direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Uitbreiding Heiploeg Zoutkamp
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Aanleiding

Het voorliggend bestemmingsplan heeft als doel een uitbreiding van Heiploeg International B.V. planologisch mogelijk te maken. Het bedrijf is gelegen aan de Panserweg 14 te Zoutkamp.

Juridische aspecten

Het plangebied ligt binnen de grenzen van de beheersverordening Grote Kernen en die van het bestemmingsplan Buitengebied.

De uitbreiding van de bedrijfsbebouwing voldoet daar niet aan. Enerzijds omdat de bouwplannen buiten de bedrijfsbestemming rond Heiploeg zijn voorzien. Anderzijds omdat in het buitengebied, op grond van het bestemmingsplan en op grond van de Provinciale Omgevingsverordening, geen nieuwe bedrijfsbebouwing is toegestaan.

Gedeputeerde Staten hebben op 8 februari 2016 de grens van het buitengebied aangepast zodat de strijdigheid met de Provinciale Omgevingsverordening is opgeheven. Dit nieuwe bestemmingsplan maakt de uitbreiding van Heiploeg planologisch mogelijk. Om de landschappelijke inpassing van de uitbreiding van Heiploeg mogelijk te maken is een vergroting van het plangebied echter noodzakelijk en als gevolg hiervan ook een nieuwe grenswijziging van het buitengebied.

Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige en toekomstige situatie in het plangebied. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat de planologische onderzoeken. In de hoofdstukken 5 en 6 wordt achtereenvolgens ingegaan op de juridische vormgeving en de economische uitvoerbaarheid van het voornemen.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het plangebied is gelegen, ten noorden van het dorp Zoutkamp, aan de Panserweg 14, langs de provinciale weg N388. In het plangebied ligt het bedrijf Heiploeg International B.V. (hierna te noemen Heiploeg). Het bedrijf is een groothandel in garnalen, (vis)producten en schaaldieren. Hiernaast worden ze bewerkt, verwerkt en worden de garnalen, (vis)producten en schaaldieren geïmporteerd en geëxporteerd.

Onderstaande afbeelding geven een impressie van de huidige bebouwing, de parkeervoorzieningen en overige voorzieningen in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0001.jpg"

Heiploeg Zoutkamp, bron: Google Earth

2.2 Toekomstige situatie

Heiploeg heeft in de afgelopen jaren haar productiecapaciteit sterk vergroot. Uit het verleden is gebleken dat groei in de productiecapaciteit nodig is om de positie in haar branche te behouden dan wel te versterken. Hiervoor heeft Heiploeg een omgevingsvergunning voor het aspect milieu gekregen voor het verhogen van de productiecapaciteit van 22,5 ton per jaar tot 30 ton per jaar. Deze omgevingsvergunning is op 2 april 2015 door de gemeente De Marne verleend. Het doel is dat deze 30.000 ton per jaar in 2018 wordt bereikt.

Een van de groeimarkten is de in- en verkoop van garnalen, waarbij vooral veel diepvriescapaciteit nodig is. Hiervoor heeft Heiploeg op haar locatie in Zoutkamp een diepvriesveem staan. Door de groei van ingevroren garnalen is de capaciteit van dit diepvriesveem alleen te klein geworden, zodat nu op andere locaties extra diepvriescapaciteit worden gerealiseerd/gehuurd. Al deze locaties zijn logistiek gezien niet efficiënt, kosten veel geld en liggen veelal op grote afstand. Hierdoor is een snelle verwerking van garnalen niet altijd mogelijk is en zijn de kosten van huur en vervoer hoog.

Om economische redenen wil Heiploeg de activiteiten op haar locatie in Zoutkamp uitbreiden tot een productiecapaciteit van 50.000 ton per jaar. Uitbreiding van de fabriek binnen de grenzen van het bestaande terrein is niet mogelijk, omdat hiervoor de ruimte ontbreekt. Om de uitbreiding van de activiteiten te kunnen realiseren, heeft Heiploeg een stuk grond ter grootte van circa 8,5 ha aangekocht. Dit stuk grond is aan de oostzijde van de huidige fabriek gelegen (kadastraal bekend als gemeente Ulrum, sectie K, nummer 805). Het aangekochte stuk grond is het enige stuk grond in de directe omgeving van de fabriek waarop uitbreiding mogelijk is. De uitbreiding van de activiteiten betreft:

  • Een extra diepvriesveem, zodat alle ingevroren garnalen centraal opgeslagen kunnen worden. Hiermee wordt de huidige opslagcapaciteit van ongeveer 5.600 palletplaatsen vergroot naar circa 20.000 palletplaatsen.
  • Uitbreiding productieruimte, koeling en opslag van non-food artikelen.
  • Een binnen- en buitenopslag van kratten en pallets.
  • Verplaatsing van de buitenopslag kratten en pallets.
  • Extra opslagen van chemicaliën.
  • Extra ammoniakkoelinstallatie.
  • Afvoer hemelwater op de huidige vijver aan de voorzijde van het kantoor.
  • Groei naar de verwerking van 30.000 ton naar 50.000 ton garnalen, schelpdieren en (vis)producten.
  • Plaatsen van twee trafo’s.
  • Bovengrondse enkelwandige tank van 1.200 liter t.b.v. de dieselmotor in de sprinklerruimte.
  • Een dubbelwandige bovengrondse tank van 10 m3 in de voormalige WKK-ruimte. Dit is ten behoeve van de brandstofvoorziening van de diesel WKK’s (back-up als stroom uitvalt).
  • Afkoppelen van de gas aangedreven WKK’s.
  • Verwijderen van de ondergrondse dieseltank ten behoeve van de WKK’s.

De grootte van de uitbreiding van de bebouwing is 27.783 m2. In de onderstaande afbeelding is met een gele lijn de bestaande bebouwing weergegeven. De bebouwing buiten de gele lijn betreft de uitbreiding. Een deel van het resterende buitenterrein zal verhard worden voor o.a. het transport naar de zuidzijde van de fabriek en voor de opslag van kratten. Naar verwachting zal de verharding circa 20.000 m2 groter worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0002.jpg"

Overzicht toekomstige situatie Heiploeg

Landschappelijke inpassing

Libau heeft voor de uitbreiding van Heiploeg een landschappelijke inpassing opgesteld (eind september 2017, zie Bijlage 1 bij de toelichting). In de landschappelijke inpassing van de uitbreiding is het volgende opgenomen. De huidige bedrijfslocatie vormt een op zichzelf staande ruimtelijke eenheid die het gezicht van de noordelijke rand van het dorp Zoutkamp bepaalt.
Vanaf de provinciale weg heeft het bedrijf een representatieve kopgevel. De grote waterpartij met landschappelijke inrichting zorgt aan de voorzijde voor voldoende afstand van het bedrijfscomplex tot aan de openbare weg. Het merendeel van de bedrijfsactiviteiten zijn aan het zicht onttrokken door een met gras begroeid steil dijklichaam aan de noord- en oostzijde van het bedrijf. Het hoge vriesveem achter op het perceel is op grote afstand zichtbaar vanuit het noorden en oosten. De zuidelijke grens van het bedrijf wordt gevormd door een met knotwilgen begeleid en door sloten omgeven pad dat aansluit op het recreatieve routenetwerk in de groene dorpsrand.

De uitbreidingsplannen concentreren zich in hoofdzaak aan de achterzijde, tegen de bestaande fabriek aan. De nieuwe bedrijfsloodsen krijgen een vergelijkbare hoogte als in de bestaande situatie, waarbij een nieuw vriesveem een vergelijkbaar hoogteaccent zal vormen als het bestaande vriesveem. Ook tegen de zuidzijde van het bestaande gebouw wordt een beperktere uitbreiding voorzien met gevelopeningen die om een wijziging van de bestaande interne ontsluiting vragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0003.jpg"

Overzicht uitbreiding Heiploeg, bron: landschappelijke inpassing Libau

Inpassing

De uitbreiding van de fabriek naar achteren toe krijgt aan de zuidzijde landschappelijke rugdekking van het bestaande bos. De inspanningen voor wat betreft het effect van de uitstraling van de bouwwerken concentreren zich dan ook aan de noordelijke en oostelijke randen van de uitbreiding.

Aan de noord- en oostzijde vormt het deels verleggen en verlengen van het bestaande dijklichaam als gebiedseigen element een logische keuze. Hiermee zal met name het beeld op afstand vergelijkbaar worden met de huidige situatie. De dijk krijgt een steil profiel, wordt met gras begroeid en zal zodanig moeten worden beheerd dat er zich geen struiken vestigen. Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van het dijklichaam in de toekomstige situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0004.jpg"

Overzicht landschappelijke inpassing uitbreiding Heiploeg, bron: landschappelijke inpassing Libau

ROUTE IN GROENE DORPSRAND
Het dijklichaam wordt als element onderdeel van de groene dorpsrand op de overgang tussen enerzijds het bedrijf en anderzijds het open agrarisch productielandschap. Dit gegeven biedt perspectief voor een verbreding van de beleving van verschillende sferen langs de in de dorpsrand aanwezige recreatieve routes.

Het gegeven van het historische spoortracé wordt ingezet voor de aanleg van een eenvoudig schelpenpad dat het eind van de Stationsstraat verbindt met het reeds aanwezige verharde kavelpad achter de Menkema heert. Hierdoor ontstaat een interessante verlenging van het recreatieve routenetwerk en een nieuwe lus.

RUSTPUNT
De meest zuidoostelijke hoek van de beoogde bedrijfsuitbreiding biedt een kans voor het maken van een rustplekje in het vergrote routenetwerk. Vanaf deze plek zijn verschillende uitzichten mogelijk. Net als in de bestaande situatie zal het dijklichaam hier naar het zuiden toe schuin aflopen, waardoor er even een blik op Heiploeg kan worden geworpen. Naar de andere zijde is er het uitzicht over de weidse akkerlanden. Over het pad beleeft men het historische tracé van de spoorlijn en ziet men in de verte het kerkje van Ulrum. Met een picknicktafel te midden van een kleine boomgaard die in de zomer de passant beschutting en plukfruit biedt ontstaat een rustplek die kwaliteit aan de groene dorpsrand toevoegt.

Onderstaande afbeelding geeft een overzicht van de 'route in groene dorpsrand' en het 'rustpunt'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0005.jpg"

Vormgeving gebouwen

Gezien de ruimtelijke kwaliteit en de datering van de bestaande bebouwing ligt het voor de hand dat de bestaande vormgeving van de bedrijfsbebouwing als uitgangspunt wordt genomen voor de vormgeving van de uitbreiding van de bebouwing.

De bestaande bebouwing laat een aantal specifieke onderdelen zien die, aldus Libau, gerespecteerd dienen te worden. De hoofdmassa bestaat uit bebouwing met een voor het bedrijf bruikbare hoogte en een materiaal- en kleurstelling (donker aluminiumkleurig staalplaat in een grove profilering) die eigentijds, praktisch, industrieel en neutraal kan worden genoemd.

Naast deze hoofdbebouwing is achter op het terrein een koelloods in een specifieke vormgeving (iets hellende gevels) en een specifieke kleurstelling (lichtblauw, refererend aan ijs) geplaatst. Vergroting van de hoofdmassa kan in een vergelijkbare uitvoering en kleurstelling worden gerealiseerd. Het nieuwe vriesveem kan eveneens in een kleurstelling als de bestaande worden uitgevoerd.

Van belang is architectonisch gezien dat er verschil in hoogte blijft tussen het vriesveem en de overige bebouwing. De bedoeling is dat deze niet gaat “klonteren” maar een helder verschil tussen de onderdelen laat zien. Indien gezichtsbepalende onderdelen zoals de luchtbrug, de steigerentree over de vijverpartij en de karakteristieke voorgevel met overbouw en luifel niet ingrijpend worden gewijzigd heeft een vergroting van het bedrijfspand naar het zuiden en het oosten geen kwaliteit verlagend effect op de bebouwing.

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie 2016-2020

De Omgevingsvisie is een nota (vastgesteld op 1 juni 2016) waarin de provincie Groningen haar beleid heeft vastgelegd voor de inrichting en het beheer van de leefomgeving in de provincie. In de Omgevingsvisie komen verschillende beleidsterreinen terug: milieu, verkeer en vervoer, ruimte en water.

Omgevingsverordening 2016

De uitbreiding van Heiploeg zal moeten plaatsvinden in het gebied welke door de provincie Groningen is begrensd als buitengebied. Dit is in strijd met het provinciaal beleid (december 2017). De provincie ziet de uitbreiding als nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid. Als uitgangspunt geldt dat er geen ruimte is voor nieuwe niet-agrarische bedrijvigheid in het buitengebied.

De provincie heeft de gemeente geadviseerd om een beroep te doen (op het destijds geldende) artikel 4.20 van de provinciale omgevingsverordening ( POV - 2013). Daarmee konden Gedeputeerde Staten de grens van het buitengebied wijzigen zodat een klein stukje buitengebied bij het stedelijk gebied getrokken wordt. Binnen dat nieuwe stedelijk gebied is ruimte voor uitbreiding van het bedrijf.

Begin december 2015 heeft de gemeente Gedeputeerde Staten verzocht de grens van het Buitengebied te wijzigen voor de uitbreiding van Heiploeg. Op 16 februari 2016 ontving de gemeente een brief dat de grenswijziging op 8 februari geaccordeerd is. Daarmee kan de uitbreiding van Heiploeg wat de provincie betreft doorgaan. Met de wijziging van de grens van het buitengebied erkent de provincie de noodzaak van extra ruimtebeslag door Heiploeg. Deze brief is als Bijlage 2 bij de toelichting opgenomen.

GRENSWIJZIGING BUITENGEBIED
Na afronding van het bovenstaande proces is echter gebleken dat de grenswijziging van het buitengebied niet voldoende is. Een verdergaande grenswijziging van het buitengebied is noodzakelijk, omdat alleen op deze manier het plangebied het gehele inrichtingsplan van Heiploeg kan omvatten. Met de nieuwe grens van het buitengebied valt de boerderij (Panserweg 3) binnen het plangebied en kan deze een bedrijfsbestemming krijgen. Op deze manier kan Heiploeg gebruik maken van de boerderij voor haar bedrijfsvoering. De overige gronden behouden de agrarische bestemming. De agrarische cultuurgrond in het (noord)oosten van het plangebied wordt ingericht ten behoeve van de landschappelijke inpassing van Heiploeg. De grenswijziging is in onderstaande afbeelding met een blauwe lijn weergegeven.

Na de bovenstaande aanpassing is het planvoornemen passend binnen het provinciaal beleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0006.jpg"

Gewenste aanpassing grens buitengebied

3.2 Gemeentelijk beleid

Zoals in hoofdstuk 1 is toegelicht, is de uitbreiding van Heiploeg in strijd met het bestemmingsplan Buitengebied en de beheersverordening Grote Kernen. Om de uitbreiding mogelijk te maken is een wijziging van het bestemmingsplan nodig. Op 23 februari 2016 hebben burgemeester en wethouders van De Marne besloten daar in principe medewerking aan te verlenen. Met de uitbreiding kan Heiploeg, een belangrijke werkgever in De Marne, zijn productie vergroten en zijn marktaandeel handhaven en uitbouwen. Dit is gunstig voor de lokale economie en stimuleert de werkgelegenheid met circa zestig arbeidsplaatsen.

Voor de werkgelegenheid in Zoutkamp blijven traditionele sterke economische sectoren zoals de landbouw en de visserij belangrijk. In de dorpen wordt ruimte gegeven aan het versterken van deze werkgelegenheid mits passend bij de ruimtelijke karakteristieken van het dorpstype en de dorpse maat en schaal. Door de excentrische ligging van Heiploeg op de rand van het buitengebied is aantasting van de waarden van het dorp niet aan de orde.

De uitbreiding ligt in het buitengebied maar niet in of nabij het Nationaal Natuurnetwerk (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) of andere gebieden met natuurwaarden. Ook doet de uitbreiding geen afbreuk aan de karakteristieken van het oude kwelderlandschap waar de projectlocatie in ligt. Doordat de uitbreiding direct aansluit op de bestaande bedrijfslocatie blijft het contrast tussen de besloten kwelderwallen en de open kweldervlakten behouden.

Het voornemen is passend binnen het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Onderzoek

4.1 Bodem

Ten behoeve van het onderzoek naar bestaande verontreinigingen is het Bodemloket van het Ministerie van infrastructuur en Milieu (internetversie) op 10 oktober 2016 geraadpleegd. De bodeminformatiekaart geeft voor het plangebied bekende (historische) gegevens.

Onderzoek

LievenseCSO Milieu B.V. heeft op verzoek van Heiploeg een verkennend milieukundig bodemonderzoek (projectcode 16F388 - versiedatum 7 november 2016) uitgevoerd. Het doel van het bodemonderzoek is om te bepalen of de milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater geschikt zijn voor de ontwikkelingen in het plangebied. Hieruit is het volgende gebleken:

  • tijdens het veldonderzoek zijn in de bovengrond plaatselijk bijmengingen met puindeeltjes aangetroffen. Verder zijn geen bodemvreemde materialen aangetroffen;
  • tijdens het veldonderzoek zijn op het maaiveld en in het opgeboorde materiaal geen asbestverdachte materialen aangetroffen;
  • in de grond zijn geen verhoogde gehalten aangaande de onderzochte parameters aangetoond;
  • in het grondwater zijn analytisch licht verhoogde gehalten barium, molybdeen en/of nikkel aangetoond. Hiervoor is geen eenduidige verklaring te geven, mogelijk betreft het verhoogde achtergrondwaarden.

De milieuhygiënische kwaliteit van de grond en het grondwater is door het onderzoek vastgesteld. De hypothese dat de onderzoekslocatie onverdacht is voor bodemverontreiniging (ONV-GR) moet gelet op de lichte verhogingen in het grondwater formeel worden verworpen. De licht verhoogde gehalten in het grondwater brengen geen onaanvaardbare risico's met zich mee.

Conclusie

Er worden geen belemmeringen gezien voor het huidige en het toekomstige gebruik van het plangebied.

Het verkennend bodemonderzoek is opgenomen in als Bijlage 3 bij de toelichting.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

De Monumentenwet/Erfgoedwet heeft als doel het bieden van bescherming aan karakteristieke monumenten (gebouwen zijnde), archeologische monumenten en stads- en dorpsgezichten. De uitgangspunten van het Verdrag van Malta zijn opgenomen in de Monumentenwet/Erfgoedwet. Een van de belangrijkste uitgangspunten van het Verdrag van Malta is dat er bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen rekening dient te worden gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden.

4.2.1 Archeologie

Het voornemen gaat gepaard met bodemverstorende ingrepen. Hierdoor is een archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Onderzoek

HEIPLOEG
Heiploeg heeft MUG Ingenieursbureau, afdeling Archeologie, opdracht gegeven een verkennend veldonderzoek uit te voeren. Voorafgaand aan het booronderzoek heeft een bureauonderzoek plaatsgevonden. In het onderzoeksterrein zijn 28 boringen geplaatst tot een maximale diepte van 3 m-mv. Uit dit booronderzoek is gebleken dat de bodemopbouw in het gebied bestaat uit natuurlijke lagen, afgezet in periodes van toe- en afnemende invloed van de zee. Door deze zee-invloed zijn afwisselend overheersend zandige of kleiige kwelderlagen afgezet en zijn oeverwallen ontstaan. In één boring werd een mogelijke aanwijzing gevonden voor menselijke activiteit in het verleden. Er is een kans dat rond deze boringen nog intacte archeologische lagen aanwezig zijn, maar deze zone valt buiten de geplande werkzaamheden.

Op basis van de resultaten van het archeologisch booronderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te voeren. De bodemopbouw in het onderzoeksgebied is deels verstoord. De bodemopbouw in het overige deel van het onderzoeksgebied bestaat uit natuurlijke afzettingen die onder natte omstandigheden zijn gevormd. Op en in de gevonden oeverwal zijn lagen schelpresten gevonden die erop wijzen dat ook hier geen langdurige droge omstandigheden heersten. Daarnaast zijn er geen eenduidige archeologische indicatoren gevonden.

Indien onverhoopt toch archeologische waarden aanwezig blijken te zijn binnen de vrijgegeven gebieden, geldt de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen. De aangifte dient bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (vondstmelding via ARCHIS) en de gemeente De Marne.

MENKEMAHEERD
Ten noordwesten van Heiploeg ligt de wierde ‘Panser', die al rond het begin van de jaartelling voor het eerst bewoond werd en daarmee tot de vroegst bewoonde plekken in Noordwest- Hunsingo behoort. Hier ligt ook de huiswierde van de Menkemaheerd, die in ieder geval van voor de 12de eeuw dateert. De Menkemaheerd ligt aan een 12de-eeuwse dijk, die van de wierde 'Panser' in de richting van Niekerk loopt. Langs deze dijk liggen meerdere historische boerderijplaatsen. Gezien de zeer hoge archeologische en cultuurhistorische waarde van de wierde Menkemaheerd, is geadviseerd door Libau binnen dit erf geen bodemingrepen uit te voeren.

Conclusie

Het rapport van het verkennend booronderzoek van MUG is door Libau beoordeeld en akkoord bevonden. Het archeologisch onderzoek is opgenomen als Bijlage 4 bij de toelichting.

4.2.2 Cultuurhistorie

Onderzoek

Aan de Panserweg 3 is een boerderij (Menkemaheerd) gelegen die door onderzoek van Libau is ingedeeld als een boerderij met cultuurhistorische waarde. Deze indeling komt voort uit de beredenering dat de huidige boerderij met erf een gegroeide situatie vormt, voortkomend uit een boerenbedrijf dat eeuwenlang op deze locatie gevestigd is geweest. De boerderij is nu niet meer agrarisch in gebruik.

Het erf is cultuurhistorisch en landschappelijk van waarde. Het erf betreft een nog herkenbare huiswierde uit de ijzertijd (archeologisch beschermd). De Panserweg die de Menkemaheerd en de naastgelegen historische erven verbindt, volgt een 12e eeuwse dijktracé; de plek is van waarde binnen de ontwikkelingsgeschiedenis van het landschap. Het erf met hoog opgaand geboomte in combinatie met de silhouetwerking van de volumes is beeldbepalend binnen het historisch-agrarische wierdenlandschap van de Waddenkust.

De boerderij “Menkemaheerd” bestaat uit een villaboerderij met hoofdschuur en aangebouwde bijschuur en vertegenwoordigt architectuurhistorische waarde. De beide schuren zijn in 1860 gebouwd in een periode van grote en ononderbroken bloei in met name de akkerbouw in de Groninger kleistreken (1848-1878). Deze bloei kwam ook in de toenmalige boerderijbouw en de erfinrichting tot uitdrukking. De schuren zijn gebouwd in ambachtelijk-traditionele trant en met een voor die tijd gebruikelijke hoofdvorm en materialen. Het huidige voorhuis is in 1935 gebouwd in de vorm van een villa, uitgevoerd in zorgvuldige, Expressionistische architectuur met invloeden van de Amsterdamse Schoolstijl.

De boerderij is redelijk gaaf bewaard gebleven. De achtergevels van de schuren zijn vrij recentelijk herbouwd, maar volgen in hoofdopzet het traditionele gevelbeeld. Een villaboerderij met hoofd- en bijschuur is niet zeldzaam in het wierdenlandschap van de Waddenkust. De boerderij vertegenwoordigt wel zeldzaamheidswaarde in relatie tot bovengenoemde, specifieke cultuurhistorische, cultuurlandschappelijke en architectuurhistorische kenmerken.

Conclusie

De bescherming van deze boerderij als cultuurhistorisch waardevol object wordt niet in dit bestemmingsplan meegenomen omdat de gemeente nu werkt aan een bestemmingsplan voor cultureel erfgoed waarin deze bescherming zal worden geborgd. Het aspect cultuurhistorie vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.3 Water

Artikel 3.1.6 in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat er in ruimtelijke plannen een waterparagraaf moet worden opgenomen. In de toelichting moet worden aangegeven op welke wijze er rekening is gehouden met de waterhuishoudkundige situatie, dat wil zeggen het grondwater en het oppervlaktewater. Het is de schriftelijke weerslag van de zogenaamde watertoets: 'het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren (door de waterbeheerder), afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten'.

Heiploeg, de gemeente De Marne en het Waterschap Noorderzijlvest hebben op 20 september 2016 overleg gehad over de uitbreiding van het terrein en de wijze waarop de afvoer en de berging van het hemelwater moet plaatsvinden.

Huidige situatie

In de huidige situatie is in het plangebied sprake van grote verharde oppervlakte, bestaande uit de fabriek, het kantoor en het verharde buitenterrein. Het schone hemelwater wordt via een bedrijfsriolering (met voldoende capaciteit) afgevoerd naar een watergang, gelegen aan de zuid- en oostzijde van het perceel. De watergangen lozen vervolgens op het Hunsingokanaal. Deze situatie heeft nooit tot wateroverlast in het plangebied, dan wel op haar omgeving geleid. Het hemelwater bij de docking stations wordt geloosd op de awzi.

Toekomstige situatie

Heiploeg heeft met het Waterschap Noorderzijlvest gesproken over de compenserende maatregelen ten aanzien van het verharden van een groot deel het plangebied en het dempen van een watergang op het aangekochte terrein.

Beleid waterschap

Het huidig beleid van het waterschap bij dempen van watergangen en bij toename van verhardingen is:

  • Bij dempen van watergangen moet compensatie plaatsvinden met minimaal dezelfde maatvoering als de te dempen watergang.
  • Bij toename van verhard oppervlak moet 10% van de toename van verhard oppervlak als open water in het watersysteem moet worden gerealiseerd om het negatieve effect op het watersysteem te compenseren.

COMPENSATIE GEDEMPTE WATERGANG
De gedempte watergang wordt gecompenseerd met de aanleg van een nieuwe watergang. Deze wordt op de perceelsgrens aan de oostzijde aangelegd. De nieuwe watergang zal ongeveer dezelfde lengte hebben als de te dempen watergang. De breedte van de nieuwe watergang krijgt ongeveer dezelfde breedte (circa 8 m) als de te dempen watergang.

Eis voor het minimale slootprofiel dat het waterschap stelt is:

  • bodembreedte: 0,50 m;
  • bodemhoogte: 0,50 m onder streefpeil. In dit geval dus -1,43 m. NAP;
  • taluds: 1:1,5.

GEGEVENS BESTAANDE VIJVER
De bestaande vijver aan de westzijde heeft een oppervlakte van 18.433 m2 en een diepte van circa 0,35 m. Het niveau van de vijver wordt op peil gehouden via hemelwater dat rechtstreeks in de vijver valt. Het huidige waterniveau is gedurende het jaar altijd constant gebleven en kan als een minimum niveau aangehouden worden. Tevens is in de afgelopen jaren gebleken dat de vijver altijd water bevat, ook in droge perioden. De vijver heeft nu geen functie als waterberging.

In de vijver ligt een betonnen put, zoals die ook in straten aangetroffen worden. Bij de aanleg van de vijver in 1997 is een slootje langs de weg samengevoegd met de vijver. Een bestaande put, die destijds in de berm stond, is daarmee in de vijver ‘terechtgekomen’. Deze put is van de gemeente De Marne en sluit aan op het rioolstelsel. De bovenkant van de put is afgesloten met een stalen deksel en is voldoende afsluitend om te voorkomen dat water uit de vijver in het rioolstelsel kan komen. De vijver is omsloten door een dijk, een deel van het kantoorgebouw van Heiploeg en door een schot in de afvoer van de vijver naar de watergang, waarop het gezuiverde water uit de awzi wordt geloosd. Dit schot is nu bedoeld als peilscheiding. Door de omliggende dijk en het schot, is een extra verhoging van het waterniveau in de vijver mogelijk met circa 0,45 m. Deze extra verhoging is ter plaatse van de vijver en de aanliggende bermen, dijken, het fietspad en het wandelpad bepaald. De extra verhoging van de vijver betekent dat de bergingscapaciteit van de vijver vergroot wordt met 8.294 m3. Met deze extra bergingscapaciteit komt het aanliggende fietspad en wandelpad niet onder water te staan. Heiploeg plaatst op het schot een doorlaatconstructie.

GEGEVENS VERHARDE OPPERVLAKTE
Op het aangekochte perceel wordt de nieuwe bebouwing met een oppervlakte van circa 27.783 m2 gerealiseerd. Een deel van de huidige afvoer van het hemelwater is momenteel gesitueerd op de plaats waar de nieuwbouw gerealiseerd gaat worden. Heiploeg heeft er hierom voor gekozen om ook het hemelwater van de daken van de huidige bebouwing naar de vijver af te voeren. Het totale dakoppervlak van de huidige én de nieuwe nieuwbouw wordt circa 48.563 m2.

Een deel van het hemelwater van de bestaande verharding, dat momenteel op de bestaande watergangen loost, wordt eveneens op de vijver geloosd. De oppervlakte van deze verharding is circa 18.200 m2.

Op de aangekochte locatie wordt voor het intern transport ook een groot deel met asfalt verhard. Deze asfaltverharding betreft circa 20.000 m2. De totale oppervlakte aan verhard oppervlak (van daken en erf) wat op de vijver geloosd gaat worden, is hiermee circa 86.763 m2.

AFVOER HEMELWATER
Het vrijkomende hemelwater (afkomstig van de daken en de verharding van de huidige fabriek), de uitbreiding van de fabriek (met uitzondering van de verharding bij de docking stations, dat naar de awzi wordt afgevoerd), zal via een bedrijfsriolering afgevoerd worden naar de bestaande vijver. De vijver gaat hiermee als berging dienen, waardoor het hemelwater vertraagd kan worden afgevoerd op het oppervlaktewater.

Voor het compenseren dient 10% van 86.763 m2 (8.676 m2) wateroppervlak te worden aangelegd. Dit is ruimschoots mogelijk met de huidige vijver, welke qua oppervlakte veel groter is (circa 18.433 m2).

BEOORDELING CAPACITEIT VIJVER
Voor de beoordeling of de capaciteit van de vijver voldoende groot is om al het hemelwater op te kunnen vangen, is uitgegaan van een zware regenbui van 50 mm per dag. Dit betekent dat op die dag 3.972 m3 hemelwater vrijkomt en geloosd wordt op de vijver. De vijver heeft een extra bergingscapaciteit van 8.294 m3 (zie bovenstaand). Geconcludeerd kan worden dat de capaciteit van de vijver voldoende groot is om tijdens pieken het hemelwater te kunnen bergen.
Mocht er een bui komen die zodanig groot is dat de bergingscapaciteit van de vijver onvoldoende wordt, dan kan het teveel aan water via de huidige waterscheiding op de watergang (aan de zuidwestzijde van de vijver) geloosd worden. De watergang loost vervolgens weer op het Hunsingokanaal. Dit laatste zal naar verwachting niet of nauwelijks voorkomen, omdat een groot deel van het hemelwater in de vijver als via de bodem in de vijver wordt afgevoerd én omdat het verdampt.

4.4 Ecologie

Om de uitvoerbaarheid van het plan te toetsen, is een inventarisatie van natuurwaarden uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied ten behoeve van de inventarisatie op 8 maart 2017 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs.

Plangebied

Het plangebied betreft het terrein ten oosten van de huidige bebouwing van het bedrijf Heiploeg. Het bestaat uit een deel verharding (asfalt), grasland en akkerland. Tussen het grasland en de akker ligt een sloot. De bebouwing heeft een metalen constructie met een plat dak.

afbeelding "i_NL.IMRO.1663.BG2009herz11-VO01_0007.jpg"

Grasland en akker vanuit het zuidwesten

De plannen bestaat uit het uitbreiden van de bebouwing aan de oostzijde. De nieuwbouw wordt tegen de huidige bebouwing aangebouwd. Ten behoeve van de nieuwbouw worden de sloot gedempt, verharding verwijderd en de grond vergraven.

Soortenbescherming

Onderdeel van de Wnb is soortenbescherming van planten en dieren. Dit betreft:

  • alle van nature in Nederland in het wild voorkomende vogels die vallen onder de Vogelrichtlijn (Wnb art. 3.1-3.4);
  • dier- en plantensoorten die beschermd zijn op grond van de Habitatrichtlijn en de verdragen van Bern en Bonn (Wnb art. 3.5-3.9);
  • nationaal beschermde dier- en plantensoorten genoemd in de bijlage van de wet (Wnb art. 3.10-3.11).

Van deze laatst genoemde groep beschermde soorten mogen provincies een zogenaamde 'lijst met vrijstellingen' opstellen (Wnb art. 3.11). Voor de soorten op deze lijst geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de verboden genoemd in art. 3.10 eerste lid van de Wnb.

INVENTARISATIE
Op basis van het veldbezoek blijkt dat het plangebied een zeer beperkte natuurwaarde kent. Uit het raadplegen van de Nationale Database Flora en Fauna (NDFF) via Quickscanhulp.nl (© NDFF - quickscanhulp.nl 09-03-2017 13:30:58) blijkt dat in de omgeving van het plangebied (0-1 kilometer) de laatste vijf jaar meerdere beschermde soorten zijn waargenomen. Het gaat vooral om het plangebied verschillende beschermde diersoorten bekend zijn. Het betreft vooral vogels en zoogdieren, daarnaast is gewone pad waargenomen. Indien van toepassing worden relevante soorten in onderstaande tekst behandeld.

Op basis van het veldbezoek blijkt dat de weilanden een zeer beperkte natuurwaarde kennen. Tussen het gras groeien soorten als ridderzuring, grote brandnetel, madeliefje en paardenbloem. In en langs de sloten zijn daarnaast onder andere riet en grote lisdodde aangetroffen. Beschermde plantensoorten zijn niet aangetroffen. Deze zijn gezien het intensieve gebruik en de voedselrijkdom ook niet in het plangebied te verwachten.

De bebouwing is gezien de constructie en gebruikte bouwmaterialen niet geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Opgaande beplanting ontbreekt waardoor ook boombewonende vleermuizen geen verblijfplaats vinden in het plangebied. Vanwege het ontbreken van opgaande beplanting heeft het plangebied ook weinig waarde voor foeragerende vleermuizen. In het gebied zijn soorten van open agrarisch gebied te verwachten zoals laatvlieger en rosse vleermuis.

Het plangebied vormt hooguit een klein onderdeel van het foerageergebied van vogels met een jaarrond beschermde nestplaats als buizerd en kerkuil. Nesten van deze soorten zijn niet aangetroffen in de directe nabijheid van het plangebied.

In het plangebied kunnen in het grasland en op de akker algemene minder verstoringsgevoelige vogels als kievit en scholekster tot broeden komen, al is de kans daarop klein vanwege de nabijheid van de bebouwing en bomen. Het is niet uitgesloten dat op het dak van de bebouwing een soort als scholekster of visdiefje broedt. Daarnaast kunnen algemene watervogels als wilde eend en meerkoet in of langs de sloten tot broeden komen.

In het plangebied en de directe omgeving zijn verder enkele algemene beschermde diersoorten zoals haas, ree en gewone pad te verwachten. Tijdens het veldbezoek zijn sporen van ree aangetroffen. Voor deze soorten geldt in de provincie Groningen echter een vrijstelling van de verbodsartikelen in het geval van ruimtelijke ontwikkelingen.

Geschikt leefgebied voor (uit de omgeving bekende) beschermde soorten uit de soortengroepen reptielen, vissen en ongewervelden is gezien inrichting en gebruik niet aanwezig in het plangebied.

TOETSING
Het plangebied heeft gezien inrichting en gebruik weinig waarde voor foeragerende vogels met jaarrond beschermde nesten en voor vleermuizen. In de omgeving van het plangebied is bovendien in ruime mate alternatief foerageergebied voor deze soort(groep)en aanwezig. Negatieve effecten zijn dan ook niet aan de orde.

Indien werkzaamheden tijdens het broedseizoen worden uitgevoerd, kunnen in gebruik zijnde nesten van vogels in de directe omgeving worden verstoord of vernietigd. Dit is bij wet verboden. Vernietiging of verstoring van in gebruik zijnde nestplaatsen kan voorkomen worden door bij de planning en uitvoering van de werkzaamheden rekening te houden met het broedseizoen. Een standaardperiode voor het broedseizoen is er niet; van belang is of een broedgeval aanwezig is, ongeacht de periode. Voor de meeste vogels geldt dat het broedseizoen ongeveer van 15 maart tot 15 juli duurt.

Als gevolg van de werkzaamheden kunnen tot slot verblijfplaatsen van enkele vrijgestelde beschermde soorten worden vernietigd en verstoord. Ook kunnen hierbij enkele exemplaren worden gedood. De aanwezige beschermde soorten worden niet in hun voortbestaan bedreigd en vallen in de vrijstellingsregeling bij ruimtelijke ontwikkelingen. Voor deze soorten hoeft geen ontheffing te worden aangevraagd. Wel geldt voor deze soorten de zorgplicht van de Wet natuurbescherming.

Gebiedsbescherming

Voor onderhavig plangebied is de volgende wet- en regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming relevant: de Wnb en de provinciale structuurvisie en verordening.

WET NATUURBESCHERMING
In de Wnb is de bescherming van specifieke natuurgebieden geregeld. Het betreft de Natura 2000-gebieden, die een internationale bescherming genieten. Plannen en projecten met negatieve effecten op deze gebieden zijn vergunningplichtig. Relevant daarbij is dat de Wnb een externe werking kent. Van externe werking is sprake als activiteiten buiten een Natura 2000-gebied van invloed zijn op de natuurwaarden in een Natura 2000-gebied.

NATUURNETWERK NEDERLAND
Het Natuurnetwerk Nederland (NNN) (voormalig Ecologische Hoofdstructuur) is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het NNN is als beleidsdoel opgenomen in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. De provincies zijn verantwoordelijk voor de begrenzing, ontwikkeling en bescherming van het NNN. De begrenzing en ruimtelijke bescherming van het NNN is voor de provincie Groningen uitgewerkt in de Provinciale Omgevingsvisie 2016-2020 en de Omgevingsverordening provincie Groningen 2016. Van belang is dat de provincie geen externe werking kent voor het NNN.

NATUUR BUITEN HET NNN
Vanuit het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid wordt verder buiten de NNN-gebieden bij ruimtelijke plannen specifiek ingezet op de bescherming van bestaande bos- en natuurgebieden en weidevogel - en akkervogelleefgebieden.

INVENTARISATIE
Het plangebied ligt niet in of grenst niet aan een beschermd gebied in het kader van de Wnb. Het meest nabijgelegen gebied beschermd door middel van de Wnb betreft het Natura 2000-gebied Lauwersmeer dat is gelegen op een afstand van ongeveer 1 km ten noordwesten van het plangebied. Dit is tevens het meest nabij gelegen gebied uit het NNN. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebied met habitattypen die gevoelig zijn voor stikstof ligt op 5 km afstand, het betreft het gebied Waddenzee. Op een afstand van ruim 500 m ten westen van het gebied ligt beschermd leefgebied voor akkervogels. Het bosje ten zuiden van het plangebied is aangewezen als bos- en natuurgebied buiten het NNN.

Het plangebied heeft verder geen ecologische relatie met de beschermde gebieden.

TOETSING
Tussen de Waddenzee en het plangebied ligt een doorgaande weg, bebouwing en een dijklichaam. De verstoring (geluid, licht, trilling, mechanische effecten) die gepaard gaat met de herinrichting in het plangebied is beperkt en naar verwachting niet groter dan de huidige verstorende werking die uitgaat van infrastructuur en bedrijvigheid. Ten aanzien van stikstof depositie is door derden een Aerius berekening uitgevoerd.

Hieruit komt naar voren dat de stikstofdepositie op de stikstofgevoelige habitattypen in de Waddenzee beneden de grenswaarde van 0,05 mol/ha/jaar ligt. Er is derhalve geen sprake van een meldings- of vergunningplicht.

Negatieve effecten op beschermde natuurgebieden in het kader van de Wnb kunnen op voorhand worden uitgesloten.

De beoogde plannen vinden plaats buiten de beschermde gebieden van het NNN, waardoor hierop eveneens geen negatieve effecten te verwachten zijn.

Conclusie

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van de ontwikkeling een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat een aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet noodzakelijk is. Met inachtneming van het broedseizoen van vogels is een ontheffing van de Wnb voor soorten of een vergunning op grond van de Wnb voor gebieden op voorhand niet nodig voor de beoogde activiteiten. De ontwikkeling is daarnaast op het punt van provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet in strijd met de Omgevingsverordening provincie Groningen.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat.

4.5 Geluid

DGMR Industrie, Verkeer en Milieu B.V. heeft op verzoek van Heiploeg akoestisch onderzoek gedaan naar de uitbreiding. In de rapportage van dit onderzoek (M.2016.0862.04.R001 van 6 maart 2018) staat hoeveel geluid het bedrijf maakt na de uitbreiding en wat de omgeving van het bedrijf daarvan merkt. Ook heeft DGMR deze geluidsniveaus getoetst aan de voorschriften van de huidige omgevingsvergunning en aanbevelingen gedaan voor geluidwerende maatregelen.

Hierbij is gekeken naar de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus en naar de maximale geluidsniveaus als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie en regelmatige afwijkingen daarin. DGMR heeft daarbij rekening gehouden met de verkeersaantrekkende werking van de activiteiten binnen het plangebied.

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus representatieve bedrijfssituatie (RBS)

Uit de berekeningen blijkt dat bij woningen toenamen tot 1 dB in de nachtperiode ontstaan ten opzichte van de waarden die het bevoegd gezag eerder aanvaardbaar heeft geacht.

In het onderzoeksrapport zijn maatregelen opgenomen die Heiploeg kan treffen om na de uitbreiding te blijven voldoen aan de voorschriften uit de huidige omgevingsvergunning en daarmee aan de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van oktober 1998. DGMR adviseert Heiploeg om de aardenwal aan de noordzijde te verhogen en om dempers aan te brengen op enkele ventilatoren. Deze maatregelen kosten € 92.000,--.

Maximale geluidsniveaus

De maximale geluidsniveaus van de inrichting overschrijden de richtwaarden van het bevoegd gezag op één woning in de dagperiode. Maatgevende activiteiten zijn hierbij twee rijroutes van vrachtwagens en het laden en lossen van containers. Voor het onderzoek naar maatregelen in verband met de maximale geluidsniveaus is ervan uitgegaan dat de maatregelen in het kader van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus zijn uitgevoerd.

Uit de berekeningen blijkt dat bij een van de onderzochte woningen in de dagperiode hogere maximale geluidsniveaus optreden dan eerder toelaatbaar gesteld. Echter blijven de maximale geluidsniveaus ruim binnen de toetsingswaarden uit de Handreiking. Verantwoordelijk voor het hogere maximale geluidsniveau is het laden en lossen van containers. Dit heeft een andere plaats op het terrein gekregen en is een activiteit die relatief weinig voorkomt.

Het maatregelenpakket om de maximale geluidsniveaus terug te brengen tot de door het bevoegd gezag voorgestelde richtwaarden, kost naar verwachting € 800.000,-- en houdt in dat meerdere schermen op het terrein moeten worden geplaatst. Aangezien een groot deel van deze kosten moet worden gemaakt om de maximale geluidsniveaus terug te brengen op vergunningspunten die niet bij woningen zijn gelegen, is dit niet kostenefficiënt. Het realiseren van de genoemde schermen is economisch en landschappelijk naar verwachting niet inpasbaar en daarom niet wenselijk.

Regelmatige afwijking van de representatieve bedrijfssituatie (RABS)

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidsniveaus door de RABS tot 1 dB hoger zijn dan de geluidsniveaus als gevolg van de representatieve bedrijfssituatie. De rekenresultaten van de RABS passen op alle punten binnen de grenswaarden voor de RABS in de geldende vergunning.

Referentiepunten

Op twee meetpunten buiten het terrein van Heiploeg wordt niet voldaan aan de normen in de vergunning. Eén meetpunt ligt in het bos rond de voormalige vuilstort aan de Stationsweg en het tweede aan de westkant van de N361. Omdat deze punten niet in de buurt van woningen liggen, kan het gemeentebestuur ze verplaatsen zonder dat iemand daar last van heeft.

Conclusies

Met de voorgestelde maatregelen wordt voldaan aan de eisen van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus zoals opgenomen in de vergunning voor zowel de RBS als de RABS.

Als gevolg van het laden en lossen van containers neemt het maximale geluidsniveau aan de noordkant van de inrichting incidenteel met 7 dB(A) toe ten opzichte van de norm in de vergunning. Het bevoegd gezag kan dit, volgens het advies van DGMR, toestaan, omdat:

  • de activiteit al plaatsvindt elders op het terrein;
  • de activiteit noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering;
  • de locatie van deze activiteit wordt afgeschermd door de geluidswal;
  • de activiteit beperkt voorkomt en dan alleen in de dagperiode;
  • het geluidsniveau van 53 dB(A) ruim binnen de toetsingswaarde van 70 dB(A) uit de Handreiking valt.

Het bevoegd gezag dient het vergunningspunt ten zuidoosten van de inrichting (toetspunt 101) te heroverwegen.

Het akoestisch onderzoek is opgenomen als Bijlage 5 bij de toelichting.

4.6 Milieuzonering bedrijven

De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft een handreiking voor afstanden tussen woningen en andere functies. Op basis van de milieukenmerken van de verschillende typen bedrijven en inrichtingen wordt een indicatie van de afstanden gegeven, die als gevolg van deze kenmerken
moeten worden aangehouden tussen de diverse typen bedrijven en een rustige woonwijk. Deze afstanden hebben uitdrukkelijk niet het karakter van een norm of een richtlijn.
De informatie heeft geen betrekking op individuele bedrijven, maar op bedrijfstypen. Dit betekent dat een concrete situatie altijd in de context moet worden bekeken:

  • binnen bepaalde bedrijfstypen kunnen zich grote verschillen voordoen;
  • concrete milieu-informatie over een specifiek bedrijf heeft meer waarde dan algemene informatie;
  • de afstanden hebben betrekking op de afstand tot een rustige woonwijk; in een andere omgeving kunnen dus andere afstanden mogelijk zijn;
  • afdoende milieuhygiënische maatregelen bij de bron, bij de overdracht of bij de ontvanger,
    kunnen een kortere afstand eventueel mogelijk maken.

In de lijsten wordt onderscheid gemaakt voor de ruimtelijk relevante milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De grootste van deze vier richtafstanden is bepalend voor de indeling van een activiteit in een milieucategorie. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kan gemotiveerd een kleinere afstandrichtlijn worden aangehouden, omdat gezien de aanwezige functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting aanwezig is. De richtafstand dient te worden gemeten tussen enerzijds de grens van de bestemming van he bedrijf (Heiploeg) en anderzijds de grens van de bestemming waarbinnen een woning met bijbehorende bebouwing mogelijk is.

Heiploeg is een categorie 4.2 bedrijf (visverwerking anderszins p.o. > 1.000 m2). De richtafstand tussen zo'n functie en een milieugevoelige locatie (woning) is 300 m. Deze afstand wordt bepaald door het aspect geur (stof 10 m – geluid 50 m – gevaar 30 m). Daarnaast geeft de VNG een index voor de verkeersaantrekkende werking voor dit type bedrijf. Het wordt aangemerkt als 'potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking'. Binnen de afstanden van stof (10 m), gevaar (30 m) en geluid (50) zijn geen milieugevoelige functies aanwezig.

Gezien de aard van de omgeving kan een kleinere afstandrichtlijn worden gerechtvaardigd. In de nabijheid van het plangebied zijn reeds (agrarische en/of recreatieve) bedrijven aanwezig. In het gebied is sprake van aanwezige functiemenging en ligging nabij een provinciale weg, hierdoor is een hogere milieubelasting aanwezig. De contour (categorie 4.2) kan hierdoor worden teruggebracht van 300 naar 200 m. Binnen de contour van 200 m bevinden zich enkele (milieugevoelige) functies.

Voor de vigerende omgevingsvergunning (revisie) is door Heiploeg een geuronderzoek uitgevoerd waarin als relevante geurbronnen de afvalwaterzuivering en de uitlaten van de kokerij aangegeven zijn. Ook is in het geurrapport en in de omgevingsvergunning beschreven waarom bij de dichtstbij gelegen woningen van derden geen sprake is van een onacceptabele geurhinder. Met de uitbreiding van de fabriek zal de situatie met betrekking tot de geuremissies niet veranderen. De kokerij zal namelijk niet uitgebreid of verplaatst worden en ook de grootte/omvang van de afvalwaterzuivering zal niet veranderen.

Aan de noordzijde in het plangebied is een boerderij aanwezig. Deze boerderij is in eigendom van Heiploeg. In het  voorliggende bestemmingsplan is de boerderij voorzien van de bestemming Bedrijf - Opslag met een aanduiding categorie 2.  De richtafstand tussen zo'n functie en een milieugevoelige locatie is 30 m. De dichtstbijzijnde bebouwing (recreatieterrein) ligt op circa 110 meter ten noorden van de boerderij. Voor het aspect milieuzonering treden geen belemmeringen op.  

4.7 Luchtkwaliteit

Regelgeving

Nederland heeft de regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing) en locaties waartoe leden van het publiek gewoonlijk geen toegang hebben'.

Onderzoek

Er is onderzoek uitgevoerd om te kunnen beoordelen wat de invloed van de aangevraagde activiteiten van Heiploeg op de luchtkwaliteit in de omgeving is en of de inrichting voldoet aan de wettelijke luchtkwaliteitseisen.

In het onderzoek is rekening gehouden met de emissie als gevolg van het vrachtverkeer, personenwagens en heftrucks op het terrein van de inrichting, de emissie als gevolg van de dieselaggregaat ten behoeve van de sprinkler en de emissie als gevolg van het inrichtingsverkeer op de openbare weg.

Uit het onderzoek blijkt dat de berekende jaargemiddelde concentratie fijn stof PM10, ultrafijn stof PM2,5 en de jaargemiddelde concentratie NO2 als gevolg van de bovengenoemde emissies (ruimschoots) lager zijn dan de te hanteren grenswaarden.

Het onderzoek luchtkwaliteit d.d. 13 januari 2018 is opgenomen als Bijlage 6 bij de toelichting.

Conclusie

Uit de rekenresultaten blijkt dat de invloed van Heiploeg op de luchtkwaliteit in de omgeving beperkt en dermate laag is dat de inrichting geen overschrijding veroorzaakt van de gestelde eisen uit de Wet milieubeheer.

4.8 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft het risico dat aan bepaalde activiteiten verbonden is voor niet bij de activiteit betrokken personen. Het externe veiligheidsbeleid richt zich op het voorkomen en beheersen van risicovolle bedrijfsactiviteiten en van risicovol transport (onder andere van gevaarlijke stoffen). Het gaat daarbij om de bescherming van individuele burgers en groepen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen of omstandigheden. Risicobronnen kunnen onderscheiden worden in risicovolle inrichtingen (onder andere lpg-tankstations), vervoer van gevaarlijke stoffen (via wegen, spoorwegen, waterwegen) en leidingen (onder andere aardgas, vloeibare brandstof en elektriciteit).

Inrichtingen

Op 13 februari 2009 is het gewijzigde Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) in werking getreden. Dit besluit geeft voorwaarden voor nieuwe en bestaande situaties ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van inrichtingen waarin bepaalde gevaarlijke stoffen worden gebruikt, opgeslagen of geproduceerd.

Het plaatsgebonden risico is een maat voor het overlijdensrisico op een bepaalde plaats waarbij het niet van belang is of op die plaats daadwerkelijk een persoon aanwezig is. In het besluit is het plaatsgebonden risico gedefinieerd als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een inrichting zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof.

Ten tweede kent het besluit het zogenaamde groepsrisico. Hierbij gaat het om de kans per jaar dat een groep mensen in minimaal een bepaalde omvang slachtoffer wordt van een ongeval. In het besluit wordt dit gedefinieerd als de (cumulatieve) kansen dat ten minste 10, 100 of 1.000 personen overlijden als direct gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van de inrichting en van één ongeval in die inrichting, waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Het groepsrisico moet worden bepaald binnen het invloedsgebied van de inrichting. Voor het groepsrisico gelden, anders dan voor het plaatsgebonden risico, geen grenswaarden, maar slechts oriënterende waarden. Het gaat om een maatschappelijke verantwoordingsplicht aan de hand van het risico. Ten aanzien hiervan moet een belangenafweging plaatsvinden. De wijze waarop met het groepsrisico moet worden omgegaan, blijkt uit de Regeling externe veiligheid inrichtingen en de beschikbare 'Handreiking Groepsrisico'.

CONCLUSIE
Om te bepalen of in en in de directe omgeving van het plangebied risicovolle inrichtingen liggen, is de risicokaart van de provincie Groningen geraadpleegd. In de nabijheid van het plangebied liggen risicovolle inrichtingen op een dusdanig grote afstand dat geen belemmeringen aanwezig zijn voor het planvoornemen.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Ten westen van Heiploeg ligt de N388 waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De provincie Groningen heeft de N388 opgenomen in het Provinciaal Basisnet Groningen. De weg heeft onder andere een invloedsgebied van 200 m. Wanneer er ontwikkelingen plaatsvinden in het invloedsgebied moet het groepsrisico worden verantwoord. De Omgevingsdienst Groningen heeft op verzoek van de gemeente De Marne een risicoberekening gemaakt ten aanzien van het groepsrisico van de provinciale weg, als gevolg van een calamiteit met een wegtransport. In het onderzoek is het berekende groepsrisico voor de huidige situatie en voor de situatie na uitbreiding van Heiploeg inzichtelijk gemaakt. Hieruit is voor het plaatsgebonden risico en het groepsrisico het volgende gebleken:

  • Veiligheidszone 1 provinciale wegen (PRmax) van de provinciale weg N388 reikt niet tot het plangebied;
  • Veiligheidszone 3 transport van de provinciale weg N388 reikt tot over de terrein grens van Heiploeg. Echter het gebouw van Heiploeg is gelegen op een afstand van circa 70 m en de uitbreiding is gelegen op een afstand van circa 250 m afstand van de provinciale weg. Het gebouw en de uitbreiding van Heiploeg zijn gelegen buiten de veiligheidszone 3 transport van 30 m van de provinciale weg N388. Verder betreft de uitbreiding geen object voor minder zelfredzame personen en hierdoor is dit aspect niet relevant;
  • Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de provinciale weg N388 geldt een veiligheidszone 2 invloedsgebied provinciale wegen van 355 meter en is gelegen over het plangebied.

Groepsrisico

  • Het berekende groepsrisico voor de provinciale weg N388 is gelegen onder de oriënterende waarde;
  • Het berekende groepsrisico voor de provinciale weg N388 is na uitbreiding van Heiploeg eveneens gelegen onder de oriënterende waarde.

CONCLUSIE
Ten aanzien van het voornemen treden er geen belemmeringen op met betrekking tot het aspect vervoer van gevaarlijke stoffen. Het advies van de Omgevingsdienst Groningen is opgenomen als Bijlage 7 bij de toelichting.

Buisleidingen

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleiding (Bevb) met de bijbehorende Regeling externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Waar in de oude regelgeving werd uitgegaan van bebouwings- en toetsingsafstanden, sluit het nieuwe besluit aan op het Bevi. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen waar buisleidingen een rol spelen dient rekening te worden gehouden met de belemmerende strook (5 m), het plaatsgebonden risico (10-6-contour) en het groepsrisico (1%-letaliteitsgrens, het invloedsgebied).

CONCLUSIE
Naast inrichtingen, geeft de risicokaart van de provincie ook de ligging van buisleidingen weer. De dichtstbijzijnde aardgastransportleiding ligt op een afstand van circa 1.000 m, waardoor het buiten de invloedssfeer van de leidingen ligt. Het planvoornemen wordt niet belemmerd.

4.9 Vormvrije m.e.r.-beoordeling

In lijst D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. zijn activiteiten opgenomen die m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Wanneer de actviteiten onder de in kolom 2 van de lijst D opgenomen drempelwaarden blijven, moet het bevoegd gezag zich er nog steeds van vergewissen of de activiteiten geen aanzienlijke milieugevolgen kunnen hebben, de zogenaamde 'vergewisplicht'.

Als gevolg van de meest recente wijziging van het Besluit m.e.r. op 21 april 2017 (in werking getreden op 7 juli 2017) geldt de verplichting om een aanmeldnotitie voor een vormvrije m.e.r.-beoordeling op te stellen en in te dienen bij het bevoegd gezag, waarin informatie wordt gegeven over de kenmerken van het project, de plaats van het project en de kenmerken van de potentiële effecten. Het bevoegd gezag moet op grond van deze aanmeldnotitie vervolgens beoordelen of voor de activiteit een m.e.r.-beoordeling of milieueffectrapportage moet worden gemaakt. Dit wordt gemotiveerd in de overwegingen van het bestemmingsplan.

TOETSING
In onderdeel D 11.3 van de bijlage van het Besluit m.e.r zijn de drempelwaarden voor 'de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein' opgenomen. De drempelwaarde is 75 hectare of meer. De beoogde ontwikkeling uit voorliggend bestemmingsplan blijft naar schaal en omvang ruimschoots onder de drempelwaarden van de activiteiten zoals opgenomen in onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r.

Initiatiefnemer heeft een aanmeldnotitie vormvije m.e.r.-beoordeling ingediend bij het bevoegd gezag, waarin de gevolgen van de voorgenomen activiteit worden beschreven. Aan de hand van deze informatie zal het bevoegd gezag een beslissing nemen of voor de voorgenomen activiteit een milieueffectrapport moet worden opgesteld.

Conclusie

P.M. Beslissing vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Hoofdstuk 5 Juridische vormgeving

5.1 Juridisch systeem

5.1 Juridisch systeem

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat de regeling voor de opzet en de inhoud van een bestemmingsplan. In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is deze regeling verder uitgewerkt.

Het bestemmingsplan bestaat uit:

  • een verbeelding van het bestemmingsplangebied waarin alle bestemmingen van de gronden worden aangewezen;
  • de regels waarin de bestemmingen worden beschreven en waarbij per bestemming het doel wordt of de doeleinden worden genoemd.

Bij het bestemmingsplan hoort een toelichting.

Ook zijn de regels van de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP 2012) toegepast. Met deze standaard worden de regels en de verbeelding zodanig opgebouwd en ingericht dat bestemmingsplannen goed met elkaar kunnen worden vergeleken.

In het voorliggende plan worden de begrippen uit de Wabo gehanteerd.

5.2 Regels

In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn verwoord in de planregels. Zo wordt een toelichting gegeven op het juridische systeem en op de bestemming.

5.2.1 Inleiding

BEGRIPPEN
In de regels zijn begripsomschrijvingen opgenomen. Het opnemen van begrippen is beperkt tot die begrippen, waarbij sprake is van een (mogelijke) afwijkende betekenis in het algemeen spraakgebruik en/of technische begrippen, waarbij een vereenvoudigde omschrijving de leesbaarheid bevordert. Begrippen die zijn voorgeschreven in de SVBP 2012 worden ook conform de SVBP 2012 overgenomen.

WIJZE VAN METEN
Met het oog op het kunnen bepalen van de in de regels aangegeven oppervlakte, bouwhoogten, dakhelling en inhoud van bouwwerken is aangegeven waar en hoe deze worden gemeten. Tevens is aangegeven welke onderdelen van gebouwen buiten beschouwing blijven, bij het toepassen van de regels. Dit betreft onder meer het in geringe mate mogen overschrijden van bouw- en bestemmingsgrenzen met ventilatiekanalen, schoorstenen, en kroonlijsten en dergelijke. In de SVBP 2012 zijn standaarden beschreven waaraan deze regels moeten voldoen. Indien van toepassing, worden deze één op één overgenomen.

5.2.2 Bestemmingsregels

Een bestemming is een omschrijving van aan de grond toegekende functies, zoals wonen, bedrijven, groenvoorzieningen enzovoorts. De aard van de toegelaten inrichting van de gronden (bouwwerken en werken, geen bouwwerken zijnde) vloeit dan voort uit de toegelaten functies. In de bestemmingsplannen worden meerdere bestemmingen onderscheiden. Aan deze bestemmingen zijn regelingen als de bestemmingsomschrijving, bebouwingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden gekoppeld.

Het bestemmingsplan kent de volgende bestemmingen:

In die bestemmingen kunnen de volgende onderdelen voorkomen:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • wijzigingsbevoegdheid.
5.2.2.1 Agrarisch - Landschappelijke en natuurlijke waarden

Deze bestemming laat toe dat de voor deze bestemming aangewezen gronden bestemd zijn voor cultuurgrond, het behoud en herstel van de landschappelijke en natuurlijke waarden, dagrecreatie, verkeer, nutsvoorzieningen en de landschappelijke inpassing van het naastgelegen garnalenverwerkingsbedrijf. Voor de betreffende gronden geldt dat er geen gebouwen en overkappingen mogen worden gebouwd en dat overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten hoogste 3 m mogen zijn. Erf- en perceelafscheidingen mogen ten hoogste 1 m zijn en overige bouwwerken voor openbare verkeersvoorzieningen mogen niet hoger worden dan 10 m.

5.2.2.2 Bedrijf - Garnalenverwerking

De gronden in het bestemmingsplan met de bestemming 'Bedrijf - Garnalenverwerking' zijn bestemd voor de uitoefening van een garnalenverwerkingsbedrijf. Dat houdt in dat ter plaatse een groothandel in garnalen, (vis)producten en schaaldieren is toegestaan, alsmede het bewerken, verwerken, importeren en exporteren van garnalen, (vis)producten en schaaldieren. Alle gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn bestemd voor de bedrijfsactiviteiten moeten worden gebouwd binnen het bouwvlak. Buiten het bouwvlak mogen alleen bouwwerken zoals vlaggenmasten, lichtmasten, reclame-uitingen en erf- en terreinafscheidingen worden gebouwd.

Verder regelt het bestemmingsplan dat op de gronden met de bestemming 'Bedrijf - Garnalenverwerking' maximaal een gezamenlijke oppervlakte van 48.563 m2 aan gebouwen mag komen.

De maximum bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak is 15 m. Dit betreft bijvoorbeeld slibtanks en stikstoftanks.

De bestaande dijk wordt verlengd en de nieuwe dijk wordt opgehoogd tot 7,5 m. De dijk is aangeduid als 'specifieke bouwaanduiding - dijk'.

Binnen de bestemming is geen aanduiding 'bedrijf tot en met milieucategorie 4.2 opgenomen. Dit omdat de bestemming al heel specifiek in het plan is geregeld en de geluid- en geuraspecten in de milieuvergunning zodanig zijn geregeld dat uitbreiding van activiteiten die geurhinder of geluidhinder veroorzaken (buiten de nu onderzochte uitbreiding) alleen mogelijk is als dit (na onderzoek) binnen de vergunning past.

In de specifieke gebruiksregels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen voor het aanleggen en in stand houden van de landschappelijke inpassing, het realiseren en in stand houden van een waterberging en voor het realiseren en in stand houden van een toegang aan de zuidoostzijde van het plangebied ten behoeve van de brandweer.

5.2.2.3 Bedrijf - Opslag

De gronden in het bestemmingsplan met de bestemming 'Bedrijf - Opslag' zijn bestemd voor de uitoefening van bedrijfsactiviteiten die zijn genoemd in Bijlage 3 van de regels waarbij men in acht moet nemen dat de betreffende bedrijfsactiviteiten niet meer mogen zijn dan tot en met milieucategorie 2 van de Bijlage 3 is toegelaten en de bedrijfsactiviteiten worden beperkt tot opslag. Voor de gronden met deze bestemming geldt dat ten aanzien van gebouwen en overkappingen er niet meer mag worden gebouwd dan de bestaande situatie.

5.2.2.4 Waarde - Archeologie 2

De gronden die zijn uitgerust met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Om het behoud van archeologische waarden na te streven is bepaald dat geen bouwwerken op de betreffende gronden mogen worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,4 m beneden het maaiveld wordt geroerd. Een uitzondering hierop is dat voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 15 m2 wordt uitgebreid of (nieuwe) bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 15 m2. Wel kan in sommige gevallen van deze bouwregels worden afgeweken door middel van een omgevingsvergunning.

5.2.2.5 Waarde - Archeologie 4

De gronden die zijn uitgerust met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud van archeologische waarden. Op de gronden met deze dubbelbestemming mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarbij de bodem dieper dan 0,5 m beneden het maaiveld wordt geroerd. Een uitzondering hierop is dat voor het bouwen van bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken waarbij de oppervlakte met ten hoogste 200 m2 wordt uitgebreid of (nieuwe) bouwwerken met een oppervlakte kleiner dan 200 m2. Wel kan in sommige gevallen van deze bouwregels worden afgeweken door middel van een omgevingsvergunning.

5.2.2.6 Waarde- Invloedsgebied wierden

De zesde bestemming die voorkomt in het plangebied is de dubbelbestemming 'Waarde - Invloedsgebied wierden'. De gronden die zijn uitgerust met de dubbelbestemming 'Waarde - Invloedsgebied wierden' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de openheid van, het zicht op en de herkenbaarheid van wierden en wierdendorpen. Deze dubbelbestemming omvat geen bouwregels maar wel specifieke gebruiksregels. Deze gebruiksregels bepalen dat het gebruik van de gronden voor houtteelt en voor de aanleg van bossen en boomgaarden strijdig is met deze dubbelbestemming.

De dubbelstemming 'Waarde - Invloedsgebied wierden' is niet op de gronden gelegd die behoren tot het bouwvlak van de bestemming 'Bedrijf - Garnalenverwerking'. Dit omdat deze bestemming reeds ingericht is als een bedrijf en grotendeels verhard en bebouwd is. Hierdoor is de bepaling zoals opgenomen in Artikel 8 niet meer van belang.

5.2.2.7 Waarde - Wierden

De laatste bestemming in het bestemmingsplan is de dubbelbestemming 'Waarde - Wierden'. Deze dubbelbestemming ligt over de huiswierde van de boerderij Menkemaheerd. De gronden die zijn uitgerust met de dubbelbestemming 'Waarde - Invloedsgebied wierden' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van het reliëf van de wierde (Menkemaheerd) die zich daar bevindt. Deze dubbelbestemming omvat geen bouwregels maar wel specifieke gebruiksregels. Deze gebruiksregel bepaalt dat het in ieder geval strijdig met de bestemming is om bodemingrepen uit te voeren.

5.2.3 Algemene regels
5.2.3.1 Anti-dubbeltelregel

Deze bepaling is opgenomen om te voorkomen dat bij opeenvolgende bouwaanvragen waarbij een bepaalde oppervlakte aan grond als voorwaarde is geformuleerd, dezelfde grond opnieuw bij de afweging omtrent vergunningverlening wordt betrokken. De anti-dubbeltelregel wordt conform het Bro overgenomen in het bestemmingsplan.

5.2.3.2 Algemene afwijkingsregels

Deze bepaling regelt dat tot en met 10% kan afwijken van de maten, afmetingen en percentages die de bestemmingsregels geven. Van deze algemene afwijkingsregels is uitgezonderd de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen. Verder bepaalt de afwijkingsregel ook dat, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft, het beloop van wegen mag worden gewijzigd. Tot slot mag van de bestemmings- en bouwgrenzen worden overschreden indien er sprake is van een meetverschil. Voor alle drie de afwijkingen geldt dat de afwijking alleen kan indien het bevoegde gezag daartoe een omgevingsvergunning voor verleend en indien er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het bebouwingsbeeld en de landschappelijke waarden;
  • de verkeersveiligheid.
5.2.4 Overgangs- en slotregels

OVERGANGSRECHT
In het bestemmingsplan is het overgangsrecht conform het Bro opgenomen. De peildata voor overgangsrechtelijke situaties aangaande bouwen en gebruik liggen op het moment van inwerkingtreding van het bestemmingsplan.

SLOTREGEL
In de slotregel is aangegeven onder welke benaming de regels worden aangehaald.

Hoofdstuk 6 Economische uitvoerbaarheid

De kosten die gepaard gaan met het plan worden door Heiploeg gedragen. De kosten die uit dit plan kunnen voortvloeien, zijn aanvragen voor een tegemoetkoming in schade. Aanvragen om tegemoetkoming in schade kunnen op voorhand niet worden uitgesloten. De gemeente zal daarom met Heiploeg een overeenkomst sluiten, zoals bedoeld in artikel 6.4a Wro. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap de kosten moet betalen die worden gemaakt in het belang van de aanvrager.

Een exploitatieplan is voor dit bestemmingsplan niet nodig.

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Heiploeg heeft op 7 maart 2017 een informatieavond georganiseerd voor omwonenden. Bewoners deden een aantal suggesties die in de bestaande en de nieuwe situatie tot een vermindering van de overlast zouden kunnen leiden. Heiploeg overweegt alle suggesties in overleg met de omwonenden.

Het voorontwerpbestemmingsplan zal gedurende 6 weken ter inzage liggen. In deze periode heeft eenieder de mogelijkheid zijn of haar reactie te geven op het bestemmingsplan. Ook zal in deze periode het bestemmingsplan worden toegezonden aan de wettelijke overlegpartners.