direct naar inhoud van Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Plan: Voorzieningencluster Lieshout
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPLHonderwijsliesh-VG01

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 Milieuzone - boringsvrije zone

9.1.1 Doel aanduiding

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en bescherming van de kleilaag in de bodem.

9.2 Specifieke gebruiksregels
9.2.1 Verbod

Het is ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' verboden:

  • a. boorputten op te richten en/of in exploitatie te nemen of te hebben;
  • b. grond- of funderingswerken uit te voeren op een diepte van drie meter of meer onder het maaiveld.

9.2.2 Uitzondering op het verbod
  • a. Het in lid 9.2.1 onder a vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
    • 1. boorputten voor de controle van het grondwater ten behoeve van de openbare drinkwatervoorziening;
    • 2. het onderzoeken of saneren van de bodem in het kader van de Wet bodembescherming;
    • 3. boorputten bestemd voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van industriĆ«le toepassingen en de openbare drinkwatervoorziening als bedoeld in artikel 6.4 van de provinciale milieuverordening, en onttrekkingen als bedoeld in artikel 6.5, onder b van de Waterwet; of
    • 4. boorputten, anders dan genoemd onder 1 tot en met 3, indien boven het voor de drinkwaterwinning bestemde grondwater een beschermende kleilaag is gelegen en de boorput de bovenzijde van de kleilaag niet bereikt.
  • b. Het in lid 9.2.1 onder b vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:
    • 1. indien grond wordt verwijderd en het bodemprofiel wordt aangevuld tot tenminste drie meter onder het maaiveld zoals dat aanwezig was voorafgaand aan de werkzaamheden, en aansluitend op eventueel aangelegde kunstwerken;
    • 2. indien bij het inbrengen van palen uitsluitend gebruik gemaakt wordt van:
      • grondverdringende gladde geprefabriceerde palen zonder verbrede voet;
      • in de grond gevormde palen waarbij een hulpbuis wordt gebruikt die niet plaatselijk verbreed is, grondverdringend wordt ingebracht en niet wordt getrokken; of
      • schroefpalen.
    • 3. indien boven het voor de drinkwaterwinning bestemde grondwater een beschermende kleilaag is gelegen en het grond- of funderingswerk de bovenzijde van de kleilaag niet bereikt.