:
  1. daardoor de gebruikswaarde van het te bebouwden perceel niet onevenredig wordt geschaad;
  2. geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak van de gronden;
  3. minimaal 95 parkeerplaatsen op eigen terrein worden aangelegd conform de inrichtingstekening als onderdeel van het “landschappelijk inpassingsplan N.V. Sigarenfabriek Karel 1, Turnhoutseweg 22 te Reusel”, opgenomen in bijlage 2 bij de planregels van dit bestemmingsplan.
3.4 Afwijken van de bouwregels
 
3.4.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning, mits het past bij de stedenbouwkundige en
architectonische uitstraling van de omgeving, afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.2.2 c. voor het bouwen van gebouwen op een afstand minder dan 15 m tot de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  2. lid 3.2.2 d. voor het bouwen op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelsgrens mits de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  3. lid 3.2.3 b. en c. voor een maximale goothoogte van 7 m en een maximale bouwhoogte van 13 m;
  4. lid 3.2.4 a. voor het bouwen van terreinafscheidingen met een hoogte van 2 m mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  5. lid 3.2.4 b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde tot een hoogte van maximaal 6 m.;
  6. lid 3.2.3 d. voor een lagere dakhelling, indien dit beter past bij de stedenbouwkundige en architectonische uitstraling van het gebouw ten opzichte van de omgeving.
3.4.2 Bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan via een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 voor
het realiseren van één bedrijfswoning, waarbij de volgende bepalingen gelden:
  1. de oprichting van één bedrijfswoning kan worden toegestaan als via een bedrijfsplan aantoonbaar is dat een bedrijf niet kan functioneren zonder de aanwezigheid van de woning;
  2. de bedrijfswoning mag uitsluitend inpandig binnen het rijksmonument worden opgericht;
  3. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  4. de bedrijfswoning mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering en bedrijfsontwikkeling van omliggende bedrijven;
  5. er moet voldaan worden aan de eisen die gelden ingevolge de Wet geluidhinder.
3.5 Specifieke gebruiksregels
 
3.5.1 Voorwaardelijke bepaling ingebruikname van gronden en opstallen
  1. Het gebruik conform artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de gronden landschappelijk zijn ingepast binnen de voor “Groen – Landschappelijke inpassing” bestemde gronden, conform het beplantingsplan zoals weergegeven in bijlage 2 het “landschappelijk inpassingsplan N.V. Sigarenfabriek Karel 1, Turnhoutseweg 22 te Reusel”, opgenomen in de bijlage bij de planregels van dit bestemmingsplan.
  2. De landschappelijke inpassing zoals, opgenomen onder 3.5.1 onder a. moet uiterlijk binnen 3 maanden na start van het eerste plantseizoen volgend op het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan zijn uitgevoerd overeenkomstig het beplantingsplan zoals weergegeven in het “landschappelijk inpassingsplan N.V. Sigarenfabriek Karel 1, Turnhoutseweg 22 te Reusel”, opgenomen in de bijlage bij de planregels van dit bestemmingsplan en moet blijvend in stand worden gehouden;
  3. Het gebruik conform artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan indien de geluidwerende voorziening van minimaal 1,5 meter hoogte ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwerende voorziening’ is gerealiseerd binnen 1 maand na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
3.5.2 Verboden gebruik
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een
doel, strijdig met deze bestemming.
 
3.5.3 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 3.5.2, wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die zijn genoemd in lid 3.1, onder de categorieën 2 en 3.1 van de als bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten;
  2. het bieden van logies;
  3. detailhandel;
  4. opslag in gevaarlijke stoffen;
  5. het organiseren van evenementen.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.6.1 Toestaan zwaardere categorie bedrijvigheid
Het bevoegd gezag kan, met inachtneming van de milieusituatie, via een omgevingsvergunning afwijken
van het bepaalde in lid 3.1 onder a., b. en artikel 3.5.3 toestaan dat tevens bedrijven mogen worden
gevestigd van één milieucategorie hoger van de als bijlage 1 van deze regels opgenomen Staat
van bedrijfsactiviteiten, mits:
  1. de oppervlakte bedrijfsbebouwing zoals bepaald in lid 3.2.3 onder a niet toeneemt;
  2. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen betreft;
  3. het geen risicovolle inrichtingen betreft.
  4. het nieuw te vestigen bedrijf naar aard en invloed niet meer milieuhinder voor de omgeving oplevert dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  5. er geen onevenredige toename van de aantasting van het woon- en leefklimaat plaatsvindt;
  6. het nieuw te vestigen bedrijf geen onevenredige beperking oplevert van de bestaande bedrijfsvoering en –ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische) bedrijven tot gevolg hebben;
  7. het nieuw te vestigen bedrijf mag geen grotere publieks- en/of verkeersaantrekkende werking hebben dan de oorspronkelijk toegestane bedrijfssoort.
  8. er geen nieuwvestiging van detailhandel plaatsvinden.
3.6.2 Toelaatbaarheid
De in 3.6.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van:
  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de milieusituatie;
  3. de sociale veiligheid;
  4. de verkeersveiligheid;
  5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
 
3.7.1 Omgevingsvergunning
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de bebouwing ter plaatse van de
aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - cultuurhistorische waardevolle bebouwing' geheel of gedeeltelijk
te slopen.
 
3.7.2 Uitzonderingen
Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  3. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van dit plan omgevingsvergunning is verleend.
3.7.3 Toelaatbaarheid
  1. De in lid 3.7.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden van de gronden niet in onevenredige mate worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het behoud, de versterking en/of het herstel van die waarden niet worden verkleind.
  2. In afwijking van het bepaalde in sub a kan een omgevingsvergunning worden verleend als op basis van technische en economische overwegingen instandhouding van het bouwwerk redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
  3. Indien het bevoegd gezag voornemens is om de omgevingsvergunning te verlenen op basis van het gestelde in sub a of b, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
Artikel 4 Groen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en in stand houden van gebiedseigen (erf)beplanting, zoals opgenomen in het als bijlage 2 van deze regels opgenomen “landschappelijk inpassingsplan N.V. Sigarenfabriek Karel 1, Turnhoutseweg 22 te Reusel”;
  2. geluidwerende voorzieningen van minimaal 1,5 meter hoogte ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwerende voorziening’;
  3. groenvoorzieningen;
  4. bermen en beplanting;
  5. paden;
met daaraan ondergeschikt:
  1. speelvoorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. kunstwerken;
  4. extensief recreatief gebruik;
  5. waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Gebouwen
Op de voor 'Groen' aangewezen gronden mogen alleen gebouwen ten algemene nutte worden gebouwd,
met dien verstande dat:
  1. de oppervlakte niet meer dan 20 m² mag bedragen;
  2. de bouwhoogte niet meer dan 4,00 m. mag bedragen.
4.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 4,00 m. bedragen.
  2. De oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 20 m² bedragen.
  3. De bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt maximaal 2 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Voorwaardelijke bepaling ingebruikname van gronden en opstallen
Het gebruik conform artikel 4.1 is uitsluitend toegestaan indien de geluidwerende voorziening
van minimaal 1,5 meter hoogte ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwerende voorziening’ is
gerealiseerd binnen 1 maand na het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
 
4.4 Nadere eisen
 
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing,
ten behoeve van:
  1. de verkeersveiligheid;
  2. de sociale veiligheid; en
  3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.
Artikel 5 Groen - Landschappelijke inpassing
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
5.1.1 Algemeen
De voor 'Groen – Landschappelijke inpassing' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het aanbrengen en in stand houden van gebiedseigen (erf)beplanting, zoals weergegeven in het “landschappelijk inpassingsplan N.V. Sigarenfabriek Karel 1, Turnhoutseweg 22 te Reusel”, opgenomen in de bijlage 2 bij de planregels van dit bestemmingsplan;
  2. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. geluidwerende voorzieningen van minimaal 1,5 meter hoogte ter plaatse van de aanduiding ‘geluidwerende voorziening’
5.2 Bouwregels
 
5.2.1 Algemeen
Uitsluitend zijn bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan en uitsluitend in de vorm van een erfafscheiding.
 
5.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor erfafscheidingen gelden de volgende bepalingen:
  1. de erfafscheiding mag uitsluitend in de vorm van een open constructie worden opgericht;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1 m;
  3. de bouwhoogte van geluidwerende voorzieningen bedraagt minimaal 1,5 meter.
5.3 Specifieke gebruiksregels
 
5.3.1 Strijdig gebruik
Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid sub c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
wordt in ieder geval verstaan:
  1. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het aanbrengen van verhardingen, anders dan bedoeld in 5.4.1 onder c.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
5.4.1 Omgevingsvergunning
Het is binnen deze bestemming verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van
het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. kappen en/of rooien van bomen en/of houtgewas;
  2. het ophogen, verlagen, afgraven en egaliseren van de grond;
  3. het aanleggen of verharden van paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  4. werken of werkzaamheden, welke wijziging van de waterhuishouding beogen of gevolgen hebben conform de Keur van het beherende waterschap;
  5. het bebossen van gronden welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet als bos konden worden aangemerkt.
5.4.2 Uitzonderingen
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. het normale onderhoud betreffen danwel van ondergeschikte betekenis zijn;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan.
5.4.3 Toelaatbaarheid
De in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning zijn slechts toelaatbaar:
  1. Indien door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct hetzij indirect te verwachten gevolgen van de in 5.1 genoemde waarden en doeleinden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van de eerst bedoelde waarden, niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind;
  2. De in 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterstaatskundige doeleinden;
  3. Alvorens te beslissen over een vergunning als bedoeld in 5.4.1 sub d winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder van de waterloop cq waterhuishoudkundige voorziening.
3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
In die gevallen dat de (goot)hoogte, de oppervlakte, de inhoud en/of de afstand tot de weg of perceelsgrenzen
en andere maten, in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht tot stand gekomen bouwwerken op het tijdstip van ter-inzage-legging
van het vastgesteld van het plan minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2
van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die bestaande maatvoering in afwijking
daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
 
8.1 Strijdig gebruik
 
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
  1. gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf, raamprostitutie en straatprostitutie;
  2. het gebruik voor wonen van vrijstaande bijgebouwen bij een woning.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
 
9.1 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning verlenen afwijken
van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages; deze bepaling geldt niet voor de onderlinge afstand tussen gebouwen, afstand tot perceelsgrenzen, grondoppervlakte van bebouwing en overige aanduidingen;
  2. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
  3. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bebouwingsgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  4. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat openbare nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van het openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits:
    1. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 20 m² zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 3,50 m. zal bedragen;
  5. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot:
    1. ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, tot maximaal 20,00 m;
    2. ten behoeve van vrijstaande antennemasten tot maximaal 18 m;
    3. ten behoeve van lichtmasten en vlaggenmasten tot maximaal 8 m.
  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers, lichtkappen en technische ruimten, mits:
    1. de maximale oppervlakte van de vergroting niet meer dan 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 1,50 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  7. de onder a. tot en met f. genoemde omgevingsvergunningen voor afwijking kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    1. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    2. de verkeersveiligheid;
    3. de sociale veiligheid;
    4. de milieusituatie; en
    5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Artikel 10 Overige regels
 
10.1 Wettelijke regelingen
 
Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze
regelingen te worden gelezen, zoals deze luidden op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
11.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering
is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning onderdeel bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
11.1.2
Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
 
11.1.3
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende
plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
11.2 Overgangsrecht gebruik
 
11.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
11.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen
of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de
afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
11.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te
laten hervatten.
 
11.2.4
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
 
Deze regels kunnen worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009,
herziening Turnhoutseweg 22, Reusel”.